Gossen Metrawatt Metrahit Coil Bedienungsanleitung


Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Gossen Metrawatt Metrahit Coil (76 Seiten) in der Kategorie Multimeter. Dieser Bedienungsanleitung war für 18 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet

Seite 1/76
METRAHITISO en METRAHITCOIL
TRMS-Multimeter met Isolatiemeting en meten van de windingssluiting (alleen METRAHITCOIL)
Bedieningshandleiding
3-349-416-05
19/3.20
2 GMC-I Messtechnik GmbH
Leveringsomvang Contact Personen
Leveringsomvang METRAHIT ISO
1 Isolatiemultimeter
1 Rubberen beschermhoes
1 Kabelset KS17-2
1 DAkkS-calibratiecertificaat
2 Batterijen 1,5 V, type AA in het apparaat geplaatst
1 Korte handleiding *
Leveringsomvang METRAHIT COIL
1 Isolatiemultimeter
1 Rubberen beschermhoes
1 Kabelset KS17-2
1 DAkkS-calibratiecertificaat
2 Batterijen 1,5 V, type AA in het apparaat geplaatst
1COIL TEST ADAPTER voor het meten van de windingssluiting
1 Korte handleiding *
* Een uitgebreide handleiding is beschikbaar om te downloaden vanaf de
website www.gossenmetrawatt.com
1)
voor 15000 meetwaarden, opslagfrequentie kan worden ingesteld van 0,1 s tot 9 h
Functie METRAHIT ISO METRAHIT COIL
V AC+DC TRMS (Ri = 1 M)  
V AC / Hz TRMS (Ri 9 M)
Filter
Filter
V AC+DC TRMS (Ri 9 M)  
V DC (Ri 9 M ) 
Hz (V AC) ... 300 kHz ... 300 kHz
Bandbreedte V AC 15 Hz ... 10 kHz 15 Hz ... 10 kHz
A AC / Hz TRMS 300 A
3/30/300 mA
3 A / 10 A
300 A
3/30/300 mA
3 A / 10 A
A AC+DC TRMS
A DC
Zekering 10 A/1000 V 10 A/1000 V
Overzetfactor
mV/A, mA/A mV/A, mA/A
Hz (A AC) ... 30 kHz ... 30 kHz
Isolatieweerstand M@UISO Instelbare testspanning Instelbare testspanning
Meten van de windingssluiting
M
COIL
Meting mark-space-verhouding %
Weerstand  
Doorgang  
Diode ... 5,1 V  
Temperatuur TC (K)  
Temperatuur RTD
 
Capaciteit  
MIN/MAX/Data Hold  
Geheugen 4 MBit 1)  
IR-interface  
Netadapterbus  
Beschermingsgraad IP54 IP54
Meetcategorie 1000 V CAT II, 600 V CAT III 1000 V CAT II, 600 V CAT III
1kHz
1kHz
GMC-I Messtechnik GmbH 3
Contact Personen
Toebehoren (sensoren, stekkerinzetdelen, adapter, verbruiksmateriaal)
De toebehoren die verkrijgbaar zijn voor uw meetapparaat wor-
den regelmatig gecontroleerd op conformiteit met de actueel gel-
dende veiligheidsnormen en uitgebreid voor nieuwe gebruiksdoel-
einden als dit nodig is. U vindt de actuele toebehoren die geschikt
zijn voor uw meetapparaat samen met een afbeelding, het bestel-
nummer, een beschrijving en al naar gelang de omvang van de
toebehoren met een datablad en een bedieningshandleiding op
internet. Het adres luidt:
www.gossenmetrawatt.com
Zie ook hoofdstuk 10 op pagina 72.
Productsupport
Technische vragen
(Toepassing, bediening, softwareregistratie)
Neem desgewenst contact op met:
GMC-I Messtechnik GmbH
Hotline productsupport
Telefoon +49 911 8602-0
Telefax +49 911 8602-709
e-mail support@gossenmetrawatt.com
Software-activering METRAwin 10
GMC-I Messtechnik GmbH
Front office
Telefoon +49 911 8602-111
Telefax +49 911 8602-777
e-mail info@gossenmetrawatt.com
Opleidingen
Opleidingen in Neurenberg, opleidingen bij de klant zelf
(Tijdstippen, prijzen, aanmelding, heenreis, verblijf)
Neem desgewenst contact op met:
GMC-I Messtechnik GmbH
Afdeling opleidingen
Telefoon +49 911 8602-935
Telefax +49 911 8602-724
e-mail training@gossenmetrawatt.com
4 GMC-I Messtechnik GmbH
Leveringsomvang Contact Personen
Rekalibratieservice
In ons servicecenter kalibreren en rekalibreren wij (b.v. na een jaar
in het kader van uw meetmiddelcontrole, vóór gebruik ...) alle ap-
paraten van GMC-I Messtechnik GmbH en van andere fabrikan-
ten en bieden wij u gratis meetmiddelmanagement.
Zie ook hoofdstuk 9.6.
Reparatie- en reserveonderdelenservice
Kalibratiecentrum* en apparatenverhuurservice
Neem desgewenst contact op met:
GMC-I Service GmbH
Service center
Beuthener Straße 41
90471 Nürnberg · Germany
Telefoon +49 911 817718-0
Telefax +49 911 817718-253
e-mail service@gossenmetrawatt.com
www.gmci-service.com
Dit adres geldt alleen voor Duitsland.
Neem in het buitenland contact op met de desbetreffende verte-
genwoordigingen of vestigingen.
* DAkkS-Kalibratielaboratorium voor elektrische meetgrootheden
D-K-15080-01-01 geaccrediteerd volgens DIN EN ISO/IEC 17 025
Geaccrediteerde meetgrootheden: gelijkspanning, gelijkstroomsterkte,
gelijkstroomweerstand, wisselspanning, wisselstroomsterkte, werkelijk
vermogen wisselstroom, schijnbaar vermogen wisselstroom,
gelijkstroomvermogen, capaciteit, frequentie, temperatuur
GMC-I Messtechnik GmbH 5
Contact Personen
Vakkundige partners
GMC-I Messtechnik GmbH is gecertificeerd volgens
DIN EN ISO 9001.
Ons DAkkS-Kalibratielaboratorium is volgens DIN EN ISO/
IEC 17025 geaccrediteerd bij de "Deutsche Akkreditierungsstelle
GmbH" onder het nummer D-K-15080-01-01.
Onze meettechnische vakkennis reikt van keuringsrapportage en
het fabriekskalibratiecertificaat tot aan het DAkkS-kalibratiecertificaat.
Een gratis meetmiddelmanagement rondt ons aanbod af.
Als kalibratielaboratorium kalibreren wij natuurlijk ook apparaten
van andere fabrikanten.
6 GMC-I Messtechnik GmbH
Inhoudsopgave
Inhoud Pagina Inhoud Pagina
1 Veiligheidskenmerken en veiligheidsmaatregelen ............. 8
1.1 Doelmatig gebruik ..........................................................................10
1.2 Betekenis van de gevarensymbolen .................................................10
1.3 Betekenis van akoestische waarschuwingen ....................................10
2
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaischakelaars,
symbolen
........................................................................... 12
3 Ingebruikname ................................................................. 16
3.1 Batterijen .......................................................................................16
3.2 Inschakelen ...................................................................................16
3.3 Gebruiksparameters instellen ..........................................................16
3.4 Uitschakelen ..................................................................................17
4 Bedieningsfuncties ........................................................... 18
4.1 De meetfuncties en meetbereiken kiezen .........................................18
4.1.1 Automatische meetbereikkeuze .......................................................18
4.1.2 Handmatige meetbereikkeuze .........................................................18
4.1.3 Snelle metingen .............................................................................19
4.2 Nulpuntcorrectie/relatieve metingen ................................................19
4.3 Weergave (LCD) .............................................................................20
4.3.1 Digitale display ...............................................................................20
4.3.2 Analoge display ..............................................................................20
4.4 Meetwaarden opslaan „DATA“ (Auto-Hold / Compare) ......................21
4.4.1 Functie DATA bij de isolatiemeting * ................................................22
4.4.2 Minimumwaarde en maximumwaarde opslaan „MIN/MAX“ ...............23
4.5 Registreren meetgegevens ..............................................................24
5 Metingen .......................................................................... 26
5.1 Spanningsmeting ...........................................................................26
5.1.1 Gelijkspanning en mengspanning meten V DC en V (DC+AC) ............27
5.1.2 Wisselspanning en frequentie meten V AC en Hz elk
met inschakelbaar laagdoorlaatfilter ................................................28
5.2 Weerstandsmeting „..................................................................32
5.3 Temperatuurmeting Temp RTD en Temp TC ....................................33
5.3.1 Meting met weerstandsthermometers .............................................33
5.3.2 Meting met thermo-elementen Temp TC .........................................35
5.4 Doorgangstest ..............................................................................36
5.5 Diodetest met constante stroom 1 mA ............................................37
5.6 Capaciteitsmeting .........................................................................38
5.7 Isolatieweerstandsmeting – Functie M
@UISO. ................................39
5.7.1 De meting voorbereiden .................................................................39
5.7.2 De isolatiemeting verrichten ............................................................40
5.7.3 De meting beëindigen en ontladen .................................................41
5.8 Meten van de windingssluiting – Functie
COIL/M
@UISO. .................42
5.8.1 De meting voorbereiden ................................................................42
5.8.2 Het meten van de windingssluiting ..................................................43
5.8.3 De meting beëindigen en ontladen .................................................45
5.9 Stroommeting ................................................................................46
5.9.1 Gelijk- en mengstroommeting rechtstreeks A DC en A (DC+AC) ........47
5.9.2 Wisselstroom en frequentie meten rechtstreeks A AC en Hz .............48
5.9.3 Gelijkstroom en mengstroom meten
met stroomtang A DC en A (DC+AC) ...............................................49
5.9.4 Wisselstroom meten met stroomtangsensor A AC en Hz ...................50
5.9.5 Wisselstroom meten
met stroomtangconverter A AC en Hz ..............................................51
GMC-I Messtechnik GmbH 7
Inhoudsopgave
Inhoud Pagina Inhoud Pagina
6 Apparaat- en meetparameters .........................................52
6.1 Paden naar de parameters ............................................................ 53
6.2 Lijst van alle parameters ............................................................... 53
6.3 Parameteropvragingen – Menu InFo (als looptekst) .......................... 54
6.4 Parameterinvoer – Menu SETUP ..................................................... 55
6.5 Standaardinstellingen (fabrieksinstellingen, defaultinstellingen) ......... 57
7 Interfacegebruik ...............................................................58
7.1 De interface activeren .................................................................... 58
7.2 Interfaceparameters instellen .......................................................... 59
8 Technische gegevens .....................................................60
9 Onderhoud en kalibratie ...................................................68
9.1 Signaleringen – Foutmeldingen .....................................................68
9.2 Batterijen ...................................................................................... 68
9.3 Zekering ........................................................................................69
9.4 Onderhoud behuizing ..................................................................... 70
9.5 Terugname en milieuvriendelijke verwerking tot afval ....................... 70
9.6 Rekalibratie ................................................................................... 71
9.7 Fabrieksgarantie ............................................................................71
10 Toebehoren .......................................................................72
10.1 Algemeen ...................................................................................... 72
10.2 Technische gegevens van de meetleidingen
(leveringsomvang veiligheidskabelset KS17-2) .................................72
10.3 Netadapter NA X-TRA (niet meegeleverd) ........................................ 72
10.4 Interfacetoebehoren (niet meegeleverd) ........................................... 73
11 Index .................................................................................74
8 GMC-I Messtechnik GmbH
Veiligheidsvoorschriften
1 Veiligheidskenmerken en veiligheidsmaatregelen
U heeft gekozen voor een apparaat dat een uitermate hoog veilig-
heidsniveau biedt.
Dit apparaat voldoet aan de eisen van de op dit moment gel-
dende Europese en nationale EG-Richtlijnen. Wij bevestigen dit
met het CE-symbool. U kunt de desbetreffende conformiteitsver-
klaring aanvragen bij GMC-I Messtechnik GmbH.
De TRMS Digital Multimeter is conform de veiligheidsbepalingen
IEC 61010–1:2010 / DIN EN 61010–1:2011 / VDE 0411–1:2011
gebouwd en gekeurd. Bij doelmatig gebruik (zie pagina 10) is
zowel de veiligheid van de gebruiker als van het apparaat gega-
randeerd. De veiligheid van gebruiker en apparaat is echter niet
gegarandeerd als het apparaat op onoordeelkundige wijze be-
diend wordt of als er onachtzaam mee omgegaan wordt.
Om het apparaat in veiligheidstechnisch feilloze staat te houden en de
garantie te hebben dat het zonder enig gevaar gebruikt kan worden, is
het absoluut noodzakelijk dat u de bedieningshandleiding zorgvuldig en
volledig doorleest en vóór gebruik alle punten daarin opvolgt.
Voor uw veiligheid en die van uw multimeter is het apparaat uitge-
rust met een automatische busvergrendeling. Deze is gekoppeld
aan de draaischakelaar en maakt alleen de bussen vrij die u voor
de gekozen functie nodig heeft. Als de meetleidingen zijn ingesto-
ken, blokkeert de vergrendeling bovendien het omschakelen naar
ongeoorloofde functies.
Meetcategorieën en hun betekenis volgens IEC 61010-1
Voor het voor u liggende meetapparaat geldt de meetcategorie
en de toegewezen maximale nominale spanning,
bijv. 600 V CAT III bzw. 1000 V CAT II die op het apparaat zijn ge-
drukt.
Voor het gebruik van de meetkabels zie hoofdstuk 10.2.
Houdt u zich aan de volgende veiligheidsmaatregelen:
De multimeter mag niet in een explosiegevaarlijke omgeving wor-
den gebruikt.
De multimeter mag uitsluitend door personen worden bediend
die in staat zijn, contactgevaren te herkennen en veiligheids-
maatregelen te treffen. Volgens de norm bestaat er er contact-
gevaar op plaatsen waar spanningen kunnen voorkomen die
groter zijn dan 33V (effectieve waarde) resp. 70 V DC. Als u
metingen verricht waarbij contactgevaar bestaat, zorg er dan
voor dat u niet alleen werkt. Haal er een tweede man bij.
De maximaal geoorloofde spanning
tussen de aansluitingen waar de spanning wordt gemeten c.q.
alle verbindingen naar de aarde is 1000 V in meetcategorie II
resp. 600 V in meetcategorie III.
CAT Definitie
I
Metingen aan stroomkringen
die niet rechtstreeks verbonden zijn met het net:
bijv. boordnetten in motorvoertuigen of vliegtuigen, accu’s ...
II
Metingen aan stroomkringen
die rechtstreeks elektrisch verbonden zijn met het laagspanningsnet:
via stekkers, bijv. in het huishouden, op kantoor, laboratoria...
III Metingen in gebouwinstallaties:
stationaire verbruikers, verdelers, apparaten vast op de verdeler
GMC-I Messtechnik GmbH 9
Veiligheidsvoorschriften
Zwakke accu
Verschijnt in het controlepaneeltje voor de accu het symbool
voor 'zwakke batterij', dan mogen de relevante veiligheidsme-
tingen niet meer worden uitgevoerd.Bovendien is het bij een
zwakke batterij niet meer gegarandeerd dat kan worden vol-
daan aan de gespecificeerde gegevens.
Houd er rekening mee dat aan meetobjecten (bijv. aan defecte
apparaten) onvoorspelbare spanningen kunnen voorkomen.
Condensatoren kunnen bijv. gevaarlijk geladen zijn.
Overtuig u er van dat de meetkabels in feilloze staat verkeren,
b.v. onbeschadigde isolatie, geen onderbreking in kabels en
stekkers enz.
In stroomkringen met corona-ontlading (hoogspanning) mag u
met dit apparaat geen metingen verrichten.
Wees uiterst voorzichtig als u in HF-stroomkringen metingen
verricht. Daar kunnen gevaarlijke mengspanningen bestaan.
Het is niet geoorloofd metingen te verrichten in een vochtige
omgeving.
Zorg er absoluut voor dat u de meetbereiken niet meer overbe-
last dan geoorloofd is. U vindt de grenswaarden in hoofdstuk 8
„Technische gegevens“ in de tabel „Meetfuncties en meetbe-
reiken“ in de kolom „Overbelastbaarheid“.
Gebruik de multimeter alleen als er batterijen of accu’s in zitten. An-
ders bestaat de kans dat gevaarlijke stromen of spanningen niet aan-
gegeven worden en uw apparaat beschadigd wordt.
Het apparaat mag niet worden gebruikt als het deksel van het
vakje voor de zekeringen of de batterijen er niet op zit of als de
behuizing open is.
De ingang van de stroommeetbereiken is uitgerust met een
smeltzekering. De maximaal geoorloofde spanning van de
meetstroomkring (= nominale spanning van de zekering) be-
draagt 1000 V AC/DC.
Zorg er absoluut voor dat u alleen de voorgeschreven zekering
in het apparaat zet, zie pagina 67! De zekering moet een mini-
mum uitschakelvermogen hebben van 30 kA.
Het apparaat openen / reparatie
Het apparaat mag alleen worden geopend door bevoegde vak-
mensen zodat het apparaat feilloos blijft werken en veilig gebruikt
kan worden en de garantie behouden blijft.
Ook originele reserveonderdelen mogen uitsluitend worden inge-
bouwd door bevoegde vakmensen.
Indien geconstateerd wordt dat het apparaat is geopend door on-
bevoegd personeel, geeft de fabrikant geen enkele garantie meer
betreffende de veiligheid van personen, de meetnauwkeurigheid,
de conformiteit met de geldende veiligheidsmaatregelen of ge-
volgschade in welke vorm dan ook.
Herstellend onderhoud en vervanging van onderdelen door bevoegde
vakmensen
Als u het apparaat opent, kunnen er delen vrij komen te liggen die
onder spanning staan. Voordat u reparaties aan het apparaat ver-
richt of voordat u onderdelen vervangt, moet u het apparaat af-
koppelen van de meetkring. Als daarna een reparatie aan het ge-
opende apparaat onder spanning onvermijdelijk is, dan mag deze
alleen door een vakman worden verricht die vertrouwd is met de
gevaren die daarmee gepaard gaan.
10 GMC-I Messtechnik GmbH
Veiligheidsvoorschriften
Fouten en buitengewone belastingen
Als u moet aannemen dat het apparaat niet meer zonder gevaar
gebruikt kan worden, dan moet u het buiten werking stellen en
zodanig beveiligen dat het niet per ongeluk kan worden gebruikt.
In de volgende gevallen kunt u er niet meer van uit gaan dat het ap-
paraat zonder gevaar gebruikt kan worden:
als het apparaat zichtbare beschadigingen heeft,
als het apparaat niet meer werkt of als er storingen in de wer-
king optreden,
na langdurige opslag in ongunstige omstandigheden (b.v.
vocht, stof, temperatuur), zie „Omgevingsomstandigheden“ op
pagina 66.
1.1 Doelmatig gebruik
De multimeter vóór u is een draagbaar apparaat dat u tijdens
het verrichten van metingen in uw hand kunt houden.
Met het meetapparaat worden uitsluitend metingen verricht
zoals beschreven in hoofdstuk 5.
Het meetapparaat inclusief de meetkabels en de opsteekbare
meetpennen wordt alleen gebruikt binnen de aangegeven
meetcategorie, kijk op pagina 67 en voor de betekenis in de
tabel op pagina 8.
De grenzen van de overbelastbaarheid worden niet overschre-
den. Kijk voor de overbelastingscijfers en de overbelastings-
duur in de Technische gegevens op pagina 62.
De metingen worden uitsluitend verricht binnen de aangegeven
omgevingsomstandigheden. Kijk voor het bereik van de arbeid-
stemperatuur n de relatieve luchtvochtigheid op pagina 66.
Het meetapparaat wordt alleen gebruikt cconform de aange-
geven beschermingsgraad (IP-code), zie pagina 68.
1.2 Betekenis van de gevarensymbolen
Waarschuwing voor een gevaarlijke plaats
(Let op, kijk in de documentatie!)
Waarschuwing voor gevaarlijke spanning op de meetingang:
U > 15 V AC of U > 25 V DC
1.3 Betekenis van akoestische waarschuwingen
Waarschuwing voor hoge spanning: > 1000 V (intervaltoon)
Waarschuwing voor hoge stroom: > 11 A (continu signaal)
!
GMC-I Messtechnik GmbH 11
Veiligheidsvoorschriften
12 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsoverzicht – Aansluitingen, Knoppen, Draaischakelaars, Symbolen
2
Bedieningsoverzicht – aansluitingen, knoppen, draaischakelaars,
symbolen
1 Display (LCD), voor de betekenis van de symbolen zie pagina 13
2
MAN / AUTO
Omschakelknop voor handmatige/automatische meetbereikinstelling
Parameterwaarden verhogen
Bedrijfsmodus Menu:
afzonderlijke menupunten kiezen tegen de stroomrichting in
3
ON / OFF | LIGHT
Knop voor apparaat AAN / UIT en displayverlichting aan/uit
4FUNC | ENTER Multifunctionele knop
Bedrijfsmodus Menu: invoer bevestigen (ENTER)
UISO ON / OFF , Isolatieweerstandsmeting
zolang de knop ingedrukt blijft, zie hoofdstuk 5.7.
5
Meetbereik verhogen resp. decimale punt naar rechts schuiven (functie MAN)
6 Draaischakelaar
voor meetfuncties, voor de betekenis van de symbolen zie
pagina 14
7 DAkkS-Kalibratiemerk
8 Aansluitbus voor massa/aardpotentiaal
9 Aansluitbus voor het meten van stroom met automatische vergrendeling
10 Aansluitbus voor het meten van spanning, weerstand, temperatuur, diodes,
capaciteit en windingssluiting met automatische vergrendeling
11 DATA / MIN / MAX
Knop voor de functie meetwaarde behouden, vergelijken, wissen en MIN/MAX
Waarden verlagen
Bedrijfsmodus Menu: afzonderlijke menupunten kiezen met de stroomrichting mee
12
MEASURE | SETUP
Knop voor het omschakelen van meet- op menufunctie
13 ZERO | ESC Knop voor het instellen van het nulpunt
Bedrijfsmodus Menu:
Het menuniveau verlaten – terugspringen naar een hoger niveau,
het invoeren van parameters verlaten zonder op te slaan
Alleen apparaatversie
METRAHIT COIL
– functie COIL:
UCOIL ON / OFF meten windingssluiting zolang de knop ingedrukt blijft,
zie hoofdstuk 5.8.
14
Meetbereik verlagen resp. decimale punt naar links schuiven (functie MAN)
15 Aansluiting voor netadapter
16 Infraroodinterface
1
3
4
16
5
6
9
hoofdstuk
4.3
hoofdstuk
3
hoofdstuk
5
hoofd-
stuk 7
hoofdstuk
6
hoofdstuk
3 e.v.
hoofdstuk
3
13
12
hoofdstuk
4.1
10
2hoofdstuk
4.1.2
14
8
max. 1000 V !
11
15
hoofdstuk 4.1
hoofdstuk 4.4
hoofdstuk 6
hoofdstuk 3
hoofdstuk 6
hoofdstuk
3.1
7
hoofdstuk
1.2
GMC-I Messtechnik GmbH 13
Bedieningsoverzicht – Aansluitingen, Knoppen, Draaischakelaars, Symbolen
Symbolen op het digitale display
1 Batterijcontroleweergave
2 ON: continue werking (automatische uitschakeling gedeactiveerd)
3 MAN: handmatige meetbereikomschakeling actief
4 Digitale weergave met komma- en polariteitsweergave
5 max/min: MIN/MAX-opslag
6 DATA: weergavegeheugen, „Meetwaarde behouden“
7 STORE: geheugen actief
8 ISO: isolatieweerstandsmeting actief / gekozen testspanning
9 1:x stroomtangfactor (omzettingsverhouding)
10 IR: interfacecontroleweergave
11 Schaalverdeling voor analoge weergave
12 Wijzer voor analoge weergave, pointer
In beeld komende driehoek: geeft meetbereikoverschrijding aan
13 Diodemeting gekozen
14 Gekozen stroomsoort
15 TRMS: meting werkelijke effectieve waarde
16 Pt100(0): gekozen platinaweerstandsthermometer met
automatische herkenning Pt100/Pt1000
17 Type K: temperatuurmeting met thermo-element voelertype K (NiCr-Ni)
18 sec (seconds): tijdseenheid seconden
19 REL: relatieve meting gerelateerd aan de ingestelde offset
20 meeteenheid
21 ZERO: nulpuntinstelling actief
22 %: Meting mark-space-verhouding
(deze functie komt alleen voor op een klantspecifieke variant)
23 Waarschuwing voor gevaarlijke spanning: U > 15 V AC of U > 25 V DC
24 Doorgangstest met geluidssignaal actief
25 h (hours): tijdseenheid uur
1 2 9 10
12
13
14
15
16
20
23
24
765
1921
83
11
18
25
4
Batterij vol
Batterij OK
Batterij zwak
Batterij (bijna) leeg, U < 2,0 V
Gegevensoverdracht naar de / van de multime-
ter actief
IR-interface in stand-by actief
(gereed om inschakelcommando’s te ontvangen)
Batterijcontroleweergave
Interfacecontroleweergave
22
17
14 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsoverzicht – Aansluitingen, Knoppen, Draaischakelaars, Symbolen
Symbolen op de draaischakelaar
Schakelaar
FUNC
Display Meetfunctie
Extra functie tang (via menu SET
CLIP 1:1/10/100/1000)
V1M0/2 V DC AC TRMS
Mengspanning, werkelijk effectief DC + AC, 15 Hz ... 500 Hz
alleen voor stoorspanningsdetectie!
M
@UISO
1 UISO / kMIsolatieweerstandsmeting
COIL/M
@UISO
0 UCOIL [μs] Meten windingssluiting met METRAHIT COIL
V~ 0/5 V~ AC TRMS Wisselspanning, werkelijk effectief AC, volledige bandbreedte Tang AC (V): stroomtang
Hz (V) 1 Hz ~ AC Spanningsfrequentie, volledige bandbreedte Tang Hz (V): stroomtang
%2 %
Meting tastverhouding met
METRAHIT COIL
V~ 3 V Fil ~ AC TRMS
Wisselspanning, werkelijk effectief AC, met laagdoorlaat (1 kHz)
Hz (V)
4 Hz Fil ~ AC Spanningsfrequentie, met laagdoorlaat (1 kHz)
V 0/2 V DC Gelijkspanning Tang DC (V): stroomtang
V1 V DC AC TRMS
Mengspanning, werkelijk effectief( )
Tang DC + AC (V): stroomtang
0(Gelijkstroom-) weerstand
0/2 Doorgangstest met signaaltoon
1 V DC Diodespanning met I = constant
Temp RTD 0C Pt 100/1000
Temperatuur met weerstandsthermometer Pt 100/Pt 1000
Temp TC 1C type K Temperatuur thermo-element type K
0 nF, F Capaciteit
A0/2 A DC Gelijkstroomsterkte
A1 A DC AC TRMS Mengstroomsterkte, werkelijk effectief AC DC
A~ 0/2 A~ AC TRMS Wisselstroomsterkte, werkelijk effectief AC Tang AC (A): stroomtangconverter
Hz (A) 1 Hz ~ AC Stroomfrequentie Tang Hz (A): stroomtangconverter
1kHz
1kHz
GMC-I Messtechnik GmbH 15
Bedieningsoverzicht – Aansluitingen, Knoppen, Draaischakelaars, Symbolen
Symbolen van de bedieningshulp in de volgende hoofdstukken
  ... hoofdmenu doorbladeren
  ... submenu doorbladeren (scrollen)
  Decimale punt kiezen
 Waarde groter/kleiner maken
time Submenu/parameter (zeven-segment-schrift)
1nFo
1nFo
1nFo
1nFo1nFo Hoofdmenu (zeven-segment-schrift, weergave vet)
Symbolen op het apparaat
Waarschuwing voor een gevaarlijke plaats
(Let op, kijk in de documentatie!)
Aarde
CAT II / III
Apparaat van meetcategorie I I resp. I I I, zie ook „Meet-
categorieën en hun betekenis volgens IEC 61010-1
“ op
pagina 8
Doorlopende dubbele of versterkte isolatie
EG-conformiteitsmerk
IR
Plaats van de infraroodinterface, venstertje aan de kopse
kant van het apparaat
Plaats van de netadapteraansluiting,
zie ook hoofdstuk 3.1
Zekering voor de stroommeetbereiken, zie hoofdstuk 9.3
Het apparaat mag niet samen met het normale huisvuil
worden verwijderd. Meer informatie over WEEE-ken-
merking vindt u op onze internetsite www.gossenmet-
rawatt.com onder de zoekterm WEEE, zie ook hoofd-
stuk 9.5.
Kalibratiemerk (blauw zegel):
zie ook „Rekalibratie“ op pagina 73
!
5V/600mA
Doorlopend nummer
Registratienummer
Datum van kalibratie (jaar – maand)
Deutsche Akkreditierungsstelle GmbH – Kalibratielaboratorium
XY123
2012-06
D-K-
15080-01-01
16 GMC-I Messtechnik GmbH
Ingebruikname – Instelling
3 Ingebruikname
3.1 Batterijen
Als u niet precies weet hoe u de batterijen moet plaatsen, kijk dan
absoluut in hoofdstuk 9.2!
U kunt de huidige batterijspanning opvragen in het menu Info, zie
hoofdstuk 6.3.
Let op!
!
Koppel het apparaat van de meetkring af voordat u het deksel van
het batterijenvakje openmaakt om de batterijen te vervangen!
Gebruik met netadapter erd, zie hoofdstuk 10.3)(wordt niet meegelev
Als de stroomtoevoer via de netadapter loopt, NA X-TRA worden
de ingezette batterijen elektronisch uitgeschakeld. U kunt de bat-
terijen dus in het apparaat laten zitten.
Als u accu's gebruikt, moet u deze extern laden.
Als de externe stroomtoevoer wordt uitgeschakeld, schakelt het
apparaat onderbrekingsvrij over op batterijfunctie.
3.2 Inschakelen
Apparaat handmatig inschakelen
Druk op de knop ON / OFF | LIGHT totdat de displayweergave
verschijnt.
Het inschakelen gaat gepaard met een kort geluidssignaal. Zo-
lang u de knop ingedrukt houdt, verschijnen alle segmenten
van het liquid crystal display (LCD) in beeld.
Een afbeelding van het LCD vindt u op pagina 13.
Als u de knop loslaat is het apparaat klaar om te meten.
Displayverlichting
Als het apparaat is ingeschakeld, kunt u met een korte druk op de
knop ON / OFF | LIGHT de displayverlichting aanzetten. Als u de
knop opnieuw indrukt, gaat de verlichting uit. De verlichting gaat
na ca. 1 minuut ook automatisch uit.
Apparaat met de pc inschakelen
Als de pc een gegevensblok heeft overgedragen, wordt de multi-
meter ingeschakeld op voorwaarde dat de parameter irStb “ op
ir on is gezet (zie hoofdstuk 6.4).
Wij adviseren echter de stroombesparende functie ir off.
Opmerking
Elektrische ontladingen en hogefrequentiestoringen kunnen
ervoor zorgen dat er verkeerde gegevens worden weerge-
geven en kunnen het meten blokkeren.
Koppel het apparaat van de meetkring af. Schakel het apparaat
uit en opnieuw in; dan is het gereset. Als dit niet het
gewenste resultaat oplevert, dan moet u het contact tussen
de batterij en de aansluitcontacten even verbreken, zie ook
hoofdstuk 9.2.
3.3 Gebruiksparameters instellen
Datum en tijd instellen
Zie parameter „t iME “ en dAtE “ in hoofdstuk 6.4.
Weergavemogelijkheden digitale display
Hiermee kunt u kiezen uit twee weergavemogelijkheden, zie para-
meter „0.d iSP “ in hoofdstuk 6.4.
GMC-I Messtechnik GmbH 17
Ingebruikname – Instelling
3.4 Uitschakelen
Apparaat handmatig uitschakelen
Houd de knop ON / OFF | LIGHT ingedrukt totdat de displayweer-
gave 0FF
0FF
0FF
0FF0FF verschijnt.
Het uitschakelen gaat gepaard met een kort geluidssignaal.
Automatische uitschakeling
Uw apparaat schakelt zichzelf automatisch uit, als de meet-
waarde lang constant is (maximale meetwaardeschommeling ca.
0,8 % van het meetbereik per minuut resp. 1 C of 1 F per mi-
nuut) en als gedurende een vooraf aangegeven tijd in minuten
geen knop noch de draaischakelaar gebruikt wordt, zie de para-
meter APoFF “ pagina 57. Het uitschakelen gaat gepaard met een
kort geluidssignaal.
Uitzonderingen:
zend- of geheugenfunctie, continu gebruik of als er een gevaar-
lijke spanning (U > 15 V AC of U > 25 V DC) op de ingang aanligt.
Automatisch uitschakelen blokkeren
U kunt uw apparaat ook op „CONTINU AAN“ zetten.
Druk daartoe bij het inschakelen tegelijkertijd op de knoppen
en .
De functie „CONTINU AAN“ wordt op het display rechts van
het batterijensymbool aangegeven met het symbool ON.
U kunt de instelling on voor „CONTINU AAN“ met een parameterver-
andering ongedaan maken of door ze met de hand uit te schakelen. In
dit geval wordt de parameter teruggezet op 10 min, zie „APoFF
pagina 57.
ON / OFF
LIGHT
FUNC
ENTER
ON / OFF
LIGHT
Autorange
8
8
.
8
.
8
.
8
Verlichting AAN
8
00
.
00
ON / OFF
LIGHT
Verlichting UIT
ON / OFF
LIGHT
0ff
ON / OFF
LIGHT
lang
(1 s)
8
00
.
00
18 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
4 Bedieningsfuncties
4.1 De meetfuncties en meetbereiken kiezen
4.1.1 Automatische meetbereikkeuze
De multimeter heeft automatische meetbereikfunctie voor alle
meetfuncties, met uitzondering van temperatuurmeting, dioden-
test en doorgangstest. De automatische functie werkt meteen
nadat het apparaat is ingeschakeld. Het apparaat kiest op basis
van de bestaande meetgrootheid automatisch het meetbereik
met het beste oplossende vermogen. Bij het overschakelen op
frequentiemeting blijft het eerder ingestelde spanningsmeetbereik
behouden.
AUTO-Range functie
De multimeter schakelt automatisch over naar het eerstvolgende
hogere bereik bij (3099 D + 1 D 0310 D) en naar het eerstvol-
gende lagere bereik bij  (280 D - 1 D 2799 D).
Bij een hoog oplossend vermogen (deze functie is alleen beschik-
baar bij een klantspecifieke variant) schakelt de multimeter auto-
matisch over naar het eerstvolgende hogere bereik bij (30999 D
+ 1 D 03100 D) en naar het eerstvolgende lagere bereik bij
 (2800 D - 1 D 27999 D).
4.1.2 Handmatige meetbereikkeuze
U kunt de automatische meetbereikfunctie uitschakelen en de be-
reiken aan de hand van de volgende tabel handmatig kiezen en
fixeren. Dit doet u door op de knop MAN / AUTO te drukken.
Vervolgens kunt u het gewenste meetbereik instellen met de curs-
orknop   of .
U keert terug naar de automatische bereikkeuze als u op de knop
MAN / AUTO drukt, als u de draaiknop gebruikt of als u het appa-
raat uitschakelt en opnieuw inschakelt.
Overzicht automatische bereikfunctie en handmatige bereikkeuze
* Alleen met handmatige bereikkeuze
De multimeter wordt in het ingestelde meetbereik gehouden. Als
de grens van het bereik wordt overschreden, verschijnt 0L
0L
0L
0L0L in
beeld. Dan moet u met de cursorknop overschakelen naar het
eerstvolgende hogere meetbereik.
Functie Display
MAN / AUTO
Handmatige functie aan:
het gebruikte meetbereik wordt gefixeerd MAN
  of
Schakelvolgorde bij:
V: 300 mV*
3 V
30 V
300 V
1000 V
Hz: 300 Hz
3 kHz
30 kHz
300 kHz (Hz(U))
:
300

3 k

30 k

300 k

3 M

30 M
A:
300

A

3 mA

30 mA

300 mA

3
A

10
A
A : zie hoofdstuk 5.9.3, hoofdstuk 5.9.4 en hoofdstuk 5.9.5
F:
30 nF

300 nF

3

F

30

F

300

F
M@UISO:
300 k

3 M

30 M

300 M

3000 M
MAN
MAN / AUTO
Terugkeren naar de automatische meetbereikkeuze
GMC-I Messtechnik GmbH 19
Bedieningsfuncties
4.1.3 Snelle metingen
Als er sneller gemeten moet worden dan mogelijk is bij de auto-
matische meetbereikkeuze, dan moet het juiste meetbereik ge-
fixeerd worden. Een snelle meting is gegarandeerd met de vol-
gende twee functies:
met de handmatige meetbereikkeuze, d.w.z. door het meetbereik
te kiezen met het beste oplossend vermogen, zie hoofdstuk
4.1.2.
of
met de functie DATA, zie hoofdstuk 4.4. Hierbij wordt na de eer-
ste meting automatisch het juiste meetbereik gefixeerd, zodat
er vanaf de tweede meetwaarde sneller wordt gemeten.
Bij beide functies blijft het gefixeerde meetbereik ingesteld voor de
daarop volgende seriemetingen.
4.2 Nulpuntcorrectie/relatieve metingen
Al naar gelang de afwijking van het nulpunt kan de gebruiker een
nulpuntinstelling of een referentiewaarde voor relatieve metingen
opslaan:
Voor de desbetreffende meetfunctie wordt de betreffende referen-
tie- of correctiewaarde als offset afgetrokken van alle toekomstige
metingen en blijft deze behouden totdat hij weer gewist wordt of
totdat de multimeter wordt uitgeschakeld.
Het instellen van het nulpunt of de referentiewaarde is zowel mo-
gelijk bij de automatische meetbereikkeuze als voor het handma-
tig gekozen meetbereik.
Opmerking: In de schakelaarstand
M
@UISO
is de nulpuntcorrectie
niet beschikbaar.
Nulpunt instellen
Sluit de meetleidingen aan op het apparaat en verbind de vrije
uiteinden met elkaar. Doe dit niet bij capaciteitsmeting en
stroommeting. In dit geval blijven de uiteinden van de leiding
open.
Druk even op de knop ZERO | ESC.
Het apparaat bevestigt de nulpuntinstelling met een geluidssig-
naal en op het LCD-display verschijnt het symbool „ZERO
REL“. De waarde die gemeten werd op het ogenblik dat de
knop werd ingedrukt, wordt gebruikt als referentiewaarde.
U kunt de nulpuntinstelling wissen door opnieuw op de knop
ZERO | ESC te drukken.
Opmerking
Als gevolg van de TRMS effectieve waardemeting geeft de
multimeter bij kortgesloten meetleidingen in het nulpunt van
de V AC/I AC resp. V(AC+DC)/I (AC+DC)-meting een rest-
waarde aan van 1...10/35 digit (alineariteit van de TRMS-
converter). Deze heeft geen invloed op de gespecificeerde
nauwkeurigheid boven 1% van het meetbereik (resp. 3% in
de mV, V(AC+DC)-bereiken).
Referentiewaarde vastleggen
Sluit de meetleidingen aan op het apparaat en meet een refe-
rentiewaarde (max. 1500 digit).
Afwijking van het nulpunt
– bij kortgesloten meetleidinguiteinden voor V, , A
– bij open ingang voor capaciteiten eenheid F
Display
0 ... 200 digit ZERO REL
> 200 ... 1500 Digit REL
20 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
Druk even op de knop ZERO | ESC. Het apparaat bevestigt het
opslaan van de referentiewaarde met een geluidssignaal en op
het LCD-display verschijnen de symbolen „ZERO REL“ of
REL“. De waarde die gemeten werd op het ogenblik dat de
knop werd ingedrukt, wordt gebruikt als referentiewaarde.
U kunt de referentiewaarde wissen door opnieuw op de knop
ZERO | ESC te drukken.
Opmerkingen over de relatieve meting
De relatieve meting heeft alleen betrekking op het digitale display.
Het analoge display geeft nog steeds de originele meetwaarde aan.
Bij relatieve metingen kunnen er ook bij -/F- of AC-meet-
grootheden negatieve waarden ontstaan.
4.3 Weergave (LCD)
4.3.1 Digitale display
Meetwaarde, meeteenheid, stroomsoort, polariteit
Het digitale display geeft de meetwaarde aan met de komma op de
juiste plaats en het juiste voorteken. Bovendien verschijnt de geko-
zen meeteenheid en de stroomsoort in beeld. Bij het meten van ge-
lijke grootheden verschijnt er een minteken vóór de cijfers, als de
positieve pool van de meetgrootheid bij de
“-ingang aanligt.
Met de parameters „0.d iSP “ kan de gebruiker instellen of de nul-
len vooraan bij het weergeven van de meetwaarde al dan niet in
beeld moeten verschijnen, zie hoofdstuk 6.4.
Overschrijding van het meetbereik
Als de meetbereikwaarde wordt overschreden d.w.z. vanaf 3100
digit verschijnt er 0L “ (OverLoad) in beeld. Uitzonderingen: bij
spanningsmeting in het 1000 V-bereik verschijnt0L “ vanaf
1000,0 V in beeld, bij de diodemeting vanaf 5,100 V, in het 10 A-
bereik vanaf 11,00 A.
4.3.2 Analoge display
Meetewaarde, polariteit
Het analoge display heeft het dynamische gedrag van een
draaispoelmeetwerk. Het biedt vooral voordelen bij het bekijken
van meetwaardeschommelingen en bij inregelingen.
Weergave als pointer: Wijzer die de huidige meetwaarde in real-
time markeert.
Bij het meten van gelijke grootheden geeft de analoge schaalver-
deling een negatief bereik aan van 5 schaaldelen aan zodat u de
meetwaardeschommelingen rond „nul“ heel nauwkeurig kunt be-
kijken. Als de meetwaarde het negatieve bereik van 5 schaaldelen
overschrijdt, dan wordt de polariteit van het analoge display om-
geschakeld.
De schaalverdeling van de analoge schaalverdeling wordt auto-
matisch geschaald. Dit is een zeer goed hulpmiddel bij de hand-
matige meetbereikkeuze.
Overschrijding van het meetbereik
Als het meetbereik in het positieve bereik wordt overschreden,
wordt dit aangegeven met het rechter driehoekje.
Displayrefresh
Het analoge display wordt 40 keer per seconde geactualiseerd.
GMC-I Messtechnik GmbH 21
Bedieningsfuncties
4.4 Meetwaarden opslaan „DATA“ (Auto-Hold / Compare)
Met de functie DATA (Auto-Hold) kunt u een afzonderlijke meet-
waarde automatisch „vasthouden“. Dit is bijv. vooral handig als
het aftasten van het meetpunt met de meetpennen al uw aan-
dacht opeist. Als het meetsignaal aanligt en de stabilisiering van
meetwaarde voldoet aan de „voorwaarde“ in de volgende tabel,
houdt het apparaat de meetwaarde op het digitale display vast en
geeft het een akoestisch signaal. Nu kunt u de meetpennen van
het meetpunt afnemen en de meetwaarde aflezen van het digitale
display. Als het meetsignaal hierbij onder de grenswaarde komt
die in de tabel genoemd is, wordt de functie voor een nieuwe op-
slag gereactiveerd.
Meetwaardevergelijking (DATA Compare)
Als de huidige vastgehouden waarde met minder dan als 100
digit afwijkt van de eerste opgeslagen waarde, dan weerklinkt het
signaal twee maal. Als de afwijking groter is dan 100 digit, dan
weerklinkt er slechts een kort signaal.
Opmerking
DATA beïnvloedt het analoge display niet. U kunt daarop nog
steeds de huidige meetwaarde aflezen. Houdt u er echter
rekening mee dat bij „vastgehouden“ digitale display ook het
cijfer achter de komma niet meer verandert (meetbereik
gefixeerd, symbool MAN).
Zolang de functie DATA actief is, mag u de meetbereiken niet
handmatig veranderen.
De functie DATA wordt uitgeschakeld als u de knop DATA/MIN/MAX
"lang" (ca. 1 s) indrukt, als u van meetfunctie verandert of als u het
apparaat uitschakelt en opnieuw inschakelt.
1)
Reactiveren door onderschrijding van de aangegeven meetwaardegrenzen
2)
Als een meetwaarde voor het eerst als referentiewaarde wordt opgeslagen 2x
geluidssignaal. Bij daaropvolgend vasthouden alleen 2x, als de huidige vastge-
houden waarde minder dan 100 digit afwijkt van de
eerste
opgeslagen waarde.
Legenda: MW = Meetwaarde, v. MB = van het meetbereik
Functie
DATA
Knop
DATA/
MIN/MAX
Voorwaarde Reactie op het apparaat
Meetfunc-
tie
Meetsig-
naal
Display Ge-
luids-
signaal
MW
digitaal DATA
Activeren kort knippert 1 x
Opslaan
(gestabili-
seerde meet-
waarde)
V, A, F, Hz,
%
> 10%
v. MB ver-
schijnt
in beeld
statisch 1 x
2 x 2)
 0L
Reactiveren
1)
V, A, F, Hz,
%
< 10%
v. MB be-
waarde
MW
knippert
 = 0L
Oversch.naar
MIN/MAX kort zie tabel hoofdstuk 4.4.2
Verlaten lang
verschijnt
gewist
verschijnt
gewist
2 x
V, A, Hz
t [s]
100 %
10 %
geactiveerd gereactiveerd
opslaan opslaan
3000 Digit
van het meetbereik
F, %
22 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
Voorbeeld
Het spanningsmeetbereik is handmatig ingesteld op 30 V.
De eerste meetwaarde is 5 V en wordt opgeslagen omdat hij gro-
ter is dan 10 % van het meetbereik (= 3 V) en dus zeker boven de
achtergrondruis ligt. Zodra de meetwaarde onder de 10 % van
het meetbereik komt te liggen, d.w.z. als hij kleiner is dan 3 V, wat
hetzelfde is als het afnemen van de meetpennen van het meet-
punt, is het apparaat gereed om een nieuwe waarde op te slaan.
4.4.1 Functie DATA bij de isolatiemeting *
Deze DATA-functie verschilt van de standaard DATA-Compare-
functie.
In de functie stoorspanning meten V(ac+dc)1M activeert u met
een druk op de knop DATA de speciale DATA-functie voor de isola-
tiemeting DATA knippert op het display. Tijdens het meten van de
stoorspanning worden er nog geen DATA-waarden berekend of
bewaard. Met een korte druk op de knop FUNC | ENTER activeert u
de isolatiemeting en schakelt u de testspanning in. Door het inter-
valsignaal weet de gebruiker dat de testspanning er is (tegelijker-
tijd knippert het ISO-symbool op het display). Als u de meetpen-
nen heeft aangezet, kunt u controelren of er een geldige meet-
waarde is. Zodra er een stabiele meetwaarde op het display staat,
wordt DATA-waarde bewaard (bevroren op het display). Een lang
geluidssignaal geeft aan dat de meting is beëindigd. De testspan-
ning wordt weer uitgeschakeld en DATA knippert niet meer. De ge-
bruiker kan den meetwaarde aflezen en noteren. Door herhaade-
lijk op de knop FUNC | ENTER te drukken, schakelt u de testspan-
ning opnieuw in en activeert u DATA (DATA knippert op het display).
Als er geen DATA-waarde wordt gevonden of als er OL op het dis-
play staat, dan wordt de testspanning na ca. 10 seconden auto-
matisch uitgeschakeld. Om de DATA-functie te beëindigen, moet
u de knop FUNC | ENTER lang indrukken.
* Deze functie is speciaal beschikbaar voor de apparaatversie METRAHIT
ISO AERO, andere apparaatversies vanaf firmwareversie 1.18
GMC-I Messtechnik GmbH 23
Bedieningsfuncties
4.4.2 Minimumwaarde en maximumwaarde opslaan „MIN/MAX“
Met de functie MIN/MAX kunt u de minimum- en maximum-
waarde „vasthouden“ die bij de ingang van het meetapparaat be-
stond nadat MIN/MAX geactiveerd was. De belangrijkste toepas-
sing is het bepalen van de minimum- en de maximumwaarde bij
het langdurig bekijken van meetgrootheden.
De functie MIN/MAX kan in alle meetfuncties geactiveerd worden.
MIN/MAX beïnvloedt het analoge display niet; u kunt nog steeds
de huidige meetwaarde van dat display aflezen.
Breng de meetgrootheid op het apparaat en fixeer het meetbereik
met de knop MAN / AUTO voordat u de functie MIN/MAX activeert.
De functie MIN/MAX wordt uitgeschakeld als u de knop DATA/MIN/
MAX „lang“ (ca. 1 s) indrukt, als u van meetfunctie verandert of als
u het apparaat uitschakelt en opnieuw inschakelt.
Opmerking
In tegenstelling tot de functie DATA kan de functie MIN/MAX
ook bij de temperatuurmeting worden gebruikt.
Functie
MIN/MAX
Knop
DATA/
MIN/MAX
MIN- en MAX-
Meetwaarden
Reactie op het apparaat
Display Ge-
luid
ssig
naal
Meetwaarde
digitaal
max
min
1.
Activeren
en opge-
slagen
2 x kort worden
opgeslagen
huidige
Meetwaarde
max en
min 2 x
2.
Opslaan
en Tonen
kort Opslaan gaat door op de ach-
tergrond,
nieuwe MIN- en MAX-waar-
den verschijnen in beeld
opgesl. MIN-
waarde min 1 x
kort opgesl. MAX-
waarde max 1 x
3.
Terug naar
1.
kort
zie 1.,
Opgeslagen waarden worden
niet gewist
zie 1. zie 1. 1 x
Annuleren lang worden gewist huidige
Meetwaarde
wordt
gewist
2 x
24 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
4.5 Registreren meetgegevens
De multimeter biedt de mogelijkheid om de meetgegevens met
instelbare cyclussen over een lange periode te registreren als
meetreeksen. De gegevens worden in een batterijgebufferd ge-
heugen opgeslagen en blijven ook behouden als de multimeter
wordt uitgeschakeld. Het systeem registreert de meetwaarden
hierbij relatief ten opzichte van realtime.
De bewaarde meetwaarden kunnen met het pc-programma
METRAwin 10 worden uitgelezen. Voorwaarde is een pc die aan
een USB-interfacekabel met de bidirectionele interface-adapter
USB X-TRA op een isolatiemultimeter, gekoppeld is. Zie ook
hoofdstuk 7 „Interfacegebruik“.
Overzicht van de geheugenparameters
Menufunctie STORE
Stel eerst de sampling rate in voor het geheugengebruik (zie
hoofdstuk 6.4 parameter „rAtE) en start vervolgens het ge-
heugengebruik.
Kies allereerst de gewenste meetfunctie en een zinvol meetbe-
reik.
Als u langdurige meetwaarderegistraties gaat verrichten, moet
u eerst de laadtoestand van de batterijen resp. accu's contro-
leren, zie hoofdstuk 6.3.
Sluit eventueel de netadapter NA X-TRA aan.
Het registreren starten met menufuncties
Schakel over naar de gebruiksmodus „SET
SET
SET
SETSETdoor op MEASURE |
SETUP te drukken en kies daar het hoofdmenu „StorE
StorE
StorE
StorEStorE.
1nFo
1nFo
1nFo
1nFo1nFo   ... StorE
StorE
StorE
StorEStorE 000.0 % StArt
Als u bevestigt met FUNC | ENTER wordt het geheugengebruik
gestart. STORE verschijnt onder het analoge display in beeld en
geeft aan dat het geheugengebruik is ingeschakeld.
Op het digitale display verschijntStoP.
Met MEASURE | SETUP keert u terug naar de meetfunctie.
Parameter Pag. Koptekst
CLEAr 25: Geheugen wissen
EMpty 25: Geheugen wissen – verschijnt na CLEAr
0CCUP 25: Hoeveelheid gebruikt geheugen opvragen
rAtE 56: rAtEVerzendsnelheid/opslagfrequentie instellen
StArt 24: Het registreren starten met menufuncties
StoP 25: Registreren beëindigen
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 25
Bedieningsfuncties
Tijdens het registreren
Tijdens het geheugengebruik, STORE verschijnt onder het analoge
display in beeld, kunt u de
hoeveelheid gebruikt geheugen controleren
:
StoP 000.3 %
Zodra het geheugen vol is, verschijnt het bericht100.0 %“.
Om de meetwaarden tijdens het opslaan te kunnen bekijken, moet u
overschakelen naar de meetfunctie. Dit doet u door op MEASURE |
SETUP te drukken. Als u opnieuw op MEASURE | SETUP drukt, keert
u terug naar het geheugenmenu.
Als u een andere meetfunctie kiest door de draaischakelaar te ge-
bruiken of op de knop FUNC | ENTER te drukken, wordt er een
nieuw geheugenblok aangemaakt. Het opslaan loopt dan auto-
matisch door.
Registreren beëindigen
Als u op de knop MEASURE | SETUP gedrukt heeft, verschijnt
StoP op het display.
StoP start
Bevestig de weergave „StoP “ met FUNC | ENTER.
De tekst STORE verdwijnt. Dit geeft aan dat het optekenen ten
einde is.
Met MEASURE | SETUP keert u terug naar de meetfunctie.
U kunt het geheugengebruik ook beëindigen door de multime-
ter uit te schakelen.
Hoeveelheid gebruikt geheugen opvragen
In het menu „1nFo
1nFo
1nFo
1nFo1nFokunt u de hoeveelheid gebruikt geheugen ook
tijdens het opslaan oproepen, zie ook hoofdstuk 6.3
Bereik van het gebruikte geheugen: 000.1 % ... 099.9 %.
1nFo
1nFo
1nFo
1nFo1nFo
bAtt
:
...
0CCUP
%:
017
.
4
%
Met het menuStorE
StorE
StorE
StorEStorE “ kunt u het gebruikte geheugen oproepen
voordat u begint met opslaan.
1nFo
1nFo
1nFo
1nFo1nFo
  ... StorE
StorE
StorE
StorEStorE 017.4 % StArt
Geheugen wissen
Met deze functie wist u alle opgeslagen meetwaarden!
Deze functie kan tijdens het geheugengebruik niet worden uitge-
voerd.
1nFo
1nFo
1nFo
1nFo1nFo
  ...
StorE
StorE
StorE
StorEStorE 017.4 % StArt
CLEAr empty
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
26 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
– A/Hz
5 Metingen
5.1 Spanningsmeting
Opmerkingen over de spanningsmeting
Gebruik de multimeter alleen als er batterijen in zitten. Anders bestaat
de kans dat gevaarlijke spanningen niet aangegeven worden en uw
apparaat beschadigd wordt.
De multimeter mag uitsluitend door personen worden bediend
die in staat zijn, contactgevaren te herkennen en veiligheids-
maatregelen te treffen. Contactgevaar bestaat op plaatsen
waar spanningen kunnen voorkomen die groter zijn dan 33 V
(effectieve waarde).
Raak de meetpennen bij het testen alleen achter de vingerbe-
scherming aan.
Raak in geen geval de metaalachtige meetpennen
aan.
Als u metingen verricht waarbij contactgevaar bestaat, zorg er
dan voor dat u niet alleen werkt. Haal er een tweede man bij.
De maximaal geoorloofde spanning
tussen de aansluitingen (9) resp. (10) en aarde (8)
bedraagt 1000V in de meetcategorie II resp. 600V in de meet-
categorie III
Houd er rekening mee dat aan meetobjecten (b.v. aan defecte
apparaten) onvoorspelbare spanningen kunnen voorkomen.
Condensatoren kunnen b.v. gevaarlijk geladen zijn.
In stroomkringen met corona-ontlading (hoogspanning) mag u
met dit apparaat geen metingen verrichten.
Wees uiterst voorzichtig als u in HF-stroomkringen metingen
verricht. Daar kunnen gevaarlijke mengspanningen bestaan.
Houd er rekening mee dat gevaarlijke spanningspieken bij een meting
met een laagdoorlaatfilter onderdrukt worden.
Wij raden u aan de spanning allereerst zonder laagdoorlaatfilter te
meten zodat u mogelijke gevaarlijke spanningen kunt herkennen.
Zorg er absoluut voor dat u de meetbereiken niet meer overbe-
last dan geoorloofd is. U vindt de grenswaarden in hoofdstuk 8
„Technische gegevens“ in de tabel „Meetfuncties en meetbe-
reiken“ in de kolom „Overbelastbaarheid“.
Opmerking
De schakelaarstand „V 1
M
/
M
@UISO“ is er voor het her-
kennen van stoorspanning tijdens de isolatieweerstandsme-
ting.
Verrichte nauwkeurige spanningsmetingen in de schakelaar-
stand V , V oder V .
GMC-I Messtechnik GmbH 27
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
– A/Hz
5.1.1 Gelijkspanning en mengspanning meten V DC en V (DC+AC)
Zet de parameter CL iP in het setupmenu Stroomtang op 0FF
0FF
0FF
0FF0FF.
Doet u dit niet, dan worden alle meetwaarden aangegeven in A
en gecorrigeerd met de gekozen omzettingsverhouding voor
een aangesloten stroomtangsensor weergegeven.
1nFo
1nFo
1nFo
1nFo1nFo   ... SET
SET
SET
SETSET rAtE ... CL IP
1 / 10/ /100 1000 / 0ff
0ff
0ff
0ff0ff
Zet de draaischakelaar in functie van de te meten spanning op
V resp. V .
Sluit de meetleidingen aan zoals getoond op de afbeelding.
De aansluitbus „“ moet hierbij op aardpotentiaal liggen (zo
dicht mogelijk bij aarde).
Opmerking
Binnen het bereik 1000 V wordt u gewaarschuwd door een
intervalsignaal als de meetwaarde de eindwaarde van het
meetbereik overschrijdt.
Overtuig u er van dat er geen stroommeetbereik („A“) is ingescha-
keld als u uw multimeter aansluit om spanning te meten! Als de
uitschakelgrenswaarden van de zekeringen bij verkeerde bedie-
ning worden overschreden, dan is dit gevarlijk voor u en voor uw
apparaat!
De multimeter staat na het inschakelen in schakelaarstand V altijd
in het meetbereik 3V. Zodra u de knop MAN / AUTO indrukt en de
gemeten waarde < 280mV is, schakelt de multimeter over naar
het mV-meetbereik.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
COM mA A
V
Temp
 MISO
– (+)
+ (–)
V= : 100 1000 V V
V
V
> 15 V AC of > 25 V DC:
> 1000 V:
Waarschuwingen voor gevaarlijke spanningen:
max. 1000 V 3 kHz
V : 10 mV1000 V
Hz: 1 Hz 300 kHz
Pmax = 3 x 106 V x Hz
Meetbereiken:
230
.0
FUNC
ENTER
MEASURE
SETUP
... SET
SET
SET
SETSET ... CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER  0ff
0ff
0ff
0ff0ff
5 Bereiken: 300 mV/3 V/30 V
300 V/1000 V
020.00
V
DC
V
020.00
V
DC
AC
TRMS
V
28 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
A/Hz
5.1.2 Wisselspanning en frequentie meten V AC en Hz elk
met inschakelbaar laagdoorlaatfilter
Zet de parameter CL iP in het setupmenu Stroomtang op 0FF
0FF
0FF
0FF0FF.
Doet u dit niet, dan worden alle meetwaarden aangegeven in A
en gecorrigeerd met de gekozen omzettingsverhouding voor
een aangesloten stroomtangsensor weergegeven.
1nFo
1nFo
1nFo
1nFo1nFo   ... SET
SET
SET
SETSET rAtE ... CL IP
1 / 10/ /100 1000 / 0ff
0ff
0ff
0ff0ff 
Zet de draaischakelaar in functie van de meten spanning c.q.
frequentie op V~ resp. Hz/%.
Sluit de meetleidingen aan zoals getoond op de afbeelding.
De aansluitbus „“ moet hierbij op aardpotentiaal liggen (zo
dicht mogelijk bij aarde).
Spanningsmeting
Opmerking
Binnen het bereik 1000 V wordt u gewaarschuwd door een
intervalsignaal als de meetwaarde de eindwaarde van het
meetbereik overschrijdt.
Overtuig u er van dat er geen stroommeetbereik („A“) is ingescha-
keld als u uw multimeter aansluit om spanning te meten! Als de
uitschakelgrenswaarden van de zekeringen bij verkeerde bedie-
ning worden overschreden, dan is dit gevarlijk voor u en voor uw
apparaat!
U kunt heen en weer schakelen tussen spanning meten met of
zonder laagdoorlaatfilter.
Druk op de multifunctionele knop FUNC | ENTER, totdat de een-
heid V resp. V/Fil op het display verschijnt.
Frequentiemeting
Leg de meetgrootheid aan zoals bij het meten van spanning.
Kies met de hand het meetbereik voor de spanningsamplitude.
Bij het overschakelen op frequentiemeting blijft het eerder in-
gestelde spanningsmeetbereik behouden.
U kunt heen en weer schakelen tussen frequentie meten met
of zonder laagdoorlaatfilter.
Druk op de multifunctionele knop FUNC | ENTER, totdat de een-
heid Hz resp. Hz/Fil op het display verschijnt.
De laagste meetbare frequenties en de maximaal geoorloofde
spanningen vindt u in hoofdstuk 8 „Technische gegevens“.
Meten met laagdoorlaatfilter
Let op!
!
Houd er rekening mee dat gevaarlijke spanningspieken bij
deze meting onderdrukt worden, zie ook spanningscompa-
rator.
Wij raden u aan de spanning allereerst zonder laagdoorlaat-
filter te meten zodat u mogelijke gevaarlijke spanningen kunt
herkennen.
Desgewenst kunt u een 1 kHz/-3dB-laagdoorlaatfilter inschakelen
om bij metingen bijv. aan kabels capacitief ingekoppelde hoogfre-
quente impulsen > 1 kHz uit te filteren, d.w.z. ongewenste span-
ningen van meer dan 1 kHz te onderdrukken.
Als het desbetreffende laagdoorlaatfilter is ingeschakeld, ziet u Fil
op het display staan. De multimeter schakelt automatisch over
naar de handmatige meetbereikkeuze.
Met ingeschakeld filter en bij signalen > 500 Hz wordt de gespeci-
ficeerde meetnauwkeurigheid niet gehaald.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 29
Metingen
V/Hz –
Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
A/Hz
Spanningscomparator voor het weergeven van gevaarlijke spanningen
Het ingangsignaal resp. het meetsignaal wordt door een span-
ningscomparator onderzocht op gevaarlijke pieken, omdat deze
door de functie van het laagdoorlaatfilter onderdrukt worden.
Bij U > 15 V AC of U > 25 V DC verschijnt er een gevarensymbool
in beeld:
COM mA A
V
Temp
 MISO
max. 1000 V 3 kHz
V~: 10 mV  1000 V
Hz: 1 Hz  300 kHz
~Pmax = 3 x 10
6 V x Hz
Meetbereiken:
> 15 V AC of > 25 V DC:
> 1000 V:
Waarschuwingen voor gevaarlijke spanningen:
230
.0
5 Bereiken: 300 mV/3 V/30 V
300 V/1000 V
V~
Hz
V~ & Filter
Hz & Filter
!
!
MEASURE
SETUP
... ... SET
SET
SET
SET SET CL IP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER  0ff
0ff
0ff
0ff0ff
%
Hz: vpm

0FF
TPM: vpm

0FF
De volgende functie komt
alleen voor op een klant-
specifieke variant
0230.6
V
AC
TRMS
0050.3
Hz
AC
V~
Hz / %
0229.9
V
AC
TRMS
Fil
1 kHz
V~
0050.0
AC
FilHz
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
1 kHz
Hz
%
30 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
A/Hz
Meting mark-space-verhouding
(Functie niet bij METRAHIT ISO)
Zet de draaischakelaar op V~.
Druk op de multifunctionele knop FUNC | ENTER, totdat de een-
heid % op het display verschijnt.
Sluit de meetleidingen aan zoals getoond op de afbeelding.
Overtuig u er van dat er geen stroommeetbereik („A“) is ingescha-
keld als u uw multimeter aansluit om een frequentie of een puls/
periodeverhouding te meten!
Hier wordt bij periodieke rechthoeksignalen de verhouding geme-
ten tussen impulsduur en impulsperiodeduur en weergeven in
procent.
Opmerking
De aanliggende frequentie moet tijdens het meten van de
puls/periodeverhouding constant zijn.
Puls/periodeverhouding (%) = Impulsbreedte (t E
)
Periodeduur (t P) 100
COM mA A
V
Temp
M ISO
U
t
tE
tP
Tijdgrootheden van een puls
fPPulsfrequentie = 1/t
P
tEImpulsduur
tP Impulsperiodeduur
tP – t
EImpulspauze
tE
/t
PPuls- of periodeverhouding
Meetbereiken:
Hz t
E
/tP
15 Hz ... 1 kHz 5 ... 95 %
1 kHz ... 4 kHz 10 ... 90 %
V~
Hz
%
1232.3
Hz
0002.0
%
Hz
%
tE
/tP
fP
FUNC
ENTER
GMC-I Messtechnik GmbH 31
Metingen
V/Hz –
Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
A/Hz
Toerentalmeting (deze functie komt alleen voor op een klantspecifieke variant)
Het meten van het draaisnelheid (ook wel draaifrequentie ge-
noemd) gebeurt door het meten van impulsen.
Voorwaarde hiervoor
is dat het aantal meetbare impulsen per
omwenteling eerst wordt in-
gesteld in het instelmenu OPM
(
vpm
vpm
vpm
vpmvpm

0FF
) zie onderaan.
Zet de draaischakelaar op V~.
Druk op de multifunctionele knop FUNC | ENTER, totdat de een-
heid OPM even in beeld verschijnt. Vervolgens verschijnt de
meetwaarde: b.v. „u 244,3“ in omwentelingen per minuut.
Meetwaarde OPM = Omwentelingen per minuut (o/min)
Parameter vpm = Impulsen per omwenteling
Instelmenu impulsen per omwenteling
1nFo
1nFo
1nFo
1nFo1nFo     ... SET
SET
SET
SETSET rAtE ... vpm
0ff/1
1
1
11 : 0
0
0
00.1
1
1
11 ... 1000
1000
1000
10001000 
OPM Omwentelingen
min
------------------------------- Impulsen
Omwenteling
-------------------------------
 
 x60s
s
-------
=
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
32 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
– A/Hz
5.2 Weerstandsmeting „
Sluit de stroomtoevoer van de stroomkring van het apparaat af
dat u wilt meten en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is. Stoor-
spanningen vervalsen het meetresultaat!
De spanningsvrijheid meten met behulp van de gelijkspan-
ningsmeting, zie hoofdstuk 5.1.1.
Zet de draaischakelaar op.
Sluit het testobject aan zoals getoond op de afbeelding.
Opmerking
Gebruik bij hoogohmige weerstanden korte of afge-
schermde meetleidingen.
Verbeteren van de nauwkeurigheid door nulpuntinstelling
In alle meetbereiken kunt u de weerstand van de toevoerleidingen
en overgangsweerstanden elimineren door een nulpuntinstelling,
zie hoofdstuk 4.2.
COM mA A
V
Temp
 MISO
Rx
Rx
0 V !
!
6 Bereiken: 300 3 k 30  k / 300 k/ 3 M/ 30 M
Meetbereiken: 0,1 k  ... 31 M
0000.0
k
GMC-I Messtechnik GmbH 33
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
– A/Hz
5.3 Temperatuurmeting Temp RTD en Temp TC
De temperatuurmeting gebeurt met de weerstandsthermometer
van het type Pt100 of Pt1000 en het thermoelement type K (toe-
behoren, wordt niet meegeleverd), dat aangesloten wordt op de
spanningsingang.
Temperatuureenheid kiezen
1nFo
1nFo
1nFo
1nFo1nFo   ... tEMP °C / °F 
(°C = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
5.3.1 Meting met weerstandsthermometers
Zet de draaischakelaar op „Temp
RTD.
Met FUNC | ENTER.gaat u naar de andere meetfunctie.
Het type Pt100 of Pt1000 wordt automatisch herkend en verschijnt in
beeld.
Er zijn twee mogelijkheden om de weerstand van de toevoerlei-
ding te compenseren:
Automatische compensatie
Druk op de knop ZERO | ESC.
De tekst „Short leads“ verschijnt in beeld.
Als u de weerstand van de toevoerleiding zelf wilt invoeren, kunt u
de volgende prompt overslaan.
Sluit de aansluitleidingen van het meetapparaat kort.
Op het display verschijnt000.0. Als u op de knop FUNC |
ENTER drukt, vindt er bij toekomstige metingen een automati-
sche compensatie van de weerstand plaats. Nu kunt u de
kortsluiting verwijderen, het apparaat is gereed om te meten.
De weerstand van de toevoerleiding invoeren
In het menu Automatische compensatie moet u nog eens op
de knop ZERO | ESC drukken.
Toets mt de cursorknoppen de bekende weerstand van aan-
sluitleidingen in:
Met de knoppen   kiest u de decade, d.w.z. de positie van
het cijfer dat u wilt veranderen en met de knoppen stelt u
het betreffende cijfer in. De defaultwaarde is 0,16 . De invoer-
grenzen liggen tussen 0 en 50 .
Als u op FUNC | ENTER drukt, wordt de ingestelde waarde over-
genomen en keert u terug naar de meting. De weerstand van
de toevoerleiding blijft ook in het geheugen als u het apparaat
uitschakelt.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
34 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
– A/Hz
COM mA A
V
Temp
 MISO
short leads
RTD
Meetbereiken
RTD Pt 100 200,0 +850,0 C
RTD Pt 1000 150,0 +850,0 C
Temp
RTD
Temp
TC
0025.6
C
Pt1000
RTD
0000.0
r000.5
FUNC
ENTER
ZERO
ESC
ZERO
ESC
FUNC
ENTER
Automatische
compensatie
De weerstand van de toevoerleiding invoeren
GMC-I Messtechnik GmbH 35
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
– A/Hz
5.3.2 Meting met thermo-elementen Temp TC
Zet de draaischakelaar op „TempRTD.
Opmerking
De voor het laatst gekozen temperatuurmeting resp. de voor
het laatst ingestelde temperatuursensor type K of Pt100/
Pt1000 blijft in het geheugen en verschijnt dienovereenkom-
stig in beeld. Met FUNC | ENTER.gaat u telkens naar de andere
meetfunctie.
De referentietemperatuur wordt gemeten via het interne verge-
lijkingspunt, voor opvraging zie de parameter „1tEMP “ op
pagina 55.
Opmerking
De interne referentietemperatuur (interne vergelijkingspunt-
temperatuur) wordt gemeten met een temperatuurvoeler in
het apparaat. Door interne verwarming of door de overgang
van een warme naar een koude ogmeving of omgekeerd
kan deze iets hoger liggen dan kamertemperatuur.
Sluit de voeler aan op de twee vrijgegeven connectors. Het ap-
paraat geeft de gemeten temperatuur in de gekozen eenheid
aan.
COM mA A
V
Temp
 MISO
Temp
RTD
Temp
TC
TE (TC)
Meetbereik
TE (TC)
K (NiCr-Ni)
– 250,0 + 1372,0 C
0023.3
C
Typ-K
TC
0256.0
C
Pt1000
RTD
FUNC
ENTER
36 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
A/Hz
5.4 Doorgangstest
Sluit de stroomtoevoer van de stroomkring van het apparaat af
dat u wilt meten en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is. Stoor-
spanningen vervalsen het meetresultaat!
Zet de draaischakelaar op „ .
Op het display verschijnt een luidsprekersymbool.
Sluit het te testen doorgangspunt aan zoals getoond op de af-
beelding.
Al naar gelang de ingestelde grenswaarde geeft de multimeter bij
doorgang resp. kortsluiting, dus bij een waarde die kleiner is dan
de grenswaarde, een continu klinkend signaal.
Bij open aansluitingen verschijnt „0L
0L
0L
0L0L “ in beeld.
De grenswaarde kan worden ingesteld in het menu SET
SET
SET
SETSET, zie ook
hoofdstuk 6.4:
1nFo
1nFo
1nFo
1nFo1nFo ... SET
SET
SET
SETSET rAtE ... bEEP
1, 10
10
10
1010, , , 20 30, 40 90 
(10 = Standaardwaarde/fabrieksinstelling)
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
COM mA A
V
Temp
 MISO
0 V !
!
R < 1, 10, 20, 30, 40, 90
R : 300
Meetbereik:
(0,1 ... 310 )
0.443
V
DC
FUNC
ENTER
000.8
GMC-I Messtechnik GmbH 37
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
– A/Hz
5.5 Diodetest met constante stroom 1 mA
Sluit de stroomtoevoer van de stroomkring van het apparaat af
dat u wilt meten en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is. Stoor-
spanningen vervalsen het meetresultaat!
De spanningsvrijheid meten met behulp van de gelijkspan-
ningsmeting, zie hoofdstuk 5.1.1.
Zet de draaischakelaar op „ .
Druk op de knop FUNC | ENTER, het diodesymboool verschijnt
op het display.
Sluit het testobject aan zoals getoond op de afbeelding.
Doorlaatrichting resp. kortsluiting
Het meetapparaat geeft de doorlaatspanning in Volt aan
(Weergave: 4 posities). Zolang de afvalspanning de max. aange-
geven waarde van 5,1 V niet overschrijdt, kunt u ook meerdere in
serie geschakelde elementen of ook referentiediodes met een
kleine referentiespanning en Z-diodes en LED's testen.
Sperrichting of onderbreking
Het meetapparaat geeft een overloop .0L
0L
0L
0L0L aan.
Opmerking
Parallel met de diode liggende weerstanden en halfgeleider-
trajecten vervalsen het meetresultaat!
COM mA A
V
Temp
 MISO
Doorlaatrichting Sperrichting
0 V !
0.L
tot 5,100 V
Meetbereik:
+
!
0.443
V
000.8
DC
FUNC
ENTER
38 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
– A/Hz
5.6 Capaciteitsmeting
Sluit de stroomtoevoer van de stroomkring van het apparaat af dat
u wilt meten en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is.
Condensatoren moeten altijd ontladen zijn om gemeten te kun-
nen worden.
Stoorspanningen vervalsen het meetresultaat!
De spanningsvrijheid meten met behulp van de gelijkspan-
ningsmeting, zie hoofdstuk 5.1.1.
Zet de draaischakelaar op .
Sluit het (ontladen!) testobject met meetleidingen aan op de
connectors zoals getoond op de afbeelding.
Opmerking
Gepolariseerde condensatoren moeten met de „–“ pool aange-
sloten worden op de connector „
.
Parallel met de condensator liggende weerstanden en halfgelei-
dertrajecten vervalsen het meetresultaat!
COM mA A
V
Temp
 MISO
COM mA A
V
Temp
 MISO
0 V !
!
10
.38
F
+
+
Meetbereik: 10 pF ... 300 F
5 Bereiken: 30 nF / 300 nF/
3 FF / 30 F / 300
GMC-I Messtechnik GmbH 39
Metingen
V/Hz –
Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
A/Hz
5.7 Isolatieweerstandsmeting – Functie M
@UISO
.
5.7.1 De meting voorbereiden
Opmerking
De meetleidingen controleren
Vóór de isolatiemeting moet in schakelaarstand of
door middel van kortsluiten van de meetleidingen met de
meetpennen gecontroleerd worden, of het apparaat vrijwel
nul aangeeft.
Hiermee kan een verkeerde aansluiting voor-
komen worden. Men kan hiermee ook achterhalen of meetlei-
dingen zijn onderbroken.
Opmerking
Isolatieweerstanden mogen alleen aan spanningsvrije objec-
ten worden gemeten.
Bij het meten van hoogohmige isolatieweerstanden mogen
de meetleidingen niet met elkaar in contact komen.
Zet de draaischakelaar op „
M
@UISO
.
Sluit de meetleidingen aan op de twee vrijgegeven connectors.
In deze schakelaarstand verricht u een stoorspanningsmeting
V AC+DC TRMS.
Alleen als het meetobject spanningsvrij is, mag u voor isolatieme-
ting de knop FUNC | ENTER voor UISO ON / OFF indrukken.
Opmerking
De schakelaarstand M@UISO
mag alleen worden gebruikt
voor isolatieweerstandsmeting en de windingssluitingsde-
tectie (METRAHIT COIL). Per vergissing aanliggende stoor-
spanning wordt bij deze schakelaarstand echter aangege-
ven. Als in de installatie een stoorspanning bestaat van
50 V, dan wordt de isolatieweerstandsmeting geblok-
keerd. Op het LCD-display wordt nog steeds de stoorspan-
ning aangegeven. Als er een spanning bestaat die groter is
dan 1000V ist, dan wordt deze ook nog eens akoestisch
gemeld.
COM mA A
V
Temp
 MISO
00
.00
Meetleidingen kortsluiten
Rx
0 V !
!
M
@UISO
V
Herkennen van stoorspanning
1M
000.0
V
DC
AC
TRMS
ISO 500V
40 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
A/Hz
Let op Hoogspanning!
Raak de geleidende uiteinden van de meetpennen niet aan
als het
apparaat ingeschakeld is om isolatieweerstanden te meten.
Er kan een stroom van 2,5 mA (in het meetapparaat
begrensd) door uw lichaam stromen. Deze bereikt welis-
waar geen levensgevaarlijke waarden, maar u voelt de elek-
trische schok wel.
Als u meet op een capacitief meetobject, b. v. op een kabel,
dan kan dit worden opgeladen tot ca. 1200 V, al naar
gelang de ingestelde testspanning. Als u het testobject in dit
geval na het meten aanraakt, is dit levensgevaarlijk!
De testspanning kiezen (U
ISO
= 50 ... 1000 V*)
De gewenste testspanning kan worden ingesteld in het menu „
SET
SET
SET
SETSET
,
zie ook hoofdstuk 6.4:
1nFo
1nFo
1nFo
1nFo1nFo   ... SET
SET
SET
SETSET rAtE ... v1so
... 500, 1000 V* 
* De testspanningen die u kunt kiezen alsook de fabrieksinstelling hangt
af van de versie van het apparaat.
Hier kunt u met de cursortoetsen   de gewenste testspanning
kiezen voor het meten van de isolatieweerstand: Voorwaarde: de
multimeter staat in de schakelaarstand V1M en in de AUTO-
Range functie.
Op het display verschijnt de gekozen testspanning bij het meten
in beeld.
5.7.2 De isolatiemeting verrichten
De isolatieweerstandsmeting inschakelen:
Houd de knop U ISO ON / OFF voor de isolatieweerstandsmeting
ingedrukt, totdat de aangegeven waarde stabiel is.
Als u de knop loslaat, wordt de isolatieweerstandsmeting be-
ëindigd.
Bij de isolatieweerstandsmeting is de automatische meetbereik-
functie actief.
Voor het automatisch bewaren van geldige meetwaarden kunt u
een speciaal voor de isolatiemeting aangepaste DATA-functie ac-
tiveren, zie hoofdstuk 4.4.1.
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER
MAN / AUTO
DATA/MIN/MAX... 1000 V10 V ...
M
@UISO
V
1M
Autorange
FUNC
ENTER
U ISO ON / OFF
Testspanning
inschakelen
M
@UISO
V
1M
002.00
M
M
ISO
000.0
V
DC
AC
TRMS
500V
ISO 500V
GMC-I Messtechnik GmbH 41
Metingen
V/Hz –
Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
A/Hz
Automatisch herkennen van stoorspanning tijdens de isolatiemeting
Als het apparaat tijdens de isolatiemeting een stoorspanning >
15 V AC of > 25 V DC herkent (voorwaarde: U
fremd  U ISO, z. B. Riq
< 100 k @ 100 V, zie pagina 64 voetnoot 1) voetnoot 1) dan ver-
schijnt op het LCD-display even „Error“ voor fout. Vervolgens
schakelt het automatisch over naar spanningsmeting en geeft het
de op dit moment gemeten spanning aan.
Opmerking
Bij de automatische stoorspanningsherkenning tijdens de
isolatiemeting leidt een dode zone tot foutieve metingen.
Deze dode zone ligt tussen 80% en 120% van de ingestelde
testspanning. (Natuurkundig probleem: bij een stoorspan-
ning, die qua hoeveelheid overeenstemt met de meetspan-
ning, neutraliseren beide spanningen elkaar).
U kunt niet overschakelen naar de isolatiemeting als er spanning
op de meetklemmen aanligt.
Als er geen stoorspanning meer aanligt, kunt u de M @UISO
-me-
ting
starten door opnieuw op de knop
U
ISO
ON / OFF
te drukken.
Let op!
!
Als „Error“ in beeld verschijnt, is er vermoedelijk sprake van
een grote capacitieve oplading van de leiding (van het test-
object). Oplossing:
Sluit de leiding (het testobject) kort. Herhaal de meting ver-
volgens.
Speciaal geval: weergave van kleine isolatieweerstanden tot aan de kort-
sluiting
Allereerst verschijnt „Error“ en vervolgens verschijnt even „Short“ op
het display en dan verschijnt de actuele gemeten weerstandswaarde.
5.7.3 De meting beëindigen en ontladen
Druk even op de knop UISO ON / OFF.
Na afloop van de meting wordt er nog een eventueel aanwezige
restspanning aangegeven, die het gevolg kan zijn van leidingsca-
paciteiten. De interne weerstand van 1 M van het apparaat zorgt
er voor dat de ladingen snel verdwijnen. Er moet contact blijven
bestaan met het object. U kunt rechtstreeks op het LCD-display
zien hoe de spanning daalt. Onderbreek de aansluiting pas als de
spanning < 25 V bedraagt!
Opmerking
Bij de isolatieweerstandsmeting worden de batterijen van
het apparaat zwaar belast. Schakel de isolatieweerstands-
meting tijdens de meetpauzes dus uit. Gebruik uitsluitend
alkali-mangaan-cellen conform IEC 6 LR61.
Opmerking
De schakelaarstand „V 1
M
/
M
@UISO
“ is er voor het her-
kennen van stoorspanning tijdens de isolatieweerstandsme-
ting.
Verrichte nauwkeurige spanningsmetingen in de schakelaar-
stand V , V oder V .
+
0 V !
Ontladen
025.0
U
ISO
V
DC
AC
TRMS
ISO 500V
42 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen
V/Hz –
– Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
A/Hz
5.8 Meten van de windingssluiting – Functie
COIL/M
@UISO
.
Deze functie is alleen mogelijk met de apparaatversie
METRAHIT COIL
en alleen in combinatie met de
COIL TEST ADAPTER
. Bij deze meting
wordt aan de hand van een cyclische ontlading met hoge spanning
achtereenvolgens voor elke motorwikkeling resp. elke wikkelings-
combinatie een deelperiodieke tijd bepaald die in verhouding staat tot
de inductiviteit van de betreffende wikkeling. Door de meetresultaten
met elkaar te vergelijken kan men de symmetrie van de motorwikke-
lingen controleren en dus een mogelijke windingssluiting achterhalen.
5.8.1 De meting voorbereiden
Opmerking
Windingssluitingen mogen alleen worden gemeten op span-
ningsvrije wikkelingen.
Sluit de
COIL TEST ADAPTER
met behulp van de contactbeveiligde
stekkers op de aansluitkabels op de twee vrijgegeven connec-
tors van de multimeter aan: de rode kabel op de connector
COIL en de zwarte kabel op de connector COM.
Zet de draaischakelaar op „
COIL/M
@UISO
.
Sluit de twee meetkabels op de twee connectors van de
COIL
TEST ADAPTER
s (voorzien van het motorsymbool) aan.
Breng het inductieve meetobject in contact met de
(kroko)klemmen die op de meetpennen zijn aangebracht. Bij
draaistroommotoren contacteert u b. v. achtereenvolgens de
wikkelingsaansluitingen U–V, V–W en U–W.
In deze schakelaarstand verricht u een stoorspanningsmeting
V AC+DC TRMS.
Alleen als het meetobject spanningsvrij is, mag u voor het meten
van de windingssluiting op de knop U COIL ON / OFF drukken (en
deze ingedrukt houden totdat de meetwaarde stabiel is).
COM mA A
V
Temp
 MISO
0 V !
!
M
@UISO
V
1M
COIL
V
U
W
Voorbeeld
COIL
METRAHITCOIL
COIL
COIL
TEST ADAPTER
Sterschakeling
M
COIL TEST ADAPTER
en meetleidingen
aansluiten
UISO
1200 V !
> 500 A !
(impuls)
M
@UISO
V
Herkennen van stoorspanning
1M
COIL
000.0
V
DC
AC
TRMS
1000V
GMC-I Messtechnik GmbH 43
Metingen
V/Hz –
Temp (°C/°F) – – M
@UISO
COIL/M
@UISO
A/Hz
Opmerking
De schakelaarstand
COIL/M
@UISO
mag alleen worden
gebruikt voor het meten van de windingssluiting. Per vergis-
sing aanliggende stoorspanning wordt bij deze schakelaar-
stand echter aangegeven.
Als in de installatie een stoorspanning bestaat van  50 V,
dan wordt het meten van de windingssluiting geblokkeerd.
Op het LCD-display is nog steeds de stoorspanning en het
symbool „Let op: hoogspanning“ zichtbaar. Als er een span-
ning bestaat die groter is dan 1000V ist, dan wordt deze ook
nog eens akoestisch gemeld.
Let op Hoogspanning!
Raak de geleidende uiteinden van de meetpennen niet aan zolang
de knop U COIL ON / OFF ingedrukt is.
Er staat een spanning van max. 1200 Volt op de twee vrijgege-
ven uitgangsconnectors van de multimeter en er staat een
gepulste op de twee uitgangsconnectors van de
COIL TEST
ADAPTERs
(voorzien van het motorsymbool).
Multimeter: Er kan een stroom van 2,5 mA (in het meetappa-
raat begrensd) door uw lichaam stromen. Deze bereikt wel-
iswaar geen levensgevaarlijke waarden, maar u voelt de
elektrische schok wel.
COIL TEST ADAPTER
: Op de uitgangsconnectors kunnen
impulsstromen bestaan van > 500 A.
Het meetobject kan zich opladen: Wacht na elke meting totdat
de spanning op het meetobject is verminderd (weergave
stoorspanning). Doet u dit niet, dan kan het aanraken van
het meetobject levensgevaarlijk zijn!
Testspanning (U
ISO
= 1000 V)
De testspanning van de windingssluitingsmeting is vast ingesteld
op 1000 V en kan niet worden gewijzigd. Op het display verschijnt
de actuele testspanning bij het meten in beeld.
5.8.2 Het meten van de windingssluiting
Contacteer de gewenste wikkeling (b. v. U–V) om te controle-
ren of ze spanningsvrij is.
Let op!
!
Meet niet vrijhandig maar met een zelfhoudende contacte-
ring , b. v. met krokodilklemmen. Een slecht contact kan
vonken veroorzaken, wegglijden van het meetobject is le-
vensgevaarlijk!
De windingssluitingsmeting activeren:
Houd de knop U COIL ON / OFF voor de meting ingedrukt, totdat
de aangegeven tijdwaarde stabiel is. Op het display knippert
de testspanning 1000 V.
Lees de numerieke waarde af (aangegeven in μsec) en noteer
deze samen met de gecontacteerde wikkeling.
Als u de knop
U
COIL
ON / OFF
loslaat, wordt de meting beëindigd.


Produktspezifikationen

Marke: Gossen Metrawatt
Kategorie: Multimeter
Modell: Metrahit Coil

Brauchst du Hilfe?

Wenn Sie Hilfe mit Gossen Metrawatt Metrahit Coil benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten




Bedienungsanleitung Multimeter Gossen Metrawatt

Bedienungsanleitung Multimeter

Neueste Bedienungsanleitung für -Kategorien-