Nikon d3s Bedienungsanleitung
Nikon
Digitalkamera
d3s
Lesen Sie kostenlos die đź“– deutsche Bedienungsanleitung fĂĽr Nikon d3s (460 Seiten) in der Kategorie Digitalkamera. Dieser Bedienungsanleitung war fĂĽr 12 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet
Seite 1/460

DIGITALE CAMERA
Nl
Gebruikshandleiding
Gedrukt in Europa
SB0C02(1F)
6MB0751F-02
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk
(behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen)
worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van
NIKON CORPORATION.
Nl

Waar kunt u het vinden
Vind wat u zoekt in:
Help
Gebruik de ingebouwde helpfunctie van de camera wanneer u hulp nodig heeft
over menu-items en andere onderwerpen. Zie pagina 25 voor details.
iDe inhoud ➜0 x–xvii
Zoek items op functie of menunaam.
i De vraag- en antwoordindex ➜0 iv–ix
Weet u wat u wilt, maar weet u de naam van de functie niet? Zoek het op in
de vraag- en antwoordindex.
iSnelhandleiding ➜0 19–20
Een beknopte handleiding voor wie meteen foto's wil maken.
iDe index ➜0 425–430
Zoek op trefwoord.
iFoutmeldingen ➜0 403–407
Als er een waarschuwing in de zoeker, op de monitor of het lcd-venster
verschijnt, zoekt u hier de oplossing.
iProblemen oplossen ➜0 398–402
Doet de camera iets wat u niet verwacht? Zoek hier de oplossing.
A Voor uw veiligheid
Lees voordat u de camera voor het eerst gebruikt de
veiligheidsinstructies in “Voor uw veiligheid” (0 xviii–xx).

i
Inhoud van de verpakking
Controleer of alle hier vermelde onderdelen bij de camera zijn geleverd.
Geheugenkaarten worden afzonderlijk verkocht.
• Garantie
•Gebruikshandleiding (deze gids)
• Snelstartgids
• Software Installatiehandleiding
• Cd-rom met Software Suite
• Nikon D3S digitale
camera (0 3) • BF-1B bodydop
(031, 375)
• BS-2 afdekkapje
accessoireschoentje
(
0 18,
186)
•EN-EL4a oplaadbare
Li-ionbatterij met
afdekkapje (026, 28)
•MH-22 snellader met
netsnoer en twee
contactbeveiligingen
(026, 417)
•AN-DC5 polsriem
(0 18)
•EG-D2 AV-kabel (0 269) •UC-E4 USB-kabel
(0254, 259) • Clip USB-kabel
(0255)

ii
Symbolen en conventies
Om u in staat te stellen de gewenste informatie gemakkelijk te vinden,
worden de volgende symbolen en conventies gebruikt:
Menuopties, opties en berichten die worden weergegeven in de monitor
van de camera zijn
vet gedrukt
.
AHandelsmerkinformatie
Macintosh, Mac OS, en QuickTime zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple
Inc. in de Verenigde Staten en/of andere landen. Microsoft, Windows en
Windows Vista zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation. HDMI, het HDMI-
logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC. PictBridge is een
handelsmerk. Alle andere handelsnamen die in deze handleiding of in andere
documentatie bij uw Nikon-product worden vermeld, zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
DDit pictogram staat bij waarschuwingen; lees deze informatie vóór gebruik
om beschadiging van de camera te voorkomen.
ADit pictogram staat bij opmerkingen; lees deze informatie voordat u de
camera gebruikt.
0Dit pictogram staat bij verwijzingen naar andere pagina’s in deze
handleiding.

iii
Inleiding
Instructies
Opties voor beeldopname
Scherpstellen
Ontspanstand
ISO-gevoeligheid
Belichting
Witbalans
Beeldoptimalisatie
Flitsen
Overige opnameopties
Spraakmemo
Verbindingen
Menugids
Technische opmerkingen
X
k
S
Z
r
J
l
t
e
Q
U
n
s
d
N
Vraag- en antwoordindex
Inhoud
0 iv
0 x
0 1
0 21
0 77
0 89
0 101
0 109
0 115
0 149
0 169
0 185
0 199
0 245
0 253
0 273
0 365
Beelden kadreren op de monitor (Livebeeld)
x
Films opnemen en bekijken
y
0 53
0 65
Meer informatie over weergave
I0 221

iv
Vind wat u zoekt met deze vraag- en antwoordindex.
âťšâťš Nieuwe functies
âťšâťš Setup van de camera
Vraag- en antwoordindex
Vraag Kernbegrip 0
Hoe maak ik foto’s in 35mm-formaat? Beeldgebied 78
Hoe maak ik NEF (RAW)-foto’s van hoge
kwaliteit? 14-bits NEF (RAW) 85
Kan ik de monitor als zoeker gebruiken? Livebeeld 53
Hoe neem ik films op? Films 65
Kan ik een film opnemen bij weinig licht? Film met hoge
gevoeligheid 72
Hoe sla ik foto’s op met twee
geheugenkaarten? Sleuf 2 88
Kan ik zelf bepalen hoe foto’s worden
verwerkt? Picture Controls 170
Hoe behoud ik details in schaduwen en hoge
lichten? Actieve D-Lighting 181
Hoe stel ik scherp op zich grillig verplaatsende
onderwerpen? 3D-tracking 297
Hoe weet ik of de camera horizontaal staat? Virtuele horizon 338
Kan ik de scherpstelling voor verschillende
objectieven afzonderlijk aanpassen? Fijnafstelling AF 339
Hoe verwijder ik stof van het
laagdoorlaatfilter dat de beeldsensor
beschermt?
Schoonmaken van het
laagdoorlaatfilter 378
Vraag Kernbegrip 0
Hoe zorg ik ervoor dat de monitor niet wordt
uitgeschakeld? Monitor uit 306
Hoe zorg ik ervoor dat de sluitertijd- en
diafragmaweergaven niet worden
uitgeschakeld?
Meter automatisch uit 45,
305

v
❚❚ Menu’s en aanduidingen
Hoe stel ik de klok in?
Tijdzone en datum 34,
330
Hoe stel ik de klok in voor de zomertijd?
Hoe verander ik de tijdzone wanneer ik op reis
ben?
Hoe pas ik de helderheid van de monitor aan
voor menu’s of weergave? LCD-helderheid 326
Kan ik de belichtingsaanduiding omkeren? Aanduidingen omkeren 324
Kan ik de menu’s in een andere taal
weergeven? Taal (Language) 33,
331
Kan ik de menu-instellingen opslaan om ze op
een andere D3S-camera te gebruiken? Instellingen opslaan/laden 336
Hoe herstel ik alle standaardinstellingen? Reset met twee knoppen 200
Hoe herstel ik de standaardinstellingen van
het opnamemenu? Opnamemenu terugzetten 287
Hoe herstel ik de standaardwaarden voor de
persoonlijke instellingen? Herstel pers. instellingen 294
Vraag Kernbegrip 0
Hoe krijg ik meer informatie over een menu? Help 25
Hoe gebruik ik de menu’s? Gebruik van de menu’s 22
Kan ik snel veelgebruikte instellingen
weergeven? Mijn menu 359
Kan ik snel recent gebruikte instellingen
weergeven? Recente instellingen 363
Wat betekent deze waarschuwing? Foutmeldingen en
waarschuwingsaanduidingen 403
Hoeveel lading heeft de batterij nog? Batterijniveau 43
Vraag Kernbegrip 0

vi
❚❚ Foto’s maken
Hoe krijg ik meer informatie over de
batterij? Batterij-informatie 333
Hoe voorkom ik dat de bestandsnummering
opnieuw begint als ik een nieuwe
geheugenkaart plaats? Opeenvolgende nummering 308
Hoe zet ik de bestandsnummering terug op
1?
Hoe reinig ik de camera of het objectief? De camera reinigen 377
Vraag Kernbegrip 0
Hoeveel foto’s kan ik nog met deze kaart
maken?
Aantal resterende
opnamen 44
Hoe maak ik grotere foto’s? Beeldkwaliteit en -grootte 83, 86
Hoe krijg ik meer foto’s op de geheugenkaart?
Hoe krijg ik het zoekerbeeld scherp? Zoekerbeeld 41
Kan ik bepalen hoe de camera scherpstelt? Autofocus 89
Kan ik het scherpstelpunt kiezen? Scherpstelpunt 94
Hoe maak ik snel een aantal foto’s achtereen? Ontspanstand 102
Kan ik de beeldsnelheid wijzigen? Opnamesnelheid 104,
307
Kan ik bij weinig licht zonder flitser
fotograferen? ISO-gevoeligheid 110
Kan de door mij gekozen ISO-gevoeligheid
worden aangepast voor een optimale
belichting?
Inst autom
ISO-gevoeligheid 112
Kan ik foto’s lichter of donkerder maken? Belichtingscorrectie 134
Hoe kan ik een tijdopname maken? Lange tijdopnamen 128
Vraag Kernbegrip 0

vii
❚❚ Foto’s bekijken
Kan ik instellen dat de belichting of de
flitssterkte automatisch wordt gevarieerd
voor een reeks foto’s?
Belichtings- en
flitsbracketing
136,
312
Kan ik meerdere kopieën van een foto maken
met verschillende witbalansinstellingen? Witbalansbracketing 141,
312
Kan ik instellen dat de actieve D-Lighting
automatisch wordt gevarieerd voor een reeks
foto’s?
ADL-bracketing 145,
312
Hoe pas ik de witbalans aan? Witbalans 149
Hoe verander ik instellingen voor optionele
flitsers? Flitsstand 193
Hoe kan ik meerdere opnamen opslaan als
Ă©Ă©n foto? Meervoudige belichting 202
Kan ik een spraakmemo opnemen wanneer ik
een foto maak? Spraakmemo 246
Kan ik een standaardniveau instellen voor de
belichting?
Fijnafst. voor opt.
belichting 304
Hoe kan ik onscherpte verminderen? Spiegelvoorontspanning 310
Hoe kan ik het beeldformaat van de film, de
microfoongevoeligheid, de filmstand voor
hoge gevoeligheid en de opties voor de
kaartsleuf selecteren?
Filminstellingen 70
Vraag Kernbegrip 0
Kan ik mijn foto’s op de camera bekijken? Weergave op de camera 222
Kan ik films op de camera bekijken? Films weergeven 73
Kan ik meer informatie over foto’s
weergeven? Foto-info 225
Waarom knipperen delen van mijn foto? Foto-informatie, hoge
lichten
227,
277
Vraag Kernbegrip 0

viii
❚❚ Foto’s retoucheren
Hoe kom ik van een ongewenste foto af? Afzonderlijke foto’s wissen 240
Kan ik een aantal foto’s tegelijk wissen? Wissen 242
Kan ik inzoomen op foto’s? Zoomweergave 237
Kan ik foto’s beveiligen tegen onopzettelijk
wissen? Beveiligen 238
Kan ik geselecteerde foto’s verbergen? Beeld verbergen 275
Hoe weet ik of delen van mijn foto’s zijn
overbelicht?
Weergavestand: hoge
lichten
227,
277
Hoe weet ik waarop de camera heeft
scherpgesteld?
Weergavestand:
scherpstelpunt
226,
277
Kan ik de foto’s die ik maak meteen bekijken? Beeld terugspelen 281
Kan ik spraakmemo's bij foto's opnemen? Spraakmemo 249
Is er een mogelijkheid voor automatische
weergave (“diashow”)? Diashow 282
Vraag Kernbegrip 0
Hoe breng ik details in schaduwen naar
voren? D-Lighting 344
Hoe verwijder ik rode ogen? Rode-ogencorrectie 345
Kan ik in de camera een uitsnede van foto’s
maken? Uitsnijden 346
Kan ik een monochrome kopie van een foto
maken? Monochroom 347
Kan ik een kopie met andere kleuren maken? Filtereffecten, Kleurbalans 348
Kan ik met de camera JPEG-kopieën maken
van NEF (RAW)-foto’s? NEF (RAW)-verwerking 353
Kan ik twee NEF (RAW)-foto’s over elkaar
plaatsen om er Ă©Ă©n beeld van te maken? Beeld-op-beeld 349
Kan ik een deel van een film wegknippen of
stilstaande beelden uit een film opslaan? Films bewerken 74
Vraag Kernbegrip 0

ix
❚❚ Foto’s bekijken of afdrukken op andere apparaten
âťšâťš Optionele accessoires
Vraag Kernbegrip 0
Kan ik mijn foto’s op een televisie bekijken? Weergave op televisie 269
Kan ik mijn foto’s in High Definition bekijken? HDMI 271
Hoe kopieer ik foto’s naar mijn computer? Aansluiten op een
computer 254
Hoe druk ik foto’s af? Foto’s afdrukken 258
Kan ik zonder computer foto’s afdrukken? Afdrukken via USB 259
Kan ik de datum op mijn foto’s afdrukken? Tijdstempel 261
Vraag Kernbegrip 0
Welke geheugenkaarten kan ik gebruiken? Goedgekeurde
geheugenkaarten 419
Welke objectieven kan ik gebruiken? Compatibele objectieven 366
Welke optionele flitsers kan ik gebruiken? Optionele flitsers 187
Welke software is beschikbaar voor mijn
camera? Overige accessoires 375
Welke lichtnetadapters,
afstandsbedieningskabels en
zoekeraccessoires zijn beschikbaar voor mijn
camera?
Overige accessoires 372

x
Vraag- en antwoordindex................................................................................iv
Voor uw veiligheid .........................................................................................xviii
Kennisgevingen.................................................................................................xxi
Inleiding 1
Overzicht.................................................................................................................2
Kennismaking met de camera ........................................................................3
Camerabody........................................................................................ 3
Bovenste lcd-venster........................................................................8
Achterste lcd-venster.....................................................................10
De zoekerweergave........................................................................12
De informatieweergave ................................................................14
Camerariem .......................................................................................18
BS-2 afdekkapje accessoireschoentje ......................................18
Snelhandleiding.................................................................................................19
Instructies 21
Cameramenu’s....................................................................................................22
Cameramenu’s gebruiken............................................................23
Help ......................................................................................................25
Eerste stappen ....................................................................................................26
De batterij opladen.........................................................................26
De batterij plaatsen ........................................................................28
Een objectief bevestigen ..............................................................31
Basisinstellingen ..............................................................................33
Een geheugenkaart plaatsen ......................................................36
Geheugenkaart formatteren .......................................................39
Zoekerbeeld aanpassen................................................................41
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven.....................................43
De camera aanzetten.....................................................................43
Camera-instellingen aanpassen.................................................46
Scherpstellen en afdrukken.........................................................49
Foto’s bekijken .................................................................................51
Ongewenste foto’s wissen ...........................................................52
Inhoud

xi
Beelden kadreren op de monitor (Livebeeld) 53
Foto’s kadreren op de monitor .................................................................... 54
Films opnemen en bekijken 65
Films opnemen ..................................................................................................66
Films weergeven ...............................................................................................73
Films bewerken.................................................................................................. 74
Opties voor beeldopname 77
Beeldgebied ........................................................................................................ 78
Beeldkwaliteit..................................................................................................... 83
Beeldformaat ...................................................................................................... 86
Sleuf 2.................................................................................................................... 88
Scherpstellen 89
Scherpstelstand ................................................................................................. 90
AF-veldstand....................................................................................................... 92
Selectie van scherpstelpunt .......................................................................... 94
Scherpstelvergrendeling................................................................................ 96
Handmatige scherpstelling ........................................................................... 99
Ontspanstand 101
Een ontspanstand kiezen .............................................................................102
Continustand....................................................................................................104
Zelfontspannerstand .....................................................................................106
De stand Spiegel omhoog ...........................................................................108
ISO-gevoeligheid 109
De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen.................................................110
Instelling automatische ISO-gevoeligheid.............................................112

xii
Belichting 115
Lichtmeting....................................................................................................... 116
Belichtingsstand.............................................................................................. 118
e: Programma-automatiek........................................................ 120
f: Sluitertijdvoorkeuze ...............................................................122
g: Diafragmavoorkeuze.............................................................. 123
h: Handmatig .................................................................................125
Lange tijdopnamen .......................................................................................128
Sluitertijd- en diafragmavergrendeling.................................................. 130
Belichtingsvergrendeling (AE) ...................................................................132
Belichtingscorrectie ....................................................................................... 134
Bracketing.......................................................................................................... 136
Witbalans 149
Witbalansopties............................................................................................... 150
Fijnafstemming witbalans........................................................................... 153
Een kleurtemperatuur kiezen.....................................................................157
Handmatige preset ........................................................................................158
Beeldoptimalisatie 169
Picture Controls............................................................................................... 170
Een Picture Controls selecteren .............................................. 170
Bestaande Picture Controls aanpassen ................................ 172
Eigen Picture Controls maken.................................................. 176
Eigen Picture Controls delen....................................................179
Actieve D-Lighting .........................................................................................181
Kleurruimte ....................................................................................................... 183
Flitsen 185
Het gebruik van een flitser ..........................................................................186
Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS)........................... 187
Andere flitsers................................................................................ 189
i-TTL flitserstand.............................................................................................. 192
Flitsstanden.......................................................................................................193
Flitswaardevergrendeling ........................................................................... 196

xiii
Overige opnameopties 199
Reset met twee knoppen: standaardinstellingen herstellen ..........200
Meervoudige belichting ...............................................................................202
Intervalfotografie ............................................................................................208
Objectieven zonder CPU ..............................................................................214
Een GPS-apparaat gebruiken......................................................................217
Meer informatie over weergave 221
Schermvullende weergave..........................................................................222
Foto-informatie................................................................................................225
Meerdere foto’s weergeven: miniatuurweergave...............................235
Foto’s van dichterbij bekijken: zoomweergave ...................................237
Foto’s tegen verwijderen beveiligen .......................................................238
Foto’s wissen.....................................................................................................240
Schermvullend en miniatuurweergave ................................240
Het weergavemenu .....................................................................242
Spraakmemo 245
Spraakmemo's opnemen .............................................................................246
Spraakmemo's weergeven ..........................................................................251
Verbindingen 253
Verbinden met een computer....................................................................254
Directe USB-verbinding..............................................................255
Draadloze en Ethernet-netwerken .........................................257
Foto’s afdrukken..............................................................................................258
Verbinden met een printer........................................................259
Foto’s een voor een afdrukken ................................................260
Meerdere foto’s afdrukken ........................................................263
Een DPOF printopdracht aanmaken: Printopdracht........267
Foto’s op televisie bekijken .........................................................................269
Standard-definition apparaten................................................269
High-definition apparaten.........................................................271

xiv
Menugids 273
DHet weergavemenu: Beelden beheren............................................. 274
Weergavemap................................................................................. 275
Beeld verbergen ............................................................................. 275
Weergavestand............................................................................... 277
Beeld(en) kopiëren ........................................................................ 278
Beeld terugspelen.......................................................................... 281
Na verwijderen................................................................................ 281
Draai portret..................................................................................... 282
Diashow............................................................................................. 282
C Het opnamemenu: opnameopties..................................................... 284
Geheugenbank opnamemenu.................................................. 285
Opnamemenu terugzetten ........................................................ 287
Uitgebreide menubanken .......................................................... 287
Map activeren.................................................................................. 288
Naamgeving bestanden.............................................................. 290
Vignetteringscorrectie ................................................................. 290
Ruisonderdr. lange sluitertijd
(Ruisonderdrukking lange sluitertijd)................................ 291
Hoge ISO-ruisonderdrukking..................................................... 291
APersoonlijke instellingen: camera-instellingen fijnafstellen .....292
B: Geheugenbank pers. inst...................................................... 294
A: Herstel pers. instellingen ...................................................... 294
a: Autofocus.................................................................................................. 295
a1: Selectie AF-C-prioriteit .......................................................... 295
a2: Selectie AF-S-prioriteit........................................................... 296
a3: Dynamisch AF-veld................................................................. 296
a4: Focus Tracking met Lock-On............................................... 298
a5: AF-activering............................................................................. 298
a6: Verlichting scherpstelpunt .................................................. 299
a7: Doorloop scherpstelpunt..................................................... 299
a8: Selectie scherpstelpunt......................................................... 300
a9: AF-ON-knop .............................................................................. 300
a10: Onderste AF-ON-knop ........................................................ 301
b: Lichtmeting/belichting........................................................................ 302
b1: ISO-stapgrootte....................................................................... 302
b2: Stapgrootte inst. belichting ................................................ 302
b3: Stapgrootte +/- correctie ..................................................... 302
b4: Eenv. belichtingscorrectie ................................................... 303
b5: Grootte meetgebied.............................................................. 304
b6: Fijnafst. voor opt. belichting............................................... 304

xv
c: Timers/AE-vergrendeling .................................................................... 305
c1: AE-vergr. ontspanknop ......................................................... 305
c2: Lichtmeter automatisch uit ................................................. 305
c3: Zelfontspanner......................................................................... 305
c4: Monitor uit ................................................................................. 306
d: Opnemen/weergeven.......................................................................... 306
d1: Signaal......................................................................................... 306
d2: Opnamesnelheid..................................................................... 307
d3: Max. aant. continu-opnamen ............................................. 307
d4: Opeenvolgende nummering.............................................. 308
d5: LCD-venster/zoeker ............................................................... 309
d6: Informatieweergave............................................................... 309
d7: Schermtips................................................................................. 310
d8: LCD-verlichting........................................................................ 310
d9: Spiegelvoorontspanning ..................................................... 310
e: Bracketing/flits ........................................................................................ 311
e1: Flitssynchronisatie snelheid ................................................ 311
e2: Langste sluitertijd bij flits ..................................................... 312
e3: Instellicht.................................................................................... 312
e4: Inst. voor auto bracketing .................................................... 312
e5: Auto bracketing (M-stand)................................................... 313
e6: Bracketingvolgorde................................................................ 313
f: Bediening................................................................................................... 314
f1: Centrale knop multi-selector ............................................... 314
f2: Multi-selector............................................................................. 315
f3: Functie van multi-selector .................................................... 315
f4: Fn-knop toewijzen................................................................... 316
f5: Voorbeeldknop toewijzen .................................................... 321
f6: AE-L/AF-L knop toewijzen..................................................... 321
f7: BKT-knop toewijzen ................................................................ 322
f8: Functie instelschijven inst..................................................... 322
f9: Knop loslaten voor instelsch. ............................................... 324
f10: Geen geheugenkaart?.......................................................... 324
f11: Aanduidingen omkeren ...................................................... 324
B Het setup-menu: basisinstellingen van de camera.........................325
Geheugenkaart formatteren...................................................... 326
LCD-helderheid............................................................................... 326
Stof referentiefoto ......................................................................... 327
Videostand........................................................................................ 329
HDMI................................................................................................... 329
Flikkerreductie................................................................................. 330
Tijdzone en datum......................................................................... 330

xvi
Taal (Language) .............................................................................. 331
Beeldcommentaar ......................................................................... 331
Automatische beeldrotatie ........................................................ 332
Batterij-informatie ......................................................................... 333
Beeldauthenticiteit........................................................................ 334
Copyrightinformatie ..................................................................... 335
Instellingen opslaan/laden......................................................... 336
Virtuele horizon .............................................................................. 338
Fijnafstelling AF .............................................................................. 339
Firmwareversie................................................................................ 340
N Het retoucheermenu: geretoucheerde kopieën maken............. 341
D-Lighting......................................................................................... 344
Rode-ogencorrectie ...................................................................... 345
Uitsnijden.......................................................................................... 346
Monochroom................................................................................... 347
Filtereffecten.................................................................................... 348
Kleurbalans....................................................................................... 348
Beeld-op-beeld ............................................................................... 349
NEF (RAW)-verwerking................................................................. 353
Formaat wijzigen............................................................................ 355
Vergelijken........................................................................................ 357
O Mijn Menu: een aangepast menu maken........................................ 359

xvii
Technische opmerkingen 365
Compatibele objectieven.............................................................................366
Overige accessoires........................................................................................372
Behandeling van uw camera.......................................................................377
Opslag...............................................................................................377
Reinigen ...........................................................................................377
Het laagdoorlaatfilter ..................................................................378
“Nu reinigen” ................................................................................... 378
“Reinigen bij aan-/uitzetten”...................................................... 379
Handmatig reinigen...................................................................... 381
Het matglas vervangen...............................................................384
De klokbatterij vervangen .........................................................386
Onderhoud van camera en batterij: waarschuwingen......................388
Standaardinstellingen ...................................................................................392
Belichtingsprogramma .................................................................................397
Problemen oplossen......................................................................................398
Foutmeldingen ................................................................................................403
Specificaties.......................................................................................................408
Batterijen kalibreren ....................................................................417
Goedgekeurde geheugenkaarten ............................................................419
Capaciteit geheugenkaart ...........................................................................420
Gebruiksduur van de batterij......................................................................423
Index ....................................................................................................................425

xviii
Voor uw veiligheid
Lees de volgende veiligheidsinstructies goed door voordat u dit product gaat
gebruiken, om schade aan uw Nikon-product of letsel aan uzelf of anderen te
voorkomen. Bewaar deze veiligheidsinstructies op een plaats waar iedereen die het
product gebruikt ze kan lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de veiligheidsinstructies in
dit hoofdstuk worden met het volgende pictogram aangegeven:
âťšâťš WAARSCHUWINGEN
AHoud de zon buiten het beeld
Zorg er bij tegenlichtopnamen voor
dat de zon ver buiten beeld blijft. Als
zonlicht in de camera convergeert
doordat de zon zich in of dicht bij het
beeld bevindt, kan dit brand
veroorzaken.
AKijk niet door de zoeker in de zon
In de zon of andere sterke
lichtbronnen kijken door de zoeker
kan tot blijvende vermindering van
het gezichtsvermogen leiden.
AGebruik van de dioptrie-instelling van de
zoeker
Wanneer u de dioptrie-instelling
gebruikt met het oog tegen de zoeker,
dient u op te passen dat u niet per
ongeluk uw vinger in uw oog steekt.
AZet het apparaat onmiddellijk uit in geval van
storing
Indien er rook of een ongewone geur
vrijkomt uit het apparaat of de
lichtnetadapter (apart verkrijgbaar),
haalt u onmiddellijk de stekker van de
lichtnetadapter uit het stopcontact en
verwijdert u de batterij. Pas daarbij op
dat u zich niet brandt. Voortgaand
gebruik kan leiden tot letsel. Nadat u
de batterij hebt verwijderd, brengt u
het apparaat voor onderzoek naar een
door Nikon geautoriseerd
servicecenter.
AHaal het apparaat niet uit elkaar
Aanraking van interne onderdelen kan
tot letsel leiden. In geval van een
defect mag dit product uitsluitend
worden gerepareerd door een
gekwalificeerde reparateur. Mocht het
product openbreken als gevolg van
een val of ander ongeluk, verwijder
dan de batterij en/of koppel de
lichtnetadapter los en breng het
product voor onderzoek naar een door
Nikon geautoriseerd servicecenter.
Dit pictogram staat bij waarschuwingen. Lees alle waarschuwingen
voordat u dit Nikon-product gebruikt, om mogelijk letsel te voorkomen.
A
xix
AGebruik het apparaat niet in de nabijheid van
ontvlambaar gas
Gebruik elektronische apparatuur niet
in de nabijheid van ontvlambaar gas,
omdat dit kan leiden tot explosie of
brand.
ABuiten bereik van kinderen houden
Als deze waarschuwing niet in acht
wordt genomen, kan dit leiden tot
letsel.
ADoe de draagriem niet om de hals van
kinderen
Het dragen van de camerariem om de
nek kan bij kinderen leiden tot
verstikking.
ANeem de juiste voorzorgsmaatregelen in acht
bij het gebruik van batterijen
Batterijen kunnen bij onjuist gebruik
gaan lekken of ontploffen. Neem de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht bij het gebruik van de batterijen
bij dit product:
• Gebruik alleen batterijen die zijn
goedgekeurd voor gebruik in dit
apparaat.
• Gebruik alleen CR1616 lithium-
batterijen ter vervanging van de
klokbatterij. Als u een ander type
batterij gebruikt, kan deze ontploffen.
Lever gebruikte batterijen in op de
daarvoor bestemde plaatsen.
• U mag de batterij niet kortsluiten of uit
elkaar halen.
• Zorg ervoor dat het product is
uitgeschakeld voordat u de batterij
vervangt. Als u een lichtnetadapter
gebruikt, moet u deze eerst
loskoppelen.
• Plaats batterijen niet ondersteboven
of achterstevoren.
• Stel batterijen niet bloot aan vuur of
hoge temperaturen.
• U mag batterijen niet blootstellen aan
of onderdompelen in water.
• Plaats het afdekkapje op de
contactpunten terug wanneer u de
batterij vervoert. Vervoer of bewaar de
batterij niet samen met metalen
voorwerpen, zoals halskettingen of
haarspelden.
• Volledig ontladen batterijen zijn
geneigd te gaan lekken. Als u schade
aan het product wilt voorkomen, dient
u een ontladen batterij te verwijderen.
• Als de batterij niet in gebruik is, plaatst
u het afdekkapje op de contactpunten
en bergt u de batterij op een koele,
droge plaats op.
• Direct na gebruik of als het product
gedurende een langere periode op de
batterij heeft gewerkt, kan de batterij
zeer warm zijn. Zet de camera daarom
uit en laat de batterij afkoelen voordat
u deze verwijdert.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van
een batterij als u veranderingen
opmerkt, zoals verkleuring of
vervorming.
xx
ANeem de juiste voorzorgsmaatregelen in acht
bij het gebruik van de snellader
• Houd het product droog. Het niet in
acht nemen van deze waarschuwing
kan leiden tot brand of een elektrische
schok.
• Verwijder stof op of bij metalen
onderdelen van de stekker met een
droge doek. Voortgaand gebruik kan
leiden tot brand.
• Tijdens onweer dient u het netsnoer
niet aan te raken en niet in de buurt
van de lader te komen. Het niet in acht
nemen van deze waarschuwing kan
leiden tot een elektrische schok.
• Beschadig, wijzig of verbuig het
netsnoer niet en trek er niet met
kracht aan. Plaats het snoer niet onder
zware objecten en stel het niet bloot
aan hitte of vuur. Als de isolatie is
beschadigd en de stroomdraden
blootliggen, brengt u het netsnoer
voor onderzoek naar een door Nikon
geautoriseerd servicecenter. Het niet
in acht nemen van deze waarschuwing
kan leiden tot brand of een elektrische
schok.
• Houd de stekker of de lader niet met
natte handen vast. Het niet in acht
nemen van deze waarschuwing kan
leiden tot een elektrische schok.
• Niet gebruiken met reisadapters die
ontworpen zijn om een voltage om te
zetten naar een ander voltage of met
adapters voor omzetting van
gelijkstroom naar wisselstroom. Het
niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan het product
beschadigen of leiden tot
oververhitting of brand.
AGebruik geschikte kabels
Als u kabels op de in- en uitgangen
aansluit, gebruik dan uitsluitend de
meegeleverde kabels of kabels die
Nikon voor het beoogde doel
verkoopt. Zo weet u zeker dat u de
voorschriften voor dit product naleeft.
ACd-roms
Cd-roms met software of
gebruikshandleidingen mogen niet op
audio-cd-apparatuur worden
afgespeeld. Het afspelen van een cd-
rom op een audio-cd-speler kan
gehoorverlies of schade aan de
apparatuur veroorzaken.
AWees voorzichtig bij het gebruik van de flitser
• Gebruik van een optionele flitser
terwijl deze zich dicht bij de huid of
andere voorwerpen bevindt, kan
brandwonden veroorzaken.
• Gebruik van optionele flitsers dicht bij
de ogen van een persoon kan leiden
tot tijdelijke vermindering van het
gezichtsvermogen. Pas extra goed op
als u kleine kinderen fotografeert. De
flitser mag zich niet op minder dan
Ă©Ă©n meter van de persoon bevinden.
AVermijd contact met vloeibare kristallen
Mocht de monitor breken, pas dan op
dat u zich niet verwondt aan de
glassplinters en dat de vloeibare
kristallen uit de monitor niet in
aanraking komen met uw huid, ogen
of mond.

xxi
Kennisgevingen
• Niets uit de handleidingen die bij dit product
horen, mag in enigerlei vorm of op enigerlei
wijze worden verveelvoudigd, uitgezonden,
overgezet of opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand of
worden vertaald in een andere taal zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van
Nikon.
• Nikon behoudt zich het recht voor de
specificaties van de hardware en de software
die in deze handleidingen zijn beschreven
op elk gewenst moment zonder
aankondiging te wijzigen.
• Nikon is niet aansprakelijk voor enige
schade die voortkomt uit het gebruik van dit
product.
• Hoewel al het mogelijke in het werk is
gesteld om ervoor te zorgen dat de
informatie in deze handleidingen accuraat
en volledig is, stellen we het ten zeerste op
prijs als u eventuele fouten of
onvolkomenheden onder de aandacht wilt
brengen van de Nikon-vertegenwoordiger in
uw land/regio (adres apart vermeld).

xxii
Kennisgevingen voor klanten in Europa
Dit pictogram geeft aan dat dit
product via gescheiden
inzameling moet worden
afgevoerd.
Het volgende is alleen van
toepassing op gebruikers in
Europese landen:
• Dit product moet voor gescheiden
inzameling worden aangeboden op een
geschikt inzamelingspunt. Gooi dit product
niet weg als huishoudafval.
• Neem voor meer informatie contact op met
de leverancier of de gemeentelijke
reinigingsdienst.
Dit pictogram geeft aan dat de
batterij via gescheiden
inzameling moet worden
afgevoerd.
Het volgende is alleen van
toepassing op gebruikers in
Europese landen:
• Alle batterijen, ongeacht of dit symbool
erop is aangegevens, dienen gescheiden
van het overige afval te worden ingeleverd
bij een daarvoor bestemd inzamelingspunt.
Gooi dit product niet weg als huishoudafval.
• Neem voor meer informatie contact op met
de leverancier of de gemeentelijke
reinigingsdienst.
Weggooien van gegevensopslagapparaten
Let erop dat bij het verwijderen van afbeeldingen of het formatteren van geheugenkaarten of
andere opslagapparaten niet de originele afbeeldinginformatie wordt gewist. Verwijderde
bestanden kunnen soms worden teruggehaald van weggegooide opslagapparaten met
commercieel verkrijgbare software, met mogelijk misbruik van persoonlijke
afbeeldinginformatie als gevolg. Het waarborgen van de privacy van zulke gegevens is de
verantwoordelijkheid van de gebruiker.
Wis alle gegevens met commerciële verwijderingsoftware of formatteer het apparaat en vul
het volledig met afbeeldingen zonder persoonlijke informatie (bijvoorbeeld afbeeldingen van
een kale lucht), voordat u het opslagapparaat weggooit of aan iemand anders geeft. Vervang
ook alle afbeeldingen die gekozen zijn als handmatige preset. Wees voorzichtig bij het fysiek
vernietigen van gegevensopslagapparaten om letsel te voorkomen.
WAARSCHUWING
GEVAAR VOOR EXPLOSIE ALS BATTERIJ WORDT VERVANGEN VOOR EEN ONJUIST TYPE. VOER
BATTERIJEN AF VOLGENS DE INSTRUCTIES.

xxiii
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let erop dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd door
middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
• Voorwerpen die volgens de wet niet mogen worden
gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld,
munten, waardepapieren of obligaties van
(plaatselijke) overheden, zelfs niet als
dergelijke kopieën of reproducties worden
voorzien van een stempel “Voorbeeld” of
“Specimen”.
Het kopiëren of reproduceren van papiergeld,
munten of waardepapieren die in het
buitenland in omloop zijn, is verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend, is het
kopiëren of reproduceren van ongebruikte
door de overheid uitgegeven postzegels of
briefkaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de
overheid uitgegeven postzegels en
gecertificeerde wettelijke documenten is
verboden.
• Waarschuwingen met betrekking tot het kopiëren of
reproduceren van bepaalde waardepapieren
De overheid heeft waarschuwingen
uitgevaardigd met betrekking tot het kopiëren
of reproduceren van waardepapieren
uitgegeven door commerciële instellingen
(aandelen, wissels, cheques, cadeaubonnen en
dergelijke), vervoerspassen of coupons,
behalve als het gaat om een minimum aantal
kopieën voor zakelijk gebruik door een bedrijf.
Het is eveneens niet toegestaan om door de
overheid uitgegeven paspoorten,
vergunningen van overheidsinstellingen en
andere instanties, identiteitsbewijzen,
toegangsbewijzen, pasjes en maaltijdbonnen
te kopiëren of te reproduceren.
• Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van creatief
materiaal waarop het auteursrecht rust, zoals
boeken, muziek, schilderijen, houtsneden,
afdrukken, plattegronden, tekeningen, films en
foto’s, is onderhevig aan nationale en
internationale auteurswetten. Gebruik dit
product niet om illegale kopieën te maken of
voor andere activiteiten die het auteursrecht
schenden.
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon
Nikon-camera’s zijn ontwikkeld volgens de hoogste standaards en bevatten complexe elektronische
schakelingen. Alleen elektronische accessoires van het merk Nikon (inclusief batterijladers,
batterijen, lichtnetadapters en flitsaccessoires) die door Nikon speciaal zijn gecertificeerd voor
gebruik met deze digitale camera, zijn ontwikkeld om binnen de operationele eisen en
veiligheidseisen van deze elektronische schakelingen te werken en zijn met het oog daarop getest
en goedgekeurd.
Gebruik van niet-originele elektronische accessoires kan schade aan de camera tot
gevolg hebben die niet onder de Nikon-garantie valt. Het gebruik van oplaadbare
Li-ionbatterijen van andere fabrikanten, die niet zijn voorzien van het
holografische zegel van Nikon (zie rechts), kan de normale werking van de camera
verstoren of ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken.
Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op met een door Nikon
geautoriseerde leverancier.

xxiv
AVoordat u belangrijke foto’s gaat maken
Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk
of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken om te controleren of de
camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor schade of gederfde winst
veroorzaakt door het onjuist functioneren van het product.
APermanente kennisoverdracht
Als onderdeel van Nikons inzet voor “permanente kennisoverdracht” met het
oog op doorlopende productondersteuning en -educatie is voortdurend
bijgewerkte informatie online beschikbaar op de volgende sites:
•Voor gebruikers in de V.S.: http://www.nikonusa.com/
•Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support/
•Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/
Bezoek de sites om up-to-date te blijven met de nieuwste productinformatie,
tips, antwoorden op veelgestelde vragen (FAQ’s) en algemeen advies over
digital imaging en digitale fotografie. Aanvullende informatie kan mogelijk
worden verstrekt door de Nikon importeur in uw land/regio. Bezoek de volgende
website voor contactgegevens: http://imaging.nikon.com/

X
1
X
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u op de hoogte moet zijn voordat
u de camera gebruikt, waaronder de namen van de cameraonderdelen.
Overzicht ............................................................................................... 2
Kennismaking met de camera........................................................... 3
Camerabody ...............................................................................................................3
Bovenste lcd-venster...............................................................................................8
Achterste lcd-venster ...........................................................................................10
De zoekerweergave .............................................................................................. 12
De informatieweergave....................................................................................... 14
Camerariem ............................................................................................................. 18
BS-2 afdekkapje accessoireschoentje............................................................. 18
Snelhandleiding................................................................................. 19

2
X
Overzicht
Gefeliciteerd met de aanschaf van deze Nikon digitale reflexcamera (SLR).
Lees alle aanwijzingen grondig door, zodat u zeker weet dat u de camera
optimaal benut, en bewaar de handleiding op een plaats waar iedereen
die het product gebruikt deze kan lezen.
DGebruik uitsluitend accessoires van Nikon
Alleen originele Nikon-accessoires die specifiek zijn bedoeld voor gebruik met
uw digitale camera van Nikon, zijn ontworpen en getest om te voldoen aan de
van toepassing zijnde veiligheids- en functioneringsvoorschriften. HET GEBRUIK
VAN NIET-ORIGINELE ACCESSOIRES KAN SCHADE AAN UW CAMERA TOT GEVOLG HEBBEN EN KAN
UW GARANTIE DOEN VERVALLEN.
DOnderhoud van camera en accessoires
De camera is een precisieapparaat dat regelmatig onderhoud vereist. Nikon
beveelt aan de camera eens per jaar of per twee jaar te laten nakijken door de
leverancier of een door Nikon geautoriseerde servicevertegenwoordiger en elke
drie tot vijf jaar een onderhoudsbeurt te geven (houd er rekening mee dat
hieraan kosten zijn verbonden). Regelmatige inspectie en onderhoud worden
vooral aanbevolen wanneer u de camera voor professionele doeleinden
gebruikt. Het wordt aanbevolen om tegelijkertijd met uw camera eventuele
accessoires die u veel gebruikt, zoals objectieven of optionele flitsers, te laten
nakijken en onderhouden.
A Camera-instellingen
De uitleg in deze handleiding gaat er vanuit dat de standaardinstellingen zijn
gebruikt.

3
X
Kennismaking met de camera
Neem even de tijd om vertrouwd te raken met de bedieningsonderdelen
en aanduidingen van de camera. Leg eventueel een boekenlegger in dit
hoofdstuk, zodat u het gemakkelijk kunt terugvinden terwijl u de rest van
de handleiding leest.
Camerabody
1D (bracketing)
-knop................... 137, 141, 145, 204, 322
2Keuzeknop ontspanstand
ontgrendeling....................................... 103
3Keuzeknop ontspanstand.................. 103
4Oogje voor polsriem ..............................18
5
M(flitsstand)-knop ............................. 194
6
F
(instelvergrendeling)-knop
... 130, 131
7Filmvlakmarkering (E) ..................... 100
8Selectieknop voor lichtmeting ......... 117
9Vergrendelknop selectieknop voor
lichtmeting............................................ 117
10 Hoofdschakelaar ..............................10, 43
11 Ontspanknop.................................... 49, 50
12 E (belichtingscorrectie)-knop ..........134
13 Oogje voor polsriem.............................. 18
14
I(belichtingsstand)
-knop ............................120, 122, 123, 125
Q (formatteren)-knop.........................39
15 Bovenste lcd-venster............................... 8
16 Dioptrie-instelling .................................. 41
17 Accessoireschoentje (voor optionele
flitser)................................................ 18, 186
18 Afdekkapje
accessoireschoentje ............ 18, 186, 390

4
X
Camerabody (vervolg)
1Spiegel........................................... 108, 381
2Zelfontspannerlampje........................ 107
3Microfoon (voor films) ....................67, 71
4Afdekkapje flitsaansluiting................ 186
5Afdekkapje 10-pins
afstandsbedieningsaansluiting
........................................................... 217, 376
6Flitsaansluiting ..................................... 186
710-pins afstandsbedieningsaansluiting
......................................................... 217, 376
8Deksel USB-aansluiting ............ 255, 259
9Objectiefontgrendeling ........................32
10 Deksel aansluitingen.................. 269, 271
11 USB-aansluiting........................... 255, 259
12 Aansluiting voor externe
microfoon................................................. 71
13 Audio/video-aansluiting (A/V)..........269
14 HDMI mini-pinaansluiting..................271
15 Gelijkstroomaansluiting voor
optionele lichtnetadapter EH-6 ........372
16 Selectieknop voor
scherpstelstand................................ 90, 99
17 Ontgrendeling deksel batterijvak ......28
18 Deksel van batterijvak........................... 28
19 Pal voor diafragmakoppeling............411
20 Bodydop ..........................................31, 375

5
X
DDe microfoon en luidspreker
Plaats de microfoon of luidspreker niet in de buurt van magnetische apparaten.
Als u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dit van invloed zijn op de op de
magnetische dragers opgenomen data.
1Pv (scherptedieptevoorbeeld)
-knop........................................67, 119, 321
2Secundaire instelschijf............... 222, 322
3Fn-knop....................................82, 197, 316
4Secundaire instelschijf voor verticale
opname .................................................. 320
5Ontspanknop voor verticale
opname .................................................. 320
6Vergrendeling ontspanknop voor
verticale opname..................................320
7CPU-contacten
8Bevestigingsmarkering ......................... 32
9Objectiefvatting............................. 32, 100
10 Statiefaansluiting

6
X
Camerabody (vervolg)
1Zoekeroculair...........................................42
2Hefboom sluiter oculair.........................42
3O (wissen)-knop.............................52, 240
Q-knop (formatteren) .........................39
4K (weergave)-knop .....................51, 222
5Monitor...................................... 51, 53, 222
6G (menu)-knop .........................22, 273
7N (miniatuur/zoomweergave)
-knop.............................................. 235, 237
8L (beveiligings)-knop..................... 238
? (help)-knop............................................25
9J (OK)-knop ............................................23
10 R-knop (info)..........................................14
11 Achterste lcd-venster ................... 10, 309
12 ISO-knop (ISO-gevoeligheid)..............110
Knop voor reset met twee
knoppen
..................................................200
13 QUAL-knop (beeldkwaliteit/
-grootte) ............................................ 84, 86
14 WB-knop (witbalans)..........151, 156, 157
Knop voor reset met twee
knoppen .................................................200
15 Microfoon (voor spraakmemo's) ......246

7
X
1Zoeker........................................................41
2A-knop
(AE/AF-vergrendeling) .......... 96, 97, 321
3B-knop (AF-ON).................. 56, 67, 91
4Hoofdinstelschijf ......................... 222, 322
5Multi-selector...........................................23
6Vergrendeling van de
scherpstelselectieknop..........................94
7Toegangslampje
geheugenkaart................................. 38, 50
8Deksel kaartsleuf.............................. 36, 38
9Ontgrendelknop deksel van de
kaartsleuf (onder deksel)...................... 36
Luidspreker (onder deksel) ......... 73, 251
10 B (AF-ON)-knop voor verticale
opname...................................................301
11 H (microfoon)-knop....................247, 248
12 a-knop (livebeeld) ..................55, 59, 66
13 Selectieknop voor AF-veldstand......... 92
14 Hoofdinstelschijf voor verticale
opname...................................................320

8
X
Bovenste lcd-venster
1Sluitertijd .................................. 122, 126
Belichtingscorrectiewaarde.......... 134
Aantal opnamen in belichtings- en
flitsbracketingserie ......................... 137
Aantal opnamen in WB-
bracketingserie ............................... 141
Aantal intervallen voor
intervalfotografie ............................ 211
Brandpuntsafstand (objectieven
zonder CPU)...................................... 216
ISO-gevoeligheid............................. 110
2Pictogram
sluitertijdvergrendeling................. 130
3Aanduiding flexibel
programma....................................... 121
4Belichtingsstand .............................. 118
5Flitsstand ........................................... 193
6Geheugenbank opnamemenu..... 285
7Geheugenbank voor persoonlijke
instellingen ....................................... 294
8Geheugenkaartaanduiding
(sleuf 1) ..........................................37, 39
9Geheugenkaartaanduiding
(sleuf 2) ..........................................37, 39
10 Aantal resterende opnamen ...........44
Aantal resterende opnamen tot
buffergeheugen vol is.....................105
Aanduiding opnamestand.............257
11
Aanduiding diafragmastop
...124, 369
12
Diafragma (f-waarde)
..............123, 126
Diafragma (aantal stops)
........124, 369
Stapgrootte bracketing .........138, 142
Aantal opnamen in ADL-
bracketingserie.................................145
Aantal opnamen per interval........211
Maximaal diafragma (objectief
zonder CPU).......................................216
Aanduiding PC-stand......................257
13 Batterijaanduiding.............................43
14 Beeldteller............................................44
Opnameaanduiding vooringestelde
witbalans............................................160
Handmatig objectiefnummer.......216
15 “K” (verschijnt als er genoeg
geheugen vrij is voor meer dan 1000
opnamen) ............................................44

9
X
16 Aanduiding
flitswaardevergrendeling.............. 197
17 Aanduiding flitssynchronisatie .... 311
18 Aanduiding klokbatterij...........35, 386
19 Aanduiding GPS-verbinding......... 219
20 Aanduiding scherpstelstand ...........90
21 Intervalaanduiding ......................... 211
22 Aanduiding meervoudige
belichting .......................................... 203
23 Aanduiding
diafragmavergrendeling ............... 131
Aanduiding meervoudige belichting
(serie).................................................. 204
24 Aanduiding beeldcommentaar ... 331
25 Aanduiding “Signaal” ..................... 306
26 Aanduiding
belichtingscorrectie........................ 134
27 Aanduiding belichtings- en
flitsbracketing...................................137
Aanduiding
witbalansbracketing
.........................141
Aanduiding ADL-bracketing .........145
28 Belichtingsaanduiding....................127
Aanduiding belichtingscorrectie
...134
Bracketing voortgangsaanduiding:
Belichtings- en flitsbracketing...137
Witbalansbracketing ....................141
ADL-bracketing..............................145
Aanduiding PC-verbinding............257
Tiltaanduiding...................................318

10
X
Achterste lcd-venster
ALcd-verlichting
Als u de hoofdschakelaar naar de positie
D
draait, worden de belichtingsmeters en de
verlichting van het lcd-venster (lcd-
verlichting) geactiveerd, zodat het venster
in het donker kan worden afgelezen.
Wanneer u de hoofdschakelaar loslaat, blijft
de verlichting nog zes seconden
ingeschakeld terwijl de belichtingsmeters
van de camera actief zijn of tot de sluiter
wordt ontspannen of de hoofdschakelaar opnieuw naar
D
wordt gedraaid.
Hoofdschakelaar

11
X
1Beeldkwaliteit (JPEG-beelden)........84
2Aanduiding “Resterend”................ 309
3Beeldformaat.......................................86
4Aanduiding ISO-gevoeligheid...... 110
Auto-ISO
gevoeligheidsaanduiding ............. 113
5ISO-gevoeligheid............................. 110
Gevoeligheid (hoge/lage
versterking)....................................... 111
Aantal resterende opnamen............44
Lengte van spraakmemo............... 249
Witbalans fijnafstemming............. 156
Witbalansvoorinstelling
nummer ............................................. 167
Kleurtemperatuur............................ 157
Aanduiding PC-stand ..................... 257
6“K” (verschijnt als er genoeg
geheugen vrij is voor meer dan 1000
opnamen) ............................................44
Aanduiding kleurtemperatuur .....157
7Aanduidingen kaartsleuf .................88
Beeldkwaliteit .....................................84
8
Aanduiding
witbalansbracketing
........................141
9Aanduiding opname spraakmemo
(opnamestand).................................247
10 Aanduiding status
spraakmemo ............................249, 250
11 Opnamestand spraakmemo..........247
12 Witbalans ...........................................151
Aanduiding witbalans
fijnafstemming .................................156

12
X
De zoekerweergave
1Referentiecirkel van 12 mm voor
centrumgerichte lichtmeting ........... 116
2Haakjes AF-veld................................41, 59
3Scherpstelpunten .................94, 299, 300
Punten spotmeting ............................. 116
4Scherpstelaanduiding...................49, 100
5Lichtmeting........................................... 116
6Belichtingsvergrendeling (AE) ..........132
7Belichtingsstand ...................................118
8
Pictogram sluitertijdvergrendeling
...130
9Sluitertijd .......................................122, 126
10 Aanduiding
diafragmavergrendeling ....................131

13
X
* Weergegeven wanneer een optionele flitser aangesloten is (0 187). De
flitsgereedaanduiding brandt wanneer de flitser is opgeladen.
DGeen batterij
Als de batterij helemaal leeg is of als er geen batterij is geplaatst, wordt het beeld
in de zoeker gedimd. Dit is normaal en wijst niet op een storing. De
zoekerweergave wordt hersteld wanneer een volledig opgeladen batterij wordt
geplaatst.
DHet lcd-venster en de zoekerweergave
De helderheid van het lcd-venster en de zoekerweergave hangt af van de
temperatuur en de responstijd van deze schermen kan afnemen bij lage
temperaturen. Dit is normaal en wijst niet op een storing.
11 Diafragma (f-waarde)................. 123, 126
Diafragma (aantal stops)........... 124, 369
12 Aanduiding ISO-gevoeligheid .......... 110
Auto
-ISO
gevoeligheidsaanduiding.................. 113
13 ISO-gevoeligheid ................................. 110
14 Beeldteller.............................................. 309
Aantal resterende opnamen ................44
Aantal resterende opnamen tot
buffergeheugen vol is...................49, 105
Opnameaanduiding vooringestelde
witbalans................................................ 160
Belichtingscorrectiewaarde
................. 134
Aanduiding PC-stand.......................... 257
15 “K” (verschijnt als er genoeg geheugen
vrij is voor meer dan
1000 opnamen) ...................................... 44
16 Flitsgereedaanduiding *.............197, 412
17 Aanduiding
flitswaardevergrendeling...................197
18 Aanduiding flitssynchronisatie .........311
19 Aanduiding diafragmastop................124
20 Batterijaanduiding ................................. 43
21 Belichtingsaanduiding........................127
Weergave belichtingscorrectie.........134
Tiltaanduiding.......................................318
22 Aanduiding belichtingscorrectie......134
23 Aanduiding belichtings- en
flitsbracketing .......................................137

14
X
De informatieweergave
Wanneer u op de R-knop drukt, wordt op de
monitor opname-informatie weergegeven, zoals
sluitertijd, diafragma, beeldteller, aantal
resterende opnamen en AF-veldstand.
ADe monitor uitschakelen
De opname-informatie verdwijnt van de monitor wanneer u tweemaal op de
R
-
knop drukt of de ontspanknop half indrukt. De monitor wordt automatisch
uitgeschakeld als er gedurende circa 10 s geen handelingen plaatsvinden. U kunt
het informatiescherm herstellen door op de
R
-knop te drukken.
AZie ook
Zie persoonlijke instelling c4 (Monitor uit, 0 306) als u wilt opgeven hoe lang de
monitor blijft ingeschakeld. Zie persoonlijke instelling d6 (Informatieweergave,
0 309) als u de kleur van de letters in de opname-informatieweergave wilt
wijzigen.
R-knop

15
X
1Belichtingsstand.............................. 118
2
Aanduiding flexibel programma
... 121
3Pictogram
sluitertijdvergrendeling................. 130
4Sluitertijd .................................. 122, 126
Belichtingscorrectiewaarde.......... 134
Aantal opnamen in belichtings- en
flitsbracketingserie ......................... 137
Aantal opnamen in
WB-bracketingserie ....................... 141
Brandpuntsafstand (objectieven
zonder CPU)...................................... 216
5Aanduiding meervoudige
belichting .......................................... 203
6Aanduiding
diafragmavergrendeling ............... 131
Aanduiding meervoudige belichting
(serie).................................................. 204
7Diafragma (f-waarde)............ 123, 126
Diafragma (aantal stops)
......... 124, 369
Stapgrootte bracketing......... 138, 142
Aantal opnamen in
ADL-bracketingserie....................... 145
Maximaal diafragma (objectief
zonder CPU)...................................... 216
8Aanduiding diafragmastop........... 124
9Belichtingsaanduiding....................127
Aanduiding belichtingscorrectie
......134
Bracketing voortgangsaanduiding:
Belichtings- en flitsbracketing
....137
Witbalansbracketing ....................141
ADL-bracketing..............................145
10 Aantal resterende opnamen ...........44
11 “K” (verschijnt als er genoeg
geheugen vrij is voor meer dan 1000
opnamen) ............................................44
12 Beeldteller............................................44
Handmatig objectiefnummer.......216
13 Toewijzing Pv-knop ........82, 119, 321
14 Aanduiding kleurruimte.................183
15 Aanduiding actieve D-Lighting ....182
16 Aanduiding hoge ISO-
ruisonderdrukking ...........................291
17 Geheugenbank opnamemenu .....285
18 Aanduiding automatisch
veld-AF..................................................93
Aanduiding scherpstelpunt.............94
Aanduiding AF-veldstand................93
Aanduiding 3D-tracking..........93, 297
19 Flitsstand............................................193
20 Aanduiding flitssynchronisatie.....311

16
X
De informatieweergave (vervolg)
21 Aanduiding ontspanstand (enkel
beeld/continu) ................................. 102
Opnamesnelheid bij
continuopname ...................... 104, 307
22 Aanduiding klokbatterij...........35, 386
23 Aanduiding
flitswaardevergrendeling.............. 197
24 Intervalaanduiding ......................... 211
25 Aanduiding
beeldcommentaar........................... 331
26 Aanduiding
copyrightinformatie ....................... 335
27 Aanduiding “Signaal” ..................... 306
28 Aanduiding
vignetteringscorrectie ................... 290
29
Aanduiding
belichtingscorrectie
......................... 134
30 Batterijaanduiding .............................43
31 Aantal ADL-bracketing................... 146
32 Aanduiding beeldgebied .................79
33 Toewijzing Fn-knop .........................316
34 Toewijzing AE-L/AF-L-knop..............321
35 Aanduiding voor
Picture Control..................................171
36 Aanduiding ruisonderdrukking lange
sluitertijd ............................................291
37 Geheugenbank voor persoonlijke
instellingen........................................294
38 Aanduiding scherpstelstand ...........90
39 Geheugenkaartaanduiding
(sleuf 2) .......................................... 37, 39
40 Geheugenkaartaanduiding
(sleuf 1) .......................................... 37, 39
41 Aanduiding GPS-verbinding .........219
42 Aanduiding belichtings- en
flitsbracketing...................................137
Aanduiding
witbalansbracketing........................141
Aanduiding ADL-bracketing .........145

17
X
âťšâťš Instellingen wijzigen in het informatiescherm
Als u instellingen voor de onderstaande items wilt
wijzigen, drukt u op de R-knop in het
informatiescherm. Markeer items met de multi-
selector en druk op J om de beschikbare opties
voor het gemarkeerde item weer te geven.
R-knop
1Geheugenbank opnamemenu ......... 285
2Hoge ISO-ruisonderdrukking ............ 291
3Actieve D-Lighting............................... 181
4Kleurruimte............................................ 183
5Toewijzing Pv-knop ............................. 321
6Toewijzing Fn-knop..............................316
7Toewijzing AE-L/AF-L-knop ..................321
8Picture Control ......................................170
9Ruisonderdrukking lange
sluitertijd.................................................291
10 Geheugenbank voor persoonlijke
instellingen ............................................294
ATooltips
Een tooltip met de naam van het geselecteerde item verschijnt in het
informatiescherm. Tooltips kunnen worden uitgeschakeld met persoonlijke
instelling d7 (Schermtips; 0310).
ADe knoptoewijzingen weergeven
De pictogrammen 0, 2 en 4 duiden op de functie “knop indrukken” (0316,
321) respectievelijk uitgevoerd door de Pv-knop, de Fn-knop en de AE-L/AF-L-knop.
De functies “knop + instelschijven” (0 318) worden aangegeven door de
pictogrammen 1, 3 en 5. Als afzonderlijke functies zijn toegewezen aan “knop
indrukken” en “knop + instelschijven”, kunt u de laatstgenoemde toewijzing
weergeven door te drukken op de N-knop.

18
X
Camerariem
Maak de camerariem goed vast aan de twee ogen op de camerabody
zoals hieronder afgebeeld.
BS-2 afdekkapje accessoireschoentje
Het meegeleverde BS-2 afdekkapje
van het accessoireschoentje kan
worden gebruikt om het
accessoireschoentje te beschermen
of om te voorkomen dat licht dat
weerkaatst wordt door de metalen
delen van het schoentje te zien is in
een foto. Rechts ziet u hoe de BS-2 op
het accessoireschoentje van de
camera wordt bevestigd.
Als u het afdekkapje van het
accessoireschoentje wilt verwijderen,
duwt u erop met uw duim en
verschuift u het zoals rechts
afgebeeld terwijl u de camera goed
vasthoudt.

19
X
Snelhandleiding
Volg deze stappen om snel aan de slag te kunnen met de D3S.
1Laad de batterij op (0 26).
2Plaats de batterij (0 28).
Bevestig het deksel van het batterijvak
voordat u de batterij plaatst.
3Bevestig een
objectief (0 31).
4Plaats een geheugenkaart (0 36).
Bevestigings-
markering
Terug

20
X
5Zet de camera aan (0 43).
6Selecteer enkelvoudige autofocus (0 47, 90).
Draai de selectieknop voor scherpstelstand op S (enkelvoudige
autofocus).
7Stel scherp en druk af (0 49,
50).
Druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen en druk dan de
ontspanknop helemaal in om de
foto te maken.
8Bekijk de foto
(051).
Voor informatie over de keuze van een taal en
instellen van de tijd en datum, zie pagina 33. Zie
pagina 41 voor informatie over het instellen van
het zoekerbeeld.
Scherpstelaanduiding
K-knop

s
21
s
Instructies
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de cameramenu’s gebruikt, hoe u
de camera gereedmaakt voor gebruik en hoe u uw eerste foto’s maakt en
weergeeft.
Cameramenu’s ................................................................................... 22
Cameramenu’s gebruiken .................................................................................. 23
Help............................................................................................................................. 25
Eerste stappen.................................................................................... 26
De batterij opladen............................................................................................... 26
De batterij plaatsen............................................................................................... 28
Een objectief bevestigen ....................................................................................31
Basisinstellingen..................................................................................................... 33
Een geheugenkaart plaatsen............................................................................. 36
Geheugenkaart formatteren.............................................................................. 39
Zoekerbeeld aanpassen ...................................................................................... 41
Basisstappen voor foto’s maken en weergeven.......................... 43
De camera aanzetten ...........................................................................................43
Camera-instellingen aanpassen....................................................................... 46
Scherpstellen en afdrukken ............................................................................... 49
Foto’s bekijken........................................................................................................ 51
Ongewenste foto’s wissen ................................................................................. 52

22
s
Cameramenu’s
De meeste opname-, weergave- en instelopties
zijn toegankelijk via de cameramenu’s. Druk op de
G-knop om de menu’s weer te geven.
G-knop
Kies uit de volgende menu’s:
•D: Weergave (0 274) • B: Setup (0 325)
•C: Opname (0 284) • N: Retoucheren (0 341)
•A: Persoonlijke instellingen (0292) • O/m: Mijn menu of Recente instellingen
(verwijst standaard naar Mijn menu;
0359)
Tabs
Schuif geeft positie in huidig menu aan.
Huidige instellingen worden aangegeven
met pictogrammen.
Als het pictogram d wordt weergegeven, kunt u hulpinformatie weergeven door op
de L (Q)-knop te drukken (0 25).
D
Opties in huidig menu.
Menuopties

23
s
Cameramenu’s gebruiken
âťšâťš Menubediening
Met de multi-selector en de J-knop kunt u door de menu’s navigeren.
❚❚ Door de menu’s navigeren
Voer de onderstaande stappen uit om door de menu’s te navigeren.
1Geef de menu’s weer.
Druk op de G-knop om de menu’s weer te
geven.
2Markeer het pictogram voor
het huidige menu.
Druk op 4 om het pictogram voor
het huidige menu te markeren.
Cursor omhoog
verplaatsen
Annuleren en
terugkeren naar
vorige menu
Selecteer het
gemarkeerde
item of geef het
submenu weer
Gemarkeerde
item selecteren
Gemarkeerde item
selecteren
J-knop
Cursor omlaag verplaatsen
Multi-selector
G-knop

24
s
3Selecteer een menu.
Druk op 1 of 3 om het gewenste menu te selecteren.
4Plaats de cursor in het
geselecteerde menu.
Druk op 2 om de cursor in het
geselecteerde menu te plaatsen.
5Markeer een menu-item.
Druk op 1 of 3 om een menu-
item te markeren.
6Weergave-opties.
Druk op 2 om de opties voor het
geselecteerde menu-item weer te
geven.
7Markeer een optie.
Druk op 1 of 3 om een optie te
markeren.

25
s
8Selecteer het gemarkeerde item.
Druk op J om het gemarkeerde item te
selecteren. Druk op de G-knop als u wilt
afsluiten zonder een optie te selecteren.
Let op het volgende:
• Menu-items die grijs worden weergegeven, zijn niet beschikbaar.
• Hoewel drukken op 2 of de centrale knop van de multi-selector
gewoonlijk hetzelfde effect heeft als drukken op J, kunt u een selectie
in sommige gevallen alleen bevestigen door op J te drukken.
• U verlaat de menu’s en keert terug naar de opnamestand door de
ontspanknop half in te drukken (0 50).
Help
Als een pictogram d linksonder op de monitor
wordt weergegeven, kunt u hulpinformatie
weergeven door op de L (Q)-knop te drukken.
Zolang u de knop ingedrukt
houdt, wordt een beschrijving
van de geselecteerde optie of het
geselecteerde menu
weergegeven. Druk op 1 of 3
om door de tekst te bladeren.
J-knop
L (Q)-knop

26
s
Eerste stappen
De batterij opladen
De D3S wordt gevoed door een EN-EL4a oplaadbare Li-ionbatterij
(meegeleverd). Voor een maximale opnameduur dient u de batterij vóór
gebruik op te laden in de meegeleverde MH-22 snellader. Het duurt circa
twee uur en vijfentwintig minuten om een lege batterij volledig op te
laden.
1Sluit de lader aan op een stopcontact.
Sluit de stekker van de lichtnetadapter aan
op de batterijlader en steek de stekker van
het netsnoer in het stopcontact.
2Verwijder het afdekkapje.
Verwijder het afdekkapje van de batterij.
3Verwijder de contactbescherming.
Verwijder de contactbescherming van het
batterijvak van de snellader.
Afdekkapje aansluiting

27
s
4Laad de batterij op.
Plaats de batterij (eerst de polen), en lijn hierbij het uiteinde van de
batterij uit met de aanduiding en schuif dan de batterij in de
aangegeven richting tot ze vastklikt. Het batterijvaklampje en de
oplaadlampjes knipperen zolang de batterij wordt opgeladen:
De batterij is volledig opgeladen wanneer het batterijvaklampje
stopt met knipperen en de oplaadlampjes niet meer branden. Het
duurt circa twee uur en vijfentwintig minuten om een lege batterij
volledig op te laden.
5Verwijder de batterij wanneer deze is opgeladen.
Verwijder de batterij en trek de stekker van de lader uit het
stopcontact.
Oplaadstatus Batterijvaklampje
Oplaadlampjes
50 % 80 % 100 %
Minder dan 50 % van de maximale
capaciteit
H(knippert)
H
(knippert) I (uit) I (uit)
50–80 % van de maximale capaciteit H (knipperen) K
(weergeven)
H
(knippert) I (uit)
Meer dan 80 % maar minder dan 100%
van de maximale capaciteit
H(knippert) K
(weergeven)
K
(weergeven)
H
(knippert)
100 % van de maximale capaciteit K (weergeven) I (uit) I (uit) I (uit)
DKalibratie
Zie pagina 417 voor meer informatie over de kalibratie.
Aanduiding
Lampjes van het
batterijvak
Oplaad-
lampjes
(groen)
Contacten

28
s
De batterij plaatsen
1Zet de camera uit.
2Verwijder het deksel van het
batterijvak.
Trek de ontgrendeling van het deksel van het
batterijvak omhoog, draai ze op de open stand (
A
)
(
q
) en verwijder het BL-4 deksel van het
batterijvak (
w
).
3Bevestig het deksel op de batterij.
Als de batterij-ontgrendeling zo staat dat de pijl
(
4
) zichtbaar is, schuift u de batterij-
ontgrendeling over de pijl. Plaats de twee
uitstekende delen op de batterij in de
overeenkomstige uitsparingen in het deksel en
verschuif de batterij-ontgrendeling zodat de pijl
zichtbaar wordt.
DBatterijen plaatsen en verwijderen
Zet de camera altijd uit voordat u de batterij plaatst of verwijdert.
D
BL-4 deksel van het batterijvak
De batterij kan worden opgeladen met de BL-4 op het batterijvak. Om te
voorkomen dat er zich stof verzamelt in het batterijvak wanneer de batterij niet
is geplaatst, schuift u de batterij-ontgrendeling in de richting van de pijl (
4
),
verwijdert u het BL-4 deksel van de batterij, en plaatst u het op de camera.
Het BL-1 deksel van het batterijvak voor camera's van de D2-reeks kan niet
worden gebruikt.
Hoofdschakelaar

29
s
4Plaats de batterij.
Plaats de batterij, zoals rechts wordt
aangegeven.
5Maak het deksel vast.
Om te voorkomen dat de batterij
loskomt tijdens het gebruik,
draait u de vergrendeling op de
gesloten stand en duwt u ze naar
beneden zoals rechts afgebeeld.
Controleer of het deksel goed
vergrendeld is.
DEN-EL4a oplaadbare Li-ionbatterij
De meegeleverde EN-EL4a geeft informatie door aan compatibele apparaten,
zodat de camera de batterijlading kan weergeven in zes niveaus (0 43). De optie
Batterij-informatie in het setup-menu toont informatie over de batterijlading,
de gebruiksduur en het aantal gemaakte foto’s sinds de batterij voor het laatst is
opgeladen (0 333). De batterij kan worden geherkalibreerd om ervoor te zorgen
dat het batterijniveau juist wordt weergegeven (0 417).

30
s
DDe batterij en de lader
Lees de waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op de pagina’s xviii–xx en 388–
391 van deze handleiding en volg ze op.
Gebruik de batterij niet bij omgevingstemperaturen onder 0 °C of boven 40 °C.
Tijdens het opladen moet de temperatuur tussen de 5 en 35 °C liggen. Voor
optimale resultaten dient u de batterij op te laden bij een temperatuur boven
20 °C. De batterijcapaciteit kan tijdelijk afnemen als de batterij bij een lage
temperatuur wordt opgeladen of als de batterij wordt gebruikt bij een
temperatuur die lager ligt dan de temperatuur waarbij de batterij is opgeladen.
Als de batterij wordt opgeladen bij een temperatuur onder 5 °C, kan de
aanduiding van de gebruiksduur in de weergave Batterij-informatie (0 333)
tijdelijk een lager niveau aangeven.
Direct na gebruik kan de batterij zeer warm zijn. Wacht met opladen totdat de
batterij is afgekoeld.
Gebruik de lader alleen met compatibele batterijen. Haal de stekker uit het
stopcontact wanneer u de lader niet gebruikt.
ACompatibele batterijen
De camera kan ook worden gebruikt met EN-EL4 oplaadbare Li-ionbatterijen.
ADe batterij verwijderen
Zet de camera uit, trek de ontgrendeling van het
deksel van het batterijvak omhoog en draai ze op de
open stand (A) voordat u de batterij verwijdert. Om
kortsluiting te voorkomen, plaatst u het afdekkapje
terug als de batterij niet wordt gebruikt.

31
s
Een objectief bevestigen
Let goed op dat er geen stof in de camera komt wanneer u het objectief
verwijdert. In deze handleiding wordt een AF Nikkor 85 mm f/1.4D IF
objectief gebruikt voor de voorbeelden.
1Zet de camera uit.
2Verwijder de achterste objectiefdop en de bodydop.
Schakelaar A-M-selectie
(
0
32, 99)
Bevestigingsmarkering
Objectiefdop
Scherpstelring (099)
CPU-contacten (0 368)
Diafragmaring

32
s
3Bevestig het objectief.
Zorg dat de
bevestigingsmarkering op
het objectief in lijn staat met
de markering op de
camerabody en plaats het
objectief in de
bajonetvatting van de
camera (q). Draai het objectief linksom totdat het op zijn plaats klikt,
waarbij u erop let dat u niet op de objectiefontgrendeling drukt (w).
Als het objectief is voorzien van een A-M of
M/A-M-schakelaar, selecteert u A
(autofocus) of M/A (autofocus met
handinstellingsprioriteit).
âťšâťš Het objectief verwijderen
Zet de camera uit voordat u een objectief
verwijdert of verwisselt. Als u het objectief wilt
verwijderen, houdt u de ontgrendeling (q)
ingedrukt terwijl u het objectief rechtsom draait
(w). Plaats na het verwijderen van het objectief
de objectiefdoppen en de bodydop terug op
respectievelijk het objectief en de camera.
DCPU-objectieven met diafragmaring
Als een CPU-objectief is uitgerust met een diafragmaring (0 368),
vergrendelt u deze op het kleinste diafragma (hoogste f-waarde).
ABeeldgebied
Het beeldgebied voor DX-formaat wordt
automatisch geselecteerd wanneer een DX-
objectief is bevestigd (078).
Bevesti-
gingsmar-
kering
Beeldgebied

33
s
Basisinstellingen
De eerste keer dat de menu’s worden weergegeven, wordt automatisch
de taaloptie in het setup-menu gemarkeerd. Kies een taal en stel de
datum en tijd in.
1Zet de camera aan.
2Selecteer Language (Taal) in
het setup-menu.
Druk op G om de cameramenu’s
weer te geven en selecteer
vervolgens Language (Taal) in het
setup-menu. Voor informatie over
het gebruik van menu's, zie
“Cameramenu's gebruiken”
(023).
3Selecteer een taal.
Druk op 1 of 3 om de gewenste
taal te markeren en druk op J.
Hoofdschakelaar
G-knop

34
s
4Selecteer Tijdzone en datum.
Selecteer Tijdzone en datum en
druk op 2.
5Stel de tijdzone in.
Selecteer Tijdzone en druk op 2.
Druk op 4 of 2 om de lokale
tijdzone te markeren (het veld UTC
geeft het verschil in uren aan
tussen de geselecteerde tijdzone
en de Coordinated Universal Time
of UTC) en druk op J.
6Schakel de zomertijd in of uit.
Selecteer Zomertijd en druk op 2.
De zomertijd is standaard
uitgeschakeld. Als de zomertijd
van kracht is in de lokale tijdzone,
drukt u op 1 om Aan te markeren
en drukt u vervolgens op J.
7Stel de datum en tijd in.
Selecteer Datum en tijd en druk
op 2. Druk op 4 of 2 om een
optie te selecteren en druk op 1 of
3 om de optie te wijzigen. Druk
op J wanneer de klok is ingesteld
op de huidige datum en tijd.

35
s
8Stel de datumnotatie in.
Selecteer Datumnotatie en druk
op 2. Druk op 1 of 3 om de
volgorde te kiezen waarin het jaar,
de maand en de dag worden
weergegeven en druk op J.
9Keer terug naar de opnamestand.
Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar de opnamestand.
AHet pictogram B
Controleer of de klokinstellingen (inclusief tijdzone en zomertijd) juist zijn
ingesteld als een knipperend pictogram B in het bovenste lcd-venster
verschijnt wanneer u de camera voor de eerste keer gebruikt. Het pictogram
verdwijnt wanneer u op de J-knop drukt om het menu af te sluiten.
ADe klokbatterij
De voeding van de cameraklok is een afzonderlijke, niet-herlaadbare CR1616-
lithiumbatterij met een gebruiksduur van ongeveer vier jaar. Wanneer deze
batterij leeg is, verschijnt een pictogram B in het bovenste lcd-venster en zijn
de belichtingsmeters aan. Voor informatie over het vervangen van de
klokbatterij, zie pagina 386.
ADe cameraklok
De cameraklok is minder nauwkeurig dan de meeste horloges en gewone
klokken. Controleer daarom regelmatig of de klok de juiste tijd aangeeft en pas
de tijd zo nodig aan.
AGPS-apparaten (0 217)
Wanneer een GPS-apparaat (0 376) aangesloten is, wordt de cameraklok
ingesteld op de tijd en datum van het GPS-apparaat (0 220).
ANikon Transfer
Als u de camera aansluit op een computer, kunt u de meegeleverde
Nikon Transfer-software gebruiken om de cameraklok te synchroniseren met de
computer (uitgezonderd Mac OS X versie 10.5.7). U kunt Nikon Transfer
installeren vanaf de meegeleverde Software Suite CD.

36
s
Een geheugenkaart plaatsen
De camera slaat foto's op op Type I CompactFlash-geheugenkaarten
(apart verkrijgbaar; 0419). Type II-kaarten en microdrives kunnen niet
worden gebruikt. U kunt tot twee geheugenkaarten tegelijk in de camera
plaatsen. In het volgende gedeelte wordt beschreven hoe u een
geheugenkaart plaatst en formatteert.
1 Zet de camera uit.
2Open het deksel van de kaartsleuf.
Open de deur over de ontgrendelknop van
het deksel van de kaartsleuf (q) en druk op
de ontgrendelknop (w) om de kaartsleuf te
openen (e).
DGeheugenkaarten plaatsen en verwijderen
Zet de camera altijd uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.
Hoofdschakelaar

37
s
3Plaats de geheugenkaart.
Plaats de eerste geheugenkaart in sleuf 1.
Sleuf 2 is alleen te gebruiken als in sleuf 1 al
een kaart is geplaatst. Plaats de
geheugenkaart met het achterste label naar
de monitor (q). Wanneer de geheugenkaart
volledig is geplaatst, komt de uitwerpknop
naar voren (w) en licht het groene
toegangslampje kort op.
AKaartsleuven
Sleuf 1 is voor de hoofdkaart; de kaart in sleuf 2 is de
secundaire kaart. Als de standaardinstelling van
Overloop voor Sleuf 2 is geselecteerd (0 88)
wanneer twee geheugenkaarten zijn geplaatst, zal de
kaart in sleuf 2 alleen worden gebruikt wanneer de
kaart in sleuf 1 vol is.
De actueel gebruikte kaart wordt aangegeven in het
bovenste lcd-venster en het informatiescherm (op de
illustraties rechts ziet u de schermen wanneer twee
kaarten zijn geplaatst).
Sleuf 2
Sleuf 1
SHOOT
CUSTOM
Bovenste lcd-venster
Informatiescherm
Uitwerpknop
Achterste label
Toegangslampje

38
s
4Sluit het deksel van de kaartsleuf.
Formatteer de kaart zoals beschreven op
pagina 39 als dit de eerste keer is dat de
geheugenkaart wordt gebruikt na gebruikt of
geformatteerd te zijn in een ander apparaat.
âťšâťš Geheugenkaarten verwijderen
1Zet de camera uit.
Controleer of het toegangslampje uit is en zet
de camera uit.
2Verwijder de geheugenkaart.
Open het deksel van de kaartsleuf (q) en
druk op de uitwerpknop (w) om de kaart
gedeeltelijk uit te werpen (e). De
geheugenkaart kan vervolgens met de hand
worden verwijderd. Druk niet op de
geheugenkaart terwijl u op de uitwerpknop drukt. Als u deze
waarschuwing niet in acht neemt, kan de camera of de
geheugenkaart beschadigd raken.
DGeheugenkaarten plaatsen
Plaats de geheugenkaart met de contacten eerst. Als
u de kaart ondersteboven of achterstevoren probeert
te plaatsen, kan dit schade aan de camera of de
geheugenkaart veroorzaken. Zorg ervoor dat u de
geheugenkaart op de juiste manier plaatst.
4
GB
Richting om te
plaatsen
Contacten
Achterste label
Toegangslampje

39
s
Geheugenkaart formatteren
Geheugenkaarten moeten worden geformatteerd voordat ze voor het
eerst worden gebruikt of nadat ze zijn gebruikt of geformatteerd in
andere apparaten.
1Zet de camera aan.
2Druk op de Q-knoppen.
Houd de Q-knoppen (I en O)
tegelijk ingedrukt totdat een
knipperende C verschijnt in
de sluitertijdweergaven in het
bovenste lcd-venster en in de
zoeker. Als er twee
geheugenkaarten zijn geplaatst,
wordt de kaart in sleuf 1 (037)
geselecteerd. U kunt de kaart in
sleuf 2 selecteren door de
hoofdinstelschijf te verdraaien.
Als u wilt afsluiten zonder de
geheugenkaart te formatteren,
wacht u totdat C stopt met
knipperen (ongeveer 6 seconden) of drukt u op een willekeurige
knop behalve de Q- (I- en O-) knoppen.
3Druk nogmaals op de Q-knoppen.
Druk een tweede keer tegelijk op de Q-knoppen (I en O) terwijl
C knippert om de geheugenkaart te formatteren. Tijdens het
formatteren mag u de geheugenkaart niet verwijderen en de
voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen.
DGeheugenkaarten formatteren
Als u een geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens erop voorgoed gewist.
Kopieer foto’s en andere gegevens die u wilt bewaren daarom naar een
computer alvorens verder te gaan (0 254).
O-knop I-knop
SHOOT

40
s
Wanneer het formatteren beëindigd is,
verschijnt in het bovenste lcd-venster en in
de zoeker het aantal foto's dat u met de
actuele instellingen kunt maken en op de
beeldtellerweergaven staat B.
DGeheugenkaarten
• Geheugenkaarten kunnen na gebruik zeer warm zijn. Ga daarom voorzichtig
te werk wanneer u een geheugenkaart uit de camera verwijdert.
• Zet de camera uit voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.
Verwijder de geheugenkaart of batterij niet uit de camera, zet de camera niet
uit en koppel de lichtnetadapter niet los terwijl de geheugenkaart wordt
geformatteerd of terwijl informatie wordt opgeslagen, verwijderd of
gekopieerd naar een computer. Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht
neemt, kan dit leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de camera of de
kaart.
• Raak de contacten van de kaart niet aan met uw vingers of metalen
voorwerpen.
• U mag de kaart niet buigen, laten vallen of blootstellen aan hevige schokken.
• Oefen geen druk uit op de behuizing van de kaart. Als u deze waarschuwing
niet in acht neemt, kan de geheugenkaart beschadigd raken.
• Niet blootstellen aan water, hoge vochtigheid of direct zonlicht.
AGeen geheugenkaart
Als geen geheugenkaart is geplaatst, wordt in het
bovenste lcd-venster en de zoeker de aanduiding
S weergegeven. Als de camera wordt
uitgeschakeld wanneer deze wordt gevoed door
een opgeladen EN-EL4a batterij en geen
geheugenkaart is geplaatst, wordt S
weergegeven in het lcd-venster.
AZie ook
Zie pagina 326 voor informatie over het formatteren van geheugenkaarten met
de optie Geheugenkaart formatteren in het setup-menu.
SHOOT
CUSTOM
SHOOT
CUSTOM

41
s
Zoekerbeeld aanpassen
De camera is uitgerust met een dioptrie-instelling, waarmee de camera
aan het gezichtsvermogen van de gebruiker kan worden aangepast.
Voordat u gaat fotograferen, controleert u of de weergave van het
zoekerbeeld scherp is.
1Zet de camera aan.
Verwijder de objectiefdop en zet de camera aan.
2Trek de dioptrie-instelling (q)
omhoog.
3Stel het zoekerbeeld scherp.
Draai aan de dioptrie-instelling (w) totdat
de zoekerweergave, de scherpstelpunten
en de haakjes van het AF-veld scherp zijn.
Haakjes AF-veld
Scherpstelpunt

42
s
4Duw de dioptrie-instelling terug.
Duw de dioptrie-instelling terug in (e).
ADioptrie-instelling zoekerobjectieven
U kunt de dioptrie van de zoeker verder aanpassen
met behulp van corrigerende objectieven (apart
verkrijgbaar; 0 373). Sluit de zoekersluiter om de
oculairvergrendeling (q) los te maken en draai het
oculair dan los zoals rechts afgebeeld (w) om het
DK-17 zoekeroculair te verwijderen voordat u een
zoekerobjectief voor dioptrie-instelling plaatst.

43
s
Basisstappen voor foto’s maken
en weergeven
De camera aanzetten
Voordat u foto’s maakt, zet u de camera aan en controleert u het
batterijniveau en het aantal resterende opnamen, zoals hieronder wordt
beschreven.
1Zet de camera aan.
Zet de camera aan. De lcd-vensters
worden ingeschakeld en het beeld
in de zoeker licht op.
2Controleer het batterijniveau.
Controleer het batterijniveau in het bovenste
lcd-venster of in de zoeker.
Pictogram *
BeschrijvingLcd-venster Zoeker
L— Batterij volledig opgeladen.
K—
Batterij gedeeltelijk ontladen.J—
I—
Hd
Batterij bijna leeg. De batterij moet binnenkort
worden opgeladen of worden vervangen door
een reservebatterij.
H
(knippert)
d
(knippert)
Ontspanknop uitgeschakeld. Laad de batterij
op of vervang de batterij.
* Er wordt geen pictogram weergegeven als de camera wordt gevoed door een
optionele EH-6 lichtnetadapter.
Hoofdschakelaar
SHOOT
CUSTOM

44
s
3Controleer het aantal resterende opnamen.
In het bovenste lcd-venster staat het
aantal foto's dat u met de actuele
instellingen kunt maken. Wanneer dit
getal nul is geworden, knipperen de
pictogrammen N en n in het
bovenste lcd-venster en verschijnt een
knipperend pictogram j in de zoeker
zoals rechts afgebeeld. U kunt dan geen
foto's meer maken tot u foto's wist of een
nieuwe geheugenkaart plaatst. U kunt
mogelijk nog wel foto's maken met een
lagere beeldkwaliteit of met andere
formaatinstellingen.
AGeheugenkaarten met een grote capaciteit
Als op de geheugenkaart voldoende ruimte
beschikbaar is om duizend of meer foto’s bij de hui-
dige instellingen op te slaan, wordt het aantal reste-
rende opnamen aangegeven in duizendtallen,
afgerond naar het dichtstbijzijnde honderdtal (als er
bijvoorbeeld ruimte is voor circa 1.260 opnamen,
geeft de opnameteller 1,2 K aan).
ADe batterijaanduiding
Als de segmenten van het batterijpictogram in het bovenste lcd-venster
knipperen, berekent de camera het batterijniveau. Na een drietal seconden
wordt het batterijniveau weergegeven.
SHOOT
CUSTOM
SHOOT
CUSTOM
SHOOT
CUSTOM

45
s
AMeter automatisch uit
De sluitertijd- en diafragmaweergaven worden in het bovenste lcd-venster en de
zoeker uitgeschakeld als er gedurende circa zes seconden geen handelingen
plaatsvinden (Meter automatisch uit). Zo wordt de gebruiksduur van de batterij
verlengd. Druk de ontspanknop half in om de zoekerweergave in te schakelen
(050).
De tijdsduur waarna de belichtingsmeters automatisch worden uitgeschakeld,
kan worden ingesteld via persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch
uit, 0305).
AWeergave bij uitgeschakelde camera
Bij een uitgeschakelde camera waarin een batterij en
een geheugenkaart zijn geplaatst, worden het
geheugenkaartpictogram, de beeldteller en het
aantal resterende opnamen weergegeven. (Bij
sommige geheugenkaarten wordt deze informatie in
zeldzame gevallen alleen weergegeven als de camera
is ingeschakeld.)
6 s
Belichtingsmeter aan
Belichtingsmeter uit
Belichtingsmeter aan
SHOOT
CUSTOM
SHOOT
CUSTOM
SHOOT
CUSTOM
Bovenste lcd-venster

46
s
Camera-instellingen aanpassen
Deze instructies beschrijven de basisstappen om foto’s te maken.
1Selecteer de belichtingsstand e.
Houd de I-knop ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf om de belichtingsstand e te
selecteren. De camera past de sluitertijd en
het diafragma automatisch aan voor een
optimale belichting in de meeste situaties.
2Kies de enkelvoudige
ontspanstand.
Houd de ontgrendeling van de
keuzeknop voor de ontspanstand
ingedrukt en draai de keuzeknop
voor de ontspanstand naar S
(enkel beeld). Bij deze instelling
maakt de camera Ă©Ă©n foto telkens
wanneer de ontspanknop wordt
ingedrukt.
I-knop
Hoofdinstelschijf
Keuzeknop ontspanstand
Ontgrendeling keuzeknop
ontspanstand

47
s
3Kies enkelpunts AF.
Draai aan de selectieknop voor AF-
veldstand totdat deze op zijn
plaats klikt en naar K (enkelpunts
AF) wijst. Bij deze instelling kan de
gebruiker zelf het scherpstelpunt
kiezen.
4Kies enkelvoudige autofocus.
Draai aan de selectieknop voor
scherpstelstand totdat deze op
zijn plaats klikt en naar S
(enkelvoudige autofocus) wijst. Bij
deze instelling stelt de camera
automatisch scherp op het
onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Er
kunnen alleen foto’s worden gemaakt als de camera heeft
scherpgesteld.
Selectieknop voor
AF-veldstand
Scherpstelpunt
Selectieknop voor
scherpstelstand

48
s
5Kies matrixmeting.
Druk de vergrendeling van de
selectieknop voor lichtmeting in
en draai de selectieknop voor
lichtmeting op Y (matrixmeting).
Bij matrixmeting wordt informatie
van de RGB-sensor met 1.005
segmenten gebruikt voor een optimaal resultaat voor het hele beeld.
6Controleer de camera-instellingen.
Selectieknop voor lichtmeting
SHOOT
CUSTOM
Belichtingsstand
Scherpstelstand Lichtmeting
Bovenste lcd-venster Zoekerweergave

49
s
Scherpstellen en afdrukken
1Druk de ontspanknop
half in om scherp te
stellen (0 50).
Met de
standaardinstellingen stelt
de camera scherp op het
onderwerp in het
middelste scherpstelpunt.
Kadreer een foto in de
zoeker met het
hoofdonderwerp in het
middelste scherpstelpunt en druk de ontspanknop half in. Als de
camera kan scherpstellen, verschijnt de scherpstelaanduiding (I) in
de zoeker.
Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, wordt de
scherpstelling vergrendeld en wordt het aantal opnamen
dat kan worden opgeslagen in het buffergeheugen (“t”;
0105) in de zoeker weergegeven.
Voor informatie over wat te doen als de camera niet kan
scherpstellen met autofocus, zie “Goede resultaten met autofocus”
(0 98).
Zoekerweergave Beschrijving
IOnderwerp is scherp.
2Scherpstelpunt ligt tussen camera en onderwerp.
4Scherpstelpunt ligt achter onderwerp.
2 4
(knipperen)
Camera kan met autofocus niet scherpstellen op
onderwerp in scherpstelpunt.
Scherpstelaanduiding Buffercapaciteit
Scherpstelpunt

50
s
2Druk de ontspanknop
helemaal in om de foto te
maken.
Druk rustig de ontspanknop
helemaal in om de foto te maken.
Het toegangslampje naast het
deksel van de kaartsleuf brandt
terwijl de foto op de
geheugenkaart wordt opgeslagen. U mag de geheugenkaart niet
uitwerpen of de voedingsbron verwijderen of loskoppelen voordat het
lampje uit is.
ADe ontspanknop
De camera heeft een tweetraps ontspanknop. De camera stelt scherp wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt. Druk de ontspanknop helemaal in om de
foto te maken.
Toegangslampje
Scherpstelling Foto maken

51
s
Foto’s bekijken
1Druk op de K-knop.
Er wordt een foto op de
monitor weergegeven. Met
een pictogram wordt de
geheugenkaart aangeduid
waarop de momenteel
weergegeven foto zich
bevindt.
2Bekijk andere foto’s.
U kunt andere foto’s weergeven
door op 4 of 2 te drukken. Druk
op 1 of 3 om extra informatie
over de geselecteerde foto weer te
geven (0225).
Als u de weergave wilt beëindigen en wilt terugkeren naar de
opnamestand, drukt u de ontspanknop half in.
ABeeld terugspelen
Als Aan is geselecteerd voor Beeld terugspelen in het weergavemenu (0 281),
worden foto’s na opname automatisch op de monitor weergegeven.
AZie ook
Zie pagina 224 voor informatie over het kiezen van een geheugenkaartsleuf.
K-knop
AUTO 0, 0
1
/
125 F5. 6
200 85
mm
100
NCD3S
D
S
C_
0001. JP
G
15
/
04
/
2009 10:15:00
N
N
OR
OR
M
AL
AL
4256x2832
N
I
KO
N
D3S
1
/
10

52
s
Ongewenste foto’s wissen
Als u de foto wilt wissen die op de monitor wordt weergegeven, drukt u
op de O-knop. Houd er rekening mee dat eenmaal gewiste foto’s niet
meer kunnen worden hersteld.
1Geef de foto weer.
Geef de foto weer die u wilt wissen, zoals
wordt beschreven in “Foto's bekijken” op de
vorige pagina.
2Wis de foto.
Druk op de O-knop. Een
bevestigingsvenster wordt
getoond (de locatie van de
huidige foto wordt met het
pictogram in de
linkeronderhoek van het
venster aangeduid).
Druk nogmaals op de O-knop
om het beeld te wissen en terug te keren naar de weergave. Als u wilt
afsluiten zonder de foto te wissen, drukt u op K.
AWissen
Gebruik de optie Wissen in het weergavemenu (0242) om gelijktijdig
meerdere foto’s te verwijderen of om de geheugenkaart te selecteren.
O-knop

x
53
x
Beelden kadreren op de
monitor (Livebeeld)
In dit hoofdstuk leert u hoe u foto’s kadreert in de monitor met behulp
van livebeeld.
Foto’s kadreren op de monitor ....................................................... 54

54
x
Foto’s kadreren op de monitor
Druk op de a-knop om een beeld in de monitor te kadreren. De volgende
opties zijn beschikbaar:
•Statief (h): kies deze optie wanneer de camera op een statief is geplaatst
(055). U kunt inzoomen op het beeld dat op de monitor wordt
weergegeven voor nauwkeurige scherpstelling, waardoor deze optie
geschikt is voor statische onderwerpen. Autofocus met contrastdetectie
kan wordt gebruikt om foto’s te maken waarbij het onderwerp om het
even waar in het kader is gepositioneerd.
•Uit de hand (g): kies deze optie wanneer u uit de hand foto’s van
bewegende onderwerpen maakt of wanneer u foto’s kadreert vanuit
hoeken waarin de zoeker moeilijk te gebruiken is (059). De camera
stelt normaal scherp met behulp van autofocus met fasedetectie.
AHet verschil tussen AF met fasedetectie en AF met contrastdetectie
De camera gebruikt gewoonlijk autofocus met fasedetectie, waarbij de
scherpstelling wordt aangepast op basis van gegevens die afkomstig zijn van
een speciale scherpstelsensor. Als Statief is geselecteerd als stand voor
livebeeld, gebruikt de camera autofocus met contrastdetectie, waarbij de
camera de gegevens van de beeldsensor analyseert en de scherpstelling aanpast
voor een optimaal contrast. Autofocus met contrastdetectie duurt langer dan
autofocus met fasedetectie.
AKnipperen
Tijdens een livebeeld of bij het maken van een film onder sommige soorten
belichting, zoals TL-licht of kwikdamplampen, kunt u geknipper of banden in de
monitor zien. Geknipper en banden kunt u verminderen door bij
Flikkerreductie een optie te kiezen die overeenkomt met de frequentie van de
lokale netvoeding (0 330).

55
x
De statiefstand (h)
1Kadreer het beeld in de zoeker.
Plaats de camera op een statief of een stabiele, vlakke ondergrond en
kadreer het onderwerp in de zoeker.
2Kies Statief voor Stand
voor livebeeld in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop en
selecteer het opnamemenu.
Selecteer de Stand voor
livebeeld, markeer Statief
en druk op J.
3Druk op de a-knop.
De spiegel gaat omhoog en
de weergave door het
objectief wordt
weergegeven op de monitor
van de camera in plaats van
de zoeker.
G-knop
a-knop

56
x
4Stel scherp.
Autofocus (scherpstelstand S of C): in
de statiefstand kunt u het
scherpstelpunt voor autofocus met
contrastdetectie naar elk gewenst
punt in het beeld verplaatsen met
de multi-selector. n wordt
weergegeven wanneer het
scherpstelpunt in het midden van
het beeld staat, behalve wanneer
de weergave door het objectief ingezoomd is.
Als u wilt scherpstellen met behulp van
autofocus met contrastdetectie, drukt u op
de B-knop. Het scherpstelpunt knippert
groen en de monitor licht mogelijk op terwijl
de camera scherpstelt. Als de camera kan
scherpstellen met behulp van autofocus met
contrastdetectie, wordt het scherpstelpunt
groen weergegeven. Als de camera niet kan
scherpstellen, knippert het scherpstelpunt rood.
Handmatige scherpstelling (scherpstelstand M; 0 99): gebruik de
zoomfunctie om nauwkeurig scherp te stellen.
DAutofocus met contrastdetectie
Wanneer u in de stand voor continu-AF de B-knop ingedrukt houdt,
stelt de camera niet voortdurend scherp. In zowel de enkelvoudige als de
continue autofocusstand kan de sluiter ook worden ontspannen als de
camera niet heeft scherpgesteld.
Scherpstelpunt me
t
contrastdetecti
e
B-knop

57
x
Houd de N-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de
weergave in de monitor tot 13 Ă— te vergroten en de scherpstelling te
controleren. Zolang de weergave door het objectief ingezoomd is,
verschijnt een navigatievenster in de rechteronderhoek van het
beeld.
Gebruik de multi-selector om naar delen van het beeld te
gaan die niet op de monitor te zien zijn.
5Maak de foto.
Druk de ontspanknop
helemaal in om de foto te
maken. De monitor gaat uit
tijdens de opname en gaat
weer aan zodra de foto is
gemaakt.
+
N-knop Hoofdinstelschijf
DBelichtingsvoorbeeld
In statiefstand kunt u op J drukken om een
voorbeeld van de effecten van sluitertijd,
diafragma en ISO-gevoeligheid van de belichting
tijdens fotografie en filmopname te bekijken. De
belichting wordt ingesteld met behulp van
matrixmeting en kan met ±5 LW (0134) worden
aangepast, al worden alleen waarden tussen –3
en +3 LW in de voorbeeldweergave getoond. Houd er rekening mee dat het
voorbeeld mogelijk geen juiste weergave van de belichting is wanneer een
optionele flitser is bevestigd, Actieve D-Lighting (0 181) of bracketing
actief is, p is geselecteerd voor de sluitertijd of het onderwerp zeer
helder of donker is. Een belichtingsvoorbeeld is niet mogelijk wanneer voor
de sluitertijd A is geselecteerd.

58
x
6Verlaat livebeeld.
Druk op de a-knop om livebeeld af te sluiten.
DScherpstellen met behulp van autofocus met contrastdetectie
Autofocus met contrastdetectie duurt langer dan normale autofocus (met
fasedetectie). In de volgende situaties kan de camera mogelijk niet scherpstellen
met behulp van autofocus met contrastdetectie:
• De camera is niet op een statief geplaatst
• Het onderwerp bevat lijnen die parallel lopen met de lange zijde van het beeld
• Het onderwerp heeft te weinig contrast
• Het onderwerp in het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk verschillende
helderheid of het onderwerp wordt verlicht door spots, door een neonreclame
of door een andere lichtbron met een wisselende helderheid
• Geknipper of banden verschijnen onder TL-licht, kwikdamplampen,
natriumdamplampen of soortgelijke verlichting
• Er wordt een sterfilter of een ander speciaal filter gebruikt
• Het onderwerp is kleiner dan het scherpstelpunt
• Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige geometrische patronen
(zoals een jaloezieën of een rij vensters in een flatgebouw)
• Het onderwerp beweegt
Let erop dat het scherpstelpunt soms ook groen wordt weergegeven wanneer
de camera niet kan scherpstellen.
Gebruik een AF-S-objectief. Met andere objectieven of teleconverters kan
mogelijk niet het gewenste resultaat worden verkregen.
AAfstandsbedieningskabels
Als u in de statiefstand de ontspanknop van een afstandsbedieningskabel (apart
verkrijgbaar, zie 0 376) langer dan Ă©Ă©n seconde half indrukt, wordt autofocus
met contrastdetectie geactiveerd. Als u de ontspanknop van de
afstandsbedieningskabel helemaal indrukt zonder eerst scherp te stellen, wordt
de foto genomen zonder dat de scherpstelling wordt aangepast.

59
x
Stand voor fotograferen uit de hand (g)
1Kies Uit de hand voor
Stand voor livebeeld in
het opnamemenu.
Druk op de G-knop en
selecteer het opnamemenu.
Selecteer Stand voor
livebeeld, markeer Uit de
hand en druk op J.
2Druk op de a-knop.
De spiegel gaat omhoog en
de weergave door het
objectief wordt
weergegeven op de monitor
van de camera in plaats van
de zoeker.
3Kadreer het beeld op de monitor.
Druk op de N-knop en draai aan de hoofdinstelschijf om de
weergave in de monitor tot 13 Ă— te vergroten.
Wanneer wordt ingezoomd op het beeld dat door het
objectief te zien is, verschijnt rechts onder op de monitor
een navigatievenster. Gebruik de multi-selector om
binnen de haakjes van het AF-veld te navigeren.
+
N-knop Hoofdinstelschijf
G-knop
a-knop

60
x
4Stel scherp.
Autofocus (scherpstelstand S of C):
druk de ontspanknop half in of
druk op de B-knop. De camera
stelt op de normale manier scherp
en stelt de belichting in. Wanneer
u een van deze knoppen indrukt, klapt de spiegel echter terug op zijn
plaats, waardoor het livebeeld tijdelijk niet wordt weergegeven. Het
livebeeld wordt hersteld zodra u de knop loslaat.
Handmatige scherpstelling (scherpstelstand M; 0 99): scherpstellen met
de scherpstelring van het objectief.
5Maak de foto.
Druk de ontspanknop helemaal in om de scherpstelling en
de belichting te herstellen en de foto te maken. De
monitor gaat uit tijdens de opname en gaat weer aan
zodra de foto is gemaakt.
6Verlaat livebeeld.
Druk op de a-knop om livebeeld af te sluiten.

61
x
DFotograferen in de stand voor livebeeld
Hoewel ze op de foto uiteindelijk niet verschijnen, kunnen banden of
vertekeningen zichtbaar zijn in de monitor onder TL-licht of lampen met
kwikdamp of natrium, of wanneer de camera horizontaal wordt bewogen of een
voorwerp met hoge snelheid door het beeld beweegt. Er kunnen ook heldere
vlekken verschijnen. Richt de camera niet naar de zon of andere sterke
lichtbronnen tijdens het maken van foto’s in de stand voor livebeeld. Wanneer u
deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit leiden tot schade aan het
interne circuit van de camera.
U kunt een geluid horen wanneer de camera het diafragma bijstelt. Merk op dat
u geen foto's in livebeeld kunt maken als een CPU-objectief met een
diafragmaring is bevestigd en Diafragmaring is geselecteerd voor persoonlijke
instelling f8 (Functie instelschijven inst.) > Instellen diafragma (0 323).
Selecteer Secundaire instelschijf wanneer u een CPU-objectief met een
diafragmaring gebruikt.
De opname eindigt automatisch wanneer het objectief wordt verwijderd.
De stand voor livebeeld kan maximaal een uur worden gebruikt. Merk op dat
wanneer u de livebeeldstand lange tijd aan Ă©Ă©n stuk gebruikt, de camera dan veel
warmer kan beginnen aanvoelen en de interne temperatuur van de camera kan
stijgen. Dit kan zich uiten in vlekken, banden, spookbeelden en heldere pixels op
willekeurige afstanden.
Voordat de camera oververhit raakt, wordt de
livebeeldopname automatisch beëindigd om schade aan de interne schakelingen
te voorkomen.
Dertig seconden voordat de opname eindigt, wordt de tijd
afgeteld op de monitor.
Bij hoge omgevingstemperaturen wordt deze teller
soms direct weergegeven nadat de stand voor livebeeld is geselecteerd.
De camera toont in livebeeld de gekozen instellingen voor sluitertijd en
diafragma op basis van de belichtingsomstandigheden die gemeten worden op
het moment dat livebeeld wordt ingeschakeld. De belichting wordt opnieuw
gemeten voor het actuele onderwerp wanneer de ontspanknop helemaal
wordt ingedrukt.
Het pictogram m in de monitor geeft aan dat Aan is geselecteerd voor
Filminstellingen > Film met hoge gevoeligheid in het opnamemenu (0 72).
Livebeeld wordt aangepast voor gevoeligheden van ISO 6400 tot Hi 3, maar
foto's worden gemaakt met de gevoeligheid geselecteerd bij ISO-gevoeligheid
instellen in het opnamemenu (0 110).
U kunt de lichtmeting niet wijzigen tijdens livebeeld. Kies een lichtmeetmethode
voordat u livebeeld start. U vermindert onscherpte in de statiefstand door Aan
te kiezen voor persoonlijke instelling d9 (Spiegelvoorontspanning, 0 310).
Vermijd dat licht via de zoeker binnenkomt en de belichting beĂŻnvloedt door de
sluiter van het zoekeroculair te sluiten (0 106).

62
x
ADe informatieweergave
Druk op de R-knop als u de aanduidingen op de monitor in de stand voor
livebeeld wilt verbergen of weergeven.
Informatie aan
Virtuele horizon * Informatie uit
Informatie +
histogram
(alleen belich-
tingsvoor-
beeld; 0 57) *
Hulpsjabloon
*
* Niet weergegeven tijdens zoom. Histogram wordt niet weergegeven tijdens
zoom of filmopname.
AHaakjes AF-veld
Haakjes voor AF-veld worden enkel weergegeven in de handstand.
StatiefUit de hand

63
x
DGeen beeld
Nadat u een foto hebt gemaakt, kunt u het beeld weergeven op de monitor om
te controleren of de foto is opgenomen. Het geluid dat de spiegel in de stand
voor het uit de hand fotograferen maakt wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt of wanneer op de B-knop wordt gedrukt, kan worden verward met
het geluid van de sluiter; en als enkelvoudige AF wordt gebruikt, wordt alleen
een foto genomen als de camera kan scherpstellen.
AHelderheid van de monitor
Behalve bij een belichtingsvoorbeeld, kan de
helderheid van de monitor worden aangepast met
de K- en 2-knop. De helderheidaanduiding aan de
rechterkant van het scherm wordt geel. Houd de K-
knop ingedrukt en druk op 1 of 3 om de helderheid
aan te passen (de helderheid van de monitor heeft
geen invloed op foto’s die zijn gemaakt in de stand
livebeeld). Laat de K-knop los om terug te keren
naar het livebeeld.
AHDMI
Als livebeeld wordt gebruikt terwijl de
camera op een HDMI-videoapparaat is
aangesloten, wordt de cameramonitor
uitgeschakeld en wordt het beeld dat door
het objectief te zien is op het
videoapparaat weergegeven (zie rechts).
Druk op de R-knop om de
histogramweergave in en uit te schakelen
tijdens de weergave van het
belichtingsvoorbeeld (0 57).

64
x

y
65
y
Films opnemen en
bekijken
In dit hoofdstuk leert u hoe u films opneemt met behulp van livebeeld.
Films opnemen................................................................................... 66
Films weergeven................................................................................ 73
Films bewerken .................................................................................. 74

66
y
Films opnemen
Druk op de Pv-knop in de livebeeldstand om films met 24 bps op te nemen.
U kunt indien gewenst een Picture Control (0 170) en kleurruimte (0 183)
kiezen alvorens op te nemen.
1Kies een livebeeldstand in
het opnamemenu.
Druk op G en selecteer het
opnamemenu. Selecteer
Stand voor livebeeld,
markeer een optie en druk op
J. Als Statief is geselecteerd,
kan er een
belichtingtingsvoorbeeld in de monitor worden bekeken door op J
(0 57) te drukken.
2Druk op de a-knop.
De spiegel wordt opgeklapt en het beeld
dat zichtbaar is door het objectief, wordt
weergegeven op de monitor in plaats
van de zoeker.
ABelichting (niet van toepassing op filmstand voor hoge
gevoeligheid)
In Uit de hand stand past de camera automatisch
sluitertijd, diafragma en ISO-gevoeligheid voor
alle belichtingsstanden aan.
In Statief stand worden films opgenomen met
het diafragma geselecteerd door de gebruiker
(standen g en h) of de camera (standen e en f),
terwijl sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden
bediend door de camera. In stand h (0 69) kunt
u op J drukken en diafragma, sluitertijd en ISO-gevoeligheid in het
belichtingsvoorbeeld aanpassen (0 57). Belichtingsvoorbeeld is niet aan te
bevelen in de standen e en f, omdat het geluid van het objectief tijdens het
aanpassen van het diafragma mogelijk wordt opgenomen tijdens het
filmen.
G-knop
a-knop

67
y
3Stel scherp.
Stel scherp voordat u begint met
opnemen
. Kadreer het beginframe
en druk op de
B
-knop (
Statief
)
of druk de ontspanknop half in (
Uit
de hand
) om scherp te stellen op
uw onderwerp. In de stand uit de
hand is autofocus niet beschikbaar nadat de opname is begonnen.
4Start de opname.
Druk op de Pv-knop of op de
centrale knop van de multi-
selector om de opname te
beginnen. Zowel video als
monauraal geluid wordt
opgenomen. Bedek de
microfoon niet tijdens de
opname (de ingebouwde
microfoon bevindt zich vooraan op de camera). Het pictogram j
knippert en de beschikbare tijd wordt in de monitor weergegeven. U
kunt de belichting maximaal met ±3 LW wijzigen met
belichtingscorrectie; houd er echter rekening mee dat veranderingen
in de belichting, waaronder AE-vergrendeling en
belichtingscorrectie, alleen tijdens de weergave van een
belichtingsvoorbeeld kunnen worden gemaakt.
DHet pictogram 0
Een pictogram 0 wijst erop dat u geen films kunt opnemen.
AScherpstellen tijdens de opname
Als u in de statiefstand autofocus met contrastdetectie wilt gebruiken om
scherp te stellen, drukt u op de
B
-knop. Autofocus is niet beschikbaar in de
stand uit de hand nadat de opname is begonnen; gebruik handmatige
scherpstelling tijdens de opname (
0
99; merk op dat in de stand uit de hand de
opname wordt beëindigd als de ontspanknop half wordt ingedrukt of de
B
-
knop wordt ingedrukt).
B-knop
Knop Pv Pictogram j
Resterende tijd

68
y
5Beëindig de opname.
Druk de Pv-knop opnieuw in om de opname te beëindigen (druk de
ontspanknop helemaal in om de opname te beëindigen en een foto
in livebeeld te nemen). De opname wordt automatisch beëindigd
wanneer de maximale grootte is bereikt of wanneer de
geheugenkaart vol is.
AMaximale grootte
Afzonderlijke filmbestanden kunnen maximaal 2 GB groot zijn. De
maximale duur is 5 minuten voor films met een beeldformaat van
1280 Ă— 720, 20 minuten voor andere films. Afhankelijk van de
schrijfsnelheid van de geheugenkaart kan de opname eerder worden
beëindigd, voordat deze lengte is bereikt.
AKnipperen
Tijdens een livebeeld of bij het maken van een film onder sommige soorten
belichting, zoals TL-licht of kwikdamplampen, kunt u geknipper of banden in de
monitor zien. Geknipper en banden kunt u verminderen door bij
Flikkerreductie een optie te kiezen die overeenkomt met de frequentie van de
lokale netvoeding (0 330).
AZie ook
De opties voor beeldformaat, microfoongevoeligheid, filmstand voor hoge
gevoeligheid en de kaartsleuf staan in het menu Filminstellingen (0 70). U kunt
de functie van de centrale knop van de multi-selector kiezen (selectie van
middelste scherpstelpunt of omschakeling van zoom) via persoonlijke instelling
f1 (Centrale knop multi-selector; 0 314), en de functie van de AE-L/AF-L-knop
kunt u instellen met persoonlijke instelling f6 (AE-L/AF-L-knop toewijzen;
0321).
ADe microfoongevoeligheid afstellen
De microfoongevoeligheid kan worden afgesteld
zonder livebeeld af te sluiten. Houd de K-knop
ingedrukt en druk op 4 of H voordat u de opname
begint. Het pictogram voor het instellen van de
microfoon wordt geel. Houd de knop K of H
ingedrukt en druk op 1 en 3 om de
microfoongevoeligheid af te stellen.

69
y
DFilms opnemen
Onder TL-licht of lampen met kwikdamp of natrium, of wanneer de camera
horizontaal wordt bewogen of een voorwerp met hoge snelheid door het beeld
beweegt, kunnen banden of vertekeningen zichtbaar zijn in de monitor en in het
eindresultaat. Er kunnen ook gekartelde randen, valse kleuren, moiré en heldere
vlekken zichtbaar zijn. Als u een flitser of andere lichtbron van korte duur
gebruikt tijdens de opname, kunnen heldere banden verschijnen of kan de
boven- of onderkant van het beeld helder worden. Richt de camera niet naar de
zon of andere sterke lichtbronnen tijdens het opnemen van films. Wanneer u
deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit leiden tot schade aan het
interne circuit van de camera.
Matrixmeting wordt gebruikt, ongeacht de geselecteerde meetmethode. Merk
op dat naargelang de helderheid van het onderwerp, wijzigingen in de
belichting mogelijk geen zichtbaar effect hebben. Sluitertijd en gevoeligheid
worden in livebeeld en tijdens opname weergegeven, maar is niet altijd van
toepassing op films. Merk op dat u geen films kunt opnemen als een CPU-
objectief met een diafragmaring is bevestigd en Diafragmaring is geselecteerd
voor persoonlijke instelling f8 (Functie instelschijven inst.) > Instellen
diafragma (0 323). Selecteer Secundaire instelschijf wanneer u een CPU-
objectief met een diafragmaring gebruikt.
De opname eindigt automatisch wanneer het objectief wordt verwijderd.
Wanneer u de livebeeldstand lange tijd aan Ă©Ă©n stuk gebruikt, kan de interne
temperatuur van de camera stijgen. Dit kan zich uiten in vlekken, banden,
spookbeelden en heldere pixels op willekeurige afstanden (de camera kan ook
veel warmer beginnen aanvoelen, maar dit wijst niet op een storing). Voordat de
camera oververhit raakt, wordt de livebeeldopname automatisch beëindigd om
schade aan de interne schakelingen te voorkomen. Dertig seconden voordat de
opname eindigt, wordt de tijd afgeteld op de monitor. Bij hoge
omgevingstemperaturen wordt deze teller soms direct weergegeven nadat de
stand voor livebeeld is geselecteerd.
Wanneer het diafragma wordt veranderd of tijdens het scherpstellen kan het
objectief geluiden maken, die de microfoon in de statiefstand kan oppikken.
DBelichtingsstand M
Wanneer de belichtingsstand h is geselecteerd in statiefstand, kunnen sluitertijd,
diafragma en ISO-gevoeligheid in het belichtingsvoorbeeld (0 66) worden
gewijzigd. Let op dat de verwachte resultaten niet worden behaald bij ISO-
gevoeligheden onder ISO 200 of boven ISO 12800 of bij sluitertijden langzamer
dan 1/25 sec. en instelling automatische ISO-gevoeligheid en hoge gevoeligheid
voor filmstand moeten uitgeschakeld zijn.

70
y
âťšâťš Filminstellingen
Pas de filminstellingen aan voor de opname.
1Selecteer
Filminstellingen in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Filminstellingen in
het opnamemenu en druk op
2.
2Kies filmopties.
Om het beeldformaat te
selecteren, markeert u Kwaliteit
en drukt u op 2. Markeer een van
de volgende opties en druk op J:
Optie Beeldformaat (pixels) Maximale duur
a1280Ă—720 (16:9) * 1280 Ă— 720 5 min.
b640Ă—424 (3:2) 640 Ă— 424 20 min.
c320 Ă—216 (3:2) 320 Ă— 216
* Alleen beschikbaar wanneer FX-formaat is geselecteerd voor
Beeldgebied
; als een
andere optie geselecteerd is, is het beeldformaat 640 Ă— 424.
ABeeldformaat
Als de beeldverhouding van de momenteel
geselecteerde uitsnede voor foto's verschilt
van die van het filmbeeld, worden
aanduidingen voor de uitsnede van het
filmbeeld getoond tijdens livebeeld met
verborgen aanduidingen (0 62). Het deel
buiten de uitsnede van het filmbeeld wordt bij
de opname grijs weergeven.
G-knop

71
y
Om de ingebouwde of externe microfoon aan of uit te schakelen of
om de microfoongevoeligheid aan te passen, markeert u Microfoon
en drukt u op 2. Om het opnemen van geluid uit te schakelen,
markeert u Microfoon uit en drukt u op J. Selecteer Automatische
gevoeligheid (A) om de opname te beginnen en de gevoeligheid
van de microfoon automatisch aan te passen. Door een willekeurige
andere optie te selecteren, wordt de geluidsopname ingeschakeld en
de microfoon ingesteld op de geselecteerde gevoeligheid.
Om een bestemming te kiezen wanneer twee
geheugenkaarten worden gebruikt, markeert
u Bestemming en drukt u op 2. Selecteer
een sleuf en druk op J. Het menu toont de
beschikbare tijd op elke kaart. De opname
stopt automatisch als er geen tijd meer over
is.
AEen externe microfoon gebruiken
In plaats van de ingebouwde microfoon kan een in de handel verkrijgbare
externe microfoon worden gebruikt om te vermijden dat geluiden van het
objectief tijdens het scherpstellen of de vibratiereductie worden
opgenomen. Stereo-opname is mogelijk met iedere microfoon die een
stereo ministekker heeft (3,5 mm diameter).
AEen TV als monitor gebruiken
Als de camera is verbonden met een TV die gebruik maakt van een A/V- of
HDMI-kabel, dan kan de televisie als een monitor voor livebeeld en
filmopname worden gebruikt. Als er een A/V-kabel is verbonden wanneer
de a knop wordt ingedrukt, wordt het beeld door de cameralens zowel op
de TV als in de cameramonitor weergegeven, maar schakelt de
cameramonitor uit tijdens filmopname. Als er een HDMI-kabel is
verbonden, blijft de cameramonitor uit tijdens livebeeld en filmopname.

72
y
Markeer Film met hoge gevoeligheid en
druk op 2 om de ISO-gevoeligheid aan te
passen aan de belichtingsomstandigheden.
Als de belichting zo slecht is dat het
onderwerp moeilijk te zien is met het blote
oog, markeert u Aan en drukt u op J om op
te nemen met een gevoeligheid van ISO 6400
tot Hi 3 (het pictogram m verschijnt in de
monitor). Selecteer Uit om op te nemen met
gevoeligheden tussen ISO 200 en ISO 12800.
AFilmstand voor hoge gevoeligheid
Films die worden opgenomen met hoge gevoeligheid zijn gevoelig voor “ruis”
(vlekken, banden, spookbeelden en heldere pixels op willekeurige afstanden).
Als het onderwerp goed verlicht is, kunnen hoge lichten “verbleken” en details
verloren gaan. Controleer het resultaat in de monitor en zet de filmstand voor
hoge gevoeligheid indien nodig uit. Merk op dat de camera met autofocus met
contrastdetectie mogelijk moeilijk kan scherpstellen.
Hoewel m wordt weergegeven wanneer hoge gevoeligheid voor filmstand is
ingeschakeld, worden foto’s, genomen met hoge gevoeligheid voor filmstand
ingeschakeld, gemaakt met de ISO-gevoeligheid geselecteerd voor
ISO-gevoeligheid in het opnamemenu (0 110).

73
y
Films weergeven
Films worden aangegeven door een pictogram 1 in schermvullende
weergave (0 222). Druk op de centrale knop van de multi-selector om de
weergave te beginnen.
De volgende bewerkingen kunnen worden uitgevoerd:
Pictogram 1Lengte Huidige positie/totale lengte
Volume Aanduiding
Functie Knop Beschrijving
Pauzeren 3/JWeergave pauzeren.
Afspelen Weergave hernemen als de film is gepauzeerd of
tijdens terugspoelen/vooruitspoelen.
Terugspoelen/
vooruitspoelen 4/2
Bij elke druk op de toets
verdubbelt de snelheid, van
2Ă— naar 4Ă— naar 8Ă— naar 16Ă—.
Houd ingedrukt om naar het begin of einde van de
film te gaan. Terwijl de weergave is gepauzeerd, spoelt
de film met Ă©Ă©n frame tegelijk terug of vooruit. Houd
ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen.
Volume
aanpassen
N+
1/3
Houd N ingedrukt en druk op 1 om het volume te
verhogen of 3 om het te verlagen.
Film inkorten JZie pagina 74 voor meer informatie.
Hervat de
opname
De monitor gaat uit. Er kunnen direct foto’s worden
gemaakt.
Menu’s
weergeven G Zie pagina 273 voor meer informatie.
Afsluiten 1/KTerug naar schermvullende weergave.
A2 pictogram
2 wordt weergegeven in schermvullende weergave
en filmweergave als de film zonder geluid werd
opgenomen.

74
y
Films bewerken
Kort filmopnamen in om een bewerkte kopie van een film te maken of sla
geselecteerde beelden op als JPEG-foto's. Geef een film weer in
schermvullende weergave en druk op J om de retoucheeropties voor
films weer te geven.
Films inkorten
1Kies een optie.
Markeer Kies beginpunt in het
menu film bewerken en druk op J
om de openingsopnamen van de
kopie in te korten. Selecteer Kies
eindpunt om de beelden aan het
eind van de film weg te knippen.
2Bekijk de film en kies een begin- of
eindpunt.
Druk op de centrale knop van de multi-
selector om de weergave te starten of te
hervatten, 3 om te pauzeren en 4 of 2 om
terug- of vooruit te spoelen (073; pauzeer
om beeld per beeld terug of vooruit te spoelen). Houd N ingedrukt
en druk op 1 en 3 om het volume aan te passen. Terwijl de film op
het gewenste beeld is gepauzeerd, drukt u op 1 om alle beelden
voor (Kies beginpunt) of na (Kies eindpunt) het geselecteerde
beeld te wissen. De begin- en eindbeelden worden met de h en i
pictogrammen weergegeven.

75
y
3Sla de kopie op.
Selecteer Ja en druk op J om de gewijzigde
kopie te bewaren. Indien nodig kan de kopie
worden ingekort zoals hierboven beschreven
om onnodige filmopnamen te wissen.
Bewerkte films worden aangegeven door een
pictogram 9 in schermvullende weergave.
DFilms inkorten
Films moeten ten minste twee seconden lang zijn. De duur van de film
wordt weergegeven in het rood als het aanmaken van een kopie vanaf de
huidige weergavepositie resulteert in een film die minder dan twee
seconden duurt. De kopie zal niet worden bewaard als er onvoldoende vrije
ruimte is op de geheugenkaart.
Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij om
te voorkomen dat de camera onverwachts wordt uitgeschakeld.
AHet retoucheermenu
Films kunnen ook worden bewerkt vanuit het
retoucheermenu (0341).

76
y
Geselecteerde beelden opslaan
1Kies Bewaar geselecteerd
beeld.
Markeer Bewaar geselecteerd
beeld in het menu film bewerken
en druk op J om een geselecteerd
beeld op te slaan als JPEG-foto.
2Speel de film af en kies een beeld.
Druk op de centrale knop van de multi-
selector om de weergave te starten of te
hervatten, 3 om te pauzeren en 4 of 2 om
terug- of vooruit te spoelen (073; pauzeer
om beeld per beeld terug of vooruit te
spoelen). Houd N ingedrukt en druk op 1 en 3 om het volume aan
te passen. De begin- en eindbeelden worden met de h en i
pictogrammen weergegeven. Druk op 1 wanneer de film op het
gewenste beeld gepauzeerd is.
3Sla het geselecteerde beeld
op.
Selecteer Ja en druk op J om een
kopie in JPEG-formaat van het
geselecteerde beeld te maken.
Foto's van films worden
aangegeven door een pictogram 9 in schermvullende weergave.
AGeselecteerd beeld opslaan
Foto's van films in JPEG-formaat die gemaakt zijn met de optie Bewaar
geselecteerd beeld kunnen niet worden geretoucheerd en niet alle foto-
informatie is er voor beschikbaar (0 225).

d
77
d
Opties voor beeldopname
In dit deel wordt de keuze van beeldgebied, kwaliteit en formaat
beschreven en de functie van kaartsleuf 2 beschreven.
Beeldgebied........................................................................................ 78
Beeldkwaliteit..................................................................................... 83
Beeldformaat...................................................................................... 86
Sleuf 2 .................................................................................................. 88

78
d
Beeldgebied
De beeldsensor met FX-formaat (36,0 Ă— 23,9 mm)
van de camera kan worden gebruikt om foto's te
maken met een beeldgebied (beeldhoek) die
equivalent is aan een 35 mm-formaat (135)
filmcamera. U kunt het beeldgebied selecteren
met de optie Beeldgebied in het opnamemenu.
Met de standaardinstelling van Automatische
DX-uitsnede snijdt de camera foto's automatisch uit op de DX-beeldhoek
wanneer een objectief met DX-formaat is bevestigd. Met de optie Kies
beeldgebied kunt u een 35 mm beeldhoek kiezen of foto's uitsnijden op
het DX-formaat of 1,2 Ă— beeldhoek of op een 5 : 4 beeldverhouding.
âťšâťš Automatische DX-uitsnede
Kies of u een DX-uitsnede automatisch wilt laten selecteren
wanneer een DX-objectief is bevestigd.
Optie Beschrijving
Aan
Camera selecteert DX-uitsnede automatisch wanneer een DX-objectief
is bevestigd. Als een ander objectief is bevestigd, wordt de voor Kies
beeldgebied geselecteerde uitsnede gebruikt.
Uit Uitsnede geselecteerd voor Kies beeldgebied wordt gebruikt.

79
d
âťšâťš Kies beeldgebied
Kies het beeldgebied voor wanneer een ander objectief dan een DX-
objectief is bevestigd of een DX-objectief met Automatische DX-
uitsnede op Uit (0 81).
Optie Beschrijving
cFX (36Ă—24) 1.0Ă—
(FX-formaat)
Foto's worden gemaakt in FX-formaat met het volledige
gebied van de beeldsensor (36,0 Ă— 23,9 mm), met als
resultaat een beeldhoek die het equivalent is van een
NIKKOR-objectief op een 35 mm-formaat camera. De
randen van foto's gemaakt met DX-formaat objectieven
zijn zwart.
Z1.2Ă— (30Ă—20)
1.2Ă—
Een oppervlakte van 30,0 Ă— 20,0 mm in het midden van de
beeldsensor wordt gebruikt om foto's te maken.
Vermenigvuldig met 1,2 om de brandpuntsafstand van het
objectief in 35 mm-formaat bij benadering te berekenen.
De randen van foto's gemaakt met DX-formaat objectieven
zijn zwart.
aDX (24Ă—16)
1.5Ă—
(DX-formaat)
Een oppervlakte van 23,5 Ă— 15,6 mm in het midden van de
beeldsensor wordt gebruikt om foto's in DX-formaat te
maken. Vermenigvuldig met 1,5 Ă— om de
brandpuntsafstand van het objectief in 35 mm-formaat bij
benadering te berekenen.
b5 : 4 (30Ă—24)
Foto's worden gemaakt met een beeldverhouding van 5 : 4
(30,0 Ă— 23,9 mm). De randen van foto's gemaakt met DX-
formaat objectieven zijn zwart.
DX-formaat (24Ă—16)
beeldcirkel
FX-formaat (36Ă—24)
beeldcirkel
FX-formaat
1,2Ă—
5 : 4
DX-formaat

80
d
ABeeldgebied
De geselecteerde optie wordt aangegeven in het
informatiescherm.
ADX-objectieven
DX-objectieven zijn ontworpen voor gebruik met DX-formaat camera's en
hebben een kleinere beeldhoek dan objectieven voor 35 mm-formaat camera's.
Als Automatische DX-uitsnede uit staat en een andere optie dan DX (24Ă—16)
(DX-formaat) voor Beeldgebied is geselecteerd wanneer een DX-objectief is
bevestigd, kunnen de randen van het beeld wegvallen. Dit zal misschien niet
zichtbaar zijn in de zoeker, maar wanneer u de beelden bekijkt, zult u zien dat de
resolutie lager is of dat de randen van de foto zwart zijn.
ADe zoekerweergave
Hieronder ziet u 1,2 Ă—, DX-formaat en 5 : 4 uitsneden.
1,2Ă— DX-formaat 5 : 4

81
d
Het beeldgebied kan worden ingesteld met behulp van de optie
Beeldgebied in het opnamemenu of met de Fn-knop en een instelschijf.
âťšâťš Het menu Beeldgebied
1Selecteer Beeldgebied in
het opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Beeldgebied in het
opnamemenu (0 284) en
druk op 2.
2Kies een optie.
Markeer Automatische DX-
uitsnede of Kies beeldgebied en
druk op 2.
3Pas de instellingen aan.
Kies een optie en druk op J. De
geselecteerde uitsnede wordt
aangegeven in de zoeker (0 80).
G-knop

82
d
âťšâťš De Fn-knop
U kunt het beeldgebied selecteren
met de Fn-knop en de
hoofdinstelschijf of secundaire
instelschijf tot de gewenste uitsnede
wordt aangegeven in de zoeker
(080). Dit is niet mogelijk tijdens
livebeeld of bij de opname van een
meervoudige belichting.
De actueel voor het beeldgebied
geselecteerde optie kan worden weergegeven
door te drukken op de Fn-knop om het
beeldgebied in het bovenste lcd-venster of het
informatiescherm weer te geven. Het FX-formaat
wordt weergegeven als “36×24”, 1,2 × als
“30×20”, DX-formaat als “24×16” en 5 : 4 als “30 ×
24”.
DAutomatische DX-uitsnede
U kunt geen beeldgebied selecteren met de Fn-knop wanneer een DX-objectief
is bevestigd en Automatische DX-uitsnede aan staat.
ADe Fn-, Pv- en AE-L/AF-L-knoppen
U kunt veranderingen in de beeldgebiedinstellingen maken met de Fn-knop
(persoonlijke instelling f4, Fn-knop toewijzen; 0 316), de Pv-knop (persoonlijke
instelling f5, Voorbeeldknop toewijzen; 0 321) of de AE-L/AF-L-knop
(persoonlijke instelling f6, AE-L/AF-L-knop toewijzen; 0321). Bepaalde opties
voor “knop indrukken” kunnen niet worden gecombineerd met opties voor
“+ instelschijven”.
ABeeldformaat
Het beeldformaat hangt af van de voor het beeldgebied geselecteerde optie.
HoofdinstelschijfFn-knop

83
d
Beeldkwaliteit
De D3S ondersteunt de volgende opties voor beeldkwaliteit. Zie pagina
420 voor informatie over het aantal foto’s dat kan worden opgeslagen bij
verschillende instellingen voor beeldkwaliteit en -formaat.
Optie Bestandstype Beschrijving
NEF (RAW) NEF
RAW-gegevens van de beeldsensor worden
rechtstreeks op de geheugenkaart opgeslagen in de
NEF-indeling (Nikon Electronic Format). Gebruik deze
optie voor beelden die naar een computer worden
overgezet om te worden afgedrukt of verwerkt.
TIFF (RGB) TIFF (RGB)
Er worden ongecomprimeerde TIFF-RGB-
afbeeldingen opgeslagen met een bitdiepte van 8
bits per kanaal (24-bits kleur). TIFF wordt
ondersteund door een groot aantal
beeldbewerkingprogramma’s.
JPEG Fijn
JPEG
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een
compressieverhouding van circa 1:4 (beeldkwaliteit
Fijn). *
JPEG Normaal
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een
compressieverhouding van circa 1:8 (beeldkwaliteit
Normaal). *
JPEG Basis
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een
compressieverhouding van circa 1:16 (beeldkwaliteit
Basis). *
NEF (RAW) +
JPEG Fijn
NEF/JPEG
Er worden twee beelden opgeslagen: Ă©Ă©n NEF
(RAW)-afbeelding en Ă©Ă©n JPEG-afbeelding met de
kwaliteit Fijn.
NEF (RAW) +
JPEG Normaal
Er worden twee beelden opgeslagen: Ă©Ă©n NEF
(RAW)-afbeelding en Ă©Ă©n JPEG-afbeelding met de
kwaliteit Normaal.
NEF (RAW) +
JPEG Basis
Er worden twee beelden opgeslagen: Ă©Ă©n NEF
(RAW)-afbeelding en Ă©Ă©n JPEG-afbeelding met de
kwaliteit Basis.
*Vaste grootte geselecteerd voor JPEG-compressie.

84
d
U stelt de beeldkwaliteit in door de
QUAL-knop ingedrukt te houden en
aan de hoofdinstelschijf te draaien
totdat de gewenste instelling wordt
weergegeven in het achterste lcd-
venster.
ANEF (RAW)
Nadat NEF (RAW)-afbeeldingen naar een computer zijn overgezet, kunt u ze
alleen bekijken met ViewNX (beschikbaar op de meegeleverde Software Suite
CD) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar; 0375). JPEG-kopieën van NEF (RAW)-
foto’s kunnen worden aangemaakt met de optie NEF (RAW)-verwerking in het
retoucheermenu (0353). De geselecteerde optie voor beeldformaat is niet van
invloed op de grootte van NEF (RAW)-afbeeldingen.
ANEF (RAW)+JPEG
Als foto’s die zijn gemaakt met de instelling NEF (RAW) + JPEG op de camera
worden bekeken met slechts Ă©Ă©n geheugenkaart, wordt alleen de JPEG-
afbeelding weergegeven. Als beide kopieën worden opgeslagen op dezelfde
geheugenkaart, zullen beide kopieën worden verwijderd als de foto wordt
gewist. Als de JPEG-kopie wordt opgeslagen op een afzonderlijke
geheugenkaart met behulp van de optie Sleuf 2 > RAW sleuf 1 - JPEG sleuf 2,
wordt de NEF (RAW)-afbeelding niet verwijderd als de JPEG-kopie wordt gewist.
AHet menu Beeldkwaliteit
U kunt de beeldkwaliteit ook aanpassen via de optie
Beeldkwaliteit in het opnamemenu (0284).
QUAL-knop Hoofdinstelschijf
Achterste lcd-venster

85
d
Vanuit het opnamemenu heeft u
toegang tot de volgende opties.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven, markeer de
gewenste optie en druk op 2.
âťšâťš JPEG-compressie
Kies het compressietype voor JPEG-afbeeldingen.
âťšâťš NEF (RAW)-opname > Type
Kies het compressietype voor NEF (RAW)-afbeeldingen.
âťšâťš NEF (RAW)-opname > NEF (RAW)-bitdiepte
Kies een bitdiepte voor NEF (RAW)-afbeeldingen.
Optie Beschrijving
OVaste grootte Beelden worden gecomprimeerd tot ongeveer dezelfde
bestandsgrootte.
POptimale
kwaliteit
Optimale beeldkwaliteit. De bestandsgrootte hangt af van
het onderwerp van de foto.
Optie Beschrijving
IN Compressie zonder
verlies
NEF-afbeeldingen worden gecomprimeerd met een
omkeerbaar algoritme, waardoor de bestandsgrootte
met circa 20–40 % afneemt zonder dat dit van invloed
is op de beeldkwaliteit.
OGecomprimeerd
NEF-afbeeldingen worden gecomprimeerd met een
onomkeerbaar algoritme, waardoor de
bestandsgrootte met circa 40–55 % afneemt, vrijwel
zonder invloed op de beeldkwaliteit.
Ongecomprimeerd NEF-afbeeldingen worden niet gecomprimeerd.
Optie Beschrijving
q12-bits NEF (RAW)-afbeeldingen worden opgeslagen met een bitdiepte
van 12 bits.
r14-bits
NEF (RAW)-afbeeldingen worden opgeslagen met een bitdiepte
van 14 bits, waardoor de bestanden groter zijn dan bestanden
met 12 bits maar meer kleurgegevens bevatten.
G-knop

86
d
Beeldformaat
Het beeldformaat wordt gemeten in pixels. Kies tussen L (groot), M
(middelmatig), of S (klein) (het beeldformaat verschilt naar gelang van de
voor Beeldgebied geselecteerde optie, 0 78):
U kunt het beeldformaat instellen
door de QUAL-knop ingedrukt te
houden en aan de secundaire
instelschijf te draaien totdat de
gewenste optie wordt weergegeven
in het achterste lcd-venster.
Beeldgebied Optie Formaat
(pixels) Afdrukformaat (cm) *
FX (36Ă—24) 1.0Ă—
(FX-formaat)
L4.256 Ă— 2.832 36,0 Ă— 24,0
M3.184 Ă— 2.120 27,0 Ă— 17,9
S2.128 Ă— 1.416 18,0 Ă— 12,0
1,2Ă— (30Ă—20) 1.2Ă—
L3.552 Ă— 2.368 30,1 Ă— 20,0
M2.656 Ă— 1.776 22,5 Ă— 15,0
S1.776 Ă— 1.184 15,0 Ă— 10,0
DX (24Ă—16) 1.5Ă—
(DX-formaat)
L2.784 Ă— 1.848 23,6 Ă— 15,6
M2.080 Ă— 1.384 17,6 Ă— 11,7
S1.392 Ă— 920 11,8 Ă— 7,8
5 : 4 (30Ă—24)
L3.552 Ă— 2.832 30,1 Ă— 24,0
M2.656 Ă— 2.120 22,5 Ă— 17,9
S1.776 Ă— 1.416 15,0 Ă— 12,0
* Formaat bij benadering wanneer afgedrukt op 300 dpi. Het afdrukformaat in inches
komt overeen met het beeldformaat in pixels gedeeld door de printerresolutie in dpi
(dots per inch, punten per inch; 1 inch=circa 2,54 cm).
QUAL-knop Secundaire
instelschijf
Achterste lcd-venster

87
d
ANEF (RAW)-afbeelding
De geselecteerde optie voor beeldformaat is niet van invloed op de grootte van
NEF (RAW)-afbeeldingen. Wanneer u NEF (RAW)-afbeeldingen opent met
software zoals ViewNX (meegeleverd) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar),
hebben ze de afmetingen opgegeven voor grote beelden (L-formaat) in de tabel
op de vorige pagina.
AHet menu Beeldformaat
U kunt het beeldformaat ook aanpassen via de optie
Beeldformaat in het opnamemenu (0284).

88
d
Sleuf 2
Gebruik de optie Sleuf 2 in het opnamemenu (0 284) om de functie van
de geheugenkaart in sleuf 2 te kiezen.
Zie pagina 71 voor informatie over het opslaan van films naar een
geselecteerde sleuf.
Optie Achterste lcd-venster Beschrijving
POverloop
De geheugenkaart in sleuf 2
wordt gebruikt om foto's op te
slaan wanneer de geheugenkaart
in sleuf 1 vol is.
QBack-up Elke foto wordt op beide
geheugenkaarten opgeslagen.
RRAW sleuf 1-
JPEG sleuf 2
Met de beeldkwaliteitinstellingen
van NEF (RAW)+JPEG wordt het
NEF (RAW)-beeld opgeslagen op
de geheugenkaart in sleuf 1, het
JPEG-beeld op de geheugenkaart
in sleuf 2. Met een andere
beeldkwaliteit is deze optie
hetzelfde als Back-up.
DBack-up/RAW sleuf 1-JPEG sleuf 2
ALS U DE BOVENSTAANDE OPTIES HEBT GESELECTEERD, WERKT DE ONTSPANKNOP NIET MEER
WANNEER ÉÉN VAN DE GEHEUGENKAARten vol is. In de zoeker en het bovenste lcd-
venster wordt het aantal resterende opnamen op de kaart met de kleinste
geheugencapaciteit aangegeven. Spraakmemo's (0 248) worden toegevoegd
aan de kopie op de geheugenkaart in sleuf 1.

N
89
N
Scherpstellen
– Bepalen hoe de camera scherpstelt
In dit gedeelte worden de opties beschreven die bepalen hoe de camera
scherpstelt.
Scherpstelstand ................................................................................. 90
AF-veldstand....................................................................................... 92
Selectie van scherpstelpunt ............................................................ 94
Scherpstelvergrendeling.................................................................. 96
Handmatige scherpstelling ............................................................. 99

90
N
Scherpstelstand
U kunt de scherpstelstand selecteren
met de selectieknop voor
scherpstelstand op de voorzijde van de
camera. Er zijn twee standen voor
autofocus (AF), waarin de camera
automatisch scherpstelt wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt, en
Ă©Ă©n stand voor handmatige
scherpstelling, waarin de scherpstelling handmatig moet worden
aangepast met behulp van de scherpstelring op het objectief:
Kies enkelvoudige AF voor landschappen en andere niet bewegende
onderwerpen. Continu-AF is de beste keuze voor grillig bewegende
onderwerpen. Handmatige scherpstelling wordt aanbevolen als de
camera niet kan scherpstellen met autofocus.
Optie Beschrijving
S
Enkelvoudige
AF
Camera stelt scherp wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt. De scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker verschijnt en blijft
vergrendeld zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt
(scherpstelvergrendeling). Bij de standaardinstellingen kan de
sluiter alleen worden ontspannen wanneer de
scherpstelaanduiding wordt weergegeven (scherpstelprioriteit).
C
Continu-AF
Camera stelt voortdurend scherp zolang de ontspanknop half
wordt ingedrukt. Als het onderwerp beweegt, gebruikt de camera
anticiperende scherpstelling (091) om de uiteindelijke afstand tot
het onderwerp te voorspellen en zo nodig de scherpstelling aan te
passen. Bij de standaardinstellingen kan de sluiter worden
ontspannen ongeacht of het onderwerp scherp is
(ontspanprioriteit).
M
Handmatig
(0 99)
Camera stelt niet automatisch scherp; de scherpstelling moet
handmatig worden aangepast met de scherpstelring van het
objectief. Als het objectief een maximaal diafragma van f/5,6 of
groter (lagere waarde) heeft, kunt u de scherpstelaanduiding in de
zoeker gebruiken om de scherpstelling te controleren
(elektronische afstandsmeter;
0100), maar kunt u op elk gewenst
moment een foto maken, ongeacht of de camera heeft
scherpgesteld op het onderwerp.
Selectieknop voor scherpstelstand

91
N
ADe B-knoppen
Om de camera scherp te stellen, heeft het indrukken
van Ă©Ă©n van de B-knoppen hetzelfde effect als
het half indrukken van de ontspanknop. Houd er
wel rekening mee dat vibratiereductie (beschikbaar
bij VR-objectieven) enkel kan worden ingeschakeld
door de ontspanknop half in te drukken.
AAnticiperende scherpstelling
Bij continu-AF gebruikt de camera anticiperende scherpstelling als het
onderwerp naar de camera toe of van de camera af beweegt terwijl de
ontspanknop half wordt ingedrukt of Ă©Ă©n van de B-knoppen wordt
ingedrukt. De camera blijft scherpstellen en probeert te voorspellen waar het
onderwerp zich bevindt wanneer de sluiter ontspant.
AZie ook
Voor informatie over het gebruik van scherpstelprioriteit bij continu-AF, zie
persoonlijke instelling a1 (Selectie AF-C-prioriteit, 0 295). Voor informatie over
het gebruik van ontspanprioriteit bij enkelvoudige AF, zie persoonlijke instelling
a2 (Selectie AF-S-prioriteit, 0 296). Voor informatie over hoe u voorkomt dat
de camera scherpstelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, zie
persoonlijke instelling a5 (AF-activering, 0 298).
B-knop
B-knop voor
verticale opname

92
N
AF-veldstand
De AF-veldstand bepaalt hoe het
scherpstelpunt wordt geselecteerd in
de autofocusstand (090). U selecteert
de AF-veldstand door aan de
selectieknop voor AF-veldstand te
draaien. De volgende opties zijn
beschikbaar:
Stand Beschrijving
K
Enkelpunts
AF
De gebruiker selecteert handmatig het scherpstelpunt; de camera
stelt alleen scherp op het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt. Gebruik deze optie voor relatief statische
composities met onderwerpen die in het geselecteerde
scherpstelpunt blijven.
I
Dynamisch
veld-AF
•Bij Continu-AF (090) selecteert u handmatig het scherpstelpunt;
als het onderwerp kortstondig het geselecteerde scherpstelpunt
verlaat, stelt de camera scherp op basis van informatie uit de
omringende scherpstelpunten. U kunt het aantal gebruikte
scherpstelpunten (9, 21 of 51) selecteren via persoonlijke
instelling a3 (Dynamisch AF-veld, 0 296). Als 51 punten (3D-
tracking) is geselecteerd voor persoonlijke instelling a3, wordt
het scherpstelpunt automatisch geselecteerd via 3D-tracking.
•Bij enkelvoudige AF selecteert u handmatig het scherpstelpunt; de
camera stelt alleen scherp op het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt.
H
Automatisch
veld-AF
De camera detecteert automatisch het
onderwerp en selecteert het
scherpstelpunt. Als u een G- of D-type
objectief gebruikt, kan de camera
portretonderwerpen in de achtergrond
onderscheiden en onderwerpen beter
detecteren. Bij enkelvoudige AF lichten
de actieve scherpstelpunten rood op
gedurende ongeveer Ă©Ă©n seconde nadat de camera heeft
scherpgesteld. Bij continu-AF worden de actieve scherpstelpunten
niet weergegeven.
Selectieknop voor AF-veldstand

93
N
AAF-veldstand
AF-veldstand wordt weergegeven in het
informatiescherm.
AHandmatige scherpstelling
Enkelpunts AF wordt automatisch geselecteerd als handmatige scherpstelling
wordt gebruikt.
AZie ook
Voor informatie over de beschikbare instellingen voor dynamisch veld-AF, zie
persoonlijke instelling a3 (Dynamisch AF-veld, 0 296). Voor informatie over
hoe u instelt hoe lang de camera wacht met scherpstellen wanneer een
voorwerp beweegt voor de camera, zie persoonlijke instelling a4 (Focus
Tracking met Lock-On, 0 298).
Aanduiding
AF-veldstand
AF-veldstand Informatieweergave
KEnkelpunts AF
IDynamisch
veld-AF *
Persoonlijke instelling a3 (Dynamisch AF-veld, 0 296)
9 punten
21 punten
51 punten
51 punten (3D-tracking)
HAutomatisch veld-AF
* Alleen het actieve scherpstelpunt wordt weergegeven in de zoeker. De overige
scherpstelpunten leveren informatie ter ondersteuning van de scherpstelling.

94
N
Selectie van scherpstelpunt
De D3S biedt 51 scherpstelpunten die
een groot deel van het beeld beslaan.
Het scherpstelpunt kan handmatig
worden geselecteerd, zodat het
hoofdonderwerp zich vrijwel overal in
het beeld kan bevinden (enkelpunts AF
en dynamisch veld-AF), of automatisch
(automatisch veld-AF; handmatige
detectie van het scherpstelpunt is niet beschikbaar als automatisch veld-
AF is geselecteerd). Voer de volgende stappen uit als u het scherpstelpunt
handmatig wilt selecteren.
1Draai de vergrendeling van de
scherpstelselectieknop naar
â—Ź.
De multi-selector kan nu worden
gebruikt om het scherpstelpunt te
selecteren.
2Selecteer het scherpstelpunt.
Gebruik de multi-selector om het
scherpstelpunt te selecteren. U
kunt het middelste scherpstelpunt
selecteren door op de centrale
knop van de multi-selector te
drukken.
Nadat u het scherpstelpunt hebt
geselecteerd, kunt u de
vergrendeling van de
scherpstelselectieknop naar de
vergrendelde stand (L) draaien om te voorkomen dat het
geselecteerde scherpstelpunt wordt gewijzigd wanneer u op de
multi-selector drukt.
Selectieknop voor AF-veldstand
Vergrendeling van de
scherpstelselectieknop

95
N
AFoto's in portretstand (staand)
Selecteer het scherpstelpunt met de instelschijven om een foto te kadreren in
portretstand (“staand”). Voor meer informatie, zie persoonlijke instelling f4 (Fn-
knop toewijzen, 0 316).
AZie ook
Voor informatie over hoe u kiest wanneer het scherpstelpunt verlicht is, zie
persoonlijke instelling a6 (Verlichting scherpstelpunt, 0 299). Voor informatie
over het instellen van doorloop voor het scherpstelpunt, zie persoonlijke
instelling a7 (Doorloop scherpstelpunt, 0 299). Voor informatie over het
kiezen van het aantal scherpstelpunten dat kan worden geselecteerd met de
multi-selector, zie persoonlijke instelling a8 (Selectie scherpstelpunt, 0 300).
Voor informatie over de keuze van de functie van de B-knop voor verticale
opname, zie persoonlijke instelling a10 (Onderste AF-ON-knop, 0 301). Voor
informatie over hoe u de functie van de centrale knop van de multi-selector
wijzigt, zie persoonlijke instelling f1 (Centrale knop multi-selector, 0 314).

96
N
Scherpstelvergrendeling
U kunt de scherpstelvergrendeling gebruiken om de compositie te
wijzigen nadat u hebt scherpgesteld. Op deze manier kunt u
scherpstellen op een onderwerp dat zich in de uiteindelijke compositie
niet in een scherpstelpunt bevindt. U kunt deze functie ook gebruiken
wanneer het autofocussysteem niet kan scherpstellen (0 98).
1Stel scherp.
Plaats het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt en druk de ontspanknop half
in om de scherpstelling te activeren.
2Controleer of de scherpstelaanduiding
(I) in de zoeker wordt weergegeven.
Enkelvoudige AF
De scherpstelling wordt
automatisch vergrendeld wanneer
de scherpstelaanduiding
verschijnt en blijft vergrendeld
totdat u uw vinger van de
ontspanknop haalt. De
scherpstelling kan ook worden vergrendeld door op de AE-L/AF-L-knop
te drukken (zie volgende pagina).
AAE-vergr. ontspanknop
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling c1 (AE-vergr.
ontspanknop; 0305), wordt de belichting vergrendeld wanneer u de
ontspanknop half indrukt.

97
N
Continu-AF
Druk op de AE-L/AF-L-knop om zowel de
scherpstelling als de belichting te
vergrendelen (het pictogram AE-L verschijnt
in de zoeker, zie pagina 132). De
scherpstelling en de belichting worden
vergrendeld zolang u de AE-L/AF-L-knop
ingedrukt houdt, zelfs als u uw vinger van de
ontspanknop haalt.
3Pas de compositie aan en
maak de foto.
De scherpstelling blijft tussen
opnamen vergrendeld zolang u de
ontspanknop half ingedrukt
houdt, zodat u meerdere foto’s
achter elkaar kunt maken met dezelfde scherpstelling. De
scherpstelling blijft ook tussen opnamen vergrendeld wanneer u de
AE-L/AF-L-knop ingedrukt houdt.
Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet
wanneer de scherpstelling is vergrendeld. Als het onderwerp
beweegt, stelt u opnieuw scherp met de nieuwe afstand.
AZie ook
Zie persoonlijke instelling f6 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 321) als u de functie van
de AE-L/AF-L-knop wilt wijzigen.
Ontspanknop
AE-L/AF-L-knop

98
N
Goede resultaten met autofocus
Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden. Als de
camera onder deze omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt
mogelijk de ontspanknop geblokkeerd, of de scherpstelaanduiding (â—Ź)
wordt weergegeven en de camera laat een geluidssignaal horen om aan
te geven dat de sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de camera niet
kan scherpstellen op het onderwerp. Gebruik in deze gevallen
handmatige scherpstelling (0 99) of gebruik de scherpstelvergrendeling
(0 96) om op een ander onderwerp op dezelfde afstand scherp te stellen,
waarna u de compositie van de foto aanpast.
Er is weinig of geen contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond
Voorbeeld: het onderwerp heeft dezelfde kleur als de
achtergrond.
Het scherpstelpunt bevat meerdere voorwerpen op
verschillende afstanden van de camera
Voorbeeld: het onderwerp bevindt zich in een kooi.
Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige
geometrische patronen
Voorbeeld: jaloezieën of een rij vensters in een flatgebouw.
Het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk
verschillende helderheid
Voorbeeld: het onderwerp bevindt zich half in de schaduw.
Voorwerpen op de achtergrond zijn groter dan het
onderwerp
Voorbeeld: achter het onderwerp staat een gebouw in het
beeld.
Het onderwerp bevat veel fijne details
Voorbeeld: een veld met bloemen of andere onderwerpen die
klein zijn of weinig variatie in helderheid hebben.

99
N
Handmatige scherpstelling
Handmatige scherpstelling is beschikbaar voor objectieven die geen
autofocus ondersteunen (niet-AF NIKKOR-objectieven) of als autofocus
niet het gewenste resultaat oplevert (098).
•AF-S-objectieven: zet de schakelaar van de scherpstelstand van het
objectief op M.
•AF-objectieven: zet de schakelaar van
de scherpstelstand van het objectief
(indien aanwezig) en de selectieknop
voor scherpstelstand van de camera
op M.
•Objectieven met handmatige scherpstelling: zet de selectieknop voor
scherpstelstand van de camera op M.
Als u handmatig wilt scherpstellen, draait u aan
de scherpstelring van het objectief totdat het
beeld op het matglas in de zoeker scherp is.
U kunt altijd foto’s maken, ook als het beeld niet
scherp is.
DAF-objectieven
Maak geen gebruik van
scherpstelstanden S of C. Als u deze
waarschuwing niet in acht neemt, kan
de camera beschadigd raken.
Selectieknop voor
scherpstelstand

100
N
De elektronische afstandsmeter
Als het objectief een maximaal diafragma van
f/5.6 of groter (lagere f/-waarde) heeft, kunt u de
scherpstelaanduiding in de zoeker gebruiken
om te controleren of het onderwerp in het
geselecteerde scherpstelpunt scherp is. (Het
scherpstelpunt kan worden geselecteerd uit de
51 beschikbare punten.) Plaats het onderwerp in
het geselecteerde scherpstelpunt, druk de
ontspanknop half in en draai aan de
scherpstelring van het objectief totdat de
scherpstelaanduiding (I) verschijnt. Bij de
onderwerpen die worden vermeld op pagina 98
wordt de scherpstelaanduiding soms ook
weergegeven wanneer het onderwerp niet
scherp is. Controleer de scherpstelling in de zoeker voordat u de foto
maakt.
AFilmvlak
Als u de afstand tussen het onderwerp en de
camera wilt bepalen, dient u te meten vanaf de
filmvlakmarkering (E) op de camerabody. De
afstand tussen de voorzijde van de bajonetvatting
en het filmvlak bedraagt 46,5 mm.
Filmvlakmarkering

k
101
k
Ontspanstand
– Enkel beeld, Continu, Stil ontspannen, Zelfontspanner of Spiegel omhoog
De ontspanstand bepaalt hoe de camera foto’s maakt: één foto per keer
(met of zonder camerageluiden), in een doorlopende reeks, met een
ingestelde wachttijd voor het maken van een foto of terwijl de spiegel is
opgeklapt voor een snellere sluiterrespons en minimale trillingen.
Een ontspanstand kiezen...............................................................102
Continustand ....................................................................................104
Zelfontspannerstand ......................................................................106
De stand Spiegel omhoog..............................................................108

102
k
Een ontspanstand kiezen
De camera ondersteunt de volgende ontspanstanden:
Stand Beschrijving
S
Enkel beeld
De camera maakt Ă©Ă©n foto telkens wanneer de ontspanknop
wordt ingedrukt.
CL
Continu laag
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera
foto’s met een snelheid van 1-9 beelden per seconde. *
CH
Continu hoog
Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera
foto's met 9 beelden per seconde (9–11 bps als DX (24×16)
geselecteerd is voor Beeldgebied; zie pagina 78). *
J
Stil ontspannen
Hetzelfde als enkel beeld, behalve dat ruis wordt verminderd
door geluidssignalen uit te schakelen en het geluid van de
spiegel die terugkeert tot een minimum te beperken. Geen
geluidssignaal wanneer de camera scherpstelt, ongeacht de
instelling van persoonlijke instelling d1 (Signaal; 0 306) en de
spiegel keert pas terug wanneer de ontspanknop na de
opname weer tot de helft terugkeert, waardoor het geluid van
de spiegel iets later komt. De spiegel is stiller dan in de stand
enkel beeld.
E
Zelfontspanner
Gebruik de zelfontspanner voor zelfportretten of om
onscherpte als gevolg van cameratrilling te verminderen
(0106).
MUP
Spiegel omhoog
Kies deze stand om cameratrilling te beperken bij tele- of close-
upfotografie of in andere situaties waarin de kleinste
camerabeweging kan leiden tot onscherpe foto’s (0 108).
* Gemiddelde beeldsnelheid bij continu-AF, handmatige belichting of
sluitertijdvoorkeuze, een sluitertijd van 1/250 s of korter, met de overige instellingen
ingesteld op de standaardwaarden en met voldoende ruimte in het buffergeheugen.
U kunt de beeldsnelheid kiezen met persoonlijke instelling d2 (Opnamesnelheid,
0307).

103
k
U kiest een ontspanstand door de
ontgrendeling van de keuzeknop voor
de ontspanstand in te drukken en de
keuzeknop naar de gewenste instelling
te draaien.
Keuzeknop ontspanstand
Ontgrendeling keuzeknop
ontspanstand

104
k
Continustand
Foto’s maken in de standen CH (continu hoog) en CL (continu laag):
1Selecteer de stand CH of CL.
Druk op de ontgrendeling van de
keuzeknop voor de ontspanstand
en draai de keuzeknop naar CH of
CL.
2Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Zolang u de ontspanknop helemaal
ingedrukt houdt, worden foto's genomen
met de beeldsnelheid van persoonlijke
instelling d2 (Opnamesnelheid, 0 307).
AContinu hoog
In de stand continu hoog is de maximale beeldsnelheid voor FX-formaat (36Ă—24),
1,2 Ă—, en 5 : 4 (30Ă—24) beelden 9 bps. Voor de maximale beeldsnelheid voor DX-
formaat (24Ă—16) beeld hebt u de keuze tussen 9, 10 en 11 bps met behulp van
persoonlijke instelling d2 (Opnamesnelheid, 0 307) > Continu hoog (bij 10 en
11 bps stelt de camera scherp op de waarde voor de eerste opname van elke
reeks opnamen achter elkaar en wanneer het onderwerp slecht verlicht is, ligt de
belichting ook vast op de waarde voor de eerste opname).
De beeldsnelheid neemt af als vibratiereductie (beschikbaar bij VR-objectieven)
of de auto-ISO gevoeligheidsregeling aan staat.
Keuzeknop ontspanstand

105
k
ABuffergrootte
Terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt, geeft
de opnameteller in de zoeker en in het bovenste
lcd-venster het geschatte aantal beelden aan dat bij
de huidige instellingen kan worden opgeslagen in
het buffergeheugen. In de illustratie rechts bevat
de buffer ruimte voor circa 85 foto’s.
AHet buffergeheugen
De camera is voorzien van een buffergeheugen voor tijdelijke opslag, zodat u
kunt blijven fotograferen terwijl de foto’s op de geheugenkaart worden
opgeslagen. U kunt maximaal 130 foto’s achter elkaar maken. De beeldsnelheid
zal echter afnemen wanneer de buffer vol is.
Het toegangslampje naast de kaartsleuf brandt wanneer foto’s op de
geheugenkaart worden opgeslagen. Afhankelijk van de
opnameomstandigheden en de prestaties van de geheugenkaart kan het enkele
seconden tot enkele minuten duren om een foto op te slaan. U mag de
geheugenkaart niet verwijderen en de voedingsbron niet verwijderen of loskoppelen
voordat het toegangslampje uit is. Als u de camera uitzet terwijl de buffer nog
gegevens bevat, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle foto’s in de
buffer zijn opgeslagen. Als de batterij leeg raakt terwijl de buffer nog foto’s
bevat, wordt de ontspanknop geblokkeerd en worden de foto’s overgezet naar
de geheugenkaart.
AZie ook
Voor informatie over het maximaal aantal foto’s dat in één reeks kan worden
gemaakt, zie persoonlijke instelling d3 (Max. aant. continu-opnamen, 0 307).
Zie pagina 420 voor informatie over het aantal foto’s dat achter elkaar kan
worden gemaakt.
SHOOT
CUSTOM

106
k
Zelfontspannerstand
De zelfontspanner kan worden gebruikt om cameratrilling te
verminderen of om zelfportretten te maken. Als u de zelfontspanner wilt
gebruiken, plaatst u de camera op een statief (aanbevolen) of op een
stabiele, vlakke ondergrond en voert u de onderstaande stappen uit:
1Selecteer de
zelfontspannerstand.
Druk op de ontgrendeling van de
keuzeknop voor de
ontspanstand en draai de
keuzeknop naar E.
2Kadreer de foto en stel scherp.
Bij enkelvoudige autofocus (090) kunnen
alleen foto’s worden gemaakt als de
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker wordt
weergegeven.
A Sluiter zoekeroculair sluiten
Sluit de sluiter van het zoekeroculair wanneer
u een foto maakt zonder uw oog tegen de
zoeker te zetten. Dit om te voorkomen dat licht
dat binnenvalt via de zoeker in een foto
verschijnt of de belichting verstoort.
Keuzeknop ontspanstand

107
k
3Start de zelfontspanner.
Druk de ontspanknop volledig in
om de zelfontspanner te starten.
Het zelfontspannerlampje begint
te knipperen. Twee seconden
voor de foto wordt gemaakt, stopt het zelfontspannerlampje met
knipperen. De foto wordt ca. tien seconden na het starten van de
zelfontspanner gemaakt.
Als u de zelfontspanner wilt uitschakelen voordat de foto is gemaakt,
draait u de keuzeknop voor de ontspanstand naar een andere instelling.
AA
In de zelfontspannerstand komt een sluitertijd van A overeen met ongeveer
1/5 s.
AZie ook
Voor informatie over het wijzigen van de zelfontspannervertraging, zie
persoonlijke instelling c3 (Zelfontspanner, 0 305). Voor informatie over het
instellen van een geluidssignaal tijdens het aftellen van de zelfontspanner, zie
persoonlijke instelling d1 (Signaal, 0 306).

108
k
De stand Spiegel omhoog
Kies deze stand als u onscherpte door camerabeweging wilt verminderen
wanneer de spiegel is opgeklapt. Gebruik van een statief wordt
aanbevolen.
1Selecteer de stand Spiegel
omhoog.
Druk op de ontgrendeling van de
keuzeknop voor de
ontspanstand en draai de
keuzeknop naar MUP.
2Klap de spiegel omhoog.
Kadreer het beeld, stel scherp en druk de
ontspanknop helemaal in om de spiegel op
te klappen.
3Maak de foto.
Druk de ontspanknop nogmaals helemaal
in om een foto te maken. U voorkomt
onscherpte door camerabeweging door de
ontspanknop rustig in te drukken of een optionele
afstandsbedieningskabel te gebruiken (0 376). De spiegel wordt
neergeklapt nadat de opname is beëindigd.
DDe zoeker gebruiken
Autofocus, lichtmeting en kadrering kunnen niet in de zoeker worden
gecontroleerd wanneer de spiegel is opgeklapt.
ADe stand Spiegel omhoog
Er wordt automatisch een foto gemaakt als er geen handelingen plaatsvinden
gedurende circa 30 s nadat de spiegel is opgeklapt.
Keuzeknop ontspanstand

S
109
S
ISO-gevoeligheid
– Sneller reageren op licht
ISO-gevoeligheid is het digitale equivalent van filmgevoeligheid. Hoe
hoger de ISO-gevoeligheid, des te minder licht nodig is om een foto te
maken. Zo kunt u een kortere sluitertijd of een kleiner diafragma
gebruiken. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de ISO-gevoeligheid
handmatig en automatisch instelt.
De ISO-gevoeligheid handmatig kiezen .....................................110
Instelling automatische ISO-gevoeligheid .................................112

110
S
De ISO-gevoeligheid handmatig
kiezen
De ISO-gevoeligheid kan worden ingesteld op een waarde tussen ISO 200
en ISO 12800, in stappen die equivalent zijn met 1/3 LW. Voor speciale
situaties zijn ook instellingen beschikbaar van circa 0,3–1 LW onder ISO
200 en 0,3–3 LW boven ISO 12800.
U kunt de ISO-gevoeligheid
aanpassen door de ISO-knop
ingedrukt te houden en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat
de gewenste instelling wordt
weergegeven in de lcd-vensters of
in de zoeker. ISO-knop Hoofdinstelschijf
Bovenste lcd-venster Achterste lcd-venster Zoeker
ISO-gevoeligheid: 12800

111
S
AHet menu ISO-gevoeligheid
De ISO-gevoeligheid kan ook worden aangepast via
de optie ISO-gevoeligheid in het opnamemenu
(0284).
AHi 0,3–Hi 3
De instellingen Hi 0,3 tot en met Hi 3 komen overeen met ISO-gevoeligheden
van 0,3–3 LW boven ISO 12800 (ISO16000 –102400 equivalent). Foto's die met
deze instellingen zijn gemaakt hebben vaker te lijden onder ruis (vlekken,
banden en heldere pixels op willekeurige afstanden).
ALo 0,3–Lo 1
De instellingen Lo 0,3 tot en met Lo 1 komen overeen met ISO-gevoeligheden
van 0,3–1 LW onder ISO 200 (ISO 160-100 equivalent). Gebruik deze instellingen
bij grotere diafragma’s en veel licht. Het contrast is iets hoger dan normaal. In de
meeste gevallen wordt een ISO-gevoeligheid van ISO 200 of hoger aanbevolen.
AZie ook
Voor informatie over persoonlijke instelling b1 (ISO-stapgrootte), zie pagina
302. Zie pagina 291 voor informatie over het gebruik van de optie Hoge ISO-
ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te onderdrukken bij hoge ISO-
gevoeligheden.

112
S
Instelling automatische
ISO-gevoeligheid
Als Aan is geselecteerd voor ISO-gevoeligheid instellen > Inst autom
ISO-gevoeligheid in het opnamemenu, wordt de ISO-gevoeligheid
automatisch aangepast als de optimale belichting niet kan worden
bereikt op de waarde die door de gebruiker werd geselecteerd (ISO-
gevoeligheid wordt aangepast wanneer de flitser wordt gebruikt).
1Selecteer Inst autom ISO-
gevoeligheid voor ISO-
gevoeligheid instellen in
het opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Selecteer ISO-gevoeligheid
instellen in het opnamemenu, markeer Inst autom ISO-
gevoeligheid en druk op 2.
2Selecteer Aan.
Markeer Aan en druk op J (als Uit
is geselecteerd, blijft de ISO-
gevoeligheid onveranderd op de
door de gebruiker ingestelde
waarde).
G-knop

113
S
3Pas de instellingen aan.
U kunt de maximale waarde voor
automatische ISO-gevoeligheid
selecteren via de optie
Maximale
gevoeligheid
. (De minimale
waarde voor automatische ISO-
gevoeligheid wordt automatisch ingesteld op ISO 200; als de
geselecteerde waarde voor
Maximale gevoeligheid
lager is dan de
huidige geselecteerde waarde voor
ISO-gevoeligheid
, zal de waarde
worden gebruikt die werd geselecteerd voor
Maximale
gevoeligheid
). In de belichtingsstanden
e
en
g
wordt de
gevoeligheid alleen aangepast als de geselecteerde sluitertijd bij
Langste sluitertijd
(
1
/
4000
–1 s) leidt tot onderbelichting; in de standen
f
en
h
wordt ISO-gevoeligheid aangepast voor optimale belichting bij
de door de gebruiker geselecteerde sluitertijd. Als geen optimale
belichting kan worden bereikt met de ISO-waarde die is ingesteld voor
Maximale gevoeligheid
, wordt mogelijk een langere sluitertijd
gebruikt. Wanneer de instellingen zijn voltooid, drukt u op
J
.
Als
Aan
is geselecteerd, wordt
ISO-AUTO
weergegeven in de zoeker en het achterste lcd-
venster. Wanneer de door de gebruiker
geselecteerde gevoeligheid wordt aangepast,
knipperen deze aanduidingen en wordt de
gewijzigde waarde weergegeven in de zoeker en het achterste lcd-venster.
AInstelling automatische ISO-gevoeligheid
Bij hogere gevoeligheden is de kans op ruis groter. Gebruik de optie Hoge ISO-
ruisonderdrukking in het opnamemenu om ruis te verminderen (zie pagina
291). Als een flitser wordt gebruikt, wordt de geselecteerde waarde voor
Langste sluitertijd genegeerd ten gunste van de optie die werd geselecteerd
voor persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatie snelheid, 0311). Houd er
rekening mee dat de ISO-gevoeligheid automatisch kan worden opgetrokken als
automatische instelling van ISO-gevoeligheid wordt gebruikt in combinatie met
flitsstanden met lange sluitertijden (beschikbaar bij de flitsers SB-900, SB-800,
SB-600 en SB-400). Daardoor is de camera mogelijk niet in staat om langere
sluitertijden te selecteren.

114
S

V
115
Z
Belichting
– Bepalen hoe de camera de belichting instelt
In dit gedeelte worden de opties beschreven die beschikbaar zijn om de
belichting te regelen, waaronder lichtmeting, belichtingsstand,
belichtingsvergrendeling, belichtingscorrectie en bracketing.
Lichtmeting.......................................................................................116
Belichtingsstand ..............................................................................118
e: Programma-automatiek...............................................................................120
f: Sluitertijdvoorkeuze.......................................................................................122
g: Diafragmavoorkeuze.....................................................................................123
h: Handmatig.........................................................................................................125
Lange tijdopnamen.........................................................................128
Sluitertijd- en diafragmavergrendeling ......................................130
Belichtingsvergrendeling (AE) ......................................................132
Belichtingscorrectie ........................................................................134
Bracketing .........................................................................................136

116
Z
Lichtmeting
De lichtmeting bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De volgende
opties zijn beschikbaar:
Methode Beschrijving
a
3D-
kleurenmatrixmeting
II
Aanbevolen voor de meeste situaties. De camera meet een
groot deel van het beeld en stelt de belichting in op basis
van helderheidsverdeling, kleur, afstand en compositie
voor een natuurlijk resultaat.
Z
Centrumgericht
De camera meet het hele beeld,
maar kent het meeste gewicht
toe aan een cirkel van 12 mm in
het midden van de zoeker (als
een CPU-objectief is bevestigd,
kunt u het gebied selecteren via
persoonlijke instelling b5
Grootte meetgebied, 0 304 1).
Klassieke meetmethode voor
portretten. 2
b
Spotmeting
De camera meet een cirkel van 4
mm in diameter (circa 1,5 % van
het beeld). Deze cirkel bevindt
zich in het midden van het
huidige scherpstelpunt, zodat
onderwerpen kunnen worden
gemeten die zich niet in het
midden van het beeld bevinden.
(Als een objectief zonder CPU
wordt gebruikt of als
automatisch veld-AF wordt
toegepast (0 92), meet de
camera het middelste scherpstelpunt.) Het onderwerp
wordt correct belicht, ook als de achtergrond veel lichter of
donkerder is. 2
1 Wanneer een objectief zonder CPU bevestigd is, wordt het gemiddelde voor het
volledige beeld gebruikt als Gemiddeld geselecteerd is voor persoonlijke instelling b5;
anders gebruikt de centrumgerichte lichtmeting voor objectieven zonder CPU een
cirkel van 12 mm in het midden van de zoeker, ongeacht de instelling van Niet-CPU-
objectief.
2 Voor een grotere nauwkeurigheid bij objectieven zonder CPU kunt u de
brandpuntsafstand en het maximale diafragma van het objectief opgeven via het
menu Niet-CPU-objectief (0 215).
3 Het gemeten gebied wordt niet werkelijk in de zoeker weergegeven.
Grootte meetgebied3
Meetveld voor
spotmeting 3

117
Z
Druk de vergrendeling van de
selectieknop voor lichtmeting in en
draai de selectieknop voor lichtmeting
tot de gewenste stand in de zoeker
staat om een methode voor
lichtmeting te kiezen.
AMatrixmeting
De gebruikte lichtmeetmethode wordt bepaald door het type objectief dat is
bevestigd:
•Type G- en D-objectieven: afstandsinformatie is meegenomen bij het bepalen van
de belichting (3D-kleurenmatrixmeting II).
•Andere CPU-objectieven: afstandsinformatie is niet meegenomen bij het bepalen
van de belichting (kleurenmatrixmeting II).
•Objectieven zonder CPU: kleurenmatrixmeting is beschikbaar als de
brandpuntsafstand en het maximale diafragma zijn opgegeven via de optie
Niet-CPU-objectief in het setup-menu (zie pagina 214; als de
brandpuntsafstand en het diafragma niet zijn opgegeven, wordt
centrumgerichte meting gebruikt).
AZie ook
Voor informatie over hoe u de grootte van het gebied kiest waaraan het grootste
gewicht wordt toegewezen in centrumgerichte lichtmeting, zie persoonlijke
instelling b5 (Grootte meetgebied, 0 304). Voor informatie over afzonderlijke
aanpassingen voor optimale belichting bij elke lichtmeetmethode, zie
persoonlijke instelling b6 (Fijnafst. voor opt. belichting, 0 304).
Selectieknop voor lichtmeting

118
Z
Belichtingsstand
De belichtingsstand bepaalt hoe de camera de sluitertijd en het
diafragma instelt wanneer de belichting wordt aangepast. Er zijn vier
standen beschikbaar: programma-automatiek (e), sluitertijdvoorkeuze
(f), diafragmavoorkeuze (g) en handmatig (h).
Stand Beschrijving
eProgramma-
automatiek (0120)
De camera stelt de sluitertijd en het diafragma in
voor een optimale belichting. Aanbevolen voor
snapshots en situaties waarin er weinig tijd is om
camera-instellingen aan te passen.
fSluitertijdvoorkeuze
(0 122)
De gebruiker kiest de sluitertijd, terwijl de camera
het diafragma selecteert dat de beste belichting
oplevert. Gebruik deze stand om scherp of met
beweging vast te leggen.
gDiafragmavoorkeuze
(0 123)
De gebruiker kiest het diafragma, terwijl de camera
de sluitertijd selecteert die het beste resultaat
oplevert. Gebruik deze stand als u de achtergrond
van portretten onscherp wilt houden of zowel de
voor- als achtergrond van landschapsopnamen
scherp wilt weergeven.
hHandmatig (0 125)
De gebruiker stelt zowel de sluitertijd als het
diafragma in. Stel de sluitertijd in op “A” voor
lange tijdopnamen.
AObjectieftypen
Als u een CPU-objectief gebruikt dat is voorzien van een diafragmaring (0368),
dient u deze te vergrendelen op het kleinste diafragma (hoogste f/-waarde).
G-type objectieven zijn niet voorzien van een diafragmaring.
Objectieven zonder CPU kunt u alleen gebruiken in de belichtingsstanden g
(diafragmavoorkeuze) en h (handmatig). In andere standen wordt automatisch
de belichtingsstand g geselecteerd als een objectief zonder CPU is bevestigd
(0366, 369). De aanduiding voor de belichtingsstand (e of f) in het bovenste
lcd-venster knippert en g wordt weergegeven in de zoeker.

119
Z
AScherptedieptevoorbeeld
Houd de Pv-knop ingedrukt om een voorbeeld van de
effecten van het diafragma te zien. Het objectief
wordt ingesteld op de door de camera geselecteerde
diafragmawaarde (standen e en f) of op de waarde
die de gebruiker heeft gekozen (standen g en h),
zodat de scherptediepte vooraf in de zoeker kan
worden bekeken.
APersoonlijke instelling e3—Instellicht
Deze instelling bepaalt of optionele flitsers met
ondersteuning voor Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS; zie pagina 187)
een instellicht bij D.O.F.-controle genereren wanneer u de Pv-knop indrukt. Zie
pagina 312 voor meer informatie.
Pv-knop

120
Z
e: Programma-automatiek
In deze stand worden de sluitertijd en het diafragma automatisch
ingesteld op basis van een ingebouwd programma. Dit levert in de
meeste situaties een optimale belichting op. Deze stand wordt
aanbevolen voor snapshots en andere situaties waarin u de sluitertijd en
het diafragma door de camera wilt laten bepalen. Foto’s maken in de
stand programma-automatiek:
1Selecteer de
belichtingsstand e.
Houd de I-knop
ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat e
wordt weergegeven in de
zoeker en in het bovenste
lcd-venster.
2Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Sluitertijd: 1/320 s; diafragma: f/9
I-knop
Hoofdinstelschijf

121
Z
AFlexibel programma
In de belichtingsstand e kunt u verschillende
combinaties van sluitertijd en diafragma selecteren
door aan de hoofdinstelschijf te draaien terwijl de
belichtingsmeters actief zijn (“flexibel programma”).
Draai de instelschijf naar rechts voor een groot
diafragma (lage f/-waarden) om de achtergrond
onscherp weer te geven of voor een korte sluitertijd
om beweging scherp vast te leggen. Draai de
instelschijf naar links voor een klein diafragma (hoge
f/-waarden) om de scherptediepte te vergroten of
voor een lange sluitertijd om de beweging vast te
leggen. Alle combinaties leveren dezelfde belichting
op. Terwijl het flexibele programma van kracht is,
wordt er een sterretje (“*”) weergegeven in het
bovenste lcd-venster. Als u de standaardinstellingen
voor sluitertijd en diafragma wilt herstellen, draait u
aan de instelschijf totdat het sterretje niet meer
wordt weergegeven, kiest u een andere stand of zet u de camera uit.
Sluitertijd: 1/2.000 s;
diafragma: f/3.5
Sluitertijd: 1/50 s;
diafragma: f/22
AZie ook
Zie pagina 397 voor informatie over het ingebouwde belichtingsprogramma.
Hoofdinstelschijf
SHOOT
CUSTOM

122
Z
f: Sluitertijdvoorkeuze
In de stand Sluitertijdvoorkeuze kunt u zelf een sluitertijd kiezen, waarna
de camera automatisch het diafragma kiest dat de optimale belichting
oplevert. Foto’s maken in de stand Sluitertijdvoorkeuze:
1Selecteer de
belichtingsstand f.
Houd de I-knop
ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat f
wordt weergegeven in de
zoeker en in het bovenste
lcd-venster.
2Stel een sluitertijd in.
Draai aan de hoofdinstelschijf terwijl de
belichtingsmeters ingeschakeld zijn en kies
een sluitertijd. De sluitertijd kan worden
ingesteld op “
p
” of op een waarde tussen
30 s (
q
) en
1
/
8.000
s (
o
). Een lange sluitertijd suggereert
beweging door bewegende voorwerpen onscherp weer te geven. Een
korte sluitertijd legt de beweging scherp vast.
De sluitertijd kan worden vergrendeld op de geselecteerde instelling
(0 130).
3Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Korte sluitertijd (1/1.600 s) Lange sluitertijd (1/6s)
I-knop
Hoofdinstelschijf
SHOOT
CUSTOM

124
Z
3Kadreer, stel scherp en maak de foto.
AObjectieven zonder CPU (0 366, 369)
Gebruik de diafragmaring van het objectief om het
diafragma aan te passen. Als het maximale
diafragma van het objectief is opgegeven via de
optie Niet-CPU-objectief in het setup-menu
(0215) en een objectief zonder CPU is bevestigd,
wordt de actuele f/-waarde weergegeven in de
zoeker en in het bovenste lcd-venster, afgerond op
de dichtstbijzijnde volledige stop. Zo niet, dan
wordt in de diafragmaweergave alleen het aantal stops weergegeven (F,
waarbij het maximale diafragma wordt weergegeven als FA) en moet de f/-
waarde worden afgelezen van de diafragmaring.
SHOOT
CUSTOM

125
Z
h: Handmatig
In de handmatige belichtingsstand stelt u zowel de sluitertijd als het
diafragma in. Foto’s maken in de handmatige belichtingsstand:
1Selecteer de
belichtingsstand h.
Houd de I-knop
ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat h
wordt weergegeven in
de zoeker en in het
bovenste lcd-venster.
I-knop
Hoofdinstelschijf

126
Z
2Selecteer een diafragma en sluitertijd.
Draai aan de hoofdinstelschijf terwijl de belichtingsmeters zijn
ingeschakeld om een sluitertijd te kiezen, en draai aan de secundaire
instelschijf om het diafragma in te stellen. De sluitertijd kan worden
ingesteld op “p” of op een waarde tussen 30 s en 1/8.000 s, maar
de sluiter kan ook voor onbepaalde tijd worden opengehouden voor
lange tijdopnamen (A, 0 128). Het diafragma kan worden
ingesteld op een waarde tussen de laagste en de hoogste waarde van
het objectief. Controleer de belichting in de belichtingsaanduidingen
en pas de sluitertijd en het diafragma aan totdat de gewenste
belichting wordt verkregen.
De sluitertijd en het diafragma kunnen worden vergrendeld op de
geselecteerde instelling (0 130, 131).
3Kadreer, stel
scherp en maak
de foto.
Secundaire instelschijf
Hoofdinstelschijf
Diafragma
Sluitertijd
SHOOT
CUSTOM
SHOOT
CUSTOM
Sluitertijd: 1/250 s;
diafragma: f/8

127
Z
AAF Micro NIKKOR-objectieven
Mits een externe belichtingsmeter wordt gebruikt, hoeft alleen rekening te worden
gehouden met de belichtingsverhouding als het diafragma wordt ingesteld met
de diafragmaring op het objectief.
ABelichtingsaanduidingen
De belichtingsaanduidingen in de zoeker en in het bovenste lcd-venster tonen
of de foto onder- of overbelicht zou zijn bij de huidige instellingen (als r of q
wordt weergegeven in de f of g stand, tonen de aanduidingen de hoeveelheid
onder- of overbelichting). Afhankelijk van de gekozen optie voor persoonlijke
instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 302), wordt de hoeveelheid
onder- of overbelichting getoond in stapgroottes van 1/3LW, 1/2LW of 1 LW. Als
de uiterste waarden van het lichtmeetsysteem worden overschreden, knippert
de aanduiding.
Persoonlijke instelling b2 ingesteld op 1/3 stap
Optimale belichting Onderbelicht met 1/3 LW Overbelicht met meer
dan 3 LW
Bovenste lcd-
venster
Zoeker
AAanduidingen omkeren
U kunt de belichtingsaanduiding omkeren met behulp van persoonlijke
instelling f11 (Aanduidingen omkeren, 0 324).

128
Z
Lange tijdopnamen
Bij de sluitertijd A blijft de sluiter geopend zolang u de ontspanknop
ingedrukt houdt. Gebruik deze stand om lange tijdopnamen te maken
van lichtsporen, de sterrenhemel, nachtlandschappen of vuurwerk. Het
gebruik van een statief en afstandsbedieningskabel (0376) wordt
aanbevolen om onscherpte te voorkomen.
1Maak de camera gereed.
Plaats de camera op een statief of op een stabiele, vlakke
ondergrond. Als u een optionele afstandsbedieningskabel gebruikt,
bevestigt u deze aan de camera.
2Selecteer de
belichtingsstand h.
Houd de I-knop
ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf totdat h
wordt weergegeven in de
zoeker en in het bovenste
lcd-venster.
ALange tijdopnamen
Sluit de sluiter van het zoekeroculair om te voorkomen dat licht dat
binnendringt via de zoeker zichtbaar is in de foto of de belichting verstoort.
Nikon raadt aan een volledig opgeladen EN-EL4a batterij of een optionele
EH-6 lichtnetadapter te gebruiken om te voorkomen dat de camera wordt
uitgeschakeld terwijl de sluiter is geopend. In belichtingen met een lange
sluitertijd kan ruis (vlekken en heldere pixels op willekeurige afstanden)
voorkomen. Selecteer voordat u de foto maakt Aan voor de Ruisonderdr.
lange sluitertijd optie in het opnamemenu (0 291).
I-knop
Hoofdinstelschijf

129
Z
3Stel een sluitertijd in.
Terwijl de belichtingsmeters actief zijn, draait
u de hoofdinstelschijf tot “A” verschijnt
in de sluitertijdweergave. De
belichtingsaanduidingen worden niet weergegeven wanneer
“A“ is geselecteerd.
4Druk de ontspanknop volledig in.
Druk de ontspanknop op de camera of op de
afstandsbedieningskabel volledig in. De sluiter blijft open zolang de
ontspanknop wordt ingedrukt.
5Laat de ontspanknop los.
Haal uw vinger van de ontspanknop om de foto op te slaan.
Sluitertijd: 35 s; diafragma: f/25
SHOOT
CUSTOM

130
Z
Sluitertijd- en
diafragmavergrendeling
Met de F-knop kunt u de sluitertijd vergrendelen op de waarde van de
sluitertijdvoorkeuze of de stand handmatige belichting, of het diafragma
vergrendelen op de waarde van de diafragmavoorkeuze en de stand
handmatige belichting. In programma-automatiek kunt u de sluitertijd of
het diafragma niet vergrendelen.
âťšâťš Sluitertijdvergrendeling
Druk de F-knop in en draai aan de hoofdinstelschijf tot in de zoeker en
het bovenste lcd-venster een pictogram F verschijnt om de sluitertijd op
de geselecteerde waarde te vergrendelen.
Druk de F-knop in en draai aan de
hoofdinstelschijf tot het pictogram F van de
schermen verdwijnt om de sluitertijd te
ontgrendelen.
F-knop Hoofdinstelschijf
SHOOT
CUSTOM

131
Z
âťšâťš Diafragmavergrendeling
Druk de F-knop in en draai aan de secundaire instelschijf tot in de zoeker
en het bovenste lcd-venster een pictogram F verschijnt om het
diafragma op de geselecteerde waarde te vergrendelen.
Druk de F-knop in en draai aan de secundaire
instelschijf tot het pictogram F van de schermen
verdwijnt om het diafragma te ontgrendelen.
Secundaire instelschijfF-knop
SHOOT
CUSTOM

132
Z
Belichtingsvergrendeling (AE)
Gebruik belichtingsvergrendeling als u de compositie van een foto wilt
wijzigen nadat u de belichting hebt gemeten.
1Selecteer centrumgerichte
meting of spotmeting
(0116).
Matrixmeting levert niet het
gewenste resultaat op met
belichtingsvergrendeling. Als u
centrumgerichte meting gebruikt,
selecteert u met de multi-selector
het middelste scherpstelpunt
(094).
2Vergrendel de belichting.
Plaats het onderwerp in het geselecteerde
scherpstelpunt en druk de ontspanknop
half in. Terwijl u de ontspanknop half
ingedrukt houdt en het onderwerp zich in
het geselecteerde scherpstelpunt bevindt,
drukt u op de AE-L/AF-L-knop om de
belichting (en de scherpstelling, behalve bij
handmatige scherpstelling) te
vergrendelen. Controleer of de
scherpstelaanduiding (I) in de zoeker
wordt weergegeven.
Zolang belichtingsvergrendeling actief is,
wordt de aanduiding AE-L in de zoeker
weergegeven.
Selectieknop voor lichtmeting
Ontspanknop
AE-L/AF-L-knop

133
Z
3Pas de compositie aan.
Houd de AE-L/AF-L-knop ingedrukt,
pas de compositie aan en maak de
foto.
AGemeten gebied
Bij spotmeting wordt de belichting vergrendeld bij een gemeten waarde in een
4 mm cirkel in het midden van het geselecteerde scherpstelpunt. Bij
centrumgerichte lichtmeting wordt de belichting vergrendeld bij een gemeten
waarde in een cirkel van 12 mm in het midden van de zoeker.
ASluitertijd en diafragma aanpassen
Zolang de belichting is vergrendeld, kunnen de volgende instellingen worden
gewijzigd zonder dat dit van invloed is op de gemeten belichtingswaarde:
Belichtingsstand Instelling
eSluitertijd en diafragma (flexibel programma, 0 121)
fSluitertijd
gDiafragma
De nieuwe waarden kunnen worden gecontroleerd in de zoeker en in het
bovenste lcd-venster. Houd er rekening mee dat de lichtmeetmethode niet kan
worden gewijzigd als de belichting is vergrendeld (wijzigingen in de lichtmeting
worden pas toegepast wanneer de belichting wordt ontgrendeld).
AZie ook
Als Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling c1 (AE-vergr. ontspanknop,
0305), wordt de belichting vergrendeld wanneer u de ontspanknop half
indrukt. Voor informatie over het wijzigen van de functie van de AE-L/AF-L-knop,
zie persoonlijke instelling f6 (AE-L/AF-L-knop toewijzen, 0 321).

134
Z
Belichtingscorrectie
Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de door de camera voorgestelde
belichtingswaarde te wijzigen om foto’s lichter of donkerder te maken.
In de belichtingsstand h wordt alleen de belichtingsinformatie in de
belichtingsaanduiding gewijzigd. De sluitertijd en het diafragma
veranderen niet.
U kiest een waarde voor belichtingscorrectie door de E-knop ingedrukt te
houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste waarde
wordt weergegeven in de zoeker of in het bovenste lcd-venster.
Hoofdinstelschijf
E-knop
±0 LW (E-knop
ingedrukt)
–0,3 LW +2,0 LW

135
Z
De belichtingscorrectie kan worden ingesteld op een waarde tussen –5
LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen van 1/3LW.
Kies een positieve waarde om het onderwerp lichter te maken of een
negatieve waarde om het onderwerp donkerder te maken.
Bij andere waarden dan ±0,0 knippert 0 in
het midden van de
belichtingsaanduidingen en wordt het
pictogram E weergegeven in de zoeker en
in het bovenste lcd-venster, nadat u de E-
knop heeft losgelaten. De huidige waarde
voor belichtingscorrectie kan worden gecontroleerd in de
belichtingsaanduiding door op de E-knop te drukken.
De normale belichting kan worden hersteld door de belichtingscorrectie
in te stellen op ±0,0. De belichtingscorrectie wordt niet ongedaan
gemaakt wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
AHet gebruik van een flitser
Bij het gebruik van een flitser beĂŻnvloedt belichtingscorrectie zowel de
achtergrondbelichting als de flitssterkte.
AZie ook
Voor informatie over de beschikbare stapgroottes voor belichtingscorrectie, zie
persoonlijke instelling b3 (Stapgrootte +/- correctie, 0 302). Zie persoonlijke
instelling b4 (Eenv. belichtingscorrectie, 0 303) voor informatie over het
aanpassen van de belichtingscorrectie zonder op de E -knop te drukken. Zie
pagina 136 voor informatie over het automatisch afwisselen van de belichting,
witbalans of actieve D-Lighting.
–1 LW Geen belichtingscorrectie +1 LW
SHOOT
CUSTOM

136
Z
Bracketing
Automatische bracketing wisselt bij iedere opname de belichting, de
flitssterkte, Actieve D-Lighting (ADL) of witbalans iets af en verandert de
huidige waarde in kleine stapjes, het zogenaamde “bracketing”. Kies in
situaties waarbij het moeilijk is om de belichting van actieve D-Lighting of
witbalans in te stellen en u onvoldoende tijd hebt om het resultaat te
bekijken en de instellingen na elke opname aan te passen, of om te
experimenteren met verschillende instellingen voor hetzelfde onderwerp.
âťšâťš Belichtings- en flitsbracketing
Om de belichting en/of de flitssterkte af te wisselen voor een reeks foto’s:
1Selecteer flitser of
belichtingsbracketing
voor persoonlijke
instelling e4 (Inst. voor
auto bracketing) in het
menu Persoonlijke
instellingen.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Selecteer persoonlijke
instelling e4 (Inst. voor auto
bracketing) in het menu
Persoonlijke instellingen,
markeer een optie en druk op
J. Kies AE & flits om zowel de belichting als de flitssterkte te
variëren, Alleen AE om alleen de belichting te variëren of Alleen flits
om alleen de flitssterkte te variëren.
G-knop

137
Z
2Selecteer het aantal opnamen.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om
het aantal opnamen in de bracketingserie te kiezen. Het aantal
opnamen wordt weergegeven in het bovenste lcd-venster.
Bij andere instellingen dan nul worden een pictogram M en
een belichtings- en flitsbracketingaanduiding weergegeven
in de zoeker en in het bovenste lcd-venster.
D-knop Hoofdinstelschijf Bovenste lcd-
venster
Aantal opnamen
Aanduiding belichtings-
en flitsbracketing

138
Z
3Selecteer een stapgrootte voor de belichting.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf
om de stapgrootte voor de belichting te kiezen.
Bij de standaardinstellingen kan de stapgrootte worden ingesteld op
1/3, 2/3 en 1 LW. In de onderstaande tabel worden de
bracketingprogramma’s met een stapgrootte van 1/3 LW
weergegeven.
Weergave lcd-venster
Aantal
opnamen Bracketingvolgorde (LW’s)
00
3 +0,3/0/+0,7
3 –0,3/–0,7/0
20/+0,3
20/–0,3
3 0/–0,3/+0,3
5 0/–0,7/–0,3/+0,3/+0,7
70/–1,0/–0,7/–0,3/
+0,3/+0,7/+1,0
90/–1,3/–1,0/–0,7/–0,3/
+0,3/+0,7/+1,0/+1,3
AZie ook
Voor informatie over het kiezen van de stapgrootte voor belichting, zie
persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 302). Voor
informatie over het kiezen van de volgorde waarin bracketing wordt uitgevoerd,
zie persoonlijke instelling e6 (Bracketingvolgorde, 0 313). Voor informatie
over de keuze van de functie van de D-knop, zie persoonlijke instelling f7
(BKT-knop toewijzen, 0 322).
D-knop Secundaire
instelschijf
Bovenste lcd-venster
Stapgrootte belichting

139
Z
4Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera varieert de belichting en/of de flitssterkte per opname, op
basis van het geselecteerde bracketingprogramma. Wijzigingen in de
belichting worden opgeteld bij wijzigingen die zijn aangebracht via
belichtingscorrectie (zie pagina 134), zodat het mogelijk is een
belichtingscorrectie van meer dan 5 LW toe te passen.
Terwijl bracketing van kracht is, wordt een voortgangsaanduiding
weergegeven in de zoeker en in het bovenste lcd-venster. Na elke
opname verdwijnt een deel van de aanduiding.
Aantal opnamen: 3;
stapgrootte: 0,7
Weergave na eerste opname
Belichting veranderd
met: 0 LW
Belichting veranderd
met: –1 LW
Belichting veranderd
met: +1 LW
SHOOT
CUSTOM
SHOOT
CUSTOM

140
Z
âťšâťš Bracketing annuleren
U annuleert bracketing door de D-knop ingedrukt te houden en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat het aantal opnamen in de
bracketingserie op nul ( ) staat en M niet meer wordt weergegeven. De
volgende keer dat u bracketing activeert, wordt het laatst gebruikte
programma hersteld. Bracketing kan ook worden geannuleerd via een
reset met twee knoppen (0 200), hoewel in dit geval het
bracketingprogramma niet wordt hersteld wanneer u bracketing later
opnieuw activeert.
ABelichtings- en flitsbracketing
In de standen continu laag en continu hoog wordt de opname onderbroken
nadat het aantal foto’s is gemaakt dat is ingesteld in het bracketingprogramma.
De opname wordt hervat wanneer de ontspanknop opnieuw wordt ingedrukt. In
andere standen wordt Ă©Ă©n foto per keer gemaakt wanneer de ontspanknop
wordt ingedrukt.
Als de geheugenkaart vol is voordat alle foto’s in de serie zijn gemaakt, kan de
opname worden hervat vanaf de volgende foto in de serie nadat de
geheugenkaart is vervangen of foto’s zijn verwijderd om ruimte vrij te maken op
de geheugenkaart. Als de camera wordt uitgezet voordat alle foto’s in de serie
zijn gemaakt, wordt bracketing hervat vanaf de volgende foto in de serie nadat
de camera weer is ingeschakeld.
ABelichtingsbracketing
De camera past de belichting aan door de sluitertijd en het diafragma
(programma-automatiek), het diafragma (sluitertijdvoorkeuze) of de sluitertijd
(diafragmavoorkeuze, handmatige belichting) te variëren. Als Aan is
geselecteerd voor ISO-gevoeligheid instellen > Inst autom ISO-gevoeligheid
in de standen e, f en g en geen flitser is bevestigd, varieert de camera
automatisch de ISO-gevoeligheid voor optimale belichting wanneer de uiterste
waarden van het belichtingssysteem worden overschreden. Persoonlijke
instelling e5 (Auto bracketing (M-stand), 0 313) kan worden gebruikt om de
methode voor belichtings- en flitsbracketing in de handmatige belichtingsstand
te wijzigen. Bracketing kan worden uitgevoerd door zowel de flitssterkte als de
sluitertijd en/of het diafragma te variëren of door alleen de flitssterkte te
variëren.

141
Z
âťšâťš Witbalansbracketing
De camera maakt meerdere kopieën van iedere foto, ieder met een
andere witbalans. Voor meer informatie over witbalans, zie pagina 149.
1Selecteer witbalansbracketing.
Kies Witbalansbracketing voor persoonlijke
instelling e4 Inst. voor auto bracketing.
2Selecteer het aantal opnamen.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om
het aantal opnamen in de bracketingserie te kiezen. Het aantal
opnamen wordt weergegeven in het bovenste lcd-venster.
Bij andere instellingen dan nul wordt een
witbalansbracketingaanduiding
weergegeven in het bovenste lcd-venster en
een pictogram W in het bovenste en achterste lcd-venster.
Aantal opnamen
Bovenste
lcd-venster
Aanduiding
witbalansbracketing
D-knop Hoofdinstelschijf

142
Z
3Selecteer een stapgrootte voor de witbalans.
Houd de -
Dknop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf
om de witbalansinstelling te kiezen. Elke stap is ongeveer
gelijkwaardig aan 5 mired.
Kies uit stappen van 1 (5 mired), 2 (10 mired) of 3 (15 mired). Hoe
hoger de B-waarde, hoe meer blauw, hoe hoger de A-waarde, hoe
meer oranje (0 154). In de onderstaande tabel worden de
bracketingprogramma’s met een stapgrootte van 1 weergegeven.
Weergave lcd-venster
Aantal
opnamen
Stapgrootte
witbalans Bracketingvolgorde (LW’s)
01 0
3 1B 1B/0/2B
31A 1A/2A/0
21B 0/1B
21A 0/1A
3 1A, 1B 0/1A/1B
5 1A, 1B 0/2A/1A/1B/2B
71A, 1B0/3A/2A/1A/
1B/2B/3B
91A, 1B0/4 A/3 A/2 A/1 A/
1B/2B/3B/4B
AZie ook
Zie pagina 155 voor een definitie van “mired”.
Stapgrootte
witbalans
D-knop Secundaire
instelschijf
Bovenste lcd-venster

143
Z
4Kadreer, stel scherp en maak de foto.
Bij elke opname wordt het aantal kopieën gemaakt dat is ingesteld in
het bracketingprogramma, waarbij elke kopie een andere witbalans
heeft. Wijzigingen in de witbalans worden opgeteld bij de
witbalansinstelling die is aangebracht met de fijnafstemming voor de
witbalans.
Als het aantal opnamen in het
bracketingprogramma groter is dan het
aantal resterende opnamen, knippert het
pictogram n en N in het bovenste
lcd-venster, wordt een knipperend
pictogram j in de zoeker weergegeven
(zie rechts), en werkt de ontspanknop niet.
De opname kan beginnen zodra een
nieuwe geheugenkaart is geplaatst.
SHOOT
CUSTOM

144
Z
âťšâťš Bracketing annuleren
U annuleert bracketing door de D-knop ingedrukt te houden en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat het aantal opnamen in de
bracketingserie op nul (r) staat en W niet meer wordt weergegeven.
De volgende keer dat u bracketing activeert, wordt het laatst gebruikte
programma hersteld. Bracketing kan ook worden geannuleerd via een
reset met twee knoppen (0 200), hoewel in dit geval het
bracketingprogramma niet wordt hersteld wanneer u bracketing later
opnieuw activeert.
AWitbalansbracketing
Witbalansbracketing is niet beschikbaar bij de beeldkwaliteit NEF (RAW). Als u
NEF (RAW), NEF (RAW) + JPEG Fijn, NEF (RAW) + JPEG Normaal of
NEF (RAW) + JPEG Basis selecteert, wordt witbalansbracketing geannuleerd.
Witbalansbracketing heeft alleen invloed op de kleurtemperatuur (de as oranje-
blauw in de weergave voor fijnafstemming van de witbalans, 0154). De as
groen-magenta wordt niet aangepast.
In de zelfontspannerstand (0106) wordt telkens wanneer de sluiter ontspant
het aantal opnamen gemaakt dat is ingesteld in het witbalansprogramma.
Als u de camera uitzet terwijl het toegangslampje voor de geheugenkaart
brandt, wordt de camera pas uitgeschakeld nadat alle foto’s in de serie zijn
opgeslagen.

145
Z
âťšâťš ADL-bracketing
De camera varieert actieve D-Lighting over een reeks van opnamen. Voor
meer informatie over actieve D-Lighting, zie pagina 181.
1Selecteer ADL-bracketing.
Kies ADL-bracketing voor persoonlijke
instelling e4 Inst. voor auto bracketing.
2Selecteer het aantal opnamen.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om
het aantal opnamen in de bracketingserie te kiezen. Het aantal
opnamen wordt weergegeven in het bovenste lcd-venster.
Bij andere instellingen dan nul wordt een pictogram D
weergegeven en een ADL-bracketingaanduiding in het bovenste lcd-
venster. Kies twee opnames om een foto te maken met actieve
D-Lighting uitgeschakeld en een andere foto met een geselecteerde
waarde. Kies drie tot vijf opnames om een serie foto’s te maken met
actieve D-Lighting ingesteld op Uit, Laag en Normaal (drie
opnames), Uit, Laag, Normaal en Hoog (vier opnames) of Uit, Laag,
Normaal, Hoog en Extra hoog (vijf opnames). Ga naar stap 4 als u
meer dan twee opnames kiest.
Aantal opnamen
Bovenste lcd-
venster
Aanduiding
ADL-bracketing
D-knop Hoofdinstelschijf

146
Z
3Selecteer actieve D-Lighting.
Houd de D-knop ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf
om de stapgrootte voor actieve D-Lighting te kiezen.
Actieve D-Lighting wordt weergegeven in het bovenste lcd-venster.
Weergave lcd-venster Actieve D-Lighting
YAutomatisch
RLaag
QNormaal
PHoog
ZExtra hoog
D-knop Secundaire instelschijf

r
149
r
Witbalans
– Zorgen voor natuurlijke kleuren
De kleur van het licht dat door een voorwerp wordt weerkaatst, hangt af
van de kleur van de lichtbron. De menselijke hersenen kunnen zich
aanpassen aan wijzigingen in de kleur van de lichtbron, waardoor witte
voorwerpen wit lijken, ongeacht of ze zich in de schaduw bevinden of
door direct zonlicht of gloeilampverlichting worden beschenen. In
tegenstelling tot de film die wordt gebruikt in analoge camera’s, bootsen
digitale camera’s deze aanpassing na door beelden te bewerken
overeenkomstig de kleur van de lichtbron. Dit wordt de “witbalans”
genoemd. In dit hoofdstuk worden de instellingen voor de witbalans
besproken.
Witbalansopties ...............................................................................150
Fijnafstemming witbalans .............................................................153
Een kleurtemperatuur kiezen........................................................157
Handmatige preset..........................................................................158

150
r
Witbalansopties
Als u een foto met natuurlijke kleuren wilt maken, kiest u van tevoren een
witbalansinstelling die past bij de lichtbron. De volgende opties zijn
beschikbaar:
Optie Kleurtemp. * Beschrijving
vAutomatisch 3.500–
8.000 K
Witbalans is automatisch aangepast.
Gebruik een G- of D-type objectief voor het
beste resultaat. Als de optionele flitser
afgaat, worden de resultaten hieraan
aangepast.
JGloeilamplicht 3.000 K Voor opnamen bij gloeilampverlichting.
ITl-licht Gebruik met:
Natriumdamplampen 2.700 K • Voor opnamen bij natriumdamp-
verlichting (bijv. in sporthallen).
Warm wit tl-licht 3.000 K • Warm wit fluorescerend licht.
Wit tl-licht 3.700 K • Wit fluorescerend licht.
Koel wit tl-licht 4.200 K • Koel wit fluorescerend licht.
Dag wit tl-licht 5.000 K • Dag wit fluorescerend licht.
Daglicht tl-licht 6.500 K • Daglicht fluorescerend licht.
Kwikdamp op hoge
temp. 7.200 K
• Lichtbronnen met een hoge
kleurtemperatuur (bijv.
kwikdamplampen).
HDirect zonlicht 5.200 K Voor onderwerpen in direct zonlicht.
NFlitslicht 5.400 K Voor optionele flitsers.
GBewolkt 6.000 K Voor onderwerpen bij daglicht onder een
bewolkte hemel.
MSchaduw 8.000 K Voor onderwerpen bij daglicht in de schaduw.
KKies kleurtemperatuur 2.500–
10.000 K
Kies de kleurtemperatuur uit een lijst met
waarden (0 157).
LHandmatige preset —
Gebruik een voorwerp, lichtbron of
bestaande foto als referentie voor de
witbalans (0 158).
* Alle waarden zijn benaderingen. Fijnafstemming ingesteld op 0.

151
r
Automatische witbalans wordt aanbevolen voor de meeste lichtbronnen.
Als het gewenste resultaat niet kan worden bereikt met automatische
witbalans, kies dan een optie uit de bovenstaande lijst of gebruik de
vooringestelde witbalans.
U kiest de witbalans door de WB-knop ingedrukt te houden en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling wordt
weergegeven in het achterste lcd-venster.
Achterste lcd-venster
WB-knop Hoofdinstelschijf
AHet menu witbalans
U kunt de witbalans ook aanpassen via de optie
Witbalans in het opnamemenu (0 284).
AI (Tl-licht)
Als u I (Tl-licht) selecteert met de WB-knop en de hoofdinstelschijf, wordt het
type verlichting gekozen dat is ingesteld via de optie Tl-licht in het
witbalansmenu (0284).
AStudioflitsers
Automatische witbalans levert mogelijk niet het gewenste resultaat op bij
gebruik van grote studioflitsers. Kies een vooringestelde witbalans of stel de
witbalans in op Flitslicht en gebruik fijnafstemming om de witbalans aan te
passen.
AZie ook
Als Witbalansbracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e4 (Inst.
voor auto bracketing, 0 312), maakt de camera meerdere opnamen telkens
wanneer de sluiter wordt ontspannen. De witbalans wordt voor elke foto
gevarieerd ten opzichte van de huidige waarde die is geselecteerd voor de
witbalans. Zie pagina 136 voor meer informatie.

152
r
AKleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron hangt af van de kijker en van andere
omstandigheden. De kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de
kleur van een lichtbron, die wordt gedefinieerd als de temperatuur waarop een
voorwerp zou moeten worden verhit om licht met dezelfde golflengte uit te
stralen. Terwijl lichtbronnen met een kleurtemperatuur in de buurt van 5.000–
5.500 K er wit uitzien, hebben lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur,
zoals gloeilampen, een gele of rode zweem. Lichtbronnen met een hogere
kleurtemperatuur hebben een blauwe zweem.

153
r
Fijnafstemming witbalans
De witbalans kan verder worden aangepast om variaties in de kleur van
de lichtbron te corrigeren of om een foto opzettelijk een kleurzweem te
geven. U kunt de witbalans fijnafstellen met de optie Witbalans in het
opnamemenu of door de WB-knop ingedrukt te houden en aan de
secundaire instelschijf te draaien.
âťšâťš Het menu Witbalans
1Selecteer een
witbalansoptie in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Selecteer Witbalans in het
opnamemenu, markeer een
witbalansoptie en druk op 2. Als een andere optie dan Tl-licht, Kies
kleurtemperatuur of Handmatige preset is geselecteerd, ga dan
verder met stap 2. Als Tl-licht is geselecteerd, markeert u een type
verlichting en drukt u op 2. Als Kies kleurtemperatuur is
geselecteerd, markeer dan een kleurtemperatuur en druk op 2. Als
Handmatige preset is geselecteerd, kiest u voordat u verdergaat
een voorinstelling, zoals wordt beschreven op pagina 166.
G-knop

155
r
AFijnafstemming witbalans
De kleuren op de assen voor fijnafstemming zijn relatief, niet absoluut. Als u de
cursor bijvoorbeeld in de richting van B (blauw) verplaatst wanneer een “warme”
instelling als J (Gloeilamplicht) is geselecteerd voor witbalans, worden foto’s
iets “kouder” maar niet blauw.
AFijnafstemming kleurtemperatuur
Als Kies kleurtemperatuur is geselecteerd, kunt u de
kleurtemperatuur bekijken tijdens het fijnafstellen
van de witbalans.
A“Mired”
Bij lage kleurtemperaturen levert elke wijziging in kleurtemperatuur een groter
kleurverschil op dan bij hogere kleurtemperaturen. Een wijziging van 1.000 K
levert bijvoorbeeld een veel grotere kleurverandering op bij 3.000 K dan bij
6.000 K. Mired, dat wordt berekend door de inverse van de kleurtemperatuur
met 10 6 te vermenigvuldigen, is een maateenheid voor kleurtemperatuur die
rekening houdt met deze variaties. Daarom wordt deze eenheid gebruikt voor
kleurcorrectiefilters. Bijvoorbeeld:
• 4.000 K–3.000 K (een verschil van 1.000 K)=83 mired
• 7.000 K–6.000 K (een verschil van 1.000 K)=24 mired

156
r
âťšâťš De WB-knop
Bij andere instellingen dan K (Kies kleurtemperatuur) en L
(Handmatige preset) kunt u met de WB-knop de witbalans fijnafstellen
op de as oranje (A)–blauw (B) (0 154. Als K of L is geselecteerd, kunt u
de witbalans fijnafstellen via het opnamemenu, zoals wordt beschreven
op pagina 153). Er zijn zes instellingen beschikbaar in beide richtingen.
Elke stap komt overeen met ongeveer 5 mired (0 155). Houd de WB-knop
ingedrukt en draai aan de secundaire instelschijf totdat de gewenste
waarde wordt weergegeven in het achterste lcd-venster. Als u de
secundaire instelschijf naar links draait, neemt de hoeveelheid oranje (A)
toe. Als u de secundaire instelschijf naar rechts draait, neemt de
hoeveelheid blauw (B) toe. Bij andere instellingen dan 0 wordt het
pictogram E weergegeven in het achterste lcd-venster.
Achterste lcd-venster
WB-knop Secundaire instelschijf

157
r
Een kleurtemperatuur kiezen
Wanneer K (Kies kleurtemperatuur) is geselecteerd voor witbalans,
kiest u de kleurtemperatuur door te drukken op de WB-knop en aan de
secundaire instelschijf te draaien. De kleurtemperatuur wordt
weergegeven in het achterste lcd-venster.
Achterste lcd-venster
WB-knop Secundaire instelschijf
DKies kleurtemperatuur
Houd er rekening mee dat bij flitslicht of TL-licht niet het gewenste resultaat
wordt verkregen. Kies voor deze lichtbronnen N (Flitslicht) of I (Tl-licht). Maak
bij andere lichtbronnen een testfoto om te bepalen of de geselecteerde waarde
geschikt is.
AHet menu Witbalans
U kunt de kleurtemperatuur ook selecteren in het
menu Witbalans. Let op: de kleurtemperatuur die u
selecteert met de WB-knop en de secundaire
instelschijf vervangt de waarde die is geselecteerd in
het menu Witbalans.

158
r
Handmatige preset
U kunt handmatige preset gebruiken om aangepaste
witbalansinstellingen op te slaan en te gebruiken voor opnamen bij
verschillende soorten licht of om lichtbronnen met een duidelijke
kleurzweem te corrigeren. Er zijn twee methoden voor het instellen van
de vooringestelde witbalans:
Methode Beschrijving
Direct meten
Een neutraal grijs of wit voorwerp wordt geplaatst in het
licht dat voor de uiteindelijke foto zal worden gebruikt
en de witbalans wordt door de camera gemeten
(0160).
Overnemen van
bestaande foto
De witbalans wordt gekopieerd van een foto op de
geheugenkaart (0164).

159
r
De camera kan maximaal vijf waarden voor de vooringestelde witbalans
opslaan in de voorinstellingen d-0 tot en met d-4. U kunt een
beschrijvend commentaar toevoegen aan iedere voorinstelling voor de
witbalans (0168).
AVoorinstellingen voor witbalans
Wijzigingen in de voorinstellingen voor witbalans worden toegepast op alle
geheugenbanken van het opnamemenu (0285). Er wordt een
bevestigingsvenster weergegeven als de gebruiker probeert een vooringestelde
witbalans te wijzigen die is gemaakt in een andere geheugenbank van het
opnamemenu (er wordt geen waarschuwing weergegeven voor voorinstelling
d-0).
d-0
Hierin wordt de laatst gemeten
waarde voor de witbalans
opgeslagen (0160). Deze
voorinstelling wordt
overschreven wanneer een
nieuwe waarde wordt gemeten.
d-1–d-4
Waarden opslaan die zijn gekopieerd uit d-0
(0163).
Waarden opslaan die zijn
gekopieerd van foto’s op
de geheugenkaart
(0164).

160
r
âťšâťš Een waarde meten voor witbalans
1Belicht een referentievoorwerp.
Plaats een neutraal grijs of wit voorwerp in het licht dat voor de
uiteindelijke foto wordt gebruikt. In een studio kan een standaard
grijskaart als referentievoorwerp worden gebruikt. In de
belichtingsstand h moet de belichting zo worden aangepast dat de
belichtingsaanduiding ±0 weergeeft (0 127).
2Stel de witbalans in op L (Handmatige preset).
Houd de WB-knop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf totdat
L wordt weergegeven in het achterste lcd-venster.
3Selecteer de stand voor direct meten.
Laat de WB-knop kort los en houd de knop
vervolgens ingedrukt totdat het pictogram
L in het achterste lcd-venster begint te
knipperen. Er verschijnt ook een
knipperende D in het bovenste lcd-
venster en in de zoeker. De weergaven
knipperen ongeveer zes seconden.
Achterste lcd-venster
WB-knop Hoofdinstelschijf
Bovenste lcd-venster
Achterste lcd-venster
Zoeker
SHOOT
CUSTOM

161
r
4Meet de witbalans.
Voordat de aanduidingen stoppen met knipperen, richt u
de camera zo dat het referentievoorwerp de zoeker vult en
drukt u de ontspanknop helemaal in. De camera meet de
waarde voor witbalans en slaat deze op in de voorinstelling d-0. Er
wordt geen foto opgeslagen. De witbalans kan zelfs nauwkeurig
worden gemeten als de camera niet heeft scherpgesteld.
5Controleer het resultaat.
Als de camera een waarde voor de
witbalans heeft gemeten, knippert C in
de lcd-vensters, terwijl a knippert in de
zoeker.
Als het te donker of te licht is, kan de
camera de witbalans mogelijk niet meten.
In dat geval knippert b a ongeveer zes
seconden in de lcd-vensters en in de zoeker.
Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar stap 4 en de witbalans opnieuw
te meten.
Bovenste lcd-venster
Achterste lcd-venster
Zoeker
Bovenste lcd-venster
Achterste lcd-venster
Zoeker

162
r
6Selecteer voorinstelling d-0.
Als u de nieuwe waarde voor de vooringestelde witbalans direct wilt
gebruiken, selecteert u voorinstelling d-0 door de WB-knop ingedrukt
te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien totdat d-0
wordt weergegeven in het achterste lcd-venster.
DStand voor direct meten
Als geen handelingen worden uitgevoerd terwijl de aanduidingen knipperen,
wordt de stand voor direct meten beëindigd na het verstrijken van de tijd die is
geselecteerd voor persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter automatisch uit,
0305).
AVoorinstelling d-0
De nieuwe waarde voor de witbalans wordt
opgeslagen in voorinstelling d-0, waarbij automatisch
de vorige waarde voor deze voorinstelling wordt
vervangen (er wordt geen bevestigingsvenster
weergegeven). Er wordt een miniatuur weergegeven
in de lijst met voorinstellingen voor witbalans
(0163).
Als u de nieuwe waarde wilt gebruiken voor de
witbalans, selecteert u voorinstelling d-0. (Als er geen waarde voor de witbalans
is gemeten voordat d-0 wordt geselecteerd, wordt de witbalans ingesteld op
een kleurtemperatuur van 5.200 K, wat overeenkomt met Direct zonlicht). De
nieuwe witbalanswaarde blijft opgeslagen in voorinstelling d-0 totdat de
witbalans opnieuw wordt gemeten. Als u voorinstelling d-0 naar een van de
andere voorinstellingen kopieert voordat u een nieuwe waarde voor de
witbalans meet, kunt u maximaal vijf witbalanswaarden opslaan (0 163).

163
r
❚❚ Witbalans kopiëren van d-0 naar voorinstellingen d-1–d-4
Voer de onderstaande stappen uit als u een gemeten waarde voor de
witbalans wilt kopiëren van d-0 naar andere voorinstellingen (d-1–d-4).
1Selecteer L
(Handmatige preset)
voor Witbalans in het
opnamemenu.
Houd de G-knop
ingedrukt en selecteer
Witbalans in het
opnamemenu. Markeer Handmatige preset en druk op 2.
2Selecteer een bestemming.
Markeer de gewenste
voorinstelling (d-1 t/m d-4) en
druk op de centrale knop van de
multi-selector.
3Kopieer d-0 naar de
geselecteerde
voorinstelling.
Markeer Kopieer d-0 en druk op
J. Als er commentaar aan d-0 is
toegevoegd (0 168), wordt dit
commentaar gekopieerd naar
het commentaar voor de geselecteerde voorinstelling.
G-knop

164
r
❚❚ Witbalans van een foto kopiëren (alleen d-1–d-4)
Voer de onderstaande stappen uit als u een gemeten waarde voor de
witbalans van een bestaande foto naar een geselecteerde voorinstelling
wilt kopiëren (alleen d-1–d-4). Bestaande witbalanswaarden kunnen niet
worden gekopieerd naar voorinstelling d-0.
1Selecteer L (Handmatige
preset).
Markeer Handmatige preset in
het witbalansmenu en druk op 2.
2Selecteer een bestemming.
Markeer de gewenste
voorinstelling (d-1 t/m d-4) en
druk op de centrale knop van de
multi-selector.
3Kies Selecteer foto.
Markeer Selecteer foto en druk op
2.

165
r
4Markeer een bronfoto.
Markeer de bronfoto. Druk op de
N-knop als u de gemarkeerde
foto schermvullend wilt
weergeven.
Houd N ingedrukt, druk op 1 en
selecteer de gewenste kaart en map om
beelden op een andere plaats weer te geven
(0 224).
5Kopieer de witbalans.
Druk op de centrale knop van de multi-
selector om de witbalanswaarde van de
gemarkeerde foto naar de geselecteerde
voorinstelling te kopiëren. Als er commentaar is toegevoegd aan de
gemarkeerde foto (0 331), wordt dit commentaar gekopieerd naar
het commentaar voor de geselecteerde voorinstelling.
AEen vooringestelde witbalans kiezen
Druk op 1 om de huidige voorinstelling (d-0–d-4) te
markeren en druk op 2 om een andere voorinstelling
te selecteren.

166
r
âťšâťš Een vooringestelde witbalans selecteren
U stelt de witbalans als volgt in op een vooringestelde waarde:
1Selecteer L (Handmatige
preset).
Markeer Handmatige preset in
het witbalansmenu en druk op 2.
2Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste
voorinstelling en druk op de
centrale knop van de multi-
selector. Als u de gemarkeerde
voorinstelling wilt selecteren en
het menu voor fijnafstemming
(0154) wilt weergeven zonder de
volgende stap uit te voeren, drukt
u niet op de centrale knop van de multi-selector maar op J.
3Selecteer Instellen.
Markeer Instellen en druk op 2.
Het menu voor fijnafstemming van
de geselecteerde voorinstelling
voor witbalans wordt
weergegeven (0154).

167
r
AEen vooringestelde witbalans selecteren: de WB-knop
In de stand L (Handmatige preset) kunt u voorinstellingen ook selecteren
door de WB-knop ingedrukt te houden en te draaien aan de secundaire
instelschijf. De actuele voorinstelling wordt weergegeven in het achterste lcd-
venster terwijl de WB-knop is ingedrukt.
Achterste lcd-venster
WB-knop Secundaire instelschijf

168
r
âťšâťš Commentaar invoeren
Voer de volgende stappen uit als u een beschrijvend commentaar van
maximaal 36 tekens wilt toevoegen aan een geselecteerde voorinstelling
voor witbalans.
1Selecteer L (Handmatige
preset).
Markeer Handmatige preset in
het witbalansmenu en druk op 2.
2Selecteer een voorinstelling.
Markeer de gewenste
voorinstelling en druk op de
centrale knop van de multi-
selector.
3Selecteer Commentaar
bewerken.
Markeer Commentaar bewerken
en druk op 2.
4Bewerk het commentaar.
Bewerk het commentaar zoals wordt
beschreven op pagina 286.

J
169
J
Beeldoptimalisatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verscherping, contrast,
helderheid, verzadiging en tint optimaliseert met behulp van Picture
Controls, hoe u details in hoge lichten en schaduwen kunt behouden met
behulp van actieve D-Lighting en hoe u een kleurruimte kiest.
Picture Controls................................................................................170
Een Picture Controls selecteren......................................................................170
Bestaande Picture Controls aanpassen .......................................................172
Eigen Picture Controls maken.........................................................................176
Eigen Picture Controls delen...........................................................................179
Actieve D-Lighting...........................................................................181
Kleurruimte .......................................................................................183

170
J
Picture Controls
Dankzij het unieke Picture Control-systeem van Nikon kunt u
beeldbewerkinginstellingen, inclusief verscherping, contrast, helderheid,
verzadiging en tint, delen met compatibele apparaten en software.
Een Picture Controls selecteren
De camera biedt een keur aan vooraf geĂŻnstalleerde Picture Controls. Kies
een Picture Control die past bij het onderwerp of het soort opname.
1Selecteer Picture Control
instellen in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Picture Control
instellen in het
opnamemenu en druk op 2.
2Selecteer een Picture Control.
Markeer de gewenste Picture
Control en druk op J.
Optie Beschrijving
QStandaard Standaardverwerking voor evenwichtige resultaten.
Aanbevolen voor de meeste situaties.
RNeutraal
Minimale verwerking voor natuurlijke resultaten. Kies
deze optie voor foto’s die later uitgebreid zullen
worden bewerkt of geretoucheerd.
SLevendig
Foto’s worden verbeterd voor een levendig foto-
effect. Kies deze optie voor foto’s met voornamelijk
primaire kleuren.
TMonochroom Maak monochrome foto’s.
G-knop

171
J
AHet verschil tussen vooraf geĂŻnstalleerde Picture Controls en eigen
Picture Controls
De Picture Controls meegeleverd met de camera worden aangeduid als vooraf
geĂŻnstalleerde Picture Controls. Eigen Picture Controls worden aangemaakt door
aanpassingen aan te brengen aan bestaande Picture Controls d.m.v. de optie
Picture Control beheren in het opnamemenu (0176). Eigen Picture Controls
kunnen worden opgeslagen op een geheugenkaart en worden gedeeld met
andere D3S camera’s en compatibele software (0179).
AOptionele Picture Controls
Extra optionele Picture Controls zijn te downloaden op de Nikon websites.
ADe aanduiding voor Picture Controls
De huidige Picture Controls wordt weergegeven in de
informatieweergave wanneer de R-knop wordt
ingedrukt.
Aanduiding voor
Picture Control

172
J
Bestaande Picture Controls aanpassen
U kunt bestaande, zowel vooraf geĂŻnstalleerde als
uw eigen Picture Controls (0176) aanpassen aan
het onderwerp of uw eigen creatieve wensen. Kies
een evenwichtige combinatie van instellingen via
de optie Snel aanpassen of pas de afzonderlijke
instellingen handmatig aan.
1Selecteer een Picture Control.
Markeer de gewenste Picture
Control in het menu Picture
Control instellen (0 170) en druk
op 2.
2Pas de instellingen aan.
Druk op 1 of 3 om de gewenste
instelling te markeren en druk op
4 of 2 om een waarde te
selecteren (0 173). Herhaal deze
stap totdat alle instellingen zijn
aangepast of selecteer Snel aanpassen om een vooringestelde
combinatie van instellingen te selecteren. U kunt de
standaardinstellingen herstellen door op de O-knop te drukken.
3Druk op J.
AWijzigingen in de originele Picture Controls
Picture Controls waarvan de standaardwaarden zijn
gewijzigd, worden aangeduid met een sterretje (“U”)
in het menu Picture Control instellen.

173
J
âťšâťš Opties voor Picture Controls
Optie Beschrijving
Snel aanpassen
Kies een optie tussen
–2
en
+2
als u het effect van de
geselecteerde Picture Control wilt verminderen of versterken
(hierdoor worden alle handmatige aanpassingen ongedaan
gemaakt). Als u bijvoorbeeld een positieve waarde kiest voor
Levendig
, worden alle foto’s levendiger. Niet beschikbaar voor
Neutraal
,
Monochroom
of eigen Picture Controls.
Handmatige aanpassingen
(alle Picture Controls)
Verscherping
Bepaalt de verscherping van contouren. Selecteer
A
als u de
verscherping automatisch wilt aanpassen aan het soort
onderwerp of kies een waarde tussen
0
(geen verscherping) en
9
(hoe hoger de waarde, hoe sterker de verscherping).
Contrast
Selecteer
A
als u het contrast automatisch wilt aanpassen aan
het soort onderwerp of kies een waarde tussen
–3
en
+3
. (Kies
een lage waarde om te voorkomen dat hoge lichten in
portretten verbleken in direct zonlicht. Kies een hoge waarde
als u details in mistige landschappen en andere onderwerpen
met een laag contrast wilt behouden.)
Helderheid
Kies
–1
voor een lagere helderheid of kies
+1
voor een grotere
helderheid. Heeft geen invloed op de belichting.
Handmatige aanpassingen
(alleen niet-monochroom)
Verzadiging
Regelt de levendigheid van kleuren. Selecteer
A
als u de
verzadiging automatisch wilt aanpassen aan het soort
onderwerp of kies een waarde tussen
–3
en
+3
(bij een lage
waarde wordt de verzadiging verminderd, bij een hoge waarde
wordt de verzadiging versterkt).
Tint
Kies een negatieve waarde (het minimum is
–3
) om roodtinten
paarser, blauwtinten groener en groentinten geler te maken.
Kies een positieve waarde (maximaal
+3
) om roodtinten meer
oranje, groentinten blauwer en blauwtinten paarser te maken.
Handmatige aanpassingen
(alleen monochroom)
Filtereffecten
Bootst het effect van kleurfilters op monochrome foto’s na. Kies
uit
OFF
(UIT)
, geel, oranje, rood en groen (
0
174).
Kleurtoon
Kies de tint die wordt gebruikt in monochrome foto’s:
B&/W
(Z/W)
(zwart-wit),
Sepia
,
Cyanotype (koelblauw)
(monochrome foto’s met een blauwe tint),
Red (rood)
,
Yellow
(geel)
,
Green (groen)
,
Blue Green
(blauwgroen)
,
Blue
(blauw)
,
Purple Blue
(paarsblauw)
,
Red Purple
(paarsrood)
(
0
175).

174
J
DActieve D-Lighting
Contrast en Helderheid kunnen niet worden ingesteld wanneer Actieve D-
Lighting (0181) is ingeschakeld. Wanneer actieve D-Lighting wordt
ingeschakeld, gaan alle handmatig gemaakte instellingen die op dat moment
van kracht zijn, verloren.
D“A” (Automatisch)
De resultaten van automatisch contrast en
automatische verzadiging hangen af van de
belichting en de positie van het onderwerp in het
beeld. Gebruik een G- of D-type objectief voor het
beste resultaat. De pictogrammen voor Picture
Controls met automatisch contrast en automatische
verzadiging worden groen weergegeven in het
Picture Control-raster en er verschijnen lijnen die
parallel lopen met de assen van het raster.
AHet Picture Control-raster
Als u in stap 2 op de N-knop drukt, wordt een
Picture Control-raster weergegeven waarin het
contrast en de verzadiging voor de geselecteerde
Picture Control worden weergegeven in vergelijking
met de andere Picture Controls. (Als u Monochroom
selecteert, wordt alleen het contrast weergegeven.)
Laat de N-knop los om terug te keren naar het menu
voor Picture Controls.
AVorige instellingen
In de waardeaanduiding in het menu voor Picture
Controls wordt de vorige waarde aangeduid met een
streepje. Gebruik dit als referentie bij het aanpassen
van de instellingen.
AFiltereffecten (alleen bij Monochroom)
De opties in dit menu bootsen het effect van kleurfilters op monochrome foto’s
na. De volgende filtereffecten zijn beschikbaar:
Optie Beschrijving
YGeel Vergroot het contrast. Kan worden gebruikt om de helderheid
van de lucht in landschapsfoto’s te verlagen. Oranje creëert een
groter contrast dan geel, rood creëert een groter contrast dan
oranje.
OOranje
RRood
GGroen Verzacht huidtinten. Kan worden gebruikt voor portretten.
Houd er rekening mee dat het effect van Filtereffecten groter is dan van echte
glazen filters.

176
J
Eigen Picture Controls maken
De met de camera meegeleverde vooringestelde Picture Controls kunnen
worden aangepast en als eigen Picture Controls worden opgeslagen.
1Selecteer Picture Control
beheren in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Picture Control
beheren in het
opnamemenu en druk op 2.
2Selecteer Opslaan/bewerken.
Markeer Opslaan/bewerken en
druk op 2.
3Selecteer een Picture Control.
Markeer een bestaande Picture
Control en druk op 2 of druk op J
om verder te gaan met stap 5 en
een kopie van de gemarkeerde
Picture Control op te slaan zonder
deze te wijzigen.
G-knop

177
J
4Bewerk de geselecteerde
Picture Control.
Zie pagina 173 voor meer
informatie. Als u wijzigingen
ongedaan wilt maken en opnieuw
wilt beginnen, drukt u op de O-
knop. Wanneer de instellingen zijn
voltooid, drukt u op J.
5Selecteer een bestemming.
Kies een bestemming voor de
eigen Picture Control (C-1 – C-9)
en druk op 2.
6Geef een naam op voor de
Picture Control.
Het venster voor tekstinvoer
wordt weergegeven (zie
rechts). Voor nieuwe Picture
Controls wordt standaard een
tweecijferig nummer toegevoegd (automatisch toegewezen) aan de
naam van de bestaande Picture Control. U kunt deze naam bewerken
om een nieuwe naam met maximaal 19 tekens te maken zoals wordt
beschreven op pagina 286.
De nieuwe Picture Control wordt
weergegeven in de lijst met Picture Controls.
Toetsen-
bordveld
Naamveld

178
J
APicture Control beheren > Hernoemen
U kunt de naam van een eigen Picture Control op elk
gewenst moment wijzigen met de optie Hernoemen
in het menu Picture Control beheren.
APicture Control beheren > Wissen
De optie Wissen in het menu Picture Control
beheren kan worden gebruikt om geselecteerde
eigen Picture Controls te wissen wanneer deze niet
langer nodig zijn.
AHet pictogram voor de oorspronkelijke Picture
Control
De originele vooraf geĂŻnstalleerde Picture Control
waarop de eigen Picture Control is gebaseerd, wordt
aangegeven met een pictogram in de
rechterbovenhoek van het bewerkingsvenster.
Pictogram voor
oorspronkelijke
Picture Control

179
J
Eigen Picture Controls delen
Eigen Picture Controls die u hebt gemaakt met de Picture Control Utility
van ViewNX of optionele software als Capture NX 2, kunt u naar een
geheugenkaart kopiëren en in de camera laden. Omgekeerd kunt u
Picture Controls die u met de camera hebt gemaakt, naar de
geheugenkaart kopiëren en in andere D3S-camera’s en compatibele
softwareprogramma’s gebruiken. Picture Controls die niet langer worden
gebruikt, kunnen worden gewist.
Om eigen Picture Controls naar of van een
geheugenkaart te kopiëren of de eigen Picture
Controls van de geheugenkaart te wissen,
markeert u Laden/opslaan in het menu Picture
Control beheren en drukt u op 2. De volgende
opties worden weergegeven:
•Kopiëren naar camera: kopieer eigen Picture Controls van de
geheugenkaart naar eigen Picture Controls C-1 – C-9 en benoem deze
naar wens.
•Wissen van kaart: wis geselecteerde
eigen Picture Controls van de
geheugenkaart. Het
bevestigingsvenster aan de
rechterkant wordt weergegeven
voordat de Picture Control wordt
gewist; markeer Ja en druk op J om
de geselecteerde Picture Control te
wissen.
•Kopiëren naar kaart: kopieer een eigen Picture Control (C-1 – C-9) van de
camera naar een geselecteerde bestemming (1 – 99) op de
geheugenkaart.

180
J
ASleuf 1 gebruiken
Sleuf 1 wordt gebruikt om eigen Picture Controls op een geheugenkaart op te
slaan of om eigen Picture Controls naar de camera te kopiëren. Kaarten in sleuf 2
kunnen niet worden gebruikt.
AEigen Picture Controls opslaan
U kunt op elk gewenst moment maximaal 99 eigen Picture Controls op de
geheugenkaart opslaan. Alleen Picture Controls die door de gebruiker zijn
gemaakt, kunnen op de geheugenkaart worden opgeslagen. De bij de camera
geleverde vooringestelde Picture Controls (Standaard, Neutraal, Levendig en
Monochroom) kunnen niet naar de geheugenkaart worden gekopieerd en
kunnen niet worden herbenoemd of gewist.

181
J
Actieve D-Lighting
Met actieve D-Lighting blijven details in hoge lichten en schaduwen
behouden, wat foto’s met een natuurlijk contrast oplevert. Gebruik deze
functie voor onderwerpen met een hoog contrast, bijvoorbeeld wanneer
u vanuit een deur of raam een fel verlicht buitentafereel fotografeert, of
wanneer u op een zonnige dag foto’s maakt van onderwerpen in de
schaduw.
Actieve D-Lighting Uit Actieve D-Lighting: YAutomatisch
Actieve D-Lighting UitActieve D-Lighting: PHoog
DHet verschil tussen Actieve D-Lighting en D-Lighting
Met de optie Actieve D-Lighting in het opnamemenu wordt de belichting vóór
de opname aangepast voor een optimaal dynamisch bereik. Met de optie
D-Lighting in het retoucheermenu kan het dynamische bereik in foto’s ná de
opname worden geoptimaliseerd.

182
J
Voer onderstaande stappen uit als u actieve D-Lighting wilt gebruiken:
1Selecteer Actieve D-
Lighting in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Actieve D-Lighting
in het opnamemenu en druk
op 2.
2Kies een optie.
Markeer de gewenste optie en
druk op J. Als YAutomatisch
is geselecteerd, wordt
automatisch actieve D-Lighting
aangepast aan de
opnameomstandigheden (in belichtingsstand h echter is
YAutomatisch vergelijkbaar met QNormaal).
DActieve D-Lighting
Matrixmeting wordt aanbevolen (
0
116). Wanneer Actieve D-Lighting aan staat,
kunnen bij sommige onderwerpen ongelijke kleuren zichtbaar zijn, kan ruis
(heldere pixels op willekeurige afstanden, sluier of lijnen) verschijnen in foto's die
gemaakt zijn met een hoge ISO-gevoeligheid, neemt de capaciteit van het
buffergeheugen af, en duurt het langer om beelden op te nemen. Actieve D-
Lighting is niet beschikbaar vanaf een gevoeligheid van Hi 0,3. De Picture Controls
Helderheid
en
Contrast
(
0
173) kunnen niet worden aangepast als actieve D-
Lighting is ingeschakeld.
AZie ook
Wanneer ADL-bracketing is geselecteerd voor persoonlijke instelling e4 (Inst.
voor auto bracketing, 0 312), varieert de camera actieve D-Lighting over een
reeks opnamen. Zie pagina 145 voor meer informatie.
G-knop

183
J
Kleurruimte
De kleurruimte bepaalt het kleurbereik dat beschikbaar is voor
kleurreproductie. Kies een kleurruimte op basis van de manier waarop
foto’s buiten de camera worden verwerkt.
1Selecteer Kleurruimte in
het opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Kleurruimte in het
opnamemenu en druk op 2.
2Selecteer een kleurruimte.
Markeer de gewenste optie en
druk op J.
Optie Beschrijving
WsRGB Kies deze optie voor foto’s die zonder verdere bewerking
worden afgedrukt of gebruikt.
XAdobe RGB
In deze kleurruimte kan een groter kleurbereik worden
weergegeven dan in sRGB, waardoor dit de beste keuze is
voor foto’s die uitgebreid worden verwerkt of
geretoucheerd.
G-knop

184
J
AKleurruimte
De kleurruimte bepaalt de overeenkomst tussen kleuren en de numerieke
waarden waarmee ze in een digitaal afbeeldingbestand worden aangegeven. De
kleurruimte sRGB wordt algemeen gebruikt, terwijl de kleurruimte Adobe RGB
voornamelijk wordt gebruikt voor commerciële publicaties en afdrukken. sRGB
wordt aanbevolen wanneer u foto’s maakt die zonder wijziging worden
afgedrukt of worden weergegeven in toepassingen die geen kleurbeheer
ondersteunen, of wanneer u foto’s maakt die worden afgedrukt met ExifPrint, de
optie voor direct afdrukken van sommige consumentenprinters of commerciële
afdrukservices. Adobe RGB-foto’s kunnen ook op deze manier worden afgedrukt,
maar de kleuren zijn dan minder levendig.
JPEG-foto’s die zijn gemaakt met kleurruimte Adobe RGB zijn compatibel met
Exif 2.21 en DCF 2.0; toepassingen en printers die Exif 2.21 en DCF 2.0
ondersteunen, selecteren automatisch de juiste kleurruimte. Als de toepassing
of het apparaat geen Exif 2.21 of DCF 2.0 ondersteunt, dient u handmatig de
juiste kleurruimte te selecteren. In TIFF-foto’s die zijn gemaakt met de
kleurruimte Adobe RGB, wordt een ICC-profiel ingesloten, zodat toepassingen
die kleurbeheer ondersteunen automatisch de juiste kleurruimte selecteren.
Raadpleeg de documentatie bij de toepassing of het apparaat voor meer
informatie.
ANikon Software
Wanneer u in ViewNX (meegeleverd) of Capture NX 2 (apart verkrijgbaar) foto’s
opent die met deze camera zijn gemaakt, wordt automatisch de juiste kleurruimte
geselecteerd.

l
185
l
Flitsen
– Het gebruik van optionele flitsers
In dit hoofdstuk wordt het gebruik van de camera met een optionele
flitser met ondersteuning voor het Nikon Creatief Verlichtingssysteem
(CVS) beschreven.
Het gebruik van een flitser.............................................................186
Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS) ..................................................187
Andere flitsers .......................................................................................................189
i-TTL flitserstand ..............................................................................192
Flitsstanden ......................................................................................193
Flitswaardevergrendeling..............................................................196

187
l
Nikon Creatief Verlichtingssysteem (CVS)
Nikons geavanceerde Creatieve Verlichtingssysteem (CVS) biedt een
verbeterde communicatie tussen de camera en compatibele flitsers voor
betere flitsfoto’s. De camera kan worden gebruikt met CVS-compatibele
flitsers:
âťšâťš SB-900, SB-800, SB-600, SB-400 en SB-R200:
âťšâťš SU-800 draadloze Speedlight commander:
Als de SU-800 op een CVS-compatibele camera wordt bevestigd, kan
deze worden gebruikt als commander voor de externe flitsers SB-900,
SB-800, SB-600 of SB-R200. De SU-800 zelf is niet voorzien van een flitser.
Flitser
SB-900 1 SB-800 SB-600 SB-400 SB-R200 2
Kenmerk
Richtgetal 3ISO 100 34 38 30 21 10
ISO 200 48 53 42 30 14
1 Als een kleurfilter op de SB-900 is bevestigd en v of N (flitser) is geselecteerd
voor witbalans, zal de camera automatisch het filter detecteren en de
witbalans overeenkomstig aanpassen.
2 Kan op afstand worden bediend met de optionele SB-900 of SB-800 flitser of
de SU-800 draadloze Speedlight commander.
3 m, 20 °C; SB-900, SB-800 en SB-600 met zoomkop op 35 mm; SB-900 met
standaardverlichting.
ARichtgetal
Als u het bereik van de flitser op vol vermogen wilt berekenen, deelt u het
richtgetal door het diafragma. Bij ISO 100 heeft de SB-800 bijvoorbeeld een
richtgetal van 38 m (zoomkop op 35 mm). Het bereik bij een diafragma van f/5.6
is 38 Ă· 5,6, oftewel 6,8 meter. Voor elke verdubbeling van de ISO-gevoeligheid
vermenigvuldigt u het richtgetal met de vierkantswortel van twee (circa 1,4).

194
l
âťšâťš Een flitsstand kiezen
U kiest een flitsstand door de M-knop
ingedrukt te houden en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat de
gewenste flitsstand is geselecteerd in
het bovenste lcd-venster:
1 Alleen beschikbaar in de belichtingsstanden e en g. In de standen f en h wordt
synchronisatie op het eerste gordijn gebruikt in plaats van lange sluitertijd.
2 In de belichtingsstanden e en g wordt de flitssynchronisatiestand
ingesteld op lange sluitertijd met synchronisatie op het tweede gordijn
wanneer u de M-knop loslaat.
3Het pictogram Y knippert als de flitser geen ondersteuning biedt voor
rode-ogenreductie.
4 Rode-ogenreductie met lange sluitertijd is alleen beschikbaar in de
belichtingsstanden e en g. In de standen f en h wordt rode-ogenreductie
gebruikt in plaats van rode-ogenreductie met lange sluitertijd.
M-knop Hoofdinstelschijf
Rode-ogenreductie met lange
sluitertijd 3, 4
Rode-ogenreductie 3
Synchronisatie op eerste
gordijn Lange sluitertijd 1Synchronisatie op tweede
gordijn2

195
l
AStudioflitssystemen
Synchronisatie op tweede gordijn kan niet worden gebruikt met
studioflitssystemen omdat dan geen juiste synchronisatie mogelijk is.
ASluitertijd en diafragma aanpassen
Bij gebruik van een optionele flitser kunnen sluitertijd en diafragma als volgt
worden ingesteld:
Stand Sluitertijd Diafragma Zie pagina
eAutomatisch ingesteld door camera
(1/250 s–1/60 s) 1, 2 Automatisch
ingesteld door
camera
120
fWaarde geselecteerd door gebruiker
(1/250 s–30 s) 2122
gAutomatisch ingesteld door camera
(1/250 s–1/60 s) 1, 2 Waarde geselecteerd
door gebruiker 3
123
hWaarde geselecteerd door gebruiker
(1/250 s–30 s, A)2125
1 Bij de flitsstanden voor flitsen met lange sluitertijd, synchronisatie op tweede gordijn
en lange sluitertijd, en rode-ogenreductie met lange sluitertijd kan een sluitertijd van
maar liefst 30 s worden ingesteld.
2 Snelheden van 1/8.000 s zijn beschikbaar met optionele SB-900, SB-800 en SB-600
flitsers wanneer 1/250 sec. (auto FP) is geselecteerd voor persoonlijke instelling e1
(Flitssynchronisatie snelheid, 0 311).
3 Het flitsbereik is afhankelijk van het diafragma en de ISO-gevoeligheid. Raadpleeg de
bij de optionele flitser geleverde tabel met flitserbereiken om het diafragma in de
belichtingsstanden g en h in te stellen.
AZie ook
Zie persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatie snelheid, 0 311) voor
informatie over het kiezen van een flitssynchronisatiesnelheid. Zie persoonlijke
instelling e2 (Langste sluitertijd bij flits, 0 312) als u de flitser gebruikt en de
langste beschikbare sluitertijd wilt kiezen.

t
199
t
Overige opnameopties
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de standaardinstellingen herstelt,
meervoudige belichtingen en intervalopnamen maakt, en GPS-apparaten
en objectieven zonder CPU gebruikt.
Reset met twee knoppen: standaardinstellingen herstellen... 200
Meervoudige belichting .................................................................202
Intervalfotografie ............................................................................208
Objectieven zonder CPU ................................................................214
Een GPS-apparaat gebruiken ........................................................217

208
t
Intervalfotografie
De camera beschikt over een functie om automatisch foto’s te maken met
een vooringesteld interval.
1Selecteer
Intervalopname in het
opnamemenu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Intervalopname in
het opnamemenu en druk op
2.
2Selecteer een starttijd.
Markeer een van de volgende
opties en druk op 2:
•Wilt u de opname circa 3 s na het
voltooien van de instellingen starten,
selecteer dan Nu en ga verder
naar stap 4.
•
Wilt u een starttijd kiezen
, selecteer dan
Starttijd
en ga verder naar
stap 3.
DVoordat u gaat fotograferen
Selecteer een andere ontspanstand dan zelfontspanner (E) of spiegel omhoog
(MUP) bij het gebruik van de intervallen. Voordat u de intervalopname start, kunt
u een testopname maken met de geselecteerde instellingen en het resultaat op
de monitor bekijken. Onthoud dat de camera voorafgaand aan elke opname
scherpstelt, als de camera niet kan scherpstellen bij enkelvoudige AF, worden
geen opnamen gemaakt.
Voordat u een starttijd opgeeft, selecteert u Tijdzone en datum in het setup-
menu en controleert u of de cameraklok op de juiste datum en tijd is ingesteld
(0 34).
Gebruik van een statief wordt aanbevolen. Bevestig de camera op een statief
voordat u de opname start. Zorg dat de batterij volledig is opgeladen, zodat de
opname niet wordt onderbroken.
G-knop

209
t
3Kies een starttijd.
Druk op 4 of 2 om de uren of
minuten te markeren. Druk op 1
of 3 om de waarde te wijzigen. De
starttijd wordt niet weergegeven
als Nu is geselecteerd voor
Starttijd kiezen. Druk op 2 om verder te gaan.
4Kies een interval.
Druk op 4 of 2 om de uren,
minuten of seconden te markeren.
Druk op 1 of 3 om de waarde te
wijzigen. Kies een interval dat
langer is dan de verwachte langste
sluitertijd. Druk op 2 om verder te gaan.
5Kies het aantal intervallen en
het aantal opnamen per
interval.
Druk op 4 of 2 om het aantal
intervallen of het aantal opnamen
te markeren. Druk op 1 of 3 om
de waarde te wijzigen. Druk op 2
om verder te gaan.
Aantal
intervallen
Aantal
opnamen
per interval
Totaal
aantal
opnamen

210
t
6Start de opname.
Markeer Start > Aan en druk op J.
(Als u wilt terugkeren naar het
opnamemenu zonder de
intervalopname te starten,
markeert u Start > Uit en drukt u
op J.) De eerste opnameserie wordt gemaakt op de aangegeven
starttijd of na circa 3 s als Nu was geselecteerd voor Starttijd kiezen
in stap 2. De opname gaat door met het geselecteerde interval totdat
alle opnamen zijn gemaakt. Houd er rekening mee dat de sluitertijd
en de benodigde tijd om de foto op te slaan op de geheugenkaart
van opname tot opname kan variëren. Het interval tussen een
opname tijdens het opslaan en de start van de volgende opname kan
variëren. Als fotograferen met de geselecteerde instellingen niet
mogelijk is (bijvoorbeeld als A is geselecteerd voor de sluitertijd
in de handmatige belichtingsstand of als de starttijd over minder dan
een minuut is), wordt op de monitor een waarschuwing
weergegeven.
A Sluiter zoekeroculair sluiten
Sluit de sluiter van het zoekeroculair wanneer u een
foto maakt zonder uw oog tegen de zoeker te zetten.
Dit om te voorkomen dat licht dat binnenvalt via de
zoeker in een foto verschijnt of de belichting
verstoort.
DEr is geen geheugen meer beschikbaar
Als de geheugenkaart vol is, blijven de intervalopnamen actief, maar worden er
geen foto’s gemaakt. Ga door met de opname (0 212), nadat een aantal foto’s
zijn gewist of de camera is uitgeschakeld en er een andere geheugenkaart is
geplaatst.

211
t
ABracketing
Pas de instellingen voor bracketing aan voordat u een intervalopname start. Als
u een intervalopname maakt met belichtings-, flits- of ADL-bracketing terwijl
intervalfotografie actief is, maakt de camera bij elk interval het aantal opnamen
dat is ingesteld in het bracketingprogramma, ongeacht het aantal opnamen dat
is opgegeven in het menu intervalopname. Als witbalansbracketing is
ingeschakeld wanneer intervalopname actief is, maakt de camera per interval
één opname en wordt voor elke opname het aantal kopieën gemaakt dat is
opgegeven in het bracketingprogramma.
ATijdens het fotograferen
Tijdens intervalopnamen knippert het pictogram
Q in het bovenste lcd-venster. Vlak voordat het
volgende opname-interval begint, wordt in de
sluitertijdweergave het aantal resterende intervallen
weergegeven en in de diafragmaweergave het aantal
resterende opnamen voor het huidige interval. U kunt
het aantal resterende intervallen en het aantal opnamen per interval ook
weergeven door de ontspanknop half in te drukken. (Als u de ontspanknop
loslaat, worden de sluitertijd en het diafragma weergegeven totdat de
belichtingsmeters worden uitgeschakeld.)
Als u de huidige instellingen voor intervalopnamen
wilt bekijken, selecteert u Intervalopname tussen de
opnamen. Tijdens intervalopnamen worden in het
menu voor intervalopnamen de starttijd, het
opname-interval en het resterende aantal intervallen
en opnamen weergegeven. Deze instellingen kunnen
tijdens intervalopnamen niet worden gewijzigd.
ADe monitor gebruiken
Tijdens intervalopnamen kunt u foto’s weergeven en de opname- en menu-
instellingen aanpassen. De monitor wordt circa vier seconden vóór elk interval
automatisch uitgeschakeld.
SHOOT
CUSTOM

212
t
âťšâťš Intervalopnamen pauzeren
U kunt intervalopnamen als volgt pauzeren:
• Druk tussen twee intervallen op de J-knop.
• Markeer Start > Pauze in het menu voor intervalopname en druk op J.
• Zet de camera uit en weer aan. (Wanneer de camera uit staat, kunt u
eventueel de geheugenkaart vervangen.)
• Selecteer de ontspanstand Zelfontspanner (E) of Spiegel omhoog (MUP).
• Druk op de a-knop.
De opname kan als volgt worden hervat:
1Selecteer een nieuwe
starttijd.
Selecteer een nieuwe starttijd,
zoals wordt beschreven op pagina
208.
2Hervat de opname.
Markeer Start > Herstarten en
druk op J. Houd er rekening mee
dat als u een intervalopname
halverwege pauzeert, de
eventuele resterende opnamen in
het huidige interval worden geannuleerd.

213
t
âťšâťš Intervalfotografie onderbreken
Intervalopnamen eindigen automatisch als de batterij leeg is. U kunt
intervalopnamen ook op de volgende manieren beëindigen:
• Selecteer Start > Uit in het menu voor intervalopname.
• Voer een reset met twee knoppen uit (0 200).
• Selecteer Opnamemenu terugzetten in het opnamemenu (0 287).
• Wijzig de bracketinginstellingen (0 136).
De normale opnamestand wordt hervat wanneer intervalopname wordt
beëindigd.
âťšâťš Geen foto
Er worden geen foto’s gemaakt als de vorige foto nog moet worden
opgeslagen, als het buffergeheugen of de geheugenkaart vol is of als de
camera niet kan scherpstellen in de stand voor enkelvoudige AF (de
camera stelt vóór elke opname scherp).
AOntspanstand
De camera maakt bij elk interval het opgegeven aantal opnamen, ongeacht de
geselecteerde ontspanstand. In de stand CH (continu hoog) worden tot negen
opnamen per seconde gemaakt, of als DX (24Ă—16) geselecteerd is voor
Beeldgebied, met de beeldsnelheid geselecteerd voor persoonlijke instelling d2
(Opnamesnelheid; 0 307) > Continu hoog. In de standen S (enkel beeld) en CL
(continu laag) worden foto’s gemaakt met de snelheid die is geselecteerd voor
persoonlijke instelling d2 (Opnamesnelheid, 0 307) > Continu laag. In stand J
maakt de camera minder geluid.
AGeheugenbanken van het opnamemenu
Wijzigingen in de instellingen voor intervalopnamen worden toegepast op alle
geheugenbanken van het opnamemenu (0285). Als de instellingen van het
opnamemenu worden teruggezet via de optie Opnamemenu terugzetten in
het opnamemenu (0 287), worden de instellingen voor intervalopnamen
teruggezet op de volgende waarden:
• Starttijd kiezen: Nu
• Interval: 00:01':00"
• Aantal intervallen: 1
• Aantal opnamen: 1
•Start opname: Uit

214
t
Objectieven zonder CPU
Als u gegevens over het objectief (brandpuntsafstand en maximaal
diafragma) opgeeft, hebt u toegang tot diverse functies voor CPU-
objectieven wanneer u een objectief zonder CPU gebruikt. Als de
brandpuntsafstand van het objectief bekend is:
• Automatische zoom kan worden gebruikt met de flitsers SB-900, SB-800
en SB-600 (apart verkrijgbaar)
• De brandpuntsafstand wordt weergegeven (met een sterretje) in het
venster met foto-informatie
Als het maximale diafragma van het objectief bekend is:
• De diafragmawaarde wordt weergegeven in het bovenste lcd-venster
en in de zoeker
• De flitssterkte wordt aangepast aan wijzigingen in het diafragma
• Het diafragma wordt weergegeven (met een sterretje) in het venster
met foto-informatie
Als zowel de brandpuntsafstand als het maximale diafragma worden
opgegeven:
• Kleurenmatrixmeting wordt ingeschakeld (Houd er rekening mee dat
bij sommige objectieven, waaronder Reflex-NIKKOR-objectieven, voor
een correct resultaat centrumgerichte meting of spotmeting moet
worden gebruikt)
• De nauwkeurigheid van centrumgerichte meting en spotmeting en
i-TTL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexcamera’s wordt
verbeterd
ABrandpuntsafstand wordt niet weergegeven
Als de correcte brandpuntsafstand niet wordt weergegeven, selecteert u de
dichtstbijzijnde waarde die hoger is dan de daadwerkelijke brandpuntsafstand
van het objectief.
AZoomobjectieven
Objectiefgegevens worden niet aangepast wanneer een objectief zonder CPU
wordt in- of uitgezoomd. Nadat u de zoomstand hebt gewijzigd, kunt u nieuwe
waarden selecteren voor brandpuntsafstand en maximaal diafragma.

215
t
âťšâťš Het menu Niet-CPU-objectief
1Selecteer Niet-CPU-
objectief in het setup-
menu.
Druk op de G-knop om de
menu’s weer te geven.
Markeer Niet-CPU-objectief
in het setup-menu en druk
op 2.
2Selecteer een
objectiefnummer.
Markeer Objectiefnummer en
druk op 4 of 2 om een
objectiefnummer te selecteren
tussen 1 en 9.
3Selecteer een
brandpuntsafstand.
Markeer Brandpuntsafstand
(mm) en druk op 4 of 2 om een
brandpuntsafstand tussen 6 en
4.000 mm te selecteren.
4Selecteer een maximaal
diafragma.
Markeer Maximaal diafragma en
druk op 4 of 2 om een maximaal
diafragma te selecteren tussen
f/1.2 en f/22. Het maximale
diafragma voor teleconverters is het maximale diafragma van de
teleconverter en het objectief samen.
G-knop

216
t
5Selecteer Gereed.
Markeer Gereed en druk op J. De
brandpuntsafstand en het
diafragma die u hebt opgegeven,
worden opgeslagen onder het
geselecteerde objectiefnummer. U
kunt deze combinatie van brandpuntsafstand en diafragma op elk
gewenst moment oproepen door het objectiefnummer te selecteren
met de bedieningsknoppen op de camera, zoals hieronder wordt
beschreven.
âťšâťš Een objectiefnummer kiezen met de cameraknoppen
1Wijs de selectie van het nummer van objectieven zonder
CPU toe aan een van de cameraknoppen.
Selecteer
Nummer niet-CPU-lens kiezen
voor de optie “+ instelschijven”
van een van de cameraknoppen in het menu Persoonlijke instellingen
(
0
319). U kunt de selectie van het nummer van objectieven zonder CPU
toewijzen aan de
Fn
-knop (persoonlijke instelling f4,
Fn-knop toewijzen
,
0
316), de
Pv
-knop (persoonlijke instelling f5,
Voorbeeldknop
toewijzen
,
0
321) of de
AE-L/AF-L
-knop (persoonlijke instelling f6,
AE-L/
AF-L-knop toewijzen
,
0
321).
2Gebruik de geselecteerde knop om een objectiefnummer te
kiezen.
Houd de geselecteerde knop ingedrukt en draai aan de
hoofdinstelschijf tot het gewenste objectiefnummer wordt
weergegeven in het bovenste lcd-venster.
Objectiefnummer
Hoofdinstelschijf
Brandpuntsaf-
stand
Maximaal
diafragma

217
t
Een GPS-apparaat gebruiken
Een GPS-apparaat kan worden aangesloten op een 10-pins
afstandbedieningsaansluiting om de huidige breedtegraad, lengtegraad,
hoogte, Coordinated Universal Time (UTC) en kompasrichting bij iedere
gemaakte foto op te slaan. De camera kan worden gebruikt met een
optioneel GP-1 GPS-apparaat (zie hieronder; houd er rekening mee dat de
GP-1 niet is voorzien van de kompasrichting) of met apparaten van
andere merken aangesloten via een optionele MC-35 GPS-adapterkabel
(0 218).
âťšâťš Het GP-1 GPS-apparaat
De GP-1 is een optioneel GPS-apparaat en ontworpen voor gebruik met
Nikon digitale camera’s. Voor informatie over het aansluiten van het
apparaat, zie de meegeleverde handleiding van de GP-1.

218
t
âťšâťš Overige GPS-apparaten
GPS-apparaten van het merk Garmin die versie 2.01 of 3.01 van de
gegevensstandaard NMEA0183 van de National Marine Electronics
Association ondersteunen, kunnen worden aangesloten op de 10-pins
afstandsbedieningsaansluiting van de camera via een MC-35 GPS-
adapterkabel (apart verkrijgbaar; 0376). Tests met apparaten uit de
series Garmin eTrex en Garmin geko die zijn voorzien van een pc-
kabelaansluiting, hebben goede resultaten opgeleverd. U kunt deze
apparaten op de MC-35 aansluiten via een kabel met een 9-pins D-sub-
aansluiting die wordt geleverd door de fabrikant van het GPS-apparaat.
Raadpleeg de handleiding van de MC-35 voor meer informatie. Voordat u
de camera inschakelt, zet u het GPS-apparaat in de stand NMEA (4800
baud).
MC-35

219
t
âťšâťš Het pictogram k
Wanneer de camera verbinding maakt met een
GPS-apparaat, wordt het pictogram k
weergegeven in het bovenste lcd-venster. Bij
foto-informatie voor foto's gemaakt wanneer het
pictogram k wordt weergegeven staat ook een
pagina met GPS-gegevens (0 233). GPS-gegevens worden alleen
opgenomen wanneer het pictogram k wordt weergegeven; controleer
voor opname of het pictogram k wordt weergegeven in het lcd-venster
(als het pictogram k knippert, zoekt het GPS-apparaat naar een signaal;
voor foto’s die worden genomen terwijl het pictogram k knippert, wordt
geen GPS-informatie opgeslagen). Als gedurende twee seconden geen
gegevens worden ontvangen van het GPS-apparaat, verdwijnt het
pictogram k uit het venster en wordt geen GPS-informatie meer
opgeslagen.
AKompasrichting
De kompasrichting wordt alleen opgeslagen als het
GPS-apparaat is voorzien van een digitaal kompas
(houd er rekening mee dat de GP-1 niet is uitgerust
met een kompas). Zorg dat het GPS-apparaat in
dezelfde richting als het objectief wijst en zich op ten
minste 20 cm van de camera bevindt.
ACoordinated Universal Time (UTC)
UTC-gegevens zijn afkomstig van het GPS-apparaat
en staan los van de cameraklok.
SHOOT
CUSTOM

220
t
âťšâťš Opties in het setup-menu
Het GPS item in het setup-menu bevat de onderstaande opties.
•Meter automatisch uit: kies of de belichtingsmeters automatisch
worden uitgeschakeld wanneer een GPS-apparaat wordt aangesloten.
•Positie: deze optie is alleen beschikbaar als een
GPS-apparaat is aangesloten. Als u deze optie
selecteert, worden de huidige breedtegraad,
lengtegraad, hoogte, UTC (Coordinated
Universal Time) en kompasrichting (indien
ondersteund) weergegeven zoals gemeld door
het GPS-apparaat.
•Cameraklok instellen via GPS: selecteer Nee om de cameraklok
onafhankelijk van het GPS-apparaat in te stellen. Wanneer Ja
geselecteerd is, wordt de tijd automatisch aangepast aan de in het
menu Tijdzone en datum (0 34, 330) geselecteerde opties voor
datumnotatie, tijdzone en zomertijd.
Optie Beschrijving
Inschakelen
De belichtingsmeters worden automatisch uitgeschakeld als geen
handelingen worden uitgevoerd gedurende de tijdsduur die is
opgegeven voor persoonlijke instelling c2 (Lichtmeter
automatisch uit; na activering van de belichtingsmeters of
inschakeling van de camera wordt de vertraging met een minuut
verlengd zodat de camera tijd heeft om de GPS-gegevens te
verwerven). Daardoor wordt de gebruiksduur van de batterij
verlengd.
Uitschakelen De belichtingsmeters worden niet uitgeschakeld zolang een GPS-
apparaat is aangesloten. De camera blijft GPS-informatie opnemen.

I
221
I
Meer informatie over
weergave
– Weergaveopties
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto’s kunt weergeven en welke
handelingen u kunt uitvoeren in de weergavestand.
Schermvullende weergave ............................................................222
Foto-informatie................................................................................225
Meerdere foto’s weergeven: miniatuurweergave.....................235
Foto’s van dichterbij bekijken: zoomweergave.........................237
Foto’s tegen verwijderen beveiligen ...........................................238
Foto’s wissen ....................................................................................240

226
I
âťšâťš Bestandsinformatie
1 Wordt alleen weergegeven als Scherpstelpunt is geselecteerd voor Weergavestand
(0 277).
2 Als de foto in de scherpstelstand S is gemaakt, wordt het punt weergegeven waar de
scherpstelling voor het eerst werd vastgelegd. In de scherpstelstand C wordt het
scherpstelpunt alleen weergegeven als het enkelpunts of dynamisch veld voor AF-
veld is geselecteerd en het voor de camera mogelijk was om scherp te stellen.
3 Wordt weergegeven in geel als 1,2Ă— (30Ă—20), DX (24Ă—16) of 5 : 4 (30Ă—24)
geselecteerd was voor de optie Beeldgebied (0 78) in het opnamemenu.
100
NCD3S
D
S
C_
0001. JP
G
15
/
04
/
2009 10:15:00
N
N
OR
OR
M
AL
AL
4256x2832
1
/
10
1 2 3 6 5
14
13
12 11 10 98
15
7
41Pictogram spraakmemo ................................ 246
2Beveiligingsstatus ........................................... 238
3Retouche-aanduiding .................................... 341
4Scherpstelpunt 1, 2 ..............................................94
5Haakjes AF-veld 1.........................................41, 59
6Beeldnummer/totaal aantal beelden
7Beeldkwaliteit .....................................................83
8Beeldformaat.......................................................86
9Beeldgebied 3 ......................................................78
10 Beeldauthenticiteit......................................... 334
11 Opnametijdstip...................................................34
12 Opnamedatum ...................................................34
13 Sleufnummer.......................................................37
14 Mapnaam .......................................................... 288
15 Bestandsnaam ................................................. 290

229
I
4 Hieronder ziet u enkele voorbeelden van histogrammen:
• Als de foto voorwerpen met een
uiteenlopende helderheid bevat, zal de
verdeling van toonwaarden relatief
gelijkmatig zijn.
• Als de foto donker is, verschuift de
verdeling van toonwaarden naar links.
• Als de foto licht is, verschuift de
verdeling van toonwaarden naar rechts.
Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verhoogd, verschuift de verdeling van
toonwaarden naar rechts. Als de waarde voor belichtingscorrectie wordt verlaagd,
verschuift de verdeling van toonwaarden naar links. Wanneer foto’s bij fel licht
moeilijk op de monitor te zien zijn, geven histogrammen een globaal beeld van de
totale belichting.
AZoomweergave
Houd de
N
-knop ingedrukt, draai de hoofdinstelschijf
naar rechts, en laat dan de
N
-knop los om een RGB-
histogram voor het in de monitor zichtbare deel weer
te geven. U kunt andere delen van het beeld
weergeven met de multi-selector; houd de
N
-knop
ingedrukt en draai de hoofdinstelschijf naar links om
uit te zoomen.
AHistogrammen
De camerahistogrammen dienen alleen als richtlijn en kunnen afwijken van de
histogrammen in beeldbewerkingprogramma’s.

231
I
âťšâťš Opnamegegevens pagina 2 1
1 Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor Weergavestand
(0277).
2 Alleen Picture Controls Standaard en Levendig.
3 Picture Controls Neutraal, Monochroom en eigen Picture Controls.
4 Wordt niet weergegeven voor monochrome Picture Controls.
5 Alleen monochrome Picture Controls.
6 Wordt weergegeven in geel als 1,2Ă— (30Ă—20), DX (24Ă—16) of 5 : 4 (30Ă—24)
geselecteerd was voor de optie Beeldgebied (0 78) in het opnamemenu.
1Pictogram spraakmemo................................ 246
2Beveiligingsstatus........................................... 238
3Retouche-aanduiding.................................... 341
4Witbalans .......................................................... 150
Kleurtemperatuur ........................................... 157
Witbalans fijnafstemming ............................ 153
Handmatige preset......................................... 158
W
HITE B
A
L.
CO
L
O
R SP
AC
E
PI
C
TURE
C
TRL
QUICK ADJUST
S
H
A
RPE
N
ING
CO
N
TR
A
ST
BRI
G
H
T
N
ESS
S
A
TUR
A
TI
O
N
H
U
E
:
AUTO
, 0, 0
:
s
RGB
: ST
A
N
D
A
R
D
:
0
:
3
:
0
:
0
:
0
:
0
N
I
KO
N
D3S
100
-
1
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13 1514
1 2 3
5Kleurruimte....................................................... 183
6Picture Control................................................. 170
7Snel aanpassen 2.............................................. 173
Oorspronkelijke Picture Control 3................ 170
8Verscherping .................................................... 173
9Contrast ............................................................. 173
10 Helderheid ........................................................ 173
11 Verzadiging 4.................................................... 173
Filtereffecten 5.................................................. 173
12 Tint 4.................................................................... 173
Kleurtoon 5........................................................ 173
13 Cameranaam
14 Beeldgebied 6 ......................................................78
15 Mapnummer–beeldnummer 6..................... 288

232
I
âťšâťš Opnamegegevens pagina 3 1
1 Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor Weergavestand
(0277).
2 Wordt weergegeven in geel als 1,2Ă— (30Ă—20), DX (24Ă—16) of 5 : 4 (30Ă—24)
geselecteerd was voor de optie Beeldgebied (0 78) in het opnamemenu.
âťšâťš Opnamegegevens pagina 4 1
1 Wordt alleen weergegeven als Informatie is geselecteerd voor Weergavestand
(0277) en copyrightinformatie aan de foto is toegevoegd (0 335).
2 Wordt weergegeven in geel als 1,2Ă— (30Ă—20), DX (24Ă—16) of 5 : 4 (30Ă—24)
geselecteerd was voor de optie Beeldgebied (0 78) in het opnamemenu.
1Pictogram spraakmemo................................ 246
2Beveiligingsstatus........................................... 238
:
:
:
:
:
:
:
:
NOR
M
AL
NOR
M
AL
LONG EXP
/
.
HI ISO
N
OISE REDUC.
CYANOTYPE
TRI
M
RETOUCH
CO
MM
ENT SP SPRING HAS CO
M
E
.
RING HAS CO
M
E
.3636
VIGNETT CTRLE
ACT.DLI .
GHT
-
FILTER
W
AR
M
IINGDLGHT
-
N
I
KO
N
D3S
100
-
1
4
5
6
7
8
91110
1 2 3
3Retouche-aanduiding .................................... 341
4Hoge ISO-ruisonderdrukking....................... 291
Aanduiding ruisonderdrukking lange
sluitertijd ........................................................... 291
5Actieve D-Lighting.......................................... 181
6Vignetteringscorrectie................................... 290
7Retouche-historie............................................ 341
8Beeldcommentaar .......................................... 331
9Cameranaam
10 Beeldgebied 2 ......................................................78
11 Mapnummer–beeldnummer 2..................... 288
ART
IST
C
O
PYRI
GHT
:
NIKON
TARO
:
NIKON
N
I
KO
N
D3S
100
-
1
4
5
68 7
1 2 3 1Pictogram spraakmemo................................ 246
2Beveiligingsstatus........................................... 238
3Retouche-aanduiding .................................... 341
4Naam van fotograaf........................................ 335
5Copyrighthouder............................................. 335
6Cameranaam
7Beeldgebied 2 ......................................................78
8Mapnummer–beeldnummer2..................... 288

233
I
âťšâťš GPS-informatie 1
1 Wordt alleen weergegeven als de foto is genomen in combinatie met een GPS-
apparaat (0 217).
2 Wordt alleen weergegeven als het GPS-apparaat is voorzien van een elektronisch
kompas.
3 Wordt weergegeven in geel als 1,2Ă— (30Ă—20), DX (24Ă—16) of 5 : 4 (30Ă—24)
geselecteerd was voor de optie Beeldgebied (0 78) in het opnamemenu.
:
:
:
:
:
:
:
:
E
N
L
AT I TUDE
2009
/
04
/
15
01 15 00
::
TI
M
E(UTC)
HEADI NG
35
Âş
35 971
'
.
105.17
Âş
ALTITUDE
LONG I TUDE
35
m
9.696
'
13
Âş
43
N
I
KO
N
D3S
100
-
1
1 2 3
4
5
6
7
8
11109
1Pictogram spraakmemo................................ 246
2Beveiligingsstatus........................................... 238
3Retouche-aanduiding .................................... 341
4Breedtegraad
5Lengtegraad
6Hoogte
7Coordinated Universal Time (UTC)
8Kompasrichting 2
9Cameranaam
10 Beeldgebied 3 ......................................................78
11 Mapnummer–beeldnummer3..................... 288

246
e
Spraakmemo's opnemen
U kunt met de ingebouwde microfoon spraakmemo's met een maximale
lengte van 60 seconden opnemen om aan uw foto's toe te voegen.
De camera voorbereiden voor opname
Stel eerst de diverse instellingen van het menu-item Opties voor
spraakmemo van het setup-menu in.
âťšâťš Spraakmemo
Deze instelling bepaalt of spraakmemo's
automatisch of handmatig worden opgenomen.
De volgende opties zijn beschikbaar:
Optie Beschrijving
7Uit In de opnamestand kunnen geen spraakmemo's worden
opgenomen.
8Aan (autom.
en handm.)
Als u deze optie selecteert, wordt
het menu rechts weergegeven.
Selecteer een maximum
opnameduur van 5, 10, 20, 30, 45
of 60 s. Het opnemen begint
zodra de ontspanknop na het
maken van een foto wordt
losgelaten, tenzij Aan is
geselecteerd voor Beeld terugspelen in het
weergavemenu (0 281). Het opnemen stopt wanneer op de
knop H wordt gedrukt of nadat de ingestelde opnameduur
is verstreken.
9Alleen
handmatig
U kunt een spraakmemo voor de meest recente foto
opnemen door de knop H ingedrukt te houden (0 248).

249
e
Weergavestand
Een spraakmemo toevoegen aan de foto die schermvullend wordt
weergegeven of die is gemarkeerd in de lijst met miniaturen (0 222, 235):
1Selecteer een foto.
Geef de foto weer of markeer de foto. Er kan
per foto slechts Ă©Ă©n spraakmemo worden
opgenomen; voor foto's die worden
aangeduid met het pictogram h kunnen
geen extra spraakmemo's meer worden
opgenomen.
2Houd de knop H ingedrukt.
De opname van het spraakmemo duurt voort
zolang de knop H ingedrukt wordt gehouden
(let wel, er wordt geen spraakmemo
opgenomen wanneer de knop H niet
gedurende tenminste 1 seconde ingedrukt
blijft).
ATijdens opname
Tijdens opname knippert het pictogram C in het
achterste lcd-venster. Een klok in het achterste
lcd-venster toont de resterende opnameduur (in
seconden) voor de spraakmemo.
In de weergavestand verschijnt tijdens opname
het pictogram C in de monitor.
H knop
Achterste lcd-venster

250
e
ADe opname onderbreken
De opname eindigt automatisch wanneer:
•de knop G wordt ingedrukt om de menu's weer te geven
•de knop K wordt ingedrukt
• de ontspanknop half wordt ingedrukt
• de camera wordt uitgeschakeld
Tijdens intervalfotografie eindigt de opname circa 2 seconden voordat de
volgende foto wordt genomen.
ANa opname
Als er aan meest recente foto een spraakmemo is
toegevoegd, verschijnt het pictogram C in het
achterste lcd-venster.
Als er aan de foto die in de weergavestand is
geselecteerd een spraakmemo is toegevoegd, dan
verschijnt het pictogram h in de monitor.
ABestandsnamen van spraakmemo's
Spraakmemo's worden opgeslagen als WAV-bestanden met bestandsnamen in
het formaat “xxxxnnnn.WAV”. “xxxxnnnn” is de bestandsnaam van de foto
waaraan de spraakmemo is toegevoegd. Het spraakmemo voor bijvoorbeeld de
foto “DSC_0002.JPG” krijgt de bestandsnaam “DSC_0002.WAV.” De
bestandsnamen van spraakmemo's kunnen met een computer worden bekeken.
Achterste lcd-venster

251
e
Spraakmemo's weergeven
Spraakmemo's kunnen via de ingebouwde
luidspreker van de camera worden weergegeven
wanneer de bijbehorende foto schermvullend
wordt weergegeven of in de lijst met miniaturen
is gemarkeerd (0 222, 235). De aanwezigheid van
een spraakmemo wordt aangeduid met het
pictogram h.
Functie Knop Beschrijving
De weergave
starten/
stoppen
H
Druk op H om de weergave te stoppen. De weergave stopt
wanneer op de knop H wordt gedrukt of nadat het memo
volledig is weergegeven.
Een
spraakmemo
wissen
O
Er wordt een
bevestigingsvenster
weergegeven. Druk op 1 of 3
om een optie te markeren en
druk op O om de optie te
selecteren.
•Beeld/geluid: om zowel de foto
als het spraakmemo te wissen.
•Alleen geluid: om alleen het spraakmemo te wissen.
Druk op de knop K om te stoppen zonder de foto of het
spraakmemo te wissen.
ADe weergave onderbreken
De weergave eindigt automatisch wanneer:
•de knop G wordt ingedrukt om de menu's weer te geven
•de knop K wordt ingedrukt om de monitor uit te schakelen of de
ontspanknop half wordt ingedrukt
• de camera wordt uitgeschakeld
• een andere foto wordt geselecteerd

252
e
Weergaveopties voor spraakmemo's
De Opties voor spraakmemo > Geluid afspelen
in het setup-menu bepaalt of spraakmemo's
worden weergegeven via de ingebouwde
luidspreker van de camera of via een extern
apparaat dat met behulp van een HDMI- of audio-
/videokabel op de camera is aangesloten.
Wanneer de ingebouwde luidspreker wordt
gebruikt, bepaalt de optie Geluid afspelen
tevens het volume.
Optie Beschrijving
%Via
luidspreker
Spraakmemo's worden via de
ingebouwde luidspreker
weergegeven. Als u deze optie
selecteert, wordt het menu
rechts weergegeven. Druk op 1
of 3 om het volume in te
stellen. Er weerklinkt een
geluidssignaal wanneer de
optie wordt geselecteerd. Druk op J om uw keuze te
maken en naar het setup-menu terug te keren.
&HDMI/audio/
video-uitgang
Het geluidssignaal wordt uitgevoerd via de HDMI of A/V-
OUT-aansluiting.
(Uit
Spraakmemo's worden niet weergegeven. Het pictogram
b verschijnt wanneer een foto waaraan een spraakmemo
is toegevoegd in de monitor wordt weergegeven.

Q
253
Q
Verbindingen
– Verbinden met externe apparaten
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto’s kopieert naar een
computer, hoe u foto’s afdrukt en hoe u ze weergeeft op een televisie.
Verbinden met een computer.......................................................254
Directe USB-verbinding.....................................................................................255
Draadloze en Ethernet-netwerken................................................................257
Foto’s afdrukken ..............................................................................258
Verbinden met een printer...............................................................................259
Foto’s een voor een afdrukken .......................................................................260
Meerdere foto’s afdrukken...............................................................................263
Een DPOF printopdracht aanmaken: Printopdracht...............................267
Foto’s op televisie bekijken ...........................................................269
Standard-definition apparaten.......................................................................269
High-definition apparaten................................................................................271

277
U
Kies de informatie die wordt weergegeven in het scherm met foto-informatie
(
0
225).
1Selecteer opties.
Druk op 1 of 3 om een optie te
markeren en druk vervolgens op 2
om de optie voor het scherm met
foto-informatie te selecteren. Een
L verschijnt naast de
geselecteerde items. U kunt de selectie ongedaan maken door het
item te markeren en op 2 te drukken.
2Sla de wijzigingen op en sluit
af.
Markeer Gereed en druk op J om
terug te keren naar het
weergavemenu.
Weergavestand G-knop âžś D weergavemenu

278
U
Kopieer foto's van de geheugenkaart in sleuf 1 naar de geheugenkaart in
sleuf 2.
1Selecteer Beeld(en)
selecteren.
Markeer Beeld(en) selecteren en
druk op 2.
2Selecteer de bronmap.
Markeer de map met de beelden
die gekopieerd moeten worden en
druk op 2.
3Maak de beginselectie.
Voordat u verder gaat met het
selecteren of deselecteren van
afzonderlijke beelden, kunt u alle
beelden of alle beveiligde beelden
in de map markeren en naar keuze
kopiëren Alle beelden selecteren of Beveiligde beelden
selecteren. Om alleen afzonderlijk geselecteerde beelden te
kopiëren, kies Alles deselecteren voordat u verdergaat.
Beeld(en) kopiëren G-knop ➜ D weergavemenu
Optie Beschrijving
iBeeld(en) selecteren Selecteer foto's die zijn opgeslagen op de
geheugenkaart in sleuf 1.
jDoelmap selecteren Selecteer de doelmap op de geheugenkaart in sleuf 2.
Beeld(en) kopiëren? Kopieer de geselecteerde foto's naar de opgegeven
doelmap.

279
U
4Selecteer meer beelden.
Om te selecteren of deselecteren,
markeer de foto’s en druk op het
midden van de multiselector
(houd de knop N ingedrukt om
de gemarkeerde foto
schermvullend te bekijken). Geselecteerde beelden zijn gemarkeerd
met een L. Druk op J als uw selectie is voltooid, om vervolgens
verder te gaan naar stap 5.
5Selecteer Doelmap
selecteren.
Markeer Doelmap selecteren en
druk op 2.
6Selecteer een doelmap.
Om een mapnummer in te vullen, kies Map
selecteren op nummer, vul het nummer in
(0288) en druk op J.
Om uit een lijst met bestaande mappen te
kiezen, kies Map selecteren in lijst, markeer
een map en druk op J.

280
U
7Kopieer de beelden.
Markeer Beeld(en) kopiëren? en
druk op 2.
Er wordt een bevestigingsvenster
weergegeven. Markeer Ja en druk
op J. Druk opnieuw op J om af te
sluiten wanneer het kopiëren is
voltooid.
DBeelden kopiëren
Beelden worden niet gekopieerd als er onvoldoende vrije ruimte is op de
geheugenkaart. Zorg ervoor dat de batterij volledig is opgeladen voordat u films
kopieert.
Er wordt een bevestigingsvenster
weergegeven, als de doelmap een beeld
bevat met dezelfde naam als Ă©Ă©n van de
te kopiëren beelden. Selecteer Bestaand
beeld vervangen om het te kopiëren
beeld te vervangen of selecteer Alles
vervangen om alle bestaande beelden
met dezelfde naam zonder verdere
waarschuwing te vervangen. Om door te gaan zonder het beeld te vervangen,
selecteer Overslaan of selecteer Annuleren om af te sluiten zonder andere
beelden te kopiëren. Verborgen of beveiligde beelden in de doelmap worden
niet vervangen.
De beveiligde status wordt samen met de beelden gekopieerd, maar dit geldt
niet voor afdrukmarkering (0267). Spraakmemo's worden samen met de daarbij
behorende foto's gekopieerd. Verborgen beelden kunnen niet worden
gekopieerd.

281
U
Kies of beelden direct na de opname automatisch
op de monitor worden getoond. Als Uit is
geselecteerd, kunnen foto’s alleen worden
weergegeven door op de knop K te drukken.
Kies de foto die wordt weergegeven nadat u een foto hebt verwijderd.
Beeld terugspelen G-knop âžś D weergavemenu
Na verwijderen G-knop âžś D weergavemenu
Optie Beschrijving
SToon
volgende
De volgende foto wordt weergegeven. Als de verwijderde foto
het laatste beeld was, wordt de vorige foto weergegeven.
TToon vorige De vorige foto wordt weergegeven. Als de verwijderde foto het
eerste beeld was, wordt de volgende foto weergegeven.
UDoorgaan
als tevoren
Als de gebruiker door de foto’s bladerde in de volgorde waarin
ze zijn opgenomen, wordt de volgende foto weergegeven, zoals
wordt beschreven bij Toon volgende. Als de gebruiker in
omgekeerde volgorde door de foto’s bladerde, wordt de vorige
foto weergegeven, zoals wordt beschreven bij Toon vorige.

282
U
Kies of u “staande” foto’s (portretstand) voor weergave wilt draaien
tijdens het afspelen. Aangezien de camera zelf reeds de geschikte
oriëntatie heeft tijdens de opname, worden beelden niet automatisch
gedraaid tijdens het terugspelen van beelden.
Maak een diashow van de foto’s in de huidige weergavemap (0 275).
Verborgen beelden (0 275) worden niet weergegeven.
U start de diashow door Start te markeren en op
J te drukken. Tijdens de diashow kunt u de
volgende handelingen uitvoeren.
Draai portret G-knop âžś D weergavemenu
Optie Beschrijving
Aan
“Staande” foto’s (portretstand) worden automatisch gedraaid voor
weergave op de cameramonitor. Foto’s die zijn gemaakt met de instelling
Uit voor Automatische beeldrotatie (0 332), worden “liggend”
weergegeven.
Uit “Staande” foto’s (portretstand) worden “liggend” weergegeven.
Diashow G-knop âžś D weergavemenu
Optie Beschrijving
Start Start de diashow.
Tussenpauze Kies hoe lang elke foto tijdens de diashow wordt
weergegeven.
Geluid afspelen Geef de weergaveopties voor spraakmemo's weer (0 283).

283
U
Het venster aan de rechterkant wordt
weergegeven wanneer de show eindigt. Selecteer
Herstarten om te herstarten of Afsluiten om
terug te keren naar het weergavemenu.
âťšâťš Geluid afspelen
Kies Aan om spraakmemo's weer te geven tijdens diashows. De volgende
opties worden weergegeven:
Kies Uit om de spraakmemoweergave tijdens diashows uit te schakelen.
Functie Knop Beschrijving
Naar vorige/volgende
beeld bladeren
Druk op 4 om terug te keren naar het vorige
beeld. Druk op 2 om naar het volgende beeld te
bladeren.
Andere foto-
informatie weergeven
De weergegeven foto-informatie wijzigen
(0225).
Pauze/hervatten J
Diashow pauzeren of hervatten. De
spraakmemoweergave kan worden hervat nadat
op de knop J is gedrukt.
Terug naar
weergavemenu GDiashow beëindigen en terugkeren naar
weergavemenu.
Terug naar
weergavestand K
Diashow beëindigen en terugkeren naar
schermvullende weergave (0 222) of
miniatuurweergave (0 235).
Terug naar
opnamestand
Druk de ontspanknop half in om terug te keren
naar de opnamestand.
Optie Beschrijving
Tussenpauze
De weergave wordt beëindigd wanneer het volgende beeld
wordt weergegeven, zelfs als het spraakmemo nog niet
volledig is afgespeeld.
Lengte van
spraakmemo
Het volgende beeld wordt pas weergegeven nadat het
spraakmemo volledig is afgespeeld, zelfs als de tussenpauze
korter is dan het spraakmemo.

284
U
C Het opnamemenu: opnameopties
Druk op G om het opnamemenu weer te geven en selecteer de C
(opnamemenu) tab.
G-knop
Optie 0Optie 0
Geheugenbank opnamemenu 285 Picture Control instellen 170
Opnamemenu terugzetten 287 Picture Control beheren 176
Uitgebreide menubanken 287 Kleurruimte 183
Map activeren 288 Actieve D-Lighting 181
Naamgeving bestanden 290 Vignetteringscorrectie 290
Sleuf 2 88 Ruisonderdr. lange sluitertijd 291
Beeldkwaliteit 83 Hoge ISO-ruisonderdrukking 291
Beeldformaat 86 ISO-gevoeligheid instellen 110
Beeldgebied 78 Stand voor livebeeld 55,
59
JPEG-compressie 85 Meervoudige belichting 202
NEF (RAW)-opname 85 Filminstellingen 70
Witbalans 150 Intervalopname 208
AZie ook
De standaardinstellingen van de menu's staan vermeld op pagina 392.

285
U
De opties in het opnamemenu worden opgeslagen in een van vier
geheugenbanken. Met uitzondering van Uitgebreide menubanken,
Intervalopname, Meervoudige belichting en aanpassingen aan Picture
Controls (snel aanpassen en overige handmatige aanpassingen) hebben
veranderingen aan instellingen in Ă©Ă©n bank geen invloed op de overige
banken. Als u een bepaalde combinatie van veelgebruikte instellingen wilt
opslaan, selecteert u Ă©Ă©n van de vier banken en brengt u de gewenste
instellingen aan. De nieuwe instellingen worden opgeslagen in de bank en
blijven behouden, ook als u de camera uitzet. De instellingen worden
toegepast wanneer u de bank selecteert. U kunt verschillende
combinaties van instellingen opslaan in de andere banken, zodat u direct
tussen combinaties kunt schakelen door de juiste bank te selecteren in het
bankmenu.
De standaardnamen voor de vier geheugenbanken in het opnamemenu
zijn A, B, C en D. U kunt een beschrijving toevoegen met de optie
Hernoemen (0 286).
Geheugenbank opnamemenu G-knop âžś Copnamemenu
AGeheugenbank opnamemenu
Het bovenste lcd-venster en informatiescherm tonen
de huidige geheugenbank voor het opnamemenu.
AZie ook
Belichtingsstand, sluitertijd en diafragma kunnen in de geheugenbank voor het
opnamemenu worden opgenomen met behulp van de optie Uitgebreide
menubanken in het opnamen (0 287). Zie persoonlijke instelling f4 (Fn-knop
toewijzen) > Fn-knop + instelschijven (0 318) voor informatie over hoe u de
bedieningsorganen van de camerabody gebruikt om de geheugenbank voor het
opnamemenu selecteert.
SHOOT
CUSTOM

291
U
Als Aan is geselecteerd, worden foto’s die zijn
gemaakt met een sluitertijd van langer dan
1 s. bewerkt om ruis te onderdrukken. De
benodigde verwerkingstijd is ongeveer gelijk
aan de huidige sluitertijd. Tijdens deze
bewerking knippert “lm” in de
sluitertijdweergave/diafragmaweergave en
kunnen er geen foto’s worden gemaakt (als de camera is
uitgeschakeld voordat de bewerking is voltooid, wordt de foto
opgeslagen maar wordt ruisonderdrukking niet uitgevoerd). In de
continu ontspanstand daalt de beeldsnelheid en tijdens de
bewerking van foto’s neemt de capaciteit van het buffergeheugen
af.
Foto’s die worden gemaakt met een hoge ISO-gevoeligheid, kunnen
worden bewerkt om ruis te verminderen.
Hoge ISO-ruisonderdrukking heeft geen effect op films.
Ruisonderdr. lange sluitertijd
(Ruisonderdrukking lange sluitertijd)
G-knop âžś Copnamemenu
Hoge ISO-ruisonderdrukking G-knop âžś Copnamemenu
Optie Beschrijving
SHoog Er wordt ruisonderdrukking toegepast bij een ISO-gevoeligheid
van ISO 3200 of hoger. Tijdens de bewerking van foto’s neemt de
capaciteit van het buffergeheugen af. Kies de hoeveelheid
ruisonderdrukking die wordt toegepast Hoog, Normaal of Laag.
TNormaal
ULaag
Uit
Er wordt alleen ruisonderdrukking toegepast bij een ISO-
gevoeligheid van Hi 0,3 of hoger. De hoeveelheid
ruisonderdrukking die wordt toegepast is minder dan de
ruisonderdrukking die wordt toegepast als Laag is geselecteerd
voor Hoge ISO-ruisonderdrukking.
SHOOT
CUSTOM

292
U
APersoonlijke instellingen:
camera-instellingen fijnafstellen
Druk op G en selecteer de A (Persoonlijke Inst. menu) tab om het menu
persoonlijke instellingen weer te geven.
U gebruikt de persoonlijke instellingen om de camera-instellingen aan uw
voorkeuren aan te passen.
G-knop
Groepen persoonlijke
instellingen
Hoofdmenu
B: Geheugenbank
pers. inst.
(0294)
A: Herstel pers.
instellingen
(0294)

303
U
Deze optie bepaalt of de knop E moet worden gebruikt om de
belichtingscorrectie in te stellen (0 134). Als Aan (autom. herstel) of Aan
is geselecteerd, knippert de 0 in het midden van de
belichtingsaanduiding, zelfs als de belichtingscorrectie is ingesteld op ±0.
b4:
Eenv. belichtingscorrectie
G-knop âžś APersoonlijke Inst. menu
Optie Beschrijving
KAan (autom.
herstel)
U kunt de belichtingscorrectie instellen door aan Ă©Ă©n van de
instelschijven te draaien (zie de onderstaande opmerking).
De instelling die met de instelschijf is geselecteerd, wordt
teruggezet wanneer de camera of de belichtingsmeters
worden uitgeschakeld. (Instellingen voor
belichtingscorrectie die zijn geselecteerd met de knop E
worden niet teruggezet.)
Aan
Als hierboven, behalve dat de waarde voor
belichtingscorrectie die is geselecteerd met de instelschijf
niet wordt teruggezet wanneer de camera of de
belichtingsmeters worden uitgeschakeld.
Uit U stelt de belichtingscorrectie in door de knop E in te
drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien.
AVerwissel hoofd/secundair
Welke instelschijf wordt gebruikt om de belichtingscorrectie in te stellen als Aan
(autom. herstel) of Aan is geselecteerd voor persoonlijke instelling b4 (Eenv.
belichtingscorrectie), hangt af van de optie die is gekozen voor persoonlijke
instelling f8 (Functie instelschijven inst.)> Verwissel hoofd/secundair
(0322).
Functie instelschijven inst. > Verwissel hoofd/secundair
Uit Aan
Belichtingsstand
eSecundaire instelschijf Secundaire instelschijf
fSecundaire instelschijf Hoofdinstelschijf
gHoofdinstelschijf Secundaire instelschijf
hN.v.t.

305
U
Bij de standaardinstelling Uit wordt de belichting
alleen vergrendeld als op de AE-L/AF-L-knop wordt
gedrukt. Als Aan is geselecteerd, wordt de
belichting ook vergrendeld als de ontspanknop
half wordt ingedrukt.
Kies hoe lang de camera de belichting blijft meten
wanneer er geen handelingen worden
uitgevoerd. De sluitertijd- en
diafragmaweergaven in het bovenste lcd-venster
en in de zoeker worden automatisch
uitgeschakeld wanneer de belichtingsmeters
worden uitgeschakeld.
Kies een kortere uitschakelingsperiode als u de batterij wilt sparen.
Kies de duur van de ontspanvertraging in de
zelfontspannerstand.
c: Timers/AE-vergrendeling
c1: AE-vergr. ontspanknop G-knop âžś APersoonlijke Inst. menu
c2: Lichtmeter automatisch uit G-knop âžś APersoonlijke Inst. menu
c3: Zelfontspanner G-knop âžś APersoonlijke Inst. menu

307
U
Kies de maximum beeldsnelheid voor de standen CH (continu hoog) en CL
(continu laag). Houd er rekening mee dat de beeldsnelheid bij lange
sluitertijden onder de gekozen waarde kan uitkomen wanneer de
automatische instelling van de ISO-gevoeligheid is ingeschakeld of
wanneer een VR-objectief wordt gebruikt en VR (vibratiereductie) is
ingeschakeld.
Het maximum aantal opnamen dat achter elkaar
kan worden gemaakt in de continustand, kan
worden ingesteld op een waarde tussen 1 en 130.
d2: Opnamesnelheid G-knop âžś APersoonlijke Inst. menu
Optie Beschrijving
Continu hoog
In de stand CH (continu hoog) heeft u voor het DX-formaat (0 79)
keuze uit drie beeldsnelheden: 9, 10 of 11 beelden per seconde
(bps). De maximum beeldsnelheid voor andere formaten is
vastgesteld op 9 bps, ongeacht de gekozen instelling. Let op dat
bij zeer kleine diafragma’s (hoge f-nummers) de camera mogelijk
niet kan opnemen bij 11 fps.
Continu laag Kies een beeldsnelheid voor de stand CL (continu laag) tussen 1 en
9 bps.
d3: Max. aant. continu-opnamen G-knop âžś APersoonlijke Inst. menu
AHet buffergeheugen
Ongeacht de gekozen optie voor persoonlijke instelling d3, neemt de
opnamesnelheid af als het buffergeheugen vol raakt. Zie pagina 420 voor meer
informatie over de capaciteit van het buffergeheugen.

308
U
Wanneer u een foto maakt, verhoogt de camera
het laatst gebruikte bestandsnummer met Ă©Ă©n en
wordt deze naam voor het nieuwe bestand
gebruikt. Deze optie bepaalt of de
bestandsnummering doorgaat vanaf het laatst
gebruikte nummer wanneer een nieuwe map
wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt
geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera wordt
geplaatst.
d4: Opeenvolgende nummering G-knop âžś APersoonlijke Inst. menu
Optie Beschrijving
Aan
Wanneer een nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart
wordt geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de
camera wordt geplaatst, gaat de bestandsnummering verder
vanaf het laatst gebruikte nummer of vanaf het hoogste
nummer in de huidige map, afhankelijk van welk getal het
hoogste is. Als u een foto maakt terwijl de huidige map een
foto met het nummer 9999 bevat, wordt automatisch een
nieuwe map gemaakt en begint de bestandsnummering weer
bij 0001.
Uit
De bestandsnummering begint weer bij nul wanneer een
nieuwe map wordt gemaakt, de geheugenkaart wordt
geformatteerd of een nieuwe geheugenkaart in de camera
wordt geplaatst. Als u een foto maakt terwijl de huidige map
999 foto's of een foto met het nummer 9999 bevat, dan wordt
automatisch een nieuwe map gemaakt.
JTerugzetten
Hetzelfde als bij Aan, behalve dat de volgende foto die u
maakt een bestandsnummer krijgt dat Ă©Ă©n hoger is dan het
hoogste bestandsnummer in de huidige map. Als de map leeg
is, wordt de bestandsnummering teruggezet op 0001.
DOpeenvolgende nummering
Als de huidige map nummer 999 heeft en 999 foto’s of een foto met het nummer
9999 bevat, wordt de ontspanknop uitgeschakeld en kunnen geen foto’s meer
worden gemaakt. Kies Terugzetten voor persoonlijke instelling d4
(Opeenvolgende nummering) en formatteer vervolgens de huidige
geheugenkaart of plaats een nieuwe geheugenkaart.

310
U
Kies Aan om schermtips weer te geven voor de
items die in de informatieweergave zijn
geselecteerd (0 17).
Als
Uit
is geselecteerd, brandt de
achtergrondverlichting van het lcd-venster (lcd-
verlichting) alleen als de hoofdschakelaar op
D
staat. Als
Aan
is geselecteerd, wordt het lcd-venster
verlicht wanneer de belichtingsmeters zijn
ingeschakeld (
0
45). Selecteer
Uit
als u de batterij
wilt sparen.
Als
Uit
is geselecteerd, wordt de sluiter ontspannen
wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Als u
fotografeert terwijl
Statief
is geselecteerd als stand
voor livebeeld (
0
55) of in gevallen waarin de
geringste camerabeweging kan leiden tot
onscherpe foto’s, kunt u
Aan
selecteren. De sluiter
wordt dan circa 1s. nadat de ontspanknop is
ingedrukt en de spiegel is opgeklapt, ontspannen.
d7: Schermtips G-knop âžś APersoonlijke Inst. menu
d8: LCD-verlichting G-knop âžś APersoonlijke Inst. menu
d9: Spiegelvoorontspanning G-knop âžś APersoonlijke Inst. menu
Produktspezifikationen
Marke: | Nikon |
Kategorie: | Digitalkamera |
Modell: | d3s |
Brauchst du Hilfe?
Wenn Sie Hilfe mit Nikon d3s benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten
Bedienungsanleitung Digitalkamera Nikon

6 Juli 2024

4 Juli 2024

3 Juli 2024

2 Juli 2024

29 Juni 2024

29 Juni 2024

29 Juni 2024

29 Juni 2024

29 Juni 2024

29 Juni 2024
Bedienungsanleitung Digitalkamera
- Digitalkamera Samsung
- Digitalkamera BenQ
- Digitalkamera Gembird
- Digitalkamera Genius
- Digitalkamera HP
- Digitalkamera Lexibook
- Digitalkamera Medion
- Digitalkamera Sony
- Digitalkamera Tevion
- Digitalkamera Trust
- Digitalkamera Panasonic
- Digitalkamera Bosch
- Digitalkamera Canon
- Digitalkamera Powerfix
- Digitalkamera Maginon
- Digitalkamera Technaxx
- Digitalkamera Denver
- Digitalkamera Renkforce
- Digitalkamera GE
- Digitalkamera Aiptek
- Digitalkamera Ingo
- Digitalkamera ODYS
- Digitalkamera Polaroid
- Digitalkamera JVC
- Digitalkamera Motorola
- Digitalkamera Xiaomi
- Digitalkamera Toshiba
- Digitalkamera Olympus
- Digitalkamera GOCLEVER
- Digitalkamera Lamax
- Digitalkamera Bushnell
- Digitalkamera Casio
- Digitalkamera A-rival
- Digitalkamera Epson
- Digitalkamera Fujifilm
- Digitalkamera MINOX
- Digitalkamera Ricoh
- Digitalkamera Sigma
- Digitalkamera Targa
- Digitalkamera BML
- Digitalkamera Guardo
- Digitalkamera EnVivo
- Digitalkamera Vtech
- Digitalkamera Kodak
- Digitalkamera Agfa
- Digitalkamera Easypix
- Digitalkamera Leica
- Digitalkamera Minolta
- Digitalkamera Nytech
- Digitalkamera Pentax
- Digitalkamera Praktica
- Digitalkamera Revue
- Digitalkamera Rollei
- Digitalkamera SeaLife
- Digitalkamera Traveler
- Digitalkamera Geonaute
- Digitalkamera Duramaxx
- Digitalkamera Fuji
- Digitalkamera Konica
- Digitalkamera Umax
- Digitalkamera Jobo
- Digitalkamera Somikon
- Digitalkamera TomTom
- Digitalkamera Kyocera
- Digitalkamera AEE
- Digitalkamera GoPro
- Digitalkamera Quintezz
- Digitalkamera ION
- Digitalkamera Pulsar
- Digitalkamera DNT
- Digitalkamera RadioShack
- Digitalkamera FLIR
- Digitalkamera Oregon Scientific
- Digitalkamera General Electric
- Digitalkamera Insta360
- Digitalkamera Digital Blue
- Digitalkamera Drift
- Digitalkamera Ematic
- Digitalkamera Guide
- Digitalkamera Kompernass - Lidl
- Digitalkamera Konig Electronic
- Digitalkamera Liquid Image
- Digitalkamera Magpix
- Digitalkamera Mustek
- Digitalkamera Plawa
- Digitalkamera Qware
- Digitalkamera Red
- Digitalkamera Sakar
- Digitalkamera Sipix
- Digitalkamera Spypoint
- Digitalkamera Storex
- Digitalkamera Veho
- Digitalkamera Vivitar
- Digitalkamera Voigtlaender
- Digitalkamera Wanscam
- Digitalkamera WASPcam
- Digitalkamera Yakumo
- Digitalkamera AgfaPhoto
- Digitalkamera Beha-Amprobe
- Digitalkamera Argus
- Digitalkamera BlackVue
- Digitalkamera Brinno
- Digitalkamera Apeman
- Digitalkamera Bolyguard
Neueste Bedienungsanleitung fĂĽr -Kategorien-

23 September 2024

23 September 2024

22 September 2024

19 September 2024

18 September 2024

17 September 2024

17 September 2024

17 September 2024

17 September 2024

27 August 2024