Glucofix TECH 2K Bedienungsanleitung


Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Glucofix TECH 2K (8 Seiten) in der Kategorie Blutzuckermessgerät. Dieser Bedienungsanleitung war für 8 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet

Seite 1/8
1
Dank u voor het kiezen van de GLUCOFIX
® TECH 2K meter.
Wij hebben deze compacte bloedglucose- en ketonenmeter ontworpen voor het
sneller en eenvoudiger testen van uw bloedglucose en
β
-ketonen en hopen dat u er
veel gemak van zult hebben bij het onder controle houden van uw diabetes. In deze
handleiding wordt uitgelegd hoe u uw nieuwe meter moet gebruiken. Voordat u gaat
testen dient u deze handleiding aandachtig door te lezen, evenals de bijsluiters in de
verpakking: GLUCOFIX® TECH Sensor, GLUCOFIX® TECH
β
-Ketone Sensor, GLUCOFIX®
TECH Control, en GLUCOFIX® TECH Ket Control. Besteed bijzondere aandacht aan de
vermelde voorzorgsmaatregelen en waarschuwingen. Bewaar deze handleiding voor
latere raadpleging. Indien u vragen hebt kunt u voor assistentie contact opnemen met
Menarini Benelux NV (zie de gegevens achterin deze handleiding).
1. Bedoeld gebruik
Uw GLUCOFIX® TECH 2K meter en de teststrips GLUCOFIX
® TECH Sensor en
GLUCOFIX® TECH
β
-Ketone Sensor zijn medische hulpmiddelen voor in-vitro
diagnostiek die dienen voor de kwantitatieve meting van glucose en
β
-ketonen in
vers capillair volbloed. Zij zijn bestemd voor zelftesten bij het onder controle houden
van bloedglucose- en ketonenwaarden bij mensen met diabetes mellitus; ook kunnen
zij worden gebruikt door professionele zorgverleners. Zij zijn niet bedoeld voor het
diagnosticeren of screenen van diabetes en DKA, of voor gebruik bij pasgeborenen.
Verander uw behandeling niet op basis van testresultaten met deze meter zonder
eerst uw arts of professionele zorgverlener te hebben geraadpleegd.
Meter voor
bloedglucose en
β
-ketonen
2. Onderdelen van het systeem
2.1. Meter
VOORKANT
TESTSTRIPOPENING
UP/DOWN ( / )
TOETSEN
ENTER ( ) TOETS
TESTSTRIPOPENING
Teststrip gaat hierin.
ENTER ( ) TOETS
Houd gedurende 2 seconden ingedrukt om het metergeheugen te openen (§6.1)
of langer (4 seconden) om in de setup-modus te komen als u niet aan het testen bent
(§7).
UP/DOWN ( / ) TOETSEN
Druk op of om door verschillende opties en/of waarden te scrollen.
ACHTERKANT
BATTERIJHOUDER
NFC-ANTENNE
DATA TRANSFER PORT
ONTSPANKNOP
ONTSPANKNOP
Druk op deze knop om de gebruikte teststrip te verwijderen.
BATTERIJHOUDER
Voor twee CR2032 3V lithium-knoopcelbatterijen.
DATA TRANSFER PORT
Aansluitpoort voor PC-datakabel en Bluetooth-apparaat van A. Menarini Diagnostics.
METERDISPLAY
KLOK/WEKKERSYMBOOL HYPO/HYPER
DRUPPELSYMBOOL
HOOFDSCHERM
MEETEENHEID
TIJD
GEMIDDELDE
DATUMMARKERINGSSYMBOLEN
GEHEUGEN (MEM)
CONTROLE (CTL)
GLUCOSESYMBOOL
KETONENSYMBOOL
VERKEERDE TEMPERA-
TUUR-SYMBOOL
NFC-SYMBOOL
BATTERIJ LAAG-SYMBOOL
GEHEUGEN (MEM): geeft aan dat u het geheugen gebruikt (§6).
KLOK/WEKKERSYMBOOL: “klok” verschijnt bij instellen van de tijd (§7.1);
“wekker” verschijnt bij instellen van geluidsigna-
len en wordt weergegeven als er een wekker aan
is (§7.2).
HYPO/HYPER: verschijnen bij instellen van de drempelwaarden
voor hypoglykemie en hyperglykemie en als uw
testresultaten onder of boven deze waarden
vallen (§7.4).
DRUPPELSYMBOOL: knippert om aan te geven dat de meter klaar is
voor het testen met bloed of controlevloeistof
(§4.2, 4.3).
HOOFDSCHERM: -weergave van testresultaten, opgeslagen test
waarden, gemiddelde resultaten en meldingen.
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
2
MEETEENHEID:
toont de meeteenheid van uw meter (mg/dL of
mmol/L voor glucose, kan niet gewijzigd worden;
alleen mmol/L voor
β
-ketonen).
TIJD: toont de tijd (HH:MM, 12H AM/PM of 24H-formaat).
GEMIDDELDE: toont de periode m.b.t. het weergegeven
gemiddelde (1, 7, 14, 30, 60 of 90 dagen – §6.2).
DATUM: toont de datum (DD-MM-formaat).
MARKERINGSSYMBOLEN: weergegeven bij markeren van een testresultaat
(§4.4) of bekijken van een gemarkeerd resultaat.
Vóór maaltijd-markering.
Na maaltijd-markering.
Sport-markering.
Vinkje.
GLUCOSESYMBOOL: verschijnt wanneer de in het hoofdscherm
getoonde waarde betrekking heeft op
glucosetestresultaten.
KETONENSYMBOOL:
verschijnt wanneer de in het hoofdscherm getoon-
de waarde betrekking heeft op β-ketonentestre-
sultaten, bij instellen van de drempel voor de waar-
schuwing β-ketonentest of, indien knipperend en
weergegeven na een glucosetest, om aan te geven
dat een -ketonenmeting raadzaam is (§4.2).β
VERKEERDE TEMPERATUUR-
SYMBOOL: verschijnt bij testen buiten het toegestane
temperatuurbereik.
BATTERIJ LAAG-SYMBOOL: verschijnt wanneer de batterij vervangen moet
worden (§8.3).
NFC-SYMBOOL: verschijnt bij instellen van de functie NFC
(Near Field Communication) (§7.6) en wanneer
deze functie wordt ingeschakeld; knippert bij
dataverzending via NFC (§6.3.1).
CONTROLE (CTL): geeft een controlevloeistoftest aan (§4.3).
2.2. Teststrip
Onderstaande afbeelding toont hoe de GLUCOFIX
® TECH Sensor en GLUCOFIX®
TECH β-Ketone Sensor teststrips eruit zien. De GLUCOFIX
® TECH Sensor is wit, de
GLUCOFIX® TECH β-Ketone Sensor is licht paars van kleur.
DRUPPEL BLOED/
CONTROLEVLOEISTOF
HIER AANBRENGEN
TESTVELD
DIT UITEINDE IN DE
METER INVOEREN
3. Voordat u gaat testen
3.1. Waarschuwing voor het gebruik van de meter
De datum en tijd zijn vooraf in de meter ingesteld. Controleer voor het eerste gebruik
of de datum en tijd correct zijn, en corrigeer de instellingen eventueel. Controleer altijd
de instellingen nadat u de batterij hebt vervangen (§8.3).
LET OP
â—Ź
Voor nauwkeurige testresultaten, de meter 30 minuten in de volgende omgevingscon-
dities laten acclimatiseren alvorens uw bloedglucose- of ketonenwaarden te meten:
Glucosetest
- temperatuur: 5 tot 45 °C (41 tot 113 °F);
- luchtvochtigheid: 20 tot 90% RH (relatieve vochtigheid).
β-ketonentest
- temperatuur: 10 tot 40 °C (50 tot 104 °F);
- luchtvochtigheid: < 85% RH.
â—Ź Bewaar of gebruik de meter niet waar:
- er sterke temperatuurschommelingen zijn;
- de luchtvochtigheid hoog is en condensvorming veroorzaakt (badkamers,
droogruimtes, keukens, enz.);
- een sterk elektromagnetisch veld aanwezig is (dichtbij een magnetronoven,
mobiele telefoon, enz.).
â—Ź Gebruik de meter niet nadat hij in een vloeistof is gevallen of als er vloeistof in is
gekomen, ook niet indien opgedroogd.
â—Ź
Raak de teststripopening van de meter niet met uw handen aan. Er is een thermische
sensor in de meter aangebracht om fouten tot een minimum te beperken.
â—Ź Sluit de datakabel niet aan op de data transfer port tijdens het testen. De meter
kan hierdoor beschadigd raken, en onnauwkeurige testresultaten opleveren.
â—Ź Breng geen bloed direct op de teststripopening van de meter aan.
â—Ź Deel uw meter niet met anderen om het risico van infecties te voorkomen.
â—Ź Hanteer uw meter met zorg; door harde schokken, bijvoorbeeld bij vallen, kan de
elektronica beschadigd raken.
â—Ź
De meter voldoet aan de van toepassing zijnde vereisten voor elektromagnetische
compatibiliteit (EMC). U dient de meter echter niet te gebruiken bij mobile devices
of elektrische of elektronische apparaten die een elektromagnetische stralingsbron
vormen, aangezien hierdoor de correcte werking van de meter kan worden beĂŻnvloed.
3.2. Waarschuwing voor het gebruik van de teststrips
LET OP
â—Ź Gebruik voor het testen met de GLUCOFIX
® TECH 2K meter alleen GLUCOFIX®
TECH Sensor of GLUCOFIX® TECH β-Ketone Sensor teststrips. Gebruik geen
andere teststrips, dit geeft onnauwkeurige resultaten.
â—Ź Gebruik de teststrips niet na hun vervaldatum. De vervaldatum is naast
het symbool op het teststrippotje (glucoseteststrip) of op het foliezakje
( -ketonenteststrip) aangegeven.β
â—Ź Voor nauwkeurige resultaten, teststrips ten minste 30 minuten in de volgende
omgevingscondities laten acclimatiseren alvorens uw bloedglucose- of
ketonenwaarden te meten:
Glucosetest
- temperatuur: 5 tot 45 °C (41 tot 113 °F);
- luchtvochtigheid: 20 tot 90% RH.
β
-ketonentest
- temperatuur: 10 tot 40 °C (50 tot 104 °F);
- luchtvochtigheid: < 85% RH.
● Gebruik de GLUCOFIX® TECH Sensor teststrips niet als 9 maanden of meer zijn
verstreken sinds het potje voor het eerst werd geopend.
â—Ź Gebruik geen natte of beschadigde teststrips.
â—Ź De teststrips zijn uitsluitend voor eenmalig gebruik. Gebruik geen teststrips die
reeds bloed of controlevloeistof hebben geabsorbeerd.
â—Ź Bewaar alle ongebruikte teststrips in het originele potje en sluit het onmiddellijk
weer goed af nadat u er een teststrip hebt uitgenomen, zodat de kwaliteit
behouden blijft. Breng ze niet over in een andere verpakking.
4. Meten van uw bloedglucosewaarde
4.1. Bloedmonster prikken
Lees de betreffende gebruiksinstructies voor informatie over hoe u de prikpen moet
gebruiken.
LET OP
â—Ź De prikplaats met water en zeep wassen en goed afdrogen alvorens een
bloeddruppel af te nemen.
â—Ź Deel dezelfde lancet of prikpen niet met anderen om het risico van infecties te
voorkomen.
â—Ź Gebruik altijd een nieuwe lancet. Lancetten zijn voor eenmalig gebruik. Gebruik
een reeds gebruikte lancet niet opnieuw.
4.1.1. Testen op alternatieve prikplaatsen (Alternative Site
Testing, AST)
Met deze meter kunt u de glucosewaarden testen
van bloed uit uw vingertop, handpalm en onderarm.
Testresultaten uit andere plaatsen dan de vingertop
kunnen echter afwijken van vingertopresultaten.
Raadpleeg uw arts of professionele zorgverlener
alvorens bloed uit de handpalm of onderarm te testen.
Gebruik bloed uit: Als u gaat testen:
Vingertop, palm,
onderarm
• Vóór maaltijden.
• Twee uur of meer na maaltijden.
• Twee uur of meer na sporten.
Vingertop • Wanneer de mogelijkheid bestaat dat uw bloedgluco-
sewaarden snel veranderen (bijv. na maaltijden of li-
chaamsbeweging)
• Wanneer u symptomen van hypoglykemie voelt zoals
transpireren, koud zweet, een zwevend gevoel of trillen
• Wanneer onmiddellijk testen noodzakelijk is i.v.m. ver-
moede hypoglykemie
•
Als u zich niet goed voelt, zoals bij een neusverkoudheid, enz.
4.2. Testen van uw bloedglucose
1. Schuif een nieuwe GLUCOFIX® TECH Sensor (witte) teststrip in de teststripopening.
Het druppelsymbool begint te knipperen op het display en het glucosesymbool
“Glu” verschijnt in de linker onderhoek van het display. Indien er niets op het display
verschijnt, verwijder de teststrip dan, schuif hem opnieuw in de opening en wacht
tot het druppelsymbool gaat knipperen.
3
2. Breng de bloeddruppel op het uiteinde van de teststrip aan tot het testveld vol
is. Er klinkt een pieptoon (indien ingeschakeld) en een teller op het display begint af
te tellen.
AANWIJZINGEN
â—Ź Voor nauwkeurige testresultaten, de bloeddruppel binnen 20 seconden na het
prikken op het uiteinde van de teststrip aanbrengen.
â—Ź Test geen bloeddruppel die uitloopt of uitvloeit op de prikplaats.
â—Ź Smeer geen bloed op de teststrip.
â—Ź Druk de teststrip niet tegen de prikplaats.
â—Ź Raak de teststrip niet aan nadat de meter met het aftellen is begonnen.
3. Lees uw testresultaat af. U hoort een pieptoon wanneer het testresultaat op het
display verschijnt, samen met het glucosesymbool “Glu”.
LET OP
● Als “LO” of “HI” op het display verschijnt:
De test herhalen. Als “LO” of “HI” nog steeds verschijnt, contact opnemen met
uw arts of professionele zorgverlener. “LO” verschijnt als uw testresultaat lager
is dan 1,1 mmol/L. “HI” verschijnt als uw testresultaat hoger is dan 33,3 mmol/L.
● De aanduidingen “hypo” of “hyper” kunnen verschijnen afhankelijk van de
drempelwaarde die u hebt ingesteld (§7.4).
â—Ź Waarschuwing
β
-ketonentest.
Indien uw bloedglucosewaarde boven een bepaalde drempelwaarde (13,9 mmol/L
of hoger, in te stellen) ligt, begint het ketonensymbool in de linker onderhoek van
het display te knipperen en er klinkt een herhaalde pieptoon, om de gebruiker te
waarschuwen dat het raadzaam is een bloedketonentest uit te voeren.
â—Ź Indien de testresultaten niet overeenkomen met hoe u zich voelt:
Controleer of u de test correct hebt uitgevoerd zoals uitgelegd in §4.2. Voer
vervolgens een glucosecontroletest uit om na te gaan of het systeem goed werkt
(§4.3). Herhaal de test met een bloeddruppel uit een vingertop (gebruik geen
alternatieve prikplaats).
â—Ź Indien het testresultaat nog steeds niet overeenkomt met hoe u zicht voelt, neem
dan contact op met uw arts of professionele zorgverlener.
4. Druk op de ontspanknop om de teststrip te verwijderen. De meter schakelt uit.
LET OP
â—Ź Houd uw meter omlaag en van anderen af gericht wanneer u de gebruikte
teststrip uitwerpt.
â—Ź Wegwerpen van biogevaarlijk afval
Gebruikte teststrips en lancetten zijn biogevaarlijk afval. Zij moeten daarom worden
weggeworpen in overeenstemming met de lokale regelgeving voor biogevaarlijk afval.
4.3. Glucose-controlevloeistoftest
Voer een controletest uit als:
â—Ź u vermoedt dat de meter of de GLUCOFIX
® TECH Sensor teststrips niet goed werken;
â—Ź de meter is gevallen;
â—Ź de meter is beschadigd;
â—Ź de bloedglucose-testresultaten niet overeenkomen met hoe u zich voelt:
â—Ź u de werking van de meter en de GLUCOFIX
® TECH Sensor teststrips wilt controleren
wanneer u ze voor het eerst ontvangt of elke keer dat u hun werking wilt controleren
voorafgaand aan een bloedglucosetest.
AANWIJZINGEN
● Gebruik alleen GLUCOFIX® TECH Control (apart geleverd) om uw meter en
GLUCOFIX® TECH Sensor teststrips te testen.
â—Ź Gebruik de controlevloeistof GLUCOFIX
®
TECH Ket Control niet voor het testen van
de GLUCOFIX® TECH Sensor teststrips: dit zou verkeerde resultaten geven.
LET OP
â—Ź Gebruik de controlevloeistoffen niet na hun vervaldatum. De vervaldatum is op
het controlevloeistofflesje aangegeven naast het symbool.
â—Ź
Voor nauwkeurige testresultaten, controlevloeistof ten minste 30 minuten in de vol-
gende omgevingscondities laten acclimatiseren alvorens de controletest uit te voeren:
- temperatuur: 5 tot 45 °C (41 tot 113 °F);
- luchtvochtigheid: 20 tot 90% RH.
â—Ź Gebruik de controlevloeistoffen niet als 3 maanden of meer zijn verstreken sinds
het flesje voor het eerst werd geopend.
â—Ź
Drink de controlevloeistof niet. Deze is niet voor menselijke consumptie bestemd.
â—Ź Vermijd contact van de vloeistof met de huid en de ogen aangezien dit
ontstekingen kan veroorzaken.
Ga als volgt te werk om een glucose-controlevloeistoftest uit te voeren:
1. Schuif een nieuwe GLUCOFIX® TECH Sensor teststrip in de teststripopening. Het
druppelsymbool begint te knipperen op het display en het glucosesymbool
“Glu” verschijnt in de linker onderhoek van het display. Indien er niets op het display
verschijnt, verwijder de teststrip dan, schuif hem opnieuw in de opening en wacht
tot het druppelsymbool gaat knipperen.
2 Selecteer de testaanduiding 'ctl'. (§2.1).
WAARSCHUWING
● Indien 'ctl' niet geselecteerd wordt vóór het uitvoeren van de controlevloeistoftest,
zal het resultaat als een bloedtest worden opgeslagen, en voor het berekenen van
gemiddelde waarden worden gebruikt.
â—Ź Selecteer de aanduiding 'ctl' altijd voordat u een controlevloeistoftest uitvoert
anders kunnen de resultaten buiten het acceptabele bereik vallen. Om de
aanduiding 'ctl' in te schakelen, eenmaal op Ă©Ă©n van de pijltoetsen ( / )
drukken terwijl het druppelsymbool op het display knippert.
3. Schud het controlevloeistofflesje zachtjes voor het testen. Laat voor gebruik een
eerste druppel wegvloeien. Knijp een druppel controlevloeistof op een schone,
harde en droge ondergrond.
4. Raak de druppel controlevloeistof met het uiteinde van de teststrip aan tot
het testveld vol is. Er klinkt een pieptoon (indien ingeschakeld) en een teller op het
display begint af te tellen.
AANWIJZINGEN
â—Ź De test start niet als u de controlevloeistof direct op het testveld aanbrengt. De
test start wanneer de meter de controlevloeistof detecteert. Tijdens de test telt de
meter af van 5 tot 1.
● Sluit het controlevloeistofflesje goed af.
â—Ź nadat de meter met het aftellen is begonnen.Raak de teststrip niet aan
5. Controleer of uw testresultaat binnen het acceptabele bereik ligt dat op
het etiket van het GLUCOFIX
® TECH Sensor teststrippotje is aangegeven. Als het
resultaat buiten het bereik valt, controleer dan of er geen fouten in de procedure
zijn gemaakt, en herhaal de controlevloeistoftest.
LET OP
â—Ź Als u nog steeds testresultaten krijgt die buiten het acceptabele bereik vallen,
dient u het systeem niet langer te gebruiken en contact op te nemen met de
klantenservice van Menarini Benelux NV.
6. Druk op de ontspanknop om de teststrip te verwijderen. De meter schakelt uit.
4.4. Markeren van testresultaten
Nadat u een bloedglucose- (geen controlevloeistof-) test met een geldig resultaat hebt
uitgevoerd, kunt u het resultaat als volgt markeren:
1. Begin bij punt 3 van de bloedglucosetestprocedure (resultaat op het display
weergegeven, §4.2).
Druk op tot de symbolen van de markering beginnen te knipperen. Druk op of
om (achteruit of vooruit) door de symbolen te scrollen, in de onderstaande volgorde:
Vóór maaltijd-markering.
Na maaltijd-markering.
Sport-markering.
Vinkje (algemene markering).
Leeg (bij bevestiging wordt hiermee een eerder geselecteerde markering
uitgeschakeld).
2. Druk op om de geselecteerde markering te bevestigen. U kunt meerdere
markeringen selecteren (maar slechts Ă©Ă©n bij instellen van of ) door
stap 1 & 2 te herhalen.
3. Ga terug naar punt 4 van de glucosetestprocedure (§4.2).
5. Meten van uw bloedketonenwaarde
5.1. Bloedmonster prikken
Lees de betreffende gebruiksinstructies voor informatie over hoe u de prikpen moet
gebruiken.
LET OP
â—Ź De prikplaats met water en zeep wassen en goed afdrogen alvorens een
bloeddruppel af te nemen.
â—Ź Deel dezelfde lancet of prikpen niet met anderen om het risico van infecties te
voorkomen.
â—Ź Gebruik altijd een nieuwe lancet. Lancetten zijn voor eenmalig gebruik. Gebruik
een reeds gebruikte lancet niet opnieuw.
De GLUCOFIX®
TECH
β
-Ketone Sensor teststrip is niet bestemd voor testen op
alternatieve prikplaatsen (AST). Gebruik alleen vers capillair volbloed uit de vingertop
om te testen.


Produktspezifikationen

Marke: Glucofix
Kategorie: Blutzuckermessgerät
Modell: TECH 2K

Brauchst du Hilfe?

Wenn Sie Hilfe mit Glucofix TECH 2K benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten