Samsung CLX-6240 Series Bedienungsanleitung

Samsung Alles in einem CLX-6240 Series

Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Samsung CLX-6240 Series (168 Seiten) in der Kategorie Alles in einem. Dieser Bedienungsanleitung war für 33 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet

Seite 1/168
CLX-6200 Series
CLX-6240 Series
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt voor uw aankoop van dit Samsung-
product. Voor een nog completere service,
kunt u zich registreren bij
www.samsung.com/register
2_De functies van uw nieuwe laserproduct
de functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Met dit apparaat kunt u:
SPECIALE FUNCTIES
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van de kleuren
cyaan, magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken tot een resolutie van 2.400 x 600 dpi.
Zie Software.
Uw printer drukt papier van A4-formaat af met een snelheid
van maximaal 20 ppm (CLX-6200 Series) of 24 ppm
(CLX-6240 Series) en papier van Letter-formaat met een
snelheid van maximaal 21 ppm (CLX-6200 Series) of
25 ppm (CLX-6240 Series).
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De multifunctionele lade biedt plaats aan briefhoofden,
enveloppen, etiketten, transparanten, aangepaste
afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier.
De multifunctionele lade kan maximaal 100 vel gewoon
papier bevatten.
Lade 1
voor 250 vellen en de optionele lade voor 500 vellen
kunnen worden gebruikt voor normaal papier van diverse
afmetingen.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk"). Zie
Software.
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina
van uw document worden vergroot, en afgedrukt op
afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster. Zie Software.
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
gewoon papier met briefhoofd. Zie Software.
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier
te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het
papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie Software.
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te
breiden. (Pagina 96)
Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3
(PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken met Windows 2000 en Windows XP/
2003/Vista, evenals met Linux- en Macintosh-systemen.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
Het is mogelijk de afbeelding op het origineel verschillende
keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus- of
krantenachtergrond verwijdert.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
De originelen scannen en direct verzenden
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende
bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van
een fax
(CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX)
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te
verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen
bestemmingen verzenden.
Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt
op basis van uw instellingen.
* Zoran IPS Emulation compatibel met PostScript 3
© Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten
voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage
zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
* 136 PS3-lettertypen
Bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc.
De functies van uw nieuwe laserproduct_3
FUNCTIES PER MODEL
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw
bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
( : aanwezig, O: optioneel, leeg: niet beschikbaar)
INFORMATIE OVER DEZE GEBRUIKERSHANDLEIDING
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie met betrekking tot de verschillende procedures die
doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor het installeren
van en het werken met het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
FUNCTIES CLX-6200ND CLX-6200FX CLX-6210FX CLX-6240FX
USB 2.0
USB-geheugeninterface
DADI (dubbelzijdige automatische documentinvoer)
ADI (automatische documentinvoer)
Vaste schijf OO
Netwerkinterface 802.11 b/g draadloos LAN OOO
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
FAX
CONVENTIE BESCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het
apparaat.
Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening
van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen
van land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderzijde van
de tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor meer
informatie)
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie)
4_De functies van uw nieuwe laserproduct
MEER INFORMATIE
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online documenten zijn.
Beknopte
installatiehandleiding
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar
te maken.
Online
gebruikershandleiding
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat,
de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder verschillende
besturingssystemen en de wijze waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
Hulp bij het
printerstuurprogramma
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van
afdrukinstellingen. Als u de Help-functie bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op
Help
in het dialoogvenster met
printereigenschappen.
Samsung-website Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie
vinden op de website van Samsung, www.samsungprinter.com.
Veiligheidsinformatie_ 5
veiligheidsinformatie
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar
dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
LET OP
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk
letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4.
Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden.
Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw
leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het
apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op brand
en elektrische schokken.
10. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden
gemorst.
6_Veiligheidsinformatie
12.
Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar
een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden
blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt
gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
13. In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle
en reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14. Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg
hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15. Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16. Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWGa zijn.
17. Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
19. Dit apparaat kan alleen worden gebruikt in het land waar u het hebt aangekocht. (Als gevolg van spannings- en
frequentieverschillen, verschillende telecommunicatie-instellingen, enz.)
a. AWG: American Wire Guage.
Veiligheidsinformatie_ 7
MILIEU- EN VEILIGHEIDSOVERWEGINGEN
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten
van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
onderhoud door de gebruiker of in de instructies voorgeschreven onderhoudssituaties nooit iemand zal worden blootgesteld aan laserstraling
hoger dan klasse I.
Waarschuwing
Gebruik of onderhoud de printer nooit als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel de gereflecteerde laserstraal onzichtbaar
is, kan ze uw ogen beschadigen.
Als u dit apparaat gebruikt, moeten deze elementaire veiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico van brand, elektrische
schokken en lichamelijk letsel te beperken:
OZONVEILIGHEID
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat op te stellen in een goed geventileerde ruimte.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Samsung-verkoper in uw buurt.
ENERGIE BESPAREN
Dit apparaat maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie, die het energiegebruik vermindert wanneer het apparaat niet
wordt gebruikt.
Als het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verminderd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov.
8_Veiligheidsinformatie
RECYCLING
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product of voer ze op een milieuvriendelijke wijze af.
CORRECTE VERWIJDERING VAN DIT PRODUCT
(ELEKTRISCHE & ELEKTRONISCHE AFVALAPPARATUUR)
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv.
lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun gebruiksduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve
deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van
materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde
afvalverwijderering. Particuliere gebruikers kunnen contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met lokale
overheidsinstanties voor informatie over waar en hoe ze deze items op een ecologisch verantwoorde manier kunnen recyclen. Zakelijke
gebruikers dienen contact op te nemen met hun leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de verkoopovereenkomst te
controleren. Dit product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval worden weggegooid.
CORRECTE BEHANDELING VAN EEN GEBRUIKTE ACCU UIT DIT PRODUCT
(Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor accu's en batterijen)
Dit merkteken op de accu, handleiding of verpakking geeft aan dat de accu in dit product aan het einde van de levensduur niet samen met
ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. De chemische symbolen Hg, Cd of Pb geven aan dat het kwik-, cadmium- of loodgehalte
in de accu hoger is dan de referentieniveaus in de Richtlijn 2006/66/EC. Indien de gebruikte accu niet op de juiste wijze wordt behandeld,
kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen of het milieu.
Ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en ter bevordering van het hergebruik van materialen, verzoeken wij u afgedankte accu's en
batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu's en batterijen in
uw omgeving.
RADIOFREQUENTIESTRALING
FCC-voorschriften
Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van klasse A conform artikel 15 van de FCC-
voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat
genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd
en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij een specifieke
installatie geen interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt
controleren door het apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een of meer van de volgende stappen
te ondernemen:
Draai of verplaats de ontvangstantenne.
Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een andere stroomkring dan deze waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse A voor radioruisemissies van digitale apparaten zoals beschreven in de norm
inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel 'Digital Apparatus', ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans
la norme sur le matériel brouilleur: 'Appareils Numériques', ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van
de toepasselijke voorschriften, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer de toestemming heeft om het apparaat te gebruiken.
Veiligheidsinformatie_ 9
VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA
Federal Communications Commission (FCC)
'Intentional emitter' overeenkomstig FCC Deel 15
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Dit deel is alleen van toepassing als dergelijke
apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Verenigde Staten alleen worden gebruikt als op het systeemlabel
een FCC-identificatienummer staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor
gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet
meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten ingeschakeld zijn. Het geleverde vermogen van het draadloze
apparaat (of de draadloze apparaten) dat (die) mogelijk in uw printer ingebouwd is (zijn), ligt ruimschoots onder de door de FCC vastgelegde
RF-blootstellingsgrenzen.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
FCC-verklaring voor het gebruik van draadloze lokale netwerken:
Tijdens de installatie en het gebruik van deze combinatie van zender en antenne is het mogelijk dat vlakbij de geïnstalleerde antenne de RF-
blootstellingsgrens van 1 mW/cm² wordt overschreden. Daarom moet de gebruiker te allen tijde minstens 20 cm afstand houden van de antenne.
Dit apparaat mag niet samen met een andere zender en zendantenne worden opgesteld.
FAX-IDENTIFICATIE
In verschillende landen is het wettelijk verboden om met een computer of ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden die niet zijn
voorzien van een duidelijke strook met de volgende informatie, aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste
pagina:
(1) verzenddatum en -tijd
(2) naam van de verzender (bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon); en
(3) faxnummer van de verzender (apparaat, bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon).
Uw telefoonbedrijf kan wijzigingen aanbrengen in communicatiefaciliteiten, gebruik van apparatuur en procedures wanneer dit redelijkerwijs
noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften (VS: FCC Deel 68). Als van zulke wijzigingen
redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg zullen hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met
de communicatiemiddelen van het telefoonbedrijf, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze
daadwerkelijke gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk op
de hoogte worden gesteld, zodat de klant de gelegenheid heeft om maatregelen te nemen waardoor de telefoonaansluiting in bedrijf kan blijven.
10 _Veiligheidsinformatie
AANSLUITFACTOR (REN, RINGER EQUIVALENCE NUMBER)
Afhankelijk van het land van aanschaf kan achter of onder op het apparaat een sticker zitten met de aansluitfactor (VS: Ringer Equivalence
Number) en het toelatingsnummer of registratienummer (VS: FCC Registration Number) van het apparaat. In sommige landen (zoals de VS)
moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op
dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt “overbelast”. Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met zelf
bellen en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Het totaal van
de aansluitfactoren van alle op dezelfde telefoonlijn aangesloten apparaten mag niet meer dan 5 bedragen om zeker te zijn dat het
telefoonbedrijf in staat is om de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een enkel geval is een totaal van 5 te hoog (afhankelijk van
telefoonbedrijf en/of centrale). Als een aangesloten telefoonapparaaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn
aangezien het schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Verder moet u het volgende weten:
Het apparaat is niet ontworpen voor aansluiting op een digitale bedrijfscentrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op een telefonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn
aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan, behalve een normaal telefoontoestel, geen
andere apparaten aan te sluiten op de lijn waar het apparaat op is aangesloten.
Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om
zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij
uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak.
Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst
het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst van de test op de hoogte te stellen. De dienst kan u dan
meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit aparaat die niet
uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet) ertoe leiden
dat het de gebruiker niet langer is toegestaan om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet
veroorzaakt, moet het telefoonbedrijf de klant ervan op de hoogte stellen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het echter
in de praktijk niet mogelijk is om de klant vooraf in te lichten, kan het telefoonbedrijf de dienstverlening eerder onderbreken, onder
voorwaarde dat het:
a) de klant zo snel mogelijk inlicht;
b) de klant de gelegenheid geeft om het probleem met de randapparatuur op te heffen;
c) de klant erop wijst dat deze het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de
procedures uiteengezet in “FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68”.
Veiligheidsinformatie_ 11
STEKKER VAN HET NETSNOER VERVANGEN (ALLEEN VOOR UK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Wanneer
u de zekering vervangt, moet u een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet
u de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een
nieuwe afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
De 13 ampère stekker is het meest voorkomende type in de UK en kan in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (meest oudere)
gebouwen hebben echter geen normale 13 ampère stopcontacten. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een
geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Belangrijke waarschuwing:
dit apparaat moet worden aangesloten op een geaard stopcontact.
De aders van het netnoer hebben de volgende kleurcodering:
groen en geel: aarde
blauw: neutraal
•bruin: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet gelijk zijn aan die van de stekker.
Sluit de groen/gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “E”, het aarde-symbool, de kleuren groen/geel of de kleur groen.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “N” of de kleur zwart.
Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “L” of de kleur rood.
Ergens in de stroomkring moet een zekering van 13 Ampère zijn aangebracht: in de stekker, in de adapter of in de meterkast.
Als u ondanks het bovenstaande toch de aangegoten stekker verwijdert, gooi deze dan onmiddellijk in de vuilnisbak.
U kunt de stekker niet opnieuw bedraden, en wanneer iemand hem in een passend stopcontact doet, bestaat er groot gevaar
voor elektrische schokken.
12 _Veiligheidsinformatie
VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (EUROPESE LANDEN)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende
toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums:
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten
inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (laagspanningsrichtlijn).
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten
inzake elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999:
Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning
van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante
richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
EC certificering
Richtlijn 1999/5/EC certificering inzake radioapparatuur en telecommunicatie randapparatuur (FAX)
Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluiting als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens
richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN's en compatibele PBX's van de Europese landen:
Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op basis van TBR21. Als hulp bij het gebruik en de toepassing van eindapparatuur die in overeenstemming is met deze
norm, heeft ETSI, het Europees instituut voor telecommunicatienormen, een adviesdocument (EG 201 121) uitgegeven dat opmerkingen en
aanvullende vereisten bevat om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals te garanderen. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met
de in dit document genoemde adviezen en het product voldoet daar volledig aan.
Europese radiogoedkeuringsinformatie
(voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten)
Dit product is een printer. Mogelijk bevat uw printersysteem, dat bedoeld is voor gebruik thuis of op kantoor, radio LAN type-apparaten met
een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Dit deel is alleen van
toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio's alleen worden
gebruikt als een CE-markering met een registratienummer van , een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op het
systeemlabel staan.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie heeft vastgelegd in de R&TTE-richtlijn.
De volgende Europese landen hebben hun goedkeuring voor gebruik gegeven:
EU Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk (met frequentiebeperkingen),
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen,
Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
EER/EVA IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
Europese landen met beperkingen inzake het gebruik:
EU In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van
meer dan 10 mW
EER/EVA Geen beperkingen op dit moment.
Veiligheidsinformatie_ 13
WETTELIJK VERPLICHTE VERKLARINGEN INZAKE OVEREENSTEMMING
Draadloze besturing
Mogelijk bevat uw printersysteem radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie)
die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Het volgende deel is een algemeen overzicht van overwegingen die betrekking hebben op het gebruik
van een draadloos apparaat.
Aanvullende beperkingen, waarschuwingen en aandachtspunten voor specifieke landen zijn vermeld in de delen die handelen over een
specifiek land of een specifieke groep van landen. De draadloze apparaten in uw systeem mogen alleen worden gebruikt in de landen
geïdentificeerd door de "radiogoedkeuringsmerken" (Radio Approval Marks) op het systeemlabel. Als u het draadloze apparaat wilt gebruiken
in een land dat niet in de lijst staat, neemt u contact op met uw plaatselijk radiogoedkeuringsbureau voor de vereisten. Draadloze apparaten
zijn streng gereglementeerd en mogen mogelijk niet worden gebruikt.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de momenteel bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder
energie uitstralen dan toegestaan in veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de fabrikant van oordeel dat het gebruik
van deze apparaten veilig is. Ongeacht het vermogen moet erop worden gelet dat menselijk contact tijdens normaal gebruik tot een minimum
wordt beperkt.
Als algemene richtlijn geldt dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos
apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), doorgaans minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm
van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten aanstaan en uitzenden.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van gangbare
beperkingen:
Draadloze radiofrequentiecommunicatie kan apparatuur aan boord van vliegtuigen storen. De huidige luchtvaartvoorschriften vereisen dat
draadloze apparaten aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld. IEEE 802.11- (ook bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-
communicatieapparaten zijn voorbeelden van apparaten die gebruikmaken van draadloze communicatie.
In omgevingen waar het risico op storing van andere apparaten of diensten gevaarlijk is of als gevaarlijk wordt beschouwd, is het mogelijk dat het
gebruik van een draadloos apparaat wordt beperkt of verboden. Luchthavens, ziekenhuizen en plaatsen met een hoge concentratie aan zuurstof
of ontvlambare gassen zijn slechts enkele voorbeelden van waar het gebruik van draadloze apparaten kan worden beperkt of verboden. Als
u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten toegestaan is op de plaats waar u zich bevindt, vraagt u de plaatselijke bevoegde
instantie om goedkeuring voordat u het draadloze apparaat gebruikt of inschakelt.
De beperkingen met betrekking tot het gebruik van draadloze apparaten verschillen van land tot land. Uw systeem is uitgerust met een draadloos
apparaat. Daarom dient u, voordat u met uw systeem naar een ander land reist, bij de plaatselijke radiogoedkeuringsautoriteit te informeren
of het gebruik van een draadloos apparaat in het land van bestemming onderworpen is aan beperkingen.
Als uw systeem werd geleverd met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u dit apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en afschermingen
op hun plaats zitten en het systeem volledig gemonteerd is.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma's die goedgekeurd zijn voor het land waarin u het apparaat wilt gebruiken. Zie de "Systeemreparatieset" van
de fabrikant of vraag meer informatie bij de afdeling "Technische ondersteuning" van de fabrikant.
14 _Veiligheidsinformatie
inhoud_15
2 De functies van uw nieuwe laserproduct
5 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
20
20 Overzicht van de printer
20 Voorkant
20 Achterkant
21 Overzicht van het bedieningspaneel
21 Alleen CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX
22 Alleen CLX-6200ND
23 Informatie over de Status-LED
23 De status van de tonercassette bevestigen
24 Menu-overzicht
25 Meegeleverde software
25 Functies van de printerstuurprogramma’s
25 Printerstuurprogramma
25 PostScript-stuurprogramma
AAN DE SLAG
26
26 De hardware installeren
26 Een testpagina afdrukken
26 Het netwerk installeren
26 Ondersteunde netwerkomgevingen
27 Netwerkprotocol configureren via het apparaat
27 Werken met het SetIP-programma
27 Systeemvereisten
27 Windows
28 Macintosh
28 Linux
28 De software installeren
30 Basisinstellingen van het apparaat
30 Hoogte-instelling
30 De taal op het display wijzigen
30 Datum en tijd instellen
30 De kloknotatie wijzigen
30 De standaardmodus wijzigen
31 Geluiden instellen
31 Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
31 Gebruik van de energiebesparende modi
32 Time-out van afdruktaak instellen
32 Automatisch doorgaan
32 Netwerkaccounting
32 Het lettertype wijzigen
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
33
33 Originelen plaatsen
33 Op de glasplaat van de scanner
33 In de DADI (of ADI)
34 Afdrukmateriaal selecteren
35 Specificaties van afdrukmateriaal
36 Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
36 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
37 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
38 Papier plaatsen
38 Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade
38 Papier plaatsen in de multifunctionele lade
39 De uitvoersteun instellen
39 Voor papier van Letter-formaat
inhoud
16_inhoud
inhoud
39 Voor papier van A4- of Legal-formaat
40 Papierformaat en -type instellen
KOPIËREN
41
41 De papierlade selecteren
41 Kopiëren
41 De instellingen per kopie wijzigen
41 Tonerdichtheid
41 Type origineel
41 Verkleinde of vergrote kopie
42 De instellingen voor het scanformaat wijzigen
42 De standaardkopieerinstellingen wijzigen
42 ID-kaart kopiëren
42 Speciale kopieerfuncties gebruiken
42 Sorteren
43 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
43 Poster kopiëren
43 Klonen
43 Achtergrond afbeeldingen wissen
43 Boeken kopiëren
44 Marge verschuiven
44 Rand wissen
44 Verbeterde kopieën met grijstinten
44 Dubbelzijdig afdrukken
45 Time-out voor kopiëren instellen
SCANNEN
46
46 Basisinformatie over scannen
46 Scannen via het bedieningspaneel
46 Scaninformatie instellen in Samsung Scanbeheer.
46 Scannen naar toepassingen
47 Scannen via het netwerk
47 Voorbereiden om te scannen via het netwerk
49 Naar e-mail scannen
49 Naar een FTP-server scannen
49 Naar een SMB-server scannen
49 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
50 De standaardscaninstellingen wijzigen
50 Automatisch scanbevestigingsrapport afdrukken
50 Een adresboek aanmaken
50 Snelkiesnummers voor e-mail registreren
50 Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
50 Globale e-mailadressen ophalen van de LDAP-server
50 Adresboekitems gebruiken
51 Een item zoeken in het adresboek
51 Adresboek afdrukken
51 Dubbelzijdig scannen
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
52
52 Een document afdrukken
52 Een afdruktaak annuleren
inhoud_17
inhoud
FAXEN
53
53 Een fax verzenden
53 Faxhoofd instellen
53 De documentinstellingen aanpassen
54 Een fax automatisch verzenden
54 Een fax handmatig verzenden
54 Een verzending bevestigen
54 Automatisch opnieuw kiezen
54 Het laatste nummer opnieuw kiezen
54 Faxen dubbelzijdig verzenden
54 Een fax ontvangen
54 De papierlade selecteren
54 Ontvangstmodus wijzigen
55 Automatisch ontvangen in modus Fax
55 Handmatig ontvangen in de modus Tel
55 Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
55 Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
55 Faxen ontvangen via de modus DRPD
56 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
56 Veilige ontvangstmodus inschakelen
56 Faxen ontvangen in het geheugen
56 Andere manieren om een fax te verzenden
56 Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
56 Een uitgestelde fax verzenden
57 Een fax met hoge prioriteit verzenden
57 Faxen doorsturen
58 Fax instellen
58 De faxinstellingen wijzigen
59 De standaarddocumentinstellingen wijzigen
59 Automatisch een verzendrapport afdrukken
60 Een adresboek aanmaken
GEBRUIK VAN EEN USB-FLASHGEHEUGEN
62
62 Over USB-geheugen
62 Een USB-geheugenapparaat aansluiten
62 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
62 Scannen
63 Aangepast scannen naar USB
63 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
63 Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat
63 Een back-up maken van uw gegevens
63 Een back-up maken van uw gegevens
64 Gegevens terugzetten
64 USB-geheugen beheren
64 Een afbeeldingsbestand verwijderen
64 USB-geheugenapparaat formatteren
64 De USB-geheugenstatus weergeven
ONDERHOUD
65
65 Rapporten afdrukken
65 Een rapport afdrukken
65 Het kleurcontrast aanpassen
66 Geheugen wissen
66 Uw apparaat reinigen
66 De buitenkant reinigen
66 Binnenkant reinigen
68 De scannereenheid reinigen
68 De cassette onderhouden
68 Tonercassette bewaren
18_inhoud
inhoud
68 Verwachte levensduur van de cassette
68 Toner herverdelen
69 De tonercassette vervangen
71 Het bericht Toner op wissen
71 De transportriem vervangen
72 Te onderhouden onderdelen
72 Verbruiksartikelen controleren
73 Het rubberen matje van de DADI (of ADI) vervangen
73 Het apparaat beheren via de website
73 Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
74 Het serienummer van het apparaat controleren
PROBLEMEN OPLOSSEN
75
75 Tips om papierstoringen te vermijden
75 Vastgelopen papier verwijderden
75 Papierstoring in het invoergedeelte
76 Papierstoring aan uitgang
76 Papierstoring bij de roller
77 Vastgelopen papier verwijderen
77 In het papierinvoergedeelte
78 In de multifunctionele lade
79 Rond de fixeereenheid
80 In het papierinvoergedeelte
81 In de optionele lade
82 Informatie over berichten op het display
86 Andere problemen oplossen
86 Papierinvoer
87 Afdrukproblemen
88 Problemen met de afdrukkwaliteit
90 Problemen met kopiëren
91 Problemen met scannen
91 Problemen met faxen
92 Veelvoorkomende PostScript -problemen
93 Veel voorkomende Windows -problemen
93 Algemene Linux-problemen
95 Veel voorkomende Macintosh-problemen
VERBRUIKSARTIKELEN EN TOEBEHOREN BESTELLEN
96
96 Verbruiksartikelen
96 Toebehoren
97 Aanschafmogelijkheden
ACCESSOIRES INSTALLEREN
98
98 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
98 Een geheugenmodule upgraden
98 Een geheugenmodule installeren
99 Het toegevoegde geheugen in de PS-printereigenschappen activeren
99 Een draadloze -netwerkinterfacekaart gebruiken
99 Een draadloze -netwerkinterfacekaart installeren
100 Configuratie van de basisinstellingen van het netwerk
100 Verificatietype selecteren
101 Codering instellen
101 De standaardwaarden voor afdrukken in een draadloos netwerk her-
stellen
101 De vaste schijf gebruiken
101 De vaste schijf installeren
102 De vaste schijf instellen in de printereigenschappen
inhoud_19
inhoud
102 Afdrukken met een optionele vaste schijf
103 Best.beleid
104 Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen
SPECIFICATIES
105
105 Algemene specificaties
106 Specificaties van de printer
107 Specificaties van de scanner
107 Specificaties van het kopieerapparaat
107 Specificaties van de fax
VERKLARENDE WOORDENLIJST
108
INDEX
CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE
114
20 _Inleiding
inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van
het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Overzicht van de printer
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
De status van de tonercassette bevestigen
• Menu-overzicht
Meegeleverde software
Functies van de printerstuurprogramma’s
OVERZICHT VAN DE PRINTER
Voorkant
Achterkant
1Breedtegeleiders voor
documenten 12 USB-geheugenpoort
2DADIa13 Indicator papierniveau
3Bedieningspaneel 14 Optionele lade 2
4Steun voor papieruitvoer 15 Multifunctionele lade met
geleiders
5Voorklep 16 Tonercassette
6Handgreep op de voorklep 17 Transportriem
7Handgreep voor
multifunctionele lade 18 Scannerdeksel
8Multifunctionele lade 19 Vergrendelingsschakelaar
scanner
9Lade 1 20 Glasplaat
10 Documentinvoerlade 21 Scanner
11 Documentuitvoerlade
a. CLX-6200FX is voorzien van de ADI-functie, terwijl CLX-6200ND,
CLX-6210FX en CLX-6240FX de functie Dubbelzijdig ADI hebben.
Zie pagina 51.
1USB-poort 7Stroomschakelaar
2Netwerkpoort 8Aansluiting netsnoer
315-pins aansluiting voor
optionele lade 9Interface voor externe
apparatenb
b. Interface voor externe apparaten van Samsung en derden (alleen
CLX-6240FX).
4Aansluiting telefoonlijna
a. Alleen bij de CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX.
10 Klep moederbord
5Uitgang voor intern
telefoontoestel (EXT)a11 Achterklep
6Greep 12 Kabelbinder
Inleiding_21
OVERZICHT VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Alleen CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX
1Snelknoppen
Hiermee kunt u vaak gekozen faxnummers opslaan
en ze met enkele toetsaanslagen oproepen.
2Shift
Hiermee kunt u de snelknoppen verplaatsen om
toegang te krijgen tot de nummers 16 tot en met 30.
3Address Book Hiermee kunt u vaak gebruikte faxnummers en
e-mailadressen in het geheugen opslaan.
4Resolution Hiermee kunt u de resolutie van het document
voor de huidige faxtaak aanpassen.
5Redial/Pause Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw
(in de gereedmodus) of voegt u een pauze in een
faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
6Fax Activeert de faxmodus.
7Copy Activeert de kopieermodus.
8Scan/Email Activeert de scanmodus.
9Display Toont de huidige status en houdt u op de hoogte
tijdens het gebruik.
10 Tonerkleuren
De tonerkleuren onder het LCD-scherm
corresponderen met de berichten op het display.
Zie Status-LED met berichten over de
tonercassettes op pagina 23.
11 Menu Hiermee opent u de menumodus en bladert u door
de beschikbare menu’s.
12 Linker/
rechter pijl
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt
u de waarden.
13 OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
14 Back Hiermee keert u terug naar het bovenliggende
menu.
15 Status Hier wordt de status van het apparaat
weergegeven. Zie pagina 23.
16 Darkness Hiermee kunt u de helderheid van het document
voor de huidige kopieertaak aanpassen.
Zie "Tonerdichtheid" op pagina 41.
17 Original Type Hiermee kunt u het documenttype selecteren voor
de huidige kopieertaak. Zie "Type origineel" op
pagina 41.
18 ID Copy
U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld
een identiteitsbewijs, kopiëren op een enkel vel
papier. Zie pagina 42.
19 Reduce/
Enlarge Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan
het origineel.
20 Duplex Hiermee kunt u documenten aan beide zijden
bedrukken.
21 USB Print
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een
USB-geheugenapparaat afdrukken wanneer dat
op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van
het apparaat is aangesloten. Zie pagina 62.
22 Cijfertoetsen Hiermee kiest u een nummer of voert u
alfanumerieke tekens in. Zie pagina 31.
23 On Hook Dial Hiermee opent u de telefoonlijn.
24 Stop/Clear
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt
uitgevoerd. Hiermee kunt u in de gereedmodus
de kopieeropties (zoals de helderheid, het type
document, het kopieerformaat en het aantal
exemplaren) wissen/annuleren.
25 Color Start Start een taak in de kleurmodus.
26 Black Start Start een taak in de zwart-witmodus.
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding
niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van
de opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet
aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
22 _Inleiding
Alleen CLX-6200ND
1Copy Activeert de kopieermodus.
2Scan/Email Activeert de scanmodus.
3Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte
tijdens het gebruik.
4Tonerkleuren
De tonerkleuren onder het LCD-scherm
corresponderen met de berichten op het display.
Zie Status-LED met berichten over
de tonercassettes op pagina 23.
5Menu Hiermee opent u de menumodus en bladert
u door de beschikbare menu’s.
6Linker/
rechter pijl
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt
u de waarden.
7OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
8Back Hiermee keert u terug naar het bovenliggende
menu.
9Status Hier wordt de status van het apparaat
weergegeven. Zie pagina 23.
10 Darkness Hiermee kunt u de helderheid van het document
voor de huidige kopieertaak aanpassen. Zie
pagina 41.
11 Original Type Hiermee kunt u het documenttype selecteren
voor de huidige kopieertaak. Zie pagina 41.
12 ID Copy
U kunt beide zijden van een document,
bijvoorbeeld een identiteitsbewijs, kopiëren
op een enkel vel papier. Zie pagina 42.
13 Reduce/Enlarge Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan
het origineel.
14 Duplex Hiermee kunt u documenten aan beide zijden
bedrukken. Zie pagina 42.
15 USB Print
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een
USB-geheugenapparaat afdrukken wanneer dat
op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van
het apparaat is aangesloten. Zie pagina 62.
16 Address Book Hiermee kunt u opgeslagen e-mailadressen
zoeken.
17 Cijfertoetsen Hiermee kiest u een nummer of voert u
alfanumerieke tekens in.
18 Stop/Clear
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt
uitgevoerd. In de gereedmodus kunt u hiermee
de kopieeropties (zoals de resolutie, het type
document, het kopieerformaat en het aantal
exemplaren) wissen/annuleren.
19 Color Start Start een taak in de kleurmodus.
20 Black Start Start een taak in de zwart-witmodus.
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding
niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van
de opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet
aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
Inleiding_23
INFORMATIE OVER DE STATUS-LED
De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat weer.
DE STATUS VAN DE TONERCASSETTE
BEVESTIGEN
De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status-LED
en het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden
vervangen, licht de Status-LED rood op en wordt het bericht op het display
weergegeven. Met de pijl wordt aangegeven op welke tonerkleur het bericht
betrekking heeft of welke cassette eventueel vervangen moet worden.
Voorbeeld:
In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van de kleur in de
tonercassette door middel van pijltjes aangegeven. Controleer het bericht
op het display om te achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt
oplossen. Zie pagina 82 voor gedetailleerde informatie over foutmeldingen.
STATUS BESCHRIJVING
Uit Het apparaat is uitgeschakeld.
Het apparaat staat in de energiebesparende
modus. Wanneer er gegevens binnenkomen
of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat
automatisch online.
Groen Knippert
Wanneer het lampje langzaam knippert, ontvangt
het apparaat gegevens van de computer.
Wanneer het lampje snel knippert, is het
apparaat bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
gebruik.
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 82 om het probleem op te
lossen.
De tonercassette bevat nog een kleine
hoeveelheid toner. De tonercassette is bijna aan
het eind van haar geschatte gebruiksduur. Houd
een nieuwe cassette klaar ter vervanging van de
oude cassette. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk
verhogen door de toner te herverdelen.
(Zie "Toner herverdelen" op pagina 69.)
Aan
Er heeft zich een probleem voorgedaan waardoor
het apparaat de taak niet kan voltooien (bijv. een
papierstoring, een geopende klep of geen papier
in de lade). Controleer het bericht op het display
en raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 82 om het probleem op te
lossen.
Een van de tonercassettes is bijna aan het eind
van haar geschatte gebruiksduur. Het verdient
aanbeveling de tonercassette te vervangen.
(Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 70)
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het
probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder Probleemoplossing
kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt.
Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 82 voor meer
informatie.
24 _Inleiding
MENU-OVERZICHT
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s.
Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van de opties en het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van
toepassing op uw apparaat.
.
Faxfunctie
Tonersterkte
Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Prior. verz.
Doorsturen
Veilige ontv.
Pag. toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel.
Verzending
Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen
ECM-modus
Transm.rapport
TCR voor afb.
Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus
Opn. na bels.
Faxinstel.
(Vervolg)
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Grootte neger.
Inst. ong. fax
DRPD-modus
Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz.
Resolutie
Tonersterkte
Autom. rapport
Kopieerfunctie
Kopieen sort.
2 pagina’s/vel
4 pagina’s/vel
Poster kopier.
Meer op 1 vel
Achtergrondkl.
Boek kopieren.
Marge versch.
Geen schaduwr.
Grijst. verb.
Kopieerinstel.
Scanformaat
St.inst. wijz.
Exemplaren
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Scanfunctie
USB-geheugen
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanindeling
E-mail
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanfunctie
(Vervolg)
FTP
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
SMB
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id
Nr. van faxap.
Datum en tijd
Klokmodus
Menu Formulier
Form. select.
Taal
Standaardmodus
Energ.spaarst.
En.sprst. scan
Time-out
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Aut. doorgaan
Netw.acc.beh.
Inst. import.
Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Info verb.art.
Adresboek
Transm.rapport
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Geplande taken
Rap. ong. fax.
Netwerkinform.
NetScan-rapp.
Gebr.ver.lijst
PCL-lettertyp.
PS3-let.lijst
Opgesl. taak
Taak voltooid
Logb. net.ver.
Onderhoud
Gebruiksduur
Kleur
Serienummer
Systeeminst.
(Vervolg)
Instel. wissen
Alle instel.
Faxinstel.
Kopieerinstel.
Scaninstel.
Systeeminst.
Netwerk
Adresboek
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
NetScan-rapp.
Taakbeheer
Actieve taak
Taak opslaan
Best.beleid
Afb. overschr.
Onmiddellijk
Op verzoek
Netwerk
TCP/IP
Ethernet-snel.
Draadloos
Instel. wissen
Netwerkinform.
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-geheugen
E-mail
FTP
SMB
Transm.rapport
Inleiding_25
MEEGELEVERDE SOFTWARE
U moet de printer- en scannersoftware installeren vanaf de meegeleverde
cd nadat u het apparaat hebt geïnstalleerd en op uw computer hebt
aangesloten. De cd bevat de volgende software.
FUNCTIES VAN
DE PRINTERSTUURPROGRAMMA’S
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken.
De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die
door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Printerstuurprogramma
PostScript-stuurprogramma
Cd
INHOUD
Cd met
printer-
software
Windows •
Printerstuurprogramma
: gebruik dit
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description (PPD)-
bestand
: het PostScript-stuurprogramma is
bedoeld voor het afdrukken van
documenten met complexe lettertypen
en afbeeldingen in de PS-taal.
Scannerstuurprogramma
: voor het
scannen van documenten zijn TWAIN- en
WIA-stuurprogramma’s (Windows Image
Acquisition) beschikbaar.
Smart Panel
: dit programma geeft
de status van het apparaat weer en
waarschuwt u wanneer er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
SmarThru Office
a
: dit is de meegeleverde,
op Windows-gebaseerde software voor
uw multifunctionele apparaat.
Hulpprogramma Direct afdrukken
:
met dit programma kunt u PDF-bestanden
rechtstreeks afdrukken.
SetIP
: met dit programma kunt u de T
CP/IP-
adressen van uw apparaat instellen.
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een
krachtig beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van
afbeeldingen per e-mail. U kunt ook andere
beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit SmarThru, zoals Adobe
Photoshop. Raadpleeg de Help-functie van het meegeleverde
SmarThru-programma voor meer informatie.
Linux •
PostScript Printer Description (PPD)-
bestand
: voor het bedienen van het
apparaat en het afdrukken van documenten
vanaf een Linux-computer.
SANE
: stuurprogramma voor het scannen
van documenten.
Smart Panel
: dit programma geeft
de status van het apparaat weer en
waarschuwt u wanneer er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
Cd met
printer-
software
Macintosh •
Printerstuurprogramma
: gebruik dit
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description (PPD)-
bestand
: voor het bedienen van het
apparaat en het afdrukken van documenten
vanaf een Macintosh-computer.
Scannerstuurprogramma
: TWAIN-
stuurprogramma voor het scannen van
documenten op uw apparaat.
Smart Panel
: dit programma geeft
de status van het apparaat weer en
waarschuwt u wanneer er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken OX X
Meerdere pagina’s per vel
(N-up)
O O (2, 4) O
Afdruk aan pagina
aanpassen
OX Oa
a. Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
Afdrukken op schaal OX O
Andere lade voor eerste
pagina
OX O
Watermerk OX X
Overlay OX X
Dubbelzijdig OX O
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken XX X
Meerdere pagina’s per vel
(N-up)
O O (2, 4) O
Afdruk aan pagina
aanpassen
OX Oa
a. Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
Afdrukken op schaal OX O
Andere lade voor eerste
pagina
XX O
Watermerk XX X
Overlay XX X
Dubbelzijdig OX O
26 _Aan de slag
aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Een testpagina afdrukken
Het netwerk installeren
• Systeemvereisten
De software installeren
Basisinstellingen van het apparaat
DE HARDWARE INSTALLEREN
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het
installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de beknopte
installatiehandleiding. Lees de beknopte installatiehandleiding door en voer
de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie.
Zorg dat u kleppen en papierladen gemakkelijk kunt openen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet
in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige
plek. Plaats het apparaat niet vlakbij de rand van een bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m.
Raadpleeg Hoogte instellen om het printen te optimaliseren. Zie
"Hoogte-instelling" op pagina 30 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een plat en stabiel oppervlak en laat het niet meer
dan 2 mm overhellen. Dit kan de afdrukkwaliteit mogelijk beïnvloeden.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of alle onderdelen zijn
meegeleverd.
3. Verwijder de tape en houd het apparaat daarbij goed vast.
4. Plaats een tonercassette.
5. Plaats papier. (Zie "Papier plaatsen" op pagina 38.)
6. Controleer of alle kabels op de juiste wijze zijn aangesloten op het
apparaat.
7. Zet het apparaat aan.
EEN TESTPAGINA AFDRUKKEN
Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina
afdrukken.
Een testpagina afdrukken:
Houd de knop OK ongeveer 2 seconden ingedrukt in de gereedmodus.
HET NETWERK INSTALLEREN
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen
gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven
via het bedieningspaneel van het apparaat.
Ondersteunde netwerkomgevingen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
ondersteunt:
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op
zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of
de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
ITEM VEREISTEN
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
IEEE 802.11 b/g draadloos LAN (optioneel)
Netwerk-
besturingssysteem
Windows 2000/XP/2003/Vista
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.3 ~ 10.5
Netwerkprotocollen TCP/IP op Windows
•IPP
•SNMP
• DHCP
•BOOTP
Als u een DHCP-netwerkprotocol wilt opzetten, gaat u naar http://
developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteert het
benodigde Bonjour for Windows-programma voor uw
besturingssysteem en installeert het programma. Met dit programma
stelt u de netwerkparameters automatisch in. Volg de instructies in het
installatievenster. Dit programma biedt geen ondersteuning voor
Linux.
Aan de slag_27
Netwerkprotocol configureren via het apparaat
U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor onderstaande
stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Menu op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel van
het display Netwerk ziet verschijnen.
4. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
5. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt.
6. Druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt.
8. Druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt.
10. Druk op OK.
Voer met de cijfertoetsen een byte tussen 0 en 255 in en druk op pijl-
links/rechts om tussen de bytes te schakelen.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
11. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
Herhaal stap 9 en 10 voor de configuratie van de andere TCP/IP-
parameters: subnetmasker en gateway-adres.
Werken met het SetIP-programma
Dit programma wordt gebruikt voor het instellen van een netwerk-IP met
behulp van het MAC-adres; het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of -interface. Het is met name bestemd voor de
netwerkbeheerder. Deze kan hiermee de verschillende netwerk-IP’s op
dezelfde tijd instellen.
Het programma installeren
1. Plaats de cd met het stuurprogramma dat bij uw apparaat is geleverd.
Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt uitgevoerd, sluit u
het venster.
2. Start Windows Verkenner en open station X. (X staat voor uw cd-rom-
station.)
3. Dubbelklik op Application > SetIP.
4. Open de gewenste taalmap.
5. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
6. Volg de aanwijzingen in het venster om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Ga naar het menu Start van Windows en selecteer Programma’s >
Samsung Network Printer Utilities > SetIP.
2. Selecteer de naam van uw printer en klik op .
3. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en standaardgateway van
de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
4. Klik op OK om de instellingen te bevestigen.
5. Klik op Afsluiten om het programma SetIP af te sluiten.
SYSTEEMVEREISTEN
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het
apparaat moet configureren.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de
netwerkbeheerprogramma’s.
SyncThru™ Web Admin Service
: een via internet functionerend
afdrukbeheersysteem voor netwerkbeheerders. Met
SyncThru™
Web Admin Service
kunt u de netwerkapparatuur op een
efficiënte manier beheren en kunt u netwerkapparaten op afstand
controleren en problemen oplossen vanaf elke locatie die toegang
heeft tot het bedrijfsintranet. U kunt dit programma downloaden
vanaf http://solution.samsungprinter.com.
SyncThru™ Web Service
: een in de netwerkafdrukserver
geïntegreerde webserver om:
- netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat
u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
- apparaatinstellingen aan te passen.
SetIP
: hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol.
Als de naam van uw printer niet wordt weergegeven, klikt u op
om de lijst te vernieuwen.
Als u het MAC-adres van de netwerkkaart niet weet, kunt u het
netwerkinformatierapport van het apparaat afdrukken.
(Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 65.)
BESTURINGS
-SYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM VRIJE HDD-
RUIMTE
Windows 2000 Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
Server 2003
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2GB
Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Windows
Server 2008
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB
(2.048 MB)
10 GB
Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze
beheerdersrechten hebben.
Dit apparaat is compatibel met
Windows Terminal Services
.
28 _Aan de slag
Macintosh
Linux
DE SOFTWARE INSTALLEREN
U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software
bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke
programma’s.
1. Sluit de netwerkkabel aan op uw apparaat.
2. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid.
(Zie "Het netwerk installeren" op pagina 26.) Sluit alle toepassingen
op de computer voordat u begint met de installatie.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op
Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van
het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start > Alle programma's >
Bureau-accessories > Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
4. Klik op Volgende.
Het bovenstaande venster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
BESTURINGS
-SYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-
RUIMTE
Mac OS X 10.4
of lager
PowerPC G4/G5
• Intel-processor
128 MB voor
een MAC op
basis van
PowerPC
(512 MB)
512 MB voor
een MAC op
basis van Intel
(1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5 867 MHz of
sneller PowerPC
G4/G5
• Intel-processor
512 MB (1 GB) 1 GB
ITEM VEREISTEN
Besturings-
systeem RedHat 8.0, 9.0 (32 bit)
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit)
Fedora Core 1~7 (32/64 bit)
Mandrake 9.2 (32 bit), 10.0, 10.1 (32/64 bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64 bit)
SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32 bit)
SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64 bit)
Debian 3.1, 4.0 (32/64 bit)
Processor Pentium IV 2.4 GHz (IntelCore2)
RAM 512 MB (1024 MB)
Vrije schijfruimte 1GB (1GB)
Software Linux Kernel 2.4 of hoger
Glibc 2.2 of hoger
CUPS
U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om
met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt
de maximale optische resolutie.
De volgende procedure is van belang wanneer u het apparaat wilt
gebruiken als netwerkapparaat. Als u een apparaat wilt verbinden
met een USB-kabel, raadpleeg dan de Software.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP. De procedure die u moet volgen en het pop-
upvenster dat verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen
afhankelijk van het besturingssysteem, de printerfunctie of
de interface die wordt gebruikt.
Aan de slag_29
5. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik
vervolgens op Volgende.
6. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om
de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om
uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan
het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres
voor het apparaat invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat te controleren,
drukt u een netwerkconfiguratiepagina af. (Zie "Rapporten
afdrukken" op pagina 65.)
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of
zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
7. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker
van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan
toesturen. Als u dit wilt, schakel dan het desbetreffende selectievakje in
en klik op Voltooien.
Als u niet zeker bent van het IP-adres neem dan contact op met
uw netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af.
(Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 65.)
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt,
probeer dan het printerstuurprogramma opnieuw te installeren.
Zie Software.
Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert
het installatieprogramma de taalversie van het
besturingssysteem en wordt het standaardpapierformaat voor
het apparaat ingesteld. Als u een andere taalversie van
Windows gebruikt, moet het papierformaat van het apparaat
worden gewijzigd in het papierformaat dat meestal wordt
gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om het
papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid.
30 _Aan de slag
BASISINSTELLINGEN VAN HET APPARAAT
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het
apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen
of te wijzigen.
Hoogte-instelling
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk, die wordt
bepaald door de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt.
Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op
een optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte
het apparaat wordt gebruikt.
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de taakbalk van Windows
(of in het systeemvak van Linux).
U kunt ook op Smart Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de keuzelijst en klik op Apply.
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taal verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens
op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Datum en tijd instellen
De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer
het apparaat ingeschakeld is en klaar is voor gebruik. Bij de CLX-6200FX,
CLX-6210FX, CLX-6240FX worden de datum en tijd afgedrukt op al uw
faxberichten.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 t/m 12
Dag = 01 t/m 31
Jaar = vier cijfers vereist
Uur = 01 t/m 12 (12-uursnotatie)
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
U kunt ook de pijltoetsen gebruiken om de cursor onder het nummer te
plaatsen dat u wilt corrigeren. Daarna kunt u een nieuw nummer invoeren.
5. Om VM of NM te selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop *
of # of een willekeurige cijfertoets.
Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor
onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op de knop * of # te
drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM
wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg de volgende sectie voor
meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan.
Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik
en gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval
het juiste nummer in.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De kloknotatie wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in
de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren en druk op
OK
.
5. Druk op
Stop/Clear
om terug te keren naar de gereedmodus.
De standaardmodus wijzigen
Uw apparaat werd vooraf ingesteld op faxmodus. U kunt de standaardmodus
afwisselen tussen faxmodus en kopieermodus (alleen CLX-6200FX,
CLX-6210FX, CLX-6240FX).
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de standaardmodus verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het
scherm SyncThru Web Service automatisch. Klik op Machine
Settings > Setup (of Machine Setup) > Altitude. Selecteer
de juiste hoogte-instelling en klik op Apply.
0
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
1Normaal
2Hoog 3
3Hoog 2
4Hoog 3
Aan de slag_31
Geluiden instellen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
• Toetsgeluid: Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer
deze optie op Aan staat, klinkt er een toon telkens wanneer er een toets
wordt ingedrukt.
• Waarsch.geluid: Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze
optie op Aan staat, klinkt er een alarmsignaal wanneer er een fout
optreedt of na verzending of ontvangst van een fax.
Luidspreker (alleen CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX):
Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via de luidspreker
(bijv. een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Met deze optie op
Communicatie, wat "Normaal" betekent, blijft de luidspreker aan tot het
andere apparaat reageert.
Belsignaal (alleen CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX): Stelt het
volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt u instellen op Uit,
Laag, Midden en Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de geluidsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status of het gewenste
volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens
op OK.
5. Herhaal indien nodig de stappen 3 tot en met 5 om andere geluiden
in te stellen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Luidsprekervolume
1. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker.
2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hoort.
3. Druk op Stop/Clear om de wijziging op te slaan en terug te keren
naar de gereedmodus.
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij
de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam
van uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of
e-mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende
namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met
het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot het
gewenste teken op het display verschijnt.
Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met
opschrift MNO.
Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere
letter, M, N, O, m, n, o en tot slot 6.
U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enz.).
Raadpleeg onderstaande sectie voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Indien op dezelfde knop de volgende letter staat, verplaatst u
de cursor door op de rechter pijltoets te drukken en vervolgens op
de knop met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en het
volgende teken verschijnt op het display.
Als u een spatie wilt invoeren, drukt u tweemaal op 1.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
Cijfers of namen corrigeren
Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam vergist hebt,
drukt u op de linker pijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer
vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode
(bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede
kiestoon hoort. In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een
pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van
snelknoppen of snelkiesnummers.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Redial/Pause tijdens het
invoeren van het telefoonnummer. Op het display wordt de pauze
aangegeven met een koppelteken "-".
Gebruik van de energiebesparende modi
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat
minder energie wanneer het niet gebruikt wordt. U kunt deze modus
inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een
afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus
wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
U kunt het volume regelen met behulp van On Hook Dial.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als
de telefoonlijn is aangesloten.
TOETS TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
11Spatie
2ABCabc2
3DEFdef 3
4GHI ghi 4
5JKLj kl 5
6MNOmno6
7PQRSpqr s7
8TUVt uv8
9WXYZwxyz9
0+-,.‘/*#&@0
32 _Aan de slag
Energiebesparende modus voor scannen
In de energiebesparende modus voor scannen bespaart u energie door
uitschakeling van de lamp van de scanner. De lamp onder de glasplaat
gaat automatisch uit wanneer de scanner niet in gebruik is. Zo verbruikt
u minder stroom en gaat de lamp langer mee. Als u een scantaak start,
gaat de lamp automatisch aan na een korte opwarmtijd.
U kunt instellen hoe lang het apparaat na afloop van een scantaak moet
wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot En.sprst. scan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt
en druk vervolgens op OK.
5. Druk op
Stop/Clear
om terug te keren naar de gereedmodus.
Time-out van afdruktaak instellen
U kunt instellen hoe lang één afdruktaak actief is voordat er moet worden
afgedrukt. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als één taak als
deze binnen de opgegeven tijd binnenkomen. Wanneer er een fout optreedt
bij het verwerken van gegevens die afkomstig zijn van de computer en de
gegevensstroom wordt onderbroken, dan wacht het apparaat gedurende de
opgegeven duur en annuleert het de afdruktaken indien de gegevensstroom
niet opnieuw op gang komt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch doorgaan
Met deze optie stelt u in dat het apparaat al dan niet verder moet gaan met
afdrukken als de ingestelde papiergrootte en het papier in de lade niet met
elkaar overeenkomen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Aut. doorgaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Aan: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er automatisch afgedrukt nadat de ingestelde
tijd is verstreken.
•Uit: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er met afdrukken gewacht totdat u op het
bedieningspaneel op Black Start of op Color Start drukt.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Netwerkaccounting
Met de functie Netw.acc.beh. beperkt u het aantal kopieën op de fax, printer,
kopieermachine en scanner. Eerst moet de gebruiker de invoegtoepassing
Net account installeren van de SyncThru™ Web Admin Service.
Maak een gebruikersaccount door het id en wachtwoord in te voeren
in de SyncThru™ Web Admin Service.
Als u zich nog niet hebt geregistreerd, vraagt u de beheerder om een
registratie (zie pagina 26).
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Netw.acc.beh. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
• Beschermen: selecteer de optie waarvoor u Netw.acc.beh.
wilt in- of uitschakelen.
Wachtw. wijz.: u kunt het toegangswachtwoord wijzigen.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Het lettertype wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype voor uw regio of land.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen onder
een speciale omgeving (bijv. onder DOS), gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde software-cd.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de taakbalk van Windows
(of in het systeemvak van Linux). U kunt ook op Smart Panel in de
statusbalk van Mac OS X klikken.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Emulatie.
5. Bevestig of PCL is geselecteerd in Emulatie-instelling.
6. Klik op Instelling.
7. Selecteer Tekenreeks voor het lettertype van uw voorkeur.
8. Klik op Apply.
De lettertypen voor de verschillende talen worden hieronder vermeld.
Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
Hebrew: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël)
Greek: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
Arabic & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864,
Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
OCR: OCR-A, OCR-B
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_33
originelen en afdrukmateriaal plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Papier plaatsen
De uitvoersteun instellen
Papierformaat en -type instellen
ORIGINELEN PLAATSEN
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, plaatst u het op
de glasplaat van de scanner of in de DADI (dubbelzijdige automatische
documentinvoer) of ADI (automatische documentinvoer).
Op de glasplaat van de scanner
Zorg dat er geen originelen in de DADI (of ADI) liggen. Als er een origineel
wordt gedetecteerd in de DADI (of ADI), krijgt dit origineel voorrang boven
het origineel op de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij
afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linker bovenhoek van
de plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
In de DADI (of ADI)
In de DADI (of ADI) kunt u maximaal 50 vel papier van 75 g/m
2
voor één taak
plaatsen.
Als u de DADI (of ADI) gebruikt:
In de ADI: plaats geen papier dat kleiner is dan 142 x 148 mm of groter
dan 216 x 356 mm.
In de DADI: plaats geen papier dat kleiner is dan 148 x 148 mm of groter
dan 216 x 356 mm.
Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
Verwijder alle nietjes en paperclips voordat u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voordat u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voordat u de originelen plaatst.
CLX-6200ND, CLX-6210FX, CLX-6240FX is voorzien van de DADI-
functie. Hiermee kunt u beide zijden van het origineel tegelijkertijd
scannen. Zie "Dubbelzijdig scannen" op pagina 51.
Het open laten van het scannerdeksel tijdens het kopiëren kan
de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik nadelig beïnvloeden.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon.
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met
het deksel open.
34 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de DADI
(of de ADI). Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen
samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
AFDRUKMATERIAAL SELECTEREN
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding
vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze
richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
slechte afdrukkwaliteit,
vastlopen van het papier,
versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het
volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden verderop in deze sectie besproken.
Gewenst resultaat: het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: de gladheid van het afdrukmateriaal
bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Als er stof op de glasplaat van de DADI (of ADI) zit, is het mogelijk dat
er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat schoon.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen
aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste
bediening, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau
of andere variabele omstandigheden waarover Samsung geen
controle heeft.
Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmateriaal
aanschaft, of
het voldoet aan de vereisten die in deze
gebruikershandleiding staan vermeld.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties
voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke
reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van
Samsung.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_35
Specificaties van afdrukmateriaal
TYPE FORMAAT AFMETINGEN GEWICHTaCAPACITEITb
Normaal papier Letter 216 x 279 mm 60 tot 105 g/m2 bankpostpapier
voor de papierlade
60 tot 163 g/m2 bankpostpapier
voor de papierlade
250 vel 75 g/m2 bankpostpapier
voor de lade
100 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
500 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de optionele lade
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm 60 tot 105 g/m2 bankpostpapier
voor de papierlade
60 tot 163 g/m2 bankpostpapier
voor de papierlade
150 vel 75 g/m2 bankpostpapier
voor de lade
100 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Statement 140 x 216 mm
A6 105 x 148 mm
Enveloppen Monarch-enveloppen 98 x 191 mm 75 tot 105 g/m2bankpostpapier 10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Envelop63/4 92 x 165mm
Envelop nr. 10 105 x 241 mm
Envelop nr. 9 98 x 225 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Etiketten Letter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
A5, Statement
Raadpleeg de sectie
Normaal papier 120 tot 150 g/m2 bankpostpapier 10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Kaarten Letter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
A5, Statement
Raadpleeg de sectie
Normaal papier 90 tot 163 g/m2 bankpostpapier 10 vel van 75 g/m2 bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 127 mm 60 tot 163 g/m2
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. Gebruik de multifunctionele lade voor afdrukmateriaal dat zwaarder is dan 105 g/m2.
b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
36 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus
worden ondersteund Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
MODUS FORMAAT INVOER
Kopieermodus Letter, A4, Legal, Oficio,
Folio, Executive, JIS B5,
A5, A6
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
Afdrukmodus Het apparaat ondersteunt
alle formaten
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
Faxmodusa
a. Alleen bij de CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX.
Letter, A4, Legal lade 1
optionele lade 2
Dubbelzijdig
afdrukkenb
b. Alleen 75 tot 105 g/m2 bankpostpapier.
Letter, A4, Legal, Folio,
Oficio
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
SOORT
MATERIAAL RICHTLIJNEN
Enveloppen
Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. Houd
bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende
factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m2 bedragen, anders kan
een papierstoring optreden.
- Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen
plat worden gelegd; ze mogen niet meer dan 6 mm
omkrullen en ze mogen geen lucht bevatten.
- Toestand: de enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het
afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met
scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes,
knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische
materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen
van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van
de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1Aanvaardbaar
2Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer
dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een
kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde
compatibel is met de fixeertemperatuur van het
apparaat. Raadpleeg de specificaties van uw
apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 106).
De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren
en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges niet
dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van
de envelop samenkomen.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_37
HET FORMAAT VAN HET PAPIER IN
DE PAPIERLADE WIJZIGEN
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst,
moet u de papiergeleiders aanpassen om de papierlade te verlengen.
1. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte. Het is
vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2.
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, drukt u
de papierbreedtegeleider in zoals wordt weergegeven en beweegt u de
geleider naar de papierstapel tot deze juist de rand van de stapel lichtjes
raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier. Hierdoor
zou het papier kunnen gaan buigen.
Wanneer u papier van legal-formaat gebruikt, moet u de lade verlengen.
3. Druk de groene handgreep aan achterzijde van de lade in en trek de
lade in de gewenste positie.
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor gebruik in
laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden
met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor de
fixeertemperatuur (zie pagina 105).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen
de etiketten loskomen van de rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: voor het afdrukken moeten de etiketten plat
worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm
omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn,
blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe
leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen,
waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd
raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd
zijn.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm
of langer dan 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
Voorbedrukt
papier
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan
de fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor
de fixeertemperatuur (zie pagina 105).
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of briefpapier, moet u controleren of
de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens
het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte
papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
SOORT
MATERIAAL RICHTLIJNEN
1Ladeverlengingshandgreep
2Papierlengtegeleider
3Papierbreedtegeleider
38 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
4. Plaats het papier in de lade.
5. Plaats de lade in het apparaat.
6. Stel het papierformaat in op uw computer.
PAPIER PLAATSEN
Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade
Plaats het afdrukmateriaal dat u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan
maximaal 250 vel papier van 75 g/m2 gewoon bankpostpapier bevatten.
U kunt een optionele lade voor 500 vel papier aanschaffen en die onder
de standaardlade plaatsen. (Zie "Verbruiksartikelen" op pagina 96.)
1. Om het papier te plaatsen, trekt u de papierlade uit en plaatst u het
papier met de te bedrukken zijde naar boven gericht.
2. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het papier in
voor lade 1. Zie Software voor het afdrukken via de pc.
Papier plaatsen in de multifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmateriaal
bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u
maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd
papier.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
Plaats slechts één formaat afdrukmateriaal tegelijk in
de multifunctionele lade.
Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade
ligt. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor
andere soorten afdrukmateriaal.
Afdrukmateriaal moet met de te bedrukken zijde naar beneden en
met de bovenrand naar voren in het midden van de multifunctionele
lade worden geplaatst.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties.
Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot
de afdrukkwaliteit. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 34.)
Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak,
voordat u ze in de multifunctionele lade plaatst.
1. Houd de handgreep van de multifunctionele lade vast en trek hem
naar beneden om de lade te openen.
2. Plaats het papier in de lade.
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het
afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen
er papierstoringen optreden.
Fotopapier of gecoat papier kan problemen opleveren, waardoor het
apparaat gerepareerd moet worden. Dergelijke reparaties vallen niet
onder de garantie of serviceovereenkomsten van Samsung.
1Vol
2Leeg
Als u problemen ondervindt met de papiertoevoer, plaatst u het
papier vel voor vel in de multifunctionele lade.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het
papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar
de printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen
draait u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten
aanzien van de afdrukkwaliteit.
Als u gebruikt papier wilt plaatsen, plaatst u het papier met
de bedrukte zijde naar beneden in de lade.
Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het papier
uit om de vellen van elkaar te scheiden voordat u de stapel in
de lade plaatst.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_39
3. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
pas ze aan aan de breedte van het papier. Oefen niet te veel druk
uit. Het papier kan dan gaan buigen, waardoor een papierstoring
ontstaat of het papier scheef trekt.
4. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het
papier in voor de multifunctionele lade. Zie Software voor afdrukken
via de pc.
5. Sluit na het afdrukken de multifunctionele lade.
DE UITVOERSTEUN INSTELLEN
De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld en de
uitvoersteun zal ervoor zorgen dat de afgedrukte pagina’s uitgelijnd worden.
Om te garanderen dat de uitvoersteun de pagina’s correct uitlijnt, moet u de
uitvoersteun uittrekken volgens het papierformaat.
Voor papier van Letter-formaat
Trek de uitvoersteun uit tot de plaats die aangeduid wordt door LTR zoals
weergegeven en vouw de extensie open.
Voor papier van A4- of Legal-formaat
Trek de uitvoersteun uit tot de plaats die aangeduid wordt door A4, LGL
zoals weergegeven en vouw de extensie open.
Neem bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen
in acht, afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
Enveloppen: met de klep omlaag en de plaats voor
de postzegel linksboven.
Etiketten: met de afdrukzijde naar boven waarbij de bovenste
korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
Voorbedrukt papier: met de bedrukte zijde naar boven en
de bovenzijde in de richting van het apparaat.
Kaarten: met de afdrukzijde naar boven waarbij de korte zijde
het eerst het apparaat ingaat.
Eerder afgedrukt papier: met de eerder bedrukte zijde naar
beneden en de niet-gekrulde rand in de richting van het
apparaat.
De instellingen die via het printerstuurprogramma zijn opgegeven,
krijgen voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel.
1Steun voor
papieruitvoer
2Extensie
Als de uitvoersteun niet juist is ingesteld, kunnen de afgedrukte
pagina’s niet goed uitgelijnd worden of eraf vallen.
Als u een groot aantal pagina’s aan één stuk door afdrukt, kan het
oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet
aan en houd kinderen uit de buurt.
40 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
PAPIERFORMAAT EN -TYPE INSTELLEN
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat
en -type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze
instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodi. Als u afdrukt vanaf
een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het
desbetreffende programma.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK als Papierformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste papierformaat verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op Back om terug te gaan naar een hoger niveau.
7. Druk op de pijltoetsen tot Type papier verschijnt en druk op OK.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gebruikte papiersoort verschijnt en druk
op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Kopiëren_41
kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De papierlade selecteren
• Kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De instellingen voor het scanformaat wijzigen
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
ID-kaart kopiëren
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Dubbelzijdig afdrukken
Time-out voor kopiëren instellen
DE PAPIERLADE SELECTEREN
Nadat u de afdrukmaterialen hebt geplaatst, selecteert u de papierlade die
u voor het kopiëren wilt gebruiken.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Kopieerlade verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
KOPIËREN
1. Druk op Copy.
Klaar om te kop. verschijnt op de bovenste regel van het display.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke
toetsenblok.
4. Om de kopieerinstellingen m.b.v. de knoppen op het bedieningspaneel
aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonerdichtheid en soort
origineel. Zie pagina 41.
U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals
het kopiëren van posters of 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren. Zie
pagina 42.
5. Druk op Color Start om met het kopiëren in kleur te beginnen.
Of druk op Black Start om met het kopiëren in zwart-wit te beginnen.
DE INSTELLINGEN PER KOPIE WIJZIGEN
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat
u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van
de kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per
kopie wijzigen.
Tonerdichtheid
Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat,
kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
Druk op Darkness om de helderheid van de kopie aan te passen.
De volgende modi zijn beschikbaar wanneer u op de knop drukt:
•Lichtste: geschikt voor donkerdere originelen.
•Licht: geschikt voor donkere originelen.
• Normaal: geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
• Donker: geschikt voor lichte originelen.
• Donkerste: geschikt voor lichtere originelen of onduidelijke
potloodaantekeningen.
Type origineel
De instelling Type origineel geeft u de mogelijkheid het soort document te
selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier
een optimale kopieerkwaliteit te realiseren.
Om het soort document te selecteren, drukt u op
Original Type
. De volgende
modi zijn beschikbaar wanneer u op de knop drukt:
• Tekst: gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
• Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
•Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
• Magazine: gebruik deze optie voor tijdschriften.
Verkleinde of vergrote kopie
Met de knop Reduce/Enlarge kunt u het formaat van een gekopieerde
afbeelding tot 25% verkleinen en tot 400% vergroten wanneer u originele
documenten vanaf de glasplaat kopieert. Documenten die u kopieert vanuit
de DADI (of ADI) kunt u tot 25% verkleinen en tot 100% vergoten.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde
zoominstellingen:
1. Druk op Reduce/Enlarge.
2. Druk op Reduce/Enlarge of op de pijltoetsen tot het gewenste
formaat verschijnt en druk vervolgens op OK.
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks
de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op Reduce/Enlarge.
2. Druk op Reduce/Enlarge of op de pijltoetsen tot Aangepast
verschijnt en druk op OK.
3. Voer de schaalverhouding in en druk op OK om de selectie op te
slaan.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk
op Stop/Clear om het kopiëren te stoppen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt,
worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld,
geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop
van een kopieerproces worden de standaardinstellingen sowieso
automatisch hersteld.
Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op
de kopie zwarte lijnen verschijnen.
42 _Kopiëren
DE INSTELLINGEN VOOR HET SCANFORMAAT
WIJZIGEN
U kunt het scanformaat aanpassen aan het origineel. Als u bijvoorbeeld een
A4-origineel scant en het scanformaat instelt op A5, scant het apparaat
alleen het gebied dat binnen de afmetingen van het A5-formaat valt (148 x
210 mm). Wij raden aan het juiste scanformaat voor het origineel in te
stellen. Deze functie is alleen beschikbaar bij de CLX-6200ND, CLX-
6210FX en CLX-6240FX. Nadat u het afdrukmateriaal hebt geplaatst, dient
u het scanformaat in te stellen met de toetsen op het bedieningspaneel.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Scanformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
DE STANDAARDKOPIEERINSTELLINGEN
WIJZIGEN
De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat
en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest
gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze
standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor
bedoelde knoppen op het bedieningspaneel.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
ID-KAART KOPIËREN
Het apparaat kan 2-zijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier
van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5 of A6.
Bij deze kopieerfunctie wordt één zijde van het origineel op de bovenste
helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft,
zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name
handig voor kleine documenten, zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op ID Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het
display.
4. Druk op Color Start of op
Black Start
.
Het apparaat begint de bedrukte zijde te scannen.
Op het display wordt Plaats achterz. en druk op Start
weergegeven.
5. Til het deksel van de scanner op en draai het origineel om.
6. Druk op Color Start om met het kopiëren in kleur te beginnen.
Of druk op Black Start om met het kopiëren in zwart-wit te beginnen.
SPECIALE KOPIEERFUNCTIES GEBRUIKEN
U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:
Sorteren
U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u
bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, krijgt u
eerst één volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document en vervolgens
een tweede volledige kopie.
1. Druk op Copy.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI (of ADI) of plaats een enkel origineel op de
glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Voer het aantal kopieën in met behulp van het
numerieke toetsenblok.
4.
Druk op
Menu
tot
Kopieerfunctie
verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op
OK
.
5. Druk op OK als Kopieen sort. verschijnt.
6. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
• Ja-Kleur: kleurenkopieën
• Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Eerst wordt het eerste exemplaar volledig afgedrukt en vervolgens het
tweede.
Na gebruik van deze optie keert het apparaat automatisch terug naar
de standaardinstelling.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear
drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de
standaardinstellingen hersteld.
Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer
30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het
apparaat de kopieertaak en keert het terug naar de gereedmodus.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u op
Stop/Clear
drukt of als er gedurende ongeveer 30 seconden
geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de kopieertaak
en keert het terug naar de gereedmodus.
Kopiëren_43
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel afdrukken.
1. Druk op Copy.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of ADI) of plaats een enkel origineel op
de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot 2 pagina’s/vel of 4 pagina’s/
vel verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te
selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
• Ja-Kleur: kleurenkopieën
• Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Poster kopiëren
Het apparaat kan één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3 x 3).
U kunt deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Poster kopier. verschijnt
en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus
te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
• Ja-Kleur: kleurenkopieën
• Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten
worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze
volgorde:
Klonen
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten
afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt
automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Meer op 1 vel verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
• Ja-Kleur: kleurenkopieën
• Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Achtergrond afbeeldingen wissen
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder
de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is
handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond,
zoals een krant of catalogus.
1. Druk op Copy.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI
(of ADI) of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte
zijde naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: maakt geen gebruik van deze functie.
•Auto: optimaliseert de achtergrond.
• Versterk.nv.1~2:
Hoe hoger het cijfer, hoe levendiger de achtergrond is.
Vervag.niv. 1~4: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Boeken kopiëren
Met de functie Boek kopieren kunt u een geheel boek kopiëren. Als het
boek te dik is, opent u het deksel tot de scharnieren niet verder kunnen en
sluit u het deksel weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, laat
u tijdens het kopiëren het deksel open.
1. Druk op Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden
op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op
OK
als Boek kopieren verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: maakt geen gebruik van deze functie.
•Linkerpagina: gebruik deze optie om de linkerpagina van het boek
af te drukken.
• Rechterpagina: gebruik deze optie om de rechterpagina van het
boek af te drukken.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen met de knop Reduce/
Enlarge wanneer de functie 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren, is
ingeschakeld.
1 2
1 2
3 4
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met de toets Reduce/Enlarge
als de functie Klonen is ingeschakeld.
44 _Kopiëren
Beide pagina’s: gebruik deze optie om beide pagina’s van het boek
af te drukken.
6. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
• Ja-Kleur: kleurenkopieën
• Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Marge verschuiven
Met de functie Marge versch. kunt u een bindmarge maken voor het
document. Het beeld kan op de pagina naar boven of naar onderen worden
bijgesteld en/of naar links of naar rechts worden verschoven.
1. Druk op Copy.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI (of ADI) of plaats een enkel origineel op de
glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3.
Druk op
Menu
tot
Kopieerfunctie
verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op
OK
.
4. Druk op
OK
als Marge versch. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: deze functie is uitgeschakeld.
Aut. centreren: hiermee kunt u automatisch in het midden van het
papier kopiëren.
Aangep. marge: voer de linker-, rechter-, boven- en ondermarge
in met behulp van het numerieke toetsenblok.
6. Druk op de pijltoetsen om Ja te selecteren.
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Rand wissen
Met de functie Rand wissen kunt u vlekken, perforatiegaten, vouwen en
nietafdrukken wissen langs een van de vier randen van een document.
1. Druk op Copy.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI (of ADI) of plaats een enkel origineel op de
glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3.
Druk op
Menu
tot
Kopieerfunctie
verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op
OK
.
4. Druk op
OK
als Geen schaduwr. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: de bindoptie wordt niet ingesteld.
Klein orig.: hiermee wordt de rand van het origineel gewist, als het
klein is.
• Perforeren: hiermee worden de afdrukken van boekbindgaatjes
gewist.
•Boek midden: hiermee wordt het middelste gedeelte van het papier
gewist, als dit een zwarte horizontale baan is wanneer u een boek
kopieert.
Rand wissen: hiermee wordt een bepaald gedeelte van de rand
van de afdruk gewist.
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verbeterde kopieën met grijstinten
Als u het origineel in grijstinten kopieert, kunt u met deze functie zorgen
voor een betere kwaliteit kopie. Deze functionaliteit is alleen bedoeld voor
kopiëren met grijstinten.
1. Druk op Copy.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI
(of ADI) of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte
zijde naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
4. Druk op
OK
als Grijst. verb. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen om Ja te selecteren.
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
DUBBELZIJDIG AFDRUKKEN
Met de Duplex-knop op het apparaat kunt het apparaat zo instellen dat
documenten dubbelzijdig worden afdrukt.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Duplex.
3. Druk op pijl-links/rechts tot de gewenste inbindoptie verschijnt.
•Uit:kopieert in normale modus.
1->2Kor. zij: kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een notitieblok.
Afhankelijk van de installatie is de functie
Marge versch.
zowel te
gebruiken voor de glasplaat als voor de DADI (of ADI)
.
-
Aut. centreren
:
Glasplaat
-
Aangep. marge
:
Glasplaat
,
DADI (of ADI)
Afhankelijk van de installatie is de functie
Geen schaduwr.
zowel te
gebruiken voor de glasplaat als voor de DADI (of ADI)
.
-
Klein orig.
:
Glasplaat
-
Perforeren
:
Glasplaat
,
DADI (of ADI)
-
Boek midden
:
Glasplaat
-
Rand wissen
:
Glasplaat
,
DADI (of ADI)
Als Oorspr. type is ingesteld op Foto kunt u deze functie op de
DADI (of ADI) van de CLX-6200ND, CLX-6200FX en CLX-6210FX
gebruiken. Op de CLX-6240FX kunt u deze functie zowel op de
DADI (of ADI) als op de glasplaat gebruiken.
Kopiëren_45
1->2Lan. zij.: kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een boek.
2->1 zijde: kopieert beide zijden van het origineel en drukt op beide
zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk die
exact overeenkomt met de originelen (alleen CLX-6200ND, CLX-
6210FX, CLX-6240FX).
2->2 zijden: kopieert beide zijden van het origineel en drukt op
beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk
die exact overeenkomt met de originelen (alleen CLX-6200ND, CLX-
6210FX, CLX-6240FX).
•2->1zijd ROT2: kopieert beide zijden van het origineel en drukt
elke zijde op een afzonderlijk vel af, maar de gegevens aan
de achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid (alleen CLX-
6200ND, CLX-6210FX, CLX-6240FX).
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex op.
TIME-OUT VOOR KOPIËREN INSTELLEN
U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat
de standaardinstellingen worden hersteld, wanneer u niet direct na het
aanpassen van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met
kopiëren.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt.
Bij selectie van Uit zal het apparaat niet naar de standaardinstellingen
terugkeren, tenzij u op Black Start of Color Start drukt om met het
kopiëren te beginnen, of op Stop/Clear om het kopiëren te annuleren.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Als Oorspr. type is ingesteld op Foto kunt u deze functie op de
DADI (of ADI) van de CLX-6200ND, CLX-6200FX en CLX-6210FX
gebruiken. Op de CLX-6240FX kunt u deze functie zowel op de
DADI (of ADI) als op de glasplaat gebruiken.
46 _Scannen
scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basisinformatie over scannen
Scannen via het bedieningspaneel
Scannen via het netwerk
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
De standaardscaninstellingen wijzigen
Automatisch scanbevestigingsrapport afdrukken
Een adresboek aanmaken
Dubbelzijdig scannen
BASISINFORMATIE OVER SCANNEN
U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het
netwerk.
Samsung Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat toe met de
originelen en scant deze via het bedieningspaneel. De gescande
gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten
op de aangesloten computer. Nadat de installatie is voltooid, hebt u
Samsung Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. U kunt deze
functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding.
Raadpleeg de volgende sectie.
•TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als
u een afbeelding wilt scannen, wordt de geselecteerde toepassing
gestart zodat u het scanproces kunt beheren. Raadpleeg de sectie
Software. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de
netwerkverbinding. Zie Software.
Samsung SmarThru Office: Deze functie wordt standaard geleverd
bij het apparaat. U kunt dit programma gebruiken om afbeeldingen of
documenten te scannen. Deze functie werkt zowel via de lokale
verbinding als de netwerkverbinding. Zie Software.
•WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te
kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn
verbonden via een USB-kabel. Zie Software.
•E-mail: U kunt de gescande afbeelding als bijlage bij een e-mailbericht
verzenden. Zie pagina 49.
•FTP: U kunt een afbeelding scannen en naar een FTP-server uploaden.
Zie pagina 49.
•SMB: U kunt een afbeelding scannen en naar een gedeelde map op
een SMB-server verzenden. Zie pagina 49.
SCANNEN VIA HET BEDIENINGSPANEEL
Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande
document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten
computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de
computer met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het
netwerk.
Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Samsung Scanbeheer,
gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt
geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru Office, OCR kunnen
bijvoorbeeld aan de toepassing worden toegevoegd. Zie "Scaninformatie
instellen in Samsung Scanbeheer." op pagina 46.
Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-,
TIFF- of PDF-bestand.
Scaninformatie instellen in Samsung Scanbeheer.
Hier vindt u informatie over het programma Samsung Scanbeheer en de
status van het scanstuurprogramma. Ook kunt u de scaninstellingen
wijzigen en de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande
documenten via het programma Samsung Scanbeheer worden
opgeslagen.
1. Druk op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer.
Het beheerprogramma van Samsung Scanbeheer verschijnt.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Samsung Scanbeheer.
3. Druk op Eigenschappen.
4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen
toevoegen of verwijderen.
Via Poort wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of
netwerk)
Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
Scannen naar toepassingen
1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met
elkaar zijn verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 46 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
Klaar om te sc. verschijnt op de bovenste regel van het display.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar pc scan. verschijnt en druk op
OK
.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
6. Afhankelijk van de poortverbinding verschijnen verschillende berichten.
Controleer de volgende berichten en ga verder met de volgende stap.
• Scanbestemming: Verbonden via USB. Ga naar stap 7.
•ID: Verbonden via het netwerk. De gebruiker is geregistreerd. Ga
naar stap 6.
W Lokale comp. X: Kies of u via USB of via het netwerk wilt
scannen. Als u bent verbonden via een USB-kabel, gaat u naar
stap 5. Als u met een netwerk bent verbonden, gaat u naar stap 6.
Niet beschikbaar: Niet verbonden via USB of het netwerk.
Controleer de poortverbinding.
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals
de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het
geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen
van de bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen
u scant, mogelijk niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral
niet met de uitgebreide resolutie.
Samsung Scanbeheer kan alleen worden gebruikt onder Windows
en Macintosh. Raadpleeg de sectie Software als u Macintosh gebruikt.
U opent Samsung Scanbeheer door te klikken op het pictogram
Smart Panel, rechts op de taakbalk van Windows.
Scannen_47
7. Druk op pijl-links/rechts tot de gewenste poort op het display verschijnt.
8. Voer de gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker in
en klik op OK.
9. Druk vanuit Scanbestemming op pijl-links/rechts tot de gewenste
toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
10. Druk op Color Start of
Black Start
als u met de standaardinstelling wilt
scannen. Druk op de linker- of rechterknop totdat de gewenste instelling
verschijnt en druk vervolgens op OK.
11. Het scannen begint.
SCANNEN VIA HET NETWERK
Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters
juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk
versturen.
Voorbereiden om te scannen via het netwerk
Voordat u de scanfuncties van het apparaat kunt gebruiken, moet u
de volgende instellingen configureren afhankelijk van de scanbestemming:
Registreren als geverifieerd gebruiker voor het scannen naar e-mail,
FTP of SMB.
De SMTP-server instellen voor het scannen naar e-mail.
FTP-servers instellen voor het scannen naar FTP.
SMB-servers instellen voor het scannen naar SMB.
Gebruikersverificatie voor scannen via het netwerk
Als u een e-mail, FTP, Netwerk of SMB wilt verzenden, moet u lokale of
voor het netwerk geverifieerde gebruikers registreren met behulp van
SyncThru™ Web Service.
Als de gebruikersverificatie is geactiveerd, kunnen uitsluitend
geverifieerde gebruikers in lokale of server-databases (SMB, LDAP,
Kerberos) vanaf dit apparaat scangegevens naar het netwerk (e-mail,
FTP, SMB, Netwerk) verzenden.
Als u de gebruikersverificatie wilt gebruiken voor scannen via het
netwerk, moet u de netwerk- of lokale verificatieconfiguratie
registreren met behulp van SyncThru™ Web Service.
Er zijn 3 soorten gebruikersverificatie: geen verificatie (standaard),
netwerkverificatie en lokale verificatie.
Lokale geverifieerde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
3. Selecteer Local Authentication op de General Setup van
webpagina User Authentication.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer (van 1 tot 50) waar het overeenkomstige
item opgeslagen zal worden.
6. Voer uw naam, verificatie-id, wachtwoord, e-mailadres en
telefoonnummer in.
U moet de id en het wachtwoord van de geregistreerde gebruiker in
het apparaat invoeren wanneer u vanaf het bedieningspaneel naar
e-mail scant.
7. Klik op Apply.
Via het netwerk geverifieerde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
3. Selecteer Network Authentication op de General Setup van
webpagina User Authentication.
4. Klik op Apply en OK.
5. Selecteer de gewenste Authentication Type.
6. Configureer de juiste waarde voor de verschillende services als
volgt.
7. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via Kerberos
1. Voer het gebied in dat moet worden gebruikt voor het inloggen bij
Kerberos.
2. Selecteer IP Address of Host Name.
3. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
4.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 88.
5. Bij de vorige stap kunt u een back-updomein toevoegen.
6. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via SMB
1. Voer het domein in dat moet worden gebruikt voor het inloggen bij
SMB.
2. Selecteer IP Address of Host Name.
3. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
4.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 139.
5. Bij de vorige stap kan de gebruiker een back-updomein toevoegen.
6. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via LDAP
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en LDAP Server Setup.
De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van Sam-
sung Scanbeheer.
De pincode is het viercijferige nummer dat is geregistreerd op
naam van Samsung Scanbeheer.
Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het ges-
cande bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan of
verwijdert u deze uit Samsung Scanbeheer > De knop Scan
instellen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de com-
puter.
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Samsung Scanbeheer.
Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel scan-
nen.
De gebruiker kan maximaal 6 alternatieve domeinen toevoegen.
48 _Scannen
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 389.
6. Voer Search Root Directory in. Het hoogste zoekniveau van
de LDAP-boomstructuur.
7. Selecteer Authentication method. Methode voor aanmelden bij
de LDAP-server.
Anonymous: wordt gebruikt voor de binding met een wachtwoord
en inlog-id van NULL (het wachtwoord en de inlog-id worden grijs
weergegeven in SWS).
Simple: wordt gebruikt voor de binding met de inlog-id en het
wachtwoord in SWS.
8. Plaats een vinkje bij Append Root to Base DN.
9. Selecteer Match User’s Login ID to the following LDAP attribute
uit CN, UID of UserPrincipalName.
10. Voer uw inlognaam, uw wachtwoord, het maximale aantal
zoekresultaten en de time-out van de zoekopdracht in.
11. Selecteer de gewenste Search Name Order.
12. Plaats een vinkje bij "From:" Field Security Options.
13. Klik op Apply.
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage bij een e-mail wilt
verzenden, moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp
van SyncThru™ Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 25.
6. Schakel SMTP Requires Authentication in om dit apparaat te
verifiëren.
7. Voer de inlognaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
8. Klik op Apply.
Een FTP-server instellen
Als u een FTP-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor
toegang tot de FTP-servers met behulp van SyncThru™ Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en FTP Setup.
3. Klik op Server List.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
6. Typ een naam in Alias for the Setup voor het overeenkomstige item
in de lijst met servers. Deze naam wordt weergegeven op uw
apparaat.
7. Selecteer IP Address of Host Name.
8. Voer het serveradres in als decimale notatie of als een hostnaam.
9.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 21.
10.
Schakel
Anonymous
in als u niet-geregistreerde gebruikers toegang
wilt geven tot de FTP-server.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
11. Voer de aanmeldnaam en het wachtwoord in.
12. Voer Scan File Folder in onder de FTP-map voor het opslaan van
de gescande afbeelding.
13. Klik op Apply.
Een SMB-server instellen
Als u een SMB-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor
toegang tot de SMB-servers met behulp van SyncThru™ Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en SMB Setup.
3. Klik op Server List.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
6. Typ een naam in Alias for the Setup voor het overeenkomstige item
uit de lijst met servers. Deze naam wordt weergegeven op uw
apparaat.
7. Selecteer IP Address of Host Name.
8. Voer het serveradres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
9.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 139.
10. Voer de Share name in van de server.
11. Schakel Anonymous in als u niet-geregistreerde gebruikers
toegang wilt geven tot de SMB-server.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
12. Voer de aanmeldnaam en het wachtwoord in.
13. Voer de domeinnaam in van de SMB-server.
14. Voer de Scan File Folder in onder de gedeelde map voor het
opslaan van de gescande afbeelding.
15. Klik op Apply.
LDAP Referral: de LDAP-cliënt doorzoekt de referentieserver
in het geval de LDAP-server geen gegevens heeft voor
de beantwoording van de query en de LDAP-server een
referentieserver heeft.
Deze optie is alleen aanwezig wanneer u de optie voor
netwerkverificatie hebt geselecteerd bij de instelling voor
de gebruikersverificatie.
Als u informatie zoekt in een standaard e-mailadresgroep,
kunt u deze optie inschakelen.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3beforeSMTP
is, plaatst u een vinkje bij SMTP Requires POP3 Before SMTP
Authentication.
a. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als
een hostnaam.
b. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535.
Scannen_49
Naar e-mail scannen
U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht verzenden.
U moet hiervoor eerst een e-mailaccount aanmaken in SyncThru™ Web
Service. Zie pagina 48.
Voor het scannen stelt u de scanopties voor de scantaak in. Zie pagina 49.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar email sc. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer het e-mailadres van de geadresseerde in en druk op OK.
Als u het Adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een snelknop of
snelkiesnummer voor een e-mailadres of groep gebruiken om een
e-mailadres uit het geheugen op te halen. Zie pagina 50.
6. Om e-mailadressen toe te voegen, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt
en herhaalt u stap 5.
Druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK. U gaat nu
naar de volgende stap.
7. Als in het display de vraag verschijnt of u de e-mail naar uw account wilt
verzenden, drukt u op de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt
u op OK.
8. Vul het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot de bestandsindeling verschijnt en druk op OK
of Start.
Het apparaat begint te scannen en verzendt daarna de e-mail.
10. Als u wordt gevraagd of u zich wilt afmelden bij uw account, drukt u op
de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
11. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Naar een FTP-server scannen
U kunt een afbeelding scannen en daarna naar een FTP-server uploaden.
U moet parameters instellen om vanuit SyncThru™ Web Service toegang
te krijgen tot FTP-servers. Zie pagina 48.
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen. Zie
pagina 49.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar FTP scan. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer de gebruikers-id in en druk op OK.
6. Voer het wachtwoord in en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste FTP-server verschijnt en druk
op OK of Start.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bestandssoort verschijnt en druk
op OK of Start.
Het apparaat begint te scannen en zendt het bestand vervolgens naar
de opgegeven server.
Naar een SMB-server scannen
U kunt een afbeelding scannen en daarna naar een SMB-server verzenden.
U moet parameters instellen om vanuit SyncThru™ Web Service toegang
te krijgen tot SMB-servers. Zie pagina 48.
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen.
Zie pagina 49.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats een enkel origineel op de glasplaat.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar SMB scan. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer de gebruikers-id in en druk op OK.
6. Voer het wachtwoord in en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste SMB-server verschijnt en druk
op OK of Start.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bestandsindeling verschijnt en
druk op OK of Start.
Het apparaat begint te scannen en zendt het bestand vervolgens naar
de opgegeven server.
DE INSTELLINGEN VOOR IEDERE
SCANOPDRACHT WIJZIGEN
Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan
te passen.
• Scanformaat: voor het instellen van de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: voor het instellen van het documenttype van het
origineel.
• Resolutie: voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
• Scankleur: voor het instellen van de kleurmodus.
• Scanindeling: voor het instellen van de bestandsindeling waarin
de afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert,
hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige
scantypes beschikken niet over deze mogelijkheid.
Het aanpassen van de instellingen voorafgaand aan een scantaak:
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scanfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar
de gereedmodus.
Deze vraag verschijnt niet als u bij het aanmaken van de
e-mailaccount de optie Nr mezelf verz hebt ingeschakeld.
50 _Scannen
DE STANDAARDSCANINSTELLINGEN WIJZIGEN
Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen
moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen instellen.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
7. Herhaal de stappen 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen.
8. Om de standaardinstellingen voor andere scantypes te wijzigen, drukt
u op Back en herhaalt u de procedure vanaf stap 4.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
AUTOMATISCH SCANBEVESTIGINGSRAPPORT
AFDRUKKEN
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een verzendrapport afdrukt
met onder meer het aantal verzonden pagina’s. In het rapport wordt de
scantaak vermeld die is verzonden via SMB en FTP.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Transm.rapport verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Aan-Fout: Er wordt alleen een rapport afgedrukt als er een fout is
opgetreden.
•Aan:Het rapport wordt afgedrukt wanneer een taak is geslaagd of
mislukt.
•Uit:Er wordt geen rapport afgedrukt als een taak is geslaagd.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
EEN ADRESBOEK AANMAKEN
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via
SyncThru™ Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen
invoeren door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen
in het adresboek.
Snelkiesnummers voor e-mail registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat
te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Klik op Individual Address Book en Add.
4. Kies een locatienummer en voer de gewenste gebruikersnaam en het
gewenste e-mailadres in.
5. Klik op Apply.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
configureren
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat
te openen.
1. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
2. Klik op Group Address Book en Add.
3. Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.
4. Selecteer snelkiesnummers voor de e-mailadressen die u in de groep
wilt opnemen.
5. Klik op Apply.
Globale e-mailadressen ophalen van de LDAP-server
U kunt niet alleen lokale adressen gebruiken die in het geheugen van uw
apparaat zijn opgeslagen, maar ook adressen die in de LDAP-server zijn
opgeslagen. Om de globale adressen te gebruiken, moet u de LDAP-server
eerst als volgt configureren via SyncThru™ Web Service:
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat
te openen.
2. Klik op Machine Settings, LDAP Server Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 389.
6. Voer Search Root Directory in. Het hoogste zoekniveau van de LDAP-
boomstructuur
7. Selecteer Authentication method. Methode voor aanmelden bij
de LDAP-server.
Anonymous: wordt gebruikt voor de binding met een wachtwoord
en inlog-id van NULL (het wachtwoord en de inlog-id worden grijs
weergegeven in SWS).
Simple: wordt gebruikt voor de binding met de inlog-id en het
wachtwoord in SWS.
8. Plaats een vinkje bij Append Root to Base DN.
9. Voer uw inlognaam, uw wachtwoord, het maximale aantal
zoekresultaten en de time-out van de zoekopdracht in.
10. Selecteer de gewenste Search Name Order.
11. Plaats een vinkje bij "From:" Field Security Options.
12. Klik op Add.
Adresboekitems gebruiken
U kunt een e-mailadres op de volgende manieren ophalen:
Snelkiesnummers voor e-mail
Wanneer u gevraagd wordt een e-mailadres in te voeren bij het
verzenden van een e-mail, typt u het snelkiesnummer waaronder u het
bewuste adres hebt opgeslagen.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de
overeenkomstige cijfertoets op het numerieke toetsenbord ingedrukt.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers
houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en vervolgens drukt u de
laatste cijfertoets in.
Ook kunt u op Importeren klikken en het adresboek van uw
computer ophalen.
LDAP Referral: de LDAP-cliënt doorzoekt de referentieserver
in het geval de LDAP-server geen gegevens heeft voor
de beantwoording van de query en de LDAP-server een
referentieserver heeft.
Scannen_51
Als u CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX gebruikt, kunt u ook de
snelkiestoetsen indrukken waaronder het gezochte adres is opgeslagen.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book. Zie pagina 51.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken, moet
u het in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het
adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Address Book.
Zie pagina 51.
Globale e-mailadressen
Als u globale emailadressen in de LDAP-server wilt gebruiken, moet het
in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het
adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Address Book.
Zie
pagina50.
Een item zoeken in het adresboek
Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt
alfabetisch zoeken of op de eerste letters van de naam die aan dat
e-mailadres is verbonden.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en verz. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste nummercategorie verschijnt
en druk op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het adres verschijnt.
U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van achter naar
voor en omgekeerd.
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en verz. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste nummercategorie verschijnt
en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam verschijnt en druk
op OK.
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een lijst
af te drukken.
1. Druk op Address Book tot Afdrukken verschijnt op de onderste regel
van het display.
2. Druk op OK.
Er verschijnt een lijst met de ingestelde snelknoppen, en de
snelkiesnummers voor e-mailadressen en de groepskiesnummers
voor e-mailgroepen worden afgedrukt.
DUBBELZIJDIG SCANNEN
Met behulp van de knop Duplex op uw apparaat kunt u het apparaat
zo instellen dat beide zijden van het papier worden gescand. (alleen
CLX-6200ND, CLX-6210FX, CLX-6240FX)
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Duplex.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: drukt af in normale modus.
2 zijden: Hiermee scant u beide zijden van het origineel en drukt u
op beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk
die exact overeenkomt met het origineel.
2->1zijd ROT2: Hiermee scant u beide zijden van het origineel en
drukt u elke op een afzonderlijk vel af maar de gegevens aan de
achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex op.
52 _Eenvoudige afdruktaken
eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken
toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren
EEN DOCUMENT AFDRUKKEN
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende Windows-, Macintosh- of Linux-
toepassingen. De exacte procedure kan per toepassing verschillen.
Voor informatie over afdrukken verwijzen we naar de Software.
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN
Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals
de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
Als u Windows Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
3. Dubbelklik op de pictogrammen Samsung CLX-6200 Series of
CLX-6240 Series. (Of op Samsung CLX-6200 Series PS of
Samsung CLX-6240 Series PS)
4. Selecteer in het menu Document de optie Annuleren.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stop/Clear
op het bedieningspaneel.
U kunt dit venster ook openen door rechtsonder op de taakbalk van
Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
Faxen_53
faxen
Deze faxoptie is alleen beschikbaar voor CLX-6200FX, CLX-6210FX, CLX-6240FX. Dit hoofdstuk bevat informatie over
het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden
Een fax ontvangen Andere manieren om een fax te verzenden
Fax instellen
EEN FAX VERZENDEN
Faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en
bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt bovenaan elke pagina die u verzendt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK zodra Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met
de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is
beschikbaar via de toets 0. Zie pagina 31 voor meer informatie over het
invoeren van lettertekens.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op de pijltoetsen tot Nr. van faxap. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
De documentinstellingen aanpassen
Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen al naar gelang
de eigenschappen van het origineel.
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Wanneer u echter originelen met een lage
kwaliteit of documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie
aanpassen voor een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op Resolution.
2. Druk op Resolution of op de pijltoetsen tot de gewenste optie
verschijnt.
3. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de
verschillende soorten originelen:
Tonerdichtheid
U kunt de standaard contrastmodus selecteren en het contrast
aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van het display.
U kunt dit apparaat niet als een faxapparaat gebruiken via een
internettelefoon.
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om
de fax te gebruiken. Als u andere internetservices gebruikt (DSL,
ISDN, VolP), kunt u de verbindingskwaliteit verbeteren door de
microfilter te gebruiken. De microfilter elimineert onnodige
geluidssignalen en verbetert de verbindings- of internetkwaliteit. De
DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom
contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSL-
microfilter.
1Lijnpoort
2Microfilter
3DSL-modem / telefoonlijn
MODUS AANBEVOLEN VOOR:
Standaard Originelen met tekens van normale grootte.
Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of
originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus Extra
fijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat
waarmee u communiceert de resolutie Extra fijn ook
ondersteunt.
Als u verzendt vanuit het geheugen is
de modus Superfijn niet beschikbaar.
De resolutie-instelling wordt
automatisch gewijzigd in Fijn.
Wanneer het apparaat ingesteld is
op de resolutie Superfijn terwijl het
ontvangende faxapparaat de resolutie
Superfijn niet ondersteunt, wordt de
fax verzonden met de hoogste resolutie
die door het ontvangende faxapparaat
wordt ondersteund.
Fotofax Originelen met grijstinten of foto’s.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak. Zie pagina 59
om de standaardinstelling te wijzigen.
54 _Faxen
3. Druk op OK als Tonersterkte verschijnt.
4.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK
.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Een fax automatisch verzenden
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
Klaar om te fax. verschijnt op de bovenste regel van het display.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers
gebruiken. Zie pagina 60 voor meer informatie over het opslaan
en zoeken van een nummer.
5. Druk op Color Start of op Black Start.
6. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
7. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Nadat het nummer is gekozen, begint het apparaat met het verzenden
van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt.
Een fax handmatig verzenden
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan. Zie pagina 53.
4. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon.
5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers
gebruiken. Zie pagina 60 voor meer informatie over het opslaan
en zoeken van een nummer.
6. Druk op Color Start of Black Start als u een faxtoon van het
ontvangende faxapparaat hoort.
Een verzending bevestigen
Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort
u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar de gereedmodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een
foutbericht in het display. Zie pagina 82 voor een lijst met foutberichten
en hun betekenis. Druk op Stop/Clear om het weergegeven foutbericht
te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke verzonden fax automatisch een
verzendrapport wordt afgedrukt. Zie pagina 58 voor meer informatie.
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van
de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van
de fabrieksinstellingen automatisch maximaal zeven keer opnieuw gekozen
met tussenpozen van drie minuten.
Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het
nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch
opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het maximum aantal
kiespogingen wijzigen. Zie pagina 59.
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Redial/Pause.
2. Het apparaat begint automatisch met verzenden als er een origineel
in de DADI (of ADI) is geladen.
Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op
OK
. Zodra
u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag
Nog een pagina?
.
Faxen dubbelzijdig verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat faxen dubbelzijdig worden verzonden.
(alleen CLX-6210FX, CLX-6240FX)
1. Druk op
Fax
.
2. Druk op Duplex.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: faxt in normale modus.
2 zijden: faxt beide zijden van het origineel.
2->1zijd ROT2: faxt beide zijden van het origineel en drukt elke
zijde op een afzonderlijk vel af, maar de gegevens aan de
achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex op.
EEN FAX ONTVANGEN
De papierlade selecteren
Nadat u het afdrukmateriaal voor faxen hebt geladen, selecteert u
de papierlade die u wilt gebruiken voor inkomende faxen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op
OK
.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op
OK
.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op de pijltoetsen tot Faxlade verschijnt en druk op
OK
.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op
OK
.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Ontvangstmodus wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
OK
.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op
OK
als Ontvangstmodus verschijnt.
De ingestelde tonerdichtheid geldt voor de huidige faxtaak. Zie
pagina 59 om de standaardinstelling te wijzigen.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van
de fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van
de fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Faxen_55
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxontvangstmodus verschijnt.
In de modus Fax beantwoordt het apparaat een inkomende oproep
en schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus.
In de modus Tel kunt u een fax ontvangen door op On Hook Dial en
vervolgens op Color Start of Black Start te drukken. U kunt ook het
telefoontoestel opnemen en de code voor ontvangst op afstand
intoetsen. Zie pagina 55.
In de modus Ant/Fax worden inkomende oproepen beantwoord door
een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller
kan op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het
faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch
over naar de modus Fax om de fax te ontvangen. Zie pagina 55.
•In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie
DRPD (detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of
beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is
daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig
te beantwoorden. Zie pagina 55 voor meer informatie.
6. Druk op
OK
om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch ontvangen in modus Fax
Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie pagina 59 om het aantal belsignalen te wijzigen.
Handmatig ontvangen in de modus Tel
Wanneer u een faxtoon van het verzendende apparaat hoort, kunt u een fax
ontvangen door op On Hook Dial en dan op Black Start of op Color Start
te drukken.
Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar
de gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid.
Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Deze functie werkt het best wanneer u een intern telefoontoestel gebruikt
dat is aangesloten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u op het interne toestel in
gesprek bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Wanneer u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt
u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het faxtoestel
nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in.
*
9
* is de ontvangstcode op afstand die is voorgeprogrammeerd in de fabriek.
De sterretjes zijn vereist, maar u kunt het cijfer wijzigen. Zie pagina 59 voor
het wijzigen van de code.
Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht op
de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert,
wordt de fax automatisch ontvangen.
Faxen ontvangen via de modus DRPD
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere
oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om u
te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen, die bestaan uit
verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie wordt
vaak gebruikt in callcenters, waar het bij druk telefoonverkeer van belang is te
weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen
beantwoorden.
Met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen) kan uw apparaat
"leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het faxapparaat.
Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en
beantwoord als een faxoproep. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep
doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is
aangesloten op de EXT-uitgang. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen of
onderbreken.
Voor u de optie DRPD kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij
"Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te
stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer
kan kiezen van buitenaf.
Om de modus DRPD in te stellen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
OK
.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op de pijltoetsen tot DRPD-modus verschijnt en druk op
OK
.
Wacht op belsign verschijnt op het display.
5. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een
faxapparaat te bellen.
6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het
apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren".
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt
DRPD-instelling
voltooid
op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt
Fout DRPD-belsignaal
. Druk op
OK
als
DRPD-modus
verschijnt en
herhaal de procedure vanaf stap 4.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Als het geheugen vol is, kunnen geen binnenkomende faxen meer
worden ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door
gegevens uit het geheugen te verwijderen.
Als u de modus Ant/Fax wilt gebruiken, sluit u een
antwoordapparaat aan op
de EXT-uitgang aan de achterzijde van
het apparaat.
Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat
anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken.
In deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het
geheugen. Zie pagina 56 voor meer informatie.
Als u het apparaat hebt ingesteld op de modus
Ant/Fax
en uw
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat
aangesloten op de EXT-aansluiting, schakelt het apparaat na een
vooraf bepaald aantal belsignalen automatisch
over naar de modus
Fax
.
Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller
beschikt,
kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen
na één belsignaal worden beantwoord.
Als de modus Tel (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en
het antwoordapparaat
is aangesloten op uw apparaat, moet
u het antwoordapparaat uitschakelen. Zo voorkomt u dat uw
telefoongesprek onderbroken wordt door de uitgaande boodschap
van het antwoordapparaat.
56 _Faxen
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige
ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens
uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden
alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus
uitschakelt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus inschakelen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op
OK
wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van de display.
3. Druk op de pijltoetsen tot Veilige ontv. verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op
OK
.
5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op
OK
.
6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen, en druk op
OK
.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Wanneer een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het
apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt
weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. Volg de stappen 1 tot en met 3 in "Veilige ontv." om toegang te
krijgen tot het menu Veilige ontvangstmodus inschakelen.
2. Druk op de pijltoetsen tot Afdrukken verschijnt en druk op
OK
.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
OK
.
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. Volg de stappen 1 tot en met 3 in "Veilige ontv." om toegang te
krijgen tot het menu Veilige ontvangstmodus inschakelen.
2. Druk op de pijltoetsen tot Uit verschijnt en druk op
OK
.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
OK
.
De veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het
geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Wanneer u een fax ontvangt
tijdens kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in het
geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan
als er geen papier in de lade is of geen toner in de tonercassette.
ANDERE MANIEREN OM EEN FAX TE
VERZENDEN
Groepsverzenden (een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch opgeslagen
in het geheugen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending
worden de documenten automatisch uit het geheugen gewist. U kunt bij
gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie pagina 53.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
OK
.
5. Druk op de pijltoetsen tot Meerdere verz. verschijnt en druk op
OK
.
6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk
op
OK
.
U kunt snelknoppen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop
Address Book
. Zie pagina 60
voor meer informatie.
7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document
wilt verzenden in te voeren.
8.
Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op
OK
zodra
Ja
verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op
de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer?
en drukt u op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal
pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
10. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat begint met het verzenden van de fax naar de verschillende
nummers in de volgorde waarin deze zojuist zijn ingevoerd.
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen
kleurenfax verzenden.
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of ADI)
of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie pagina 53.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
Als u uw faxnummer wijzigt of
als u het apparaat aansluit op een
andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer
om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel
vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is
toegekend om
te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld
naar uw telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is
aangesloten op de EXT-aansluiting.
U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een
wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere
groepskiesnummers meer invoeren.
Faxen_57
5. Druk op de pijltoetsen tot Uitgest. verz. verschijnt en druk op
OK
.
6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in.
U kunt snelknoppen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop
Address Book
. Zie pagina 60
voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om het
volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te
voeren.
8.
Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op
OK
zodra
Ja
verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op
de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer?
en drukt u op OK.
10. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
11. Voer via het numerieke toetsenbord de tijd in en druk op OK of Black
Start.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
12. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat keert terug naar de gereedmodus. Het display herinnert u
eraan dat het apparaat in de gereedmodus staat en dat een uitgesteld
faxbericht is ingesteld.
Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzending die in het
geheugen is opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig
de documentinstellingen aan.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Pag. toevoegen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk
op OK.
Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het
totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s.
Een uitgestelde fax annuleren
1. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Taak annuleren verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
Een fax met hoge prioriteit verzenden
Met de functie Fax met voorrang kan een fax met een hoge prioriteit worden
verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending
tussen twee ontvangers (dat wil zeggen wanneer de verzending naar
ontvanger A eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of
tussen twee kiespogingen.
1. Druk op Fax.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of
ADI) of plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde
naar beneden.
Zie pagina 33 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie pagina 53.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Prior. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers
gebruiken. Zie pagina 60 voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
9. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden
van de fax.
Faxen doorsturen
U kunt binnenkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat of e-mailadres.
Verzonden faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet
alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een opgegeven
locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren en druk op OK.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Verzonden faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen
niet alleen naar de ingevoerde e-mailadressen maar ook naar een
opgegeven locatie worden verzonden.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen
andere groepskiesnummers meer invoeren.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de actuele tijd, wordt
de fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
58 _Faxen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
Ontvangen faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat inkomende faxberichten gedurende
een bepaalde periode worden doorgestuurd naar een ander faxnummer.
Als het apparaat een faxbericht ontvangt, wordt dit bericht opgeslagen in
het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u hebt
opgegeven en wordt het faxbericht verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het
doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Voer de begintijd in en druk op OK.
9. Voer de eindtijd in en druk op OK.
10. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Ontvangen faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt uw apparaat zo instellen dat binnenkomende faxen doorgestuurd
worden naar het e-mailadres dat u hebt ingevoerd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het
doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
FAX INSTELLEN
De faxinstellingen wijzigen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het
faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld.
U kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Verzending of Ontvangst verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
5.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt of voer de waarde
in voor de geselecteerde optie en druk op
OK
.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Verzending-opties
OPTIE BESCHRIJVING
Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u
0
invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen
plaats.
Opn. kiezen na
Als de lijn van de ontvangende fax bezet is, kan uw
apparaat het faxnummer automatisch opnieuw
kiezen. U kunt het interval tussen de kiespogingen
instellen.
Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers
instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen
voordat er een automatisch gekozen nummer
wordt gekozen. Dit is nuttig om toegang te krijgen
tot een telefooncentrale.
ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de slechte
kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat
uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met
ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen
met ECM kan langer duren.
Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een
verzendrapport afdrukt met onder meer het aantal
verzonden pagina’s. De beschikbare opties zijn
Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste optie
selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt
als de verzending mislukt is.
TCR voor afb. Met deze functie kunnen gebruikers via de
weergave Verzonden berichten in het
verzendingsrapport te weten komen welke
faxberichten er zijn verstuurd. De eerste pagina
van het bericht wordt omgezet naar een
afbeeldingsbestand dat op het
verzendingsrapport wordt afgedrukt zodat
gebruikers kunnen nagaan welke berichten er
werden verzonden. U kunt deze functie echter
niet gebruiken als u een fax verstuurt zonder de
gegevens in het geheugen op te slaan.
Faxen_59
Ontvangst-opties
De standaarddocumentinstellingen wijzigen
De faxopties, met inbegrip van resolutie en tonerdichtheid, kunnen ingesteld
worden op de meest gebruikte modi. Als u een fax verstuurt, gebeurt
dat volgens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via
de desbetreffende knop en menu.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Resolutie verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Autom. rapport verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Kiesmodus Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt
het apparaat deze functie niet.
U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen
op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls
moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem
of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem
contact op met de lokale telefoonmaatschappij als
u niet zeker weet welke kiesmodus moet worden
gebruikt.
Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle
functies van het telefoonsysteem beschikbaar.
Ook kan het kiezen van een fax- of
telefoonnummer mogelijk langer duren.
OPTIE BESCHRIJVING
Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van faxen selecteren. Zie pagina 54
voor meer informatie over het ontvangen van
faxen in iedere modus.
Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt
beantwoord.
Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer, de ontvangstdatum en -tijd
af op iedere pagina van een ontvangen fax.
Startc. ontv. Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een intern telefoontoestel dat aangesloten is op
de EXT-uitgang aan de achterzijde van het
apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel
opneemt en de faxtonen hoort, voert u de code
in. De voorgeprogrammeerde code is *9*.
Aut. verklein. Als u een fax ontvangt die meer pagina’s telt dan
er vellen beschikbaar zijn in de papierlade, kan
het apparaat het formaat van het origineel
aanpassen om alles op het beschikbare papier
te krijgen. Schakel deze functie in als u een
inkomende pagina automatisch wilt laten
verkleinen.
Wanneer deze functie ingesteld is op
Uit
, kan het
apparaat het origineel niet zodanig verkleinen dat
het op één pagina past. Het origineel wordt
opgedeeld en wordt in oorspronkelijk formaat
op twee of meer pagina’s afgedrukt.
Grootte neger. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die
even lang of langer zijn dan het geladen papier,
kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald
gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet
wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de
ontvangen fax op één of meer vellen papier af,
minus de gegevens die op het opgegeven
genegeerde stuk zouden hebben gestaan.
Wanneer de ontvangen fax pagina’s bevat die
groter zijn dan het geladen papier en
Aut.
verklein.
is ingeschakeld, zal het apparaat de fax
verkleinen tot de volledige fax op het papier past.
OPTIE BESCHRIJVING
Inst. ong. fax
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen
geweigerd die afkomstig zijn van externe
nummers die in het geheugen zijn opgeslagen
onder ongewenste faxnummers. Deze functie is
handig om ongewenste faxberichten te blokkeren.
Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot
de volgende opties om de ongewenste
faxnummers in te voeren.
• Toevoegen:
hiermee kunt u tot
10 faxnummers opslaan.
• Verwijderen
:
hiermee kunt u het betreffende
ongewenste faxnummer opslaan.
Alles verw.
:
hiermee kunt u alle ongewenste
faxnummers verwijderen.
DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar
verschillende telefoonnummers te
beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat
zo instellen dat het herkent welke belpatronen
moeten worden beantwoord. Zie pagina 55 voor
meer informatie over deze functie.
Dubbelz. afdr. Lange zijde: drukt de pagina’s zodanig af dat
ze gelezen kunnen worden als een boek.
Korte zijde:
drukt de pagina’s zodanig af dat
ze gelezen kunnen worden als een notaboekje.
•Uit: drukt de ontvangen fax op één zijde van
het papier af.
OPTIE BESCHRIJVING
60 _Faxen
Een adresboek aanmaken
U kunt in adresboek de meest gebruikte faxnummers instellen.
De volgende functies zijn beschikbaar om adresboek in te stellen:
• Snelknoppen
• Snelkiesnummers/groepskiesnummers
Snelknoppen
Via de 15 snelknoppen op het bedieningspaneel kunt u veelgebruikte
faxnummers opslaan. Zo kunt u met één druk op de knop een faxnummer
invoeren. Via de knop
Shift
kunt u maximaal 30 nummers opslaan onder
de snelknoppen.
U kunt op twee manieren nummers toekennen aan snelknoppen.
Bestudeer onderstaande procedure en gebruik de methode die uw
voorkeur heeft:
Registratie na indrukken van een snelknop
1. Druk op Fax.
2. Druk op één van de snelknoppen.
3. Druk op OK als Ja verschijnt.
4. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
5. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
Registratie na het invoeren van een nummer
1. Druk op Fax.
2. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan.
3. Druk op één van de snelknoppen.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
6. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
Snelknoppen gebruiken
Als u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een
faxnummer in te voeren:
Druk op de desbetreffende snelknop en vervolgens op OK om een
nummer van snelknop 1 tot 15 op te halen.
Druk op de desbetreffende snelknop en vervolgens op Shift om een
nummer van snelknop 16 tot 30 OK op te halen.
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 240 veelgebruikte
faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
4. Voer een snelkiesnummer in tussen 0 en 239 en druk op OK.
Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display
de naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Back om
door te gaan met een volgend snelkiesnummer.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het invoeren van
lettertekens.
6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Wijzig de naam en druk op OK.
5. Wijzig het faxnummer en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Snelkiesnummers gebruiken
Voer, wanneer u wordt gevraagd een nummer in te voeren, het
snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt
opgeslagen.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat,
houdt u de cijferknop op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen) en houdt u vervolgens
de laatste cijferknop ingedrukt.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book. Zie pagina 61.
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen
verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een
groepskiesnummer aan toekennen. Op die manier kunt u een document
versturen naar alle bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande
snelkiesnummers van de bestemmingen kunt u maximaal 200 (0 tot en
met 199) groepskiesnummers instellen.
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
4. Voer een groepskiesnummer in tussen 0 en 199 en druk op OK.
5. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer de informatie m.b.t. het snelkiesnummer
correct wordt weergegeven.
7. Druk op OK als Ja verschijnt.
8. Herhaal stap 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep toe
te voegen.
9. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij
de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
10. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de gereedmodus.
Een groepskiesnummer bewerken
U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer
toevoegen aan de geselecteerde groep.
1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en
druk op OK.
Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt
Toevoegen?.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen,
verschijnt Verwijderen?.
5. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u
de faxnummers opslaat.
Als u op een reeds toegekende snelknop drukt, zal het display u
vragen of u wilt overschrijven. Druk op OK om te bevestigen Ja en
door te gaan. Selecteer Nee om een andere snelknop te kiezen.


Produktspezifikationen

Marke: Samsung
Kategorie: Alles in einem
Modell: CLX-6240 Series

Brauchst du Hilfe?

Wenn Sie Hilfe mit Samsung CLX-6240 Series benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten