Hobby Siesta Alkoven Classic Edition (2013) Bedienungsanleitung

Hobby Wohnmobil Siesta Alkoven Classic Edition (2013)

Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Hobby Siesta Alkoven Classic Edition (2013) (161 Seiten) in der Kategorie Wohnmobil. Dieser Bedienungsanleitung war für 21 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet

Seite 1/161
SIESTA  SIESTA ALKOVEN „CLASSIC EDITION“
Version 09/2012
Gebruiksaanwijzing
NL
Inleiding
Beste camperbezitter,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw nieuwe HOBBY camper. Het in ons gestelde
vertrouwen is voor ons aanleiding ernaar te streven onze campers voortdurend te verbeteren,
met nieuwe ideeĂŤn, technische innovaties en subtiele details. Met compleet uitgeruste en
geperfectioneerde modellen willen wij optimale voorwaarden creĂŤren om te kunnen genieten
van de mooiste dagen van het jaar.
Lees deze gebruiksaanwijzing a.u.b. aandachtig door, ook als u al langere tijd een camper
hebt gehad. U voorkomt daarmee schade aan voertuig en uitrusting als gevolg van verkeerd
handelen. Het correct omgaan met alle technische aspecten verhoogt het rijplezier en draagt
bij tot het behoud van de waarde van uw camper.
Mocht deze gebruiksaanwijzing u op enig moment onverhoopt in de steek laten, dan hebt u
de beschikking over een jnmazig servicenetwerk van dealers in alle delen van Europa. Maak
ook gebruik van de ervaring en vakkennis van uw dealer, met wie u beslist een uitvoerig
gesprek moet hebben voordat u met uw Hobby camper gaat rijden.
Wij wensen u en uw medepassagiers veel ontspannende reizen en altijd en overal een goede
reis met uw nieuwe Hobby camper.
HOBBY campers & caravans
Ing. Harald Striewski GmbH
Inleiding
00-1
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Algemeen ............................................................... 01-1
1.2 Vóór het begin van de eerste rit ............................. 01-1
1.3 In deze handleiding gebruikte aanduidingen ......... 01-2
Hoofdstuk 2: Veiligheid
2.1 Algemeen ............................................................... 02-1
2.2 Brandveiligheid ...................................................... 02-1
2.3 Verkeersveiligheid .................................................. 02-2
2.4 Voor en tijdens de rit .............................................. 02-2
2.5 Aanwijzing voor de reis .......................................... 02-4
2.6 Nooduitrusting ....................................................... 02-7
2.7 Na de rit ................................................................. 02-8
Hoofdstuk 3: Chassis
3.1 Chassis .................................................................. 03-1
3.2 Belading ................................................................. 03-1
3.3 Uitdraaisteunen ...................................................... 03-4
3.4 Opstapje ................................................................. 03-5
3.5 Voertuigidenticatienummer (VIN) .......................... 03-6
3.6 Extra luchtvering .................................................... 03-6
3.7 Trekhaak ................................................................. 03-7
3.8 Aanbouwelementen ............................................... 03-8
Hoofdstuk 4: Wielen, banden, remmen
4.1 Wielen .................................................................... 04-1
4.2 Banden ................................................................... 04-1
4.3 Bandenspanning .................................................... 04-2
4.4 Proeldiepte ........................................................... 04-2
4.5 Velgen .................................................................... 04-3
4.6 Sneeuwkettingen ................................................... 04-3
4.7 Pechset .................................................................. 04-4
4.8 Wiel verwisseln ....................................................... 04-7
4.9 Remmen ................................................................. 04-8
Hoofdstuk 5: Opbouw buitenzijde
5.1 Overzicht van de tank- en servicekleppen ............. 05-1
5.2 Luchttoevoer en ontluchting .................................. 05-2
5.3 Deuren en kleppen openen en sluiten.................... 05-4
5.4 Dakreling ................................................................ 05-9
5.5 Fietsendrager ....................................................... 05-10
5.6 E-bike drager Velo ................................................ 05-11
5.7 Zonneluifel ............................................................ 05-13
Hoofdstuk 6: Opbouw binnenzijde
6.1 Deuren en kleppen openen en sluiten.................... 06-1
6.2 TV-houder voor plat beeldscherm ......................... 06-5
6.3 Tafels ...................................................................... 06-7
6.4 Bedombouw ......................................................... 06-11
6.5 Wasruimte met verschuifbare wastafel ................ 06-12
6.6 Bedverbreding ...................................................... 06-16
6.7 Alkoof /F-bed achter, dwars/Hefbed .................... 06-17
6.8 Ramen .................................................................. 06-21
6.9 Verduisteringssysteem voor cabine ..................... 06-23
6.10 Dakluik opbouw ................................................... 06-24
6.11 Zittingen in de cabine ........................................... 06-27
Inleiding 00-2
6.12 Zitplaatsen in het woongedeelte .......................... 06-28
6.13 Veiligheidsgordels in het woongedeelte ............... 06-29
6.14 Overzicht van de zitplaatsen ................................ 06-30
6.15 Overzicht van de indeling overdag en ‘s nachts .. 06-31
Hoofdstuk 7: Elektrische installaties
7.1 Veiligheidsinstructies .............................................. 07-1
7.2 Elementen van de elektrische installatie ................ 07-1
7.3 Stroomvoorziening ................................................. 07-6
7.4 Werking van de voedingseenheid .......................... 07-8
7.5 Huisaccu .............................................................. 07-10
7.6 Zekering van de elektrische installatie ................. 07-12
7.7 Mobiele navigatie ................................................. 07-13
7.8 Achteraf geĂŻnstalleerde apparaten ....................... 07-13
Hoofdstuk 8: Water
8.1 Algemeen ............................................................... 08-1
8.2 Watervoorziening ................................................... 08-1
8.3 Warmwaterbereiding ............................................. 08-5
8.4 Toilet met waterspoeling ........................................ 08-5
Hoofdstuk 9: Gas
9.1 Algemene veiligheidsinstructies voor het gebruik
van vloeibaar-gasinstallaties .................................. 09-1
9.2 Gasvoorziening ...................................................... 09-3
Hoofdstuk 10: Inbouwapparatuur
10.1 Algemeen ............................................................... 10-1
10.2 Heteluchtverwarming ............................................. 10-2
10.3 Elektrische verwarming .......................................... 10-7
10.4 Standverwarming cabine ....................................... 10-8
10.5 Koelkast ................................................................. 10-9
10.6 Gastoestel ............................................................ 10-13
10.7 Oven ..................................................................... 10-15
10.8 Afzuigkap ............................................................. 10-16
10.9 Dak-airconditioning .............................................. 10-17
Hoofdstuk 11: Onderhoud en verzorging
11.1 Onderhoud ............................................................. 11-1
11.2 Ventileren ............................................................... 11-2
11.3 Verzorging .............................................................. 11-3
11.4 Winterpauze voor de camper ................................ 11-7
11.5 Gebruik tijdens de winter ....................................... 11-9
Hoofdstuk 12: Afvalverwerking en milieubescherming
12.1 Milieu en mobiel reizen........................................... 12-1
12.2 Terugneming van het voertuig ................................ 12-4
Hoofdstuk 13: Technische gegevens
13.1 Gewichten volgens 92/21/EG ................................ 13-1
13.2 Bandenspanning ................................................... 13-2
13.3 Technische gegevens ............................................ 13-3
13.4 Banden en velgen voor basismodel campers ....... 13-7
13.5 Gewicht accessoires ............................................. 13-9
Index ................................................................................ Ix-1
Bijlage
.................................................................................B-1
Inleiding
01-1
HOBBY geeft u via uw dealer 5 jaar garantie op dichtheid
van de camper volgens de garantiebepalingen. Bij aankoop
van het voertuig krijgt u van uw dealer een garantieboekje
“5 jaar dichtheidsgarantie”.
Hoofdstuk 1: Inleiding
De ontwikkeling van onze campers staat niet stil. We vragen
uw begrip voor het feit dat wijzigingen in uitrusting, vorm
en technische bijzonderheden zijn voorbehouden. In deze
gebruiksaanwijzing zijn ook uitvoeringsvarianten beschreven
die niet tot de standaarduitrusting behoren. Om deze reden
kunnen geen rechten worden ontleend aan de inhoud van de
handleiding. Deze handleiding is bijgewerkt tot het moment
van ter perse gaan: de beschrijvingen van de diverse uitvoe-
ringen zijn tevens van toepassing op de in essentie vergelijk-
bare indelingsvarianten. U zult begrijpen dat het ondoenlijk is
elke variant apart te beschrijven. Voor speciale vragen m.b.t.
uitrusting en technische bijzonderheden kunt u contact opne-
men met uw dealer.
1.1 Algemeen
Uw HOBBY camper is gebouwd volgens de modernste
technische inzichten en met inachtneming van de erkende
veiligheidstechnische voorschriften. Ondanks alle voorzorgs-
maatregelen is het mogelijk dat personen gewond raken of
de camper beschadigd raakt als de veiligheidsvoorschriften
in deze handleiding alsook de waarschuwingsaanwijzingen
(bijv. op stickers) in de camper zelf niet worden opgevolgd.
Gebruik de camper uitsluitend in technisch perfecte staat.
Laat storingen die van invloed (kunnen) zijn op de veiligheid
van personen of van de camper, onmiddellijk door een des-
kundige reparateur verhelpen. Het remsysteem, de elektrische
installatie en de gasinstallatie mogen uitsluitend door een er-
kend reparatiebedrijf worden gecontroleerd en gerepareerd.
Neem de voorgeschreven controle- en inspectietermijnen in
acht.
1.2 Vóór het begin van de eerste rit
Gebruik het voor u liggende handboek niet alleen als naslag-
werk, maar zorg er al vóór het begin van de eerste rit voor dat
u er grondig mee vertrouwd raakt.
Vul de garantiekaarten van de inbouwapparatuur en onder-
delen in de handleidingen in en stuur de garantiekaarten naar
de desbetreffende fabrikant van het apparaat. Daarmee bent u
verzekerd van het recht op garantie voor alle apparaten.
NB: Als de dichtheidscontroles niet worden uitgevoerd,
kunt u geen aanspraak meer maken op de 5 jaar dicht-
heidsgarantie.
Inleiding 01-2
1.3 In deze handleiding gebruikte aanduidingen
In deze handleiding wordt de camper op de volgende manier
aan u uitgelegd:
Teksten en afbeeldingen
Teksten die betrekking hebben op afbeeldingen, staan direct
bij de betreffende afbeeldingen.
Details in afbeeldingen (hier: toegangsdeur) worden aangeduid
met een positienummer j.
Opsommingen
Opsommingen verschijnen puntsgewijs en worden voorafgeg-
aan door een koppelteken “-”.
Neem de volgende aanwijzingen in acht alvorens het
voertuig in gebruik te nemen:
• Controleer de bandenspanning.
Zie hoofdstuk Bandenspanning
• Belaad het voertuig op de juiste wijze. Houd daarbij
rekening met het technisch toelaatbaar totaalgewicht.
Zie hoofdstuk Belading
• Laad de accu’s vóór iedere reis volledig op.
Zie hoofdstuk startaccu en huisaccu.
• Schakel de accuhoofdschakelaar in.
• Verwarm het voertuig bij buitentemperaturen onder
0ÂşC alvorens de waterinstallatie te vullen.
Zie hoofdstuk Watervoorziening / Drinkwatertank vullen.
• Draai bij de eerste rit de wielmoeren na 50 km aan.
• Schakel vóór het tanken van brandstof alle op gas
werkende inbouwapparatuur uit.
• Transporteer gasessen uitsluitend stevig vastges
jord in de daarvoor bestemde gaseskast.
• Verwarm het voertuig ook ’s nachts bij gebruik tijdens
de winter en bij bevriezingsgevaar.
Zie Hoofdstuk Gebruik tijdens de winter / Verwarming.
• Houd luchttoevoer- en ontluchtingsroosters altijd vrij.
Zie Hoofdstuk Ramen / Dakventilator / Ventileren.
1
Inleiding
01-3
Handelingsinstructies
Handelingsinstructies worden eveneens puntsgewijs weerge-
geven, waarbij elke alinea wordt voorafgegaan door het teken
(“•”).
Aanwijzingen
Aanwijzingen wijzen op belangrijke details die garanderen
dat de camper en alle onderdelen naar behoren werken.
Bedenk a.u.b. dat er op grond van verschillende uitvoerin-
gen afwijkende beschrijvingen kunnen voorkomen.
Waarschuwingsaanwijzingen
Waarschuwingsaanwijzingen wijzen u op gevaren die
kunnen ontstaan wanneer instructies worden genegeerd,
bijv. materiaal beschadigd of zelfs mensen gewond kunnen
raken.
Milieutips
Milieutips geven mogelijkheden aan hoe u de vervuiling van
het milieu kunt beperken.
Inleiding 01-4
Veiligheid
Hoofdstuk 2: Veiligheid
2.1 Algemeen
• Zorg voor voldoende ventilatie. Dek ingebouwde ventila-
tieroosters (dakluiken met ventilatierooster of dakventila-
toren in paddestoelvorm) nooit af. Houd ventilatieroosters
vrij van sneeuw en bladeren – verstikkingsgevaar!
• Neem m.b.t. de inbouwapparatuur (koelkast, verwarming,
kooktoestel enz.) alsook m.b.t. het basisvoertuig de van
toepassing zijnde gebruiksaanwijzingen beslist in acht.
• Door het aan- of inbouwen van accessoires en bij speciale
uitvoeringen kunnen de afmetingen, het gewicht en de rijei-
genschappen van de camper afwijken. Voor sommige toe-
gevoegde delen/elementen geldt een registratieplicht.
• Gebruik uitsluitend banden en velgen die voor uw camper
zijn toegestaan. Zie voor specicaties m.b.t. de band- resp.
velgmaat het instructieboekje dat bij het voertuig hoort.
2.2 Brandveiligheid
Voorzorgsmaatregelen tegen brand
• Laat geen kinderen zonder toezicht in de camper.
• Houd brandbare materialen uit de buurt van alle verwar-
mings– en kooktoestellen.
• Veranderingen aan de elektrische installatie, de gasinstalla-
tie of de inbouwapparatuur mogen uitsluitend worden aan-
gebracht door een erkend vakman.
• Bevestig een brandblusser in de buurt van de toegangs-
deur.
• Lees de aanwijzingen op de brandblusser, zodat u weet
hoe in noodgevallen te handelen.
• Bewaar een branddeken in de buurt van het kooktoestel.
• Houd alle vluchtwegen vrij.
• Stel u op de hoogte van de veiligheidsmaatregelen die
gelden op het (kampeer)terrein waar u verblijft.
Wat te doen bij brand
• Zorg ervoor dat alle inzittenden het voertuig onmiddellijk
verlaten.
• Sluit de ventielen van de gasessen.
• Schakel de stroomtoevoer af.
• Sla alarm en bel de brandweer.
• Bestrijd het vuur alleen zelf als dat zonder gevaar voor uzelf
mogelijk is.
02-1
Veiligheid 02-2
2.4 Voor en tijdens de rit
Als eigenaar c.q. bestuurder van het voertuig bent u verantwoor-
delijk voor de staat waarin uw voertuig zich bevindt. Daarom
moet u de volgende punten in acht nemen:
Buitenkant
Loop om de camper heen en maak hem als volgt klaar voor
de reis:
Voertuig reisklaar maken
• Draai zo nodig de uitgeschoven uitdraaisteunen omhoog.
• Sluit alle ramen van de camperopbouw en de dakluiken.
• Sluit en beveilig de toegangsdeuren en servicekleppen van
de opbouw.
2.3 Verkeersveiligheid
• Controleer voor het begin van de reis of de verlichting, de
richtingaanwijzers (Schakel de accuhoofdschakelaar in), de
stuurinrichting en de remmen goed functioneren.
• Laat de remmen en de gasinstallatie door een erkend ga-
ragebedrijf controleren als het voertuig langere tijd heeft
stilgestaan (ca. 10 maanden).
• Verduisteringen van de voorruit en de zijramen volledig
openen en vastzetten.
• Het is verboden zich tijdens het rijden in de alkoof te bevinden.
• In de winter moet het dak sneeuw- en ijsvrij zijn voordat u
begint te rijden.
• Controleer regelmatig de bandenspanning voordat u gaat
rijden. Een verkeerde bandenspanning kan leiden tot extra
slijtage of beschadigingen aan de banden of een klapband
veroorzaken.
• Kinderzitjes mogen alleen worden bevestigd met behulp
van fabrieksmatig aangebrachte driepuntsgordels.
• Zet de draaistoelen vast in de rijrichting. Tijdens het rijden
mogen de draaistoelen niet worden gedraaid.
Veiligheid
02-3
• Sluit de afvoerkraan van de vuilwatertank.
• Sluit alle gasafsluiters van gasapparaten – met uitzonde-
ring van de afsluiter voor de verwarming – als het voertuig
is voorzien van een gasdrukregelaar voor tijdens het rijden
(bijv. Control CS, SecuMotion)
• Zo nodig SAT-schotel inklappen.
• Indien van toepassing: schuif de tv-antenne zo ver mogelijk
in.
• Indien van toepassing: maak de bagage op het dak goed
vast en borg deze tegen schuiven.
• Indien van toepassing: zet de etsen op de drager goed vast
en beveilig ze tegen schuiven.
• Indien van toepassing: schakel de voortentverlichting uit.
Binnen
Ook binnen in de camper moet u enkele voorbereidingen
treffen.
Binnenkant reisklaar maken
• Ruim losse voorwerpen op en berg ze in de opbergvakken
op.
• Berg zware voorwerpen zo laag mogelijk op.
• Indien van toepassing: zet de koelkast op 12V.
• Zorg ervoor dat vloeistoffen, ook die in de koelkast, niet
kunnen weglekken.
• Bevestig de gasessen.
• Klem de tafelbeveiliging vast.
• Sluit deuren (ook die van de koelkast), laden en kleppen
goed af.
• Tafel vastmaken en zo mogelijk neerlaten
• Zware en/of grote voorwerpen (bijv. TV, radio) moeten vóór
elke rit stevig worden vastgezet.
• Open het als optie verkrijgbare verduisteringssysteem in de
cabine volledig en zet het vast.
• Zet de verschuifbare wand van de wasruimte vast en
vergrendel hem.
Breng goed zichtbaar in de camperopbouw en in de cabine
een briefje met alle belangrijke afmetingen en gewichten
aan.
Overlaad het voertuig niet! Houd beslist rekening met de
toelaatbare asbelasting, het technisch toelaatbaar ge-
wicht en de toegestane hoogte, breedte en lengte van de
camper.
Veiligheid 02-4
2.5 Aanwijzing voor de reis
Uw camper is geen personenauto!
Hij gedraagt zich in veel situaties anders dan een ‘normale’ auto.
Daarom dient u op de volgende bijzonderheden te letten:
Belading
M.b.t. de belading geldt:
• Gelijkmatig beladen. Zware voorwerpen of voorwerpen die
veel ruimte innemen horen thuis in de onderste opberg-
ruimten!
• Sjor bagage op het dak goed vast!
• De bagage in de camper zelf dient te worden opbeborgen
in kasten en opbergruimten.
Cabine
Vergeet niet de volgende dingen:
• Stel de binnen- en buitenspiegel en de zitpositie in.
• Controleer de verlichting.
Bovendien:
• Controleer de bandenspanning.
• Controleer vloeistoffen als olie, koelwater, remvloeistof en
ruitenwisservloeistof, en vul deze zo nodig bij.
• Schakel alle gasapparaten uit (verwarming, koelkast etc.)
alvorens brandstof te tanken.
Voordat de reis begint
Vóór het vertrek dient u de volgende vragen met “ja” te kunnen
beantwoorden:
• Zijn verbandtrommel en gevarendriehoek aan boord?
• Is de verlichting in orde (achteruitrijlampen, dimlicht, rem-
lichten en richtingaanwijzer)?
Veiligheid
• Zet deuren en kleppen vast.
• Controleer na belading het totaalgewicht en de asbelasting
op een openbare weeginstallatie.
Daklast (max. 50 kg)
De hoogte van de camper kan per rit variĂŤren vanwege verschil-
len in de hoeveelheid bagage op het dak.
M.b.t. de dakbelasting geldt:
• Tel de hoogte van de daklast op bij de hoogte van het voer-
tuig.
• Breng in de cabine een aantekening met de totale hoogte
goed zichtbaar aan. Dan hoeft u bij bruggen en viaducten
niet meer te rekenen.
Garageruimte achterin
Let bij het beladen van de garageruimte achterin op de to-
elaatbare asbelasting en op de technisch toelaatbare maxi-
mummassa. Verdeel het gewicht van de lading gelijkmatig. Te
hoge puntlasten beschadigen de vloerbedekking.
02-5
• De maximaal toelaatbare belasting van de garageruimte
achterin bedraagt 200 kg.
• De toelaatbare achterasbelasting mag in geen geval
worden overschreden.
• Bij volledige belading van de garageruimte achterin
wordt de vooras ontlast, waardoor het rijgedrag van de
camper aanzienlijk slechter wordt.
Veiligheid van de inzittenden
Tijdens de rit geldt:
• Alleen op plaatsen die zijn uitgerust met veiligheidsgordels,
mogen personen zitten.
• Het is verboden zich tijdens het rijden in de alkoof of op
bedden te bevinden.
• Passagiers moeten met veiligheidsgordel om op hun plaats
blijven zitten!
• Open niet de deurvergrendeling!
• Er mogen zich verder geen personen in het voertuig bevin-
den!
Remmen
M.b.t. remmen geldt:
• Let op de langere remweg, vooral bij natheid.
• Kies bij bergafwaarts rijden geen hogere versnelling dan bij
bergopwaarts rijden.
Rangeren
Uw camper is aanzienlijk groter dan een personenauto.
M.b.t. parkeren geldt:
• Ook bij juist ingestelde buitenspiegels is er een aanzienlijke
dode hoek.
• Laat u bij het (invoegend) parkeren op onoverzichtelijke plek-
ken helpen door iemand die visuele signalen kan geven.
Veiligheid 02-6
Rijden door bochten
Een camper raakt door zijn opbouwhoogte sneller aan het
slingeren dan een personenauto.
M.b.t. het rijden door bochten geldt:
• Rijd niet te snel een bocht in!
Zuinig rijden
De motor van uw camper is er niet voor ontworpen om voort-
durend op topsnelheid te rijden.
M.b.t. het rijden geldt:
• geen plankgas!
• De laatste 20 km/h tot aan de topsnelheid kosten tot wel
50% meer brandstof!
Tanken
In de camper is een aantal gasapparaten met open vlam in-
gebouwd.
Bij het tanken geldt:
• Schakel alle gasapparaten (verwarming, koelkast etc.) uit!
• Schakel mobiele telefoons uit!
• Tank uitsluitend dieselbrandstof.
• Vul niet per ongeluk de drinkwatertank met brandstof.
Rijden
Maak vóór de eerste grote rit een proefrit om uzelf vertrouwd
te maken met het rijgedrag van de camper. Oefen ook het
achteruit rijden.
M.b.t. het rijden geldt:
• Onderschat de lengte van de camper niet.
• Wees voorzichtig bij het oprijden van binnenplaatsen en het
passeren van poorten en doorritten.
• Bij zijwind, ijzel of natheid kunnen in de camper slingerbe-
wegingen optreden.
• Pas de rijsnelheid aan de toestand van de wegen en de
verkeersomstandigheden aan.
• Lange, licht hellende weggedeelten kunnen gevaarlijk zijn.
Kies uw snelheid van meet af aan zodanig dat u zo nodig
nog kunt versnellen zonder andere weggebruikers in gevaar
te brengen.
• Rijd bergafwaarts in principe niet sneller dan bergop-
waarts.
• Bij het inhalen van of ingehaald worden door vrachtwagen-
combinaties of bussen kan de camper in een luchtstroom
terecht komen. Licht tegensturen heft het effect hiervan op.
• Anticiperend rijden, bij lange ritten regelmatig pauzes
inlassen.
Veiligheid
02-7
2.6 Nooduitrusting
Om goed op noodsituaties te zijn voorbereid, dient u de drie
reddingsmiddelen steeds bij u te hebben en ermee vertrouwd
te zijn.
Verbanddoos
De verbanddoos moet te allen tijde onder handbereik zijn en op
een vaste plaats in de camper worden bewaard. Na gebruik van
materialen uit de verbanddoos moet de inhoud ervan onmid-
dellijk weer worden aangevuld. De uiterste gebruiksdatum van
bepaalde middelen moet regelmatig worden gecontroleerd.
Veiligheidsvest (niet standaard meegeleverd)
Wij raden u aan een veiligheidsvest conform EN 471 met witte
retroreecterende strepen mee te nemen en dat aan te trekken
bij het verlaten van het voertuig buiten de bebouwde kom en
op pechstroken. De bestuurder dient deze veiligheidskleding
te dragen als de camper
• buiten de bebouwde kom op een secundaire weg door
een ongeval of met pech op een onoverzichtelijk wegge-
deelte tot stilstand komt terwijl er sprake is van slecht
zicht, schemering of duisternis, of
• op de pechstrook van een autosnelweg door een ongeval
of met pech is blijven steken en door het opstellen van
een gevarendriehoek moet worden beveiligd.
Gevarendriehoek
Ook de gevarendriehoek moet te allen tijde onder handbereik
zijn en een vaste plaats in de camper hebben, bij voorkeur in
de buurt van de verbanddoos.
In geval van nood
• Plaats de gevarendriehoek op een afstand van minstens
100 m achter het voertuig!
100 m
Veiligheid 02-8
Bij temperaturen onder nul handrem hooguit lichtjes aan-
trekken en beslist in een versnelling zetten, om het bevriezen
van de handrem te voorkomen!
Let er bij het draaien van de chauffeursstoel op dat de
handrem niet per ongeluk wordt ontgrendeld.
2.7 Na de rit
Keuze staplaats
Voor de keuze van de staplaats geldt:
• Kies een zo horizontaal mogelijke staanplaats.
• Zoek de staanplaats zo mogelijk bij daglicht.
Veilige plaatsing van de camper
Voor de veilige plaatsing van de camper geldt:
• Zet de motor in een versnelling.
• Trek de handrem aan.
• Klap zo nodig extra parkeersteunen uit.
• Gebruik zo nodig onderlegkeggen (niet standaard meege-
leverd).
Apparaten omschakelen
Voor het omschakelen van de apparaten geldt:
• Schakel de koelkast om van 12V op gas of 230V, omdat
de 12V-voorziening bij staande motor na korte tijd auto-
matisch wordt uitgeschakeld.
• Open de hoofdafsluiter op de gases alsmede de gasafs-
luiters van de benodigde apparaten.
Waterinstallatie
Als de camper bij bevriezingsgevaar niet wordt verwarmd,
moet het gehele waterleidingsysteem worden geleegd. Laat
de kranen en alle overloopventielen openstaan. Zo wordt
vorstschade voorkomen.
Stilstaand water in de drinkwatertank of in de in de waterleidin-
gen wordt na korte tijd ondrinkbaar. Spoel daarom vóór ieder
gebruik de waterleidingen door met enkele liters vers water.
Veiligheid
02-9
Energie besparen in de winter
Op eenvoudige wijze kunt u in het woongedeelte energie be-
sparen. Dit geldt vooral bij het verwarmen in de winter.
M.b.t. energiebesparing geldt:
• Doseer nauwkeurig de luchttoevoer en ontluchting in het
voertuig resp. de verwarmingsklep.
• Breng in de cabine wintermatten aan voor voor- en zijruiten
(niet standaard meegeleverd).
• Breng een gordijn tussen cabine en woongedeelte aan
(niet standaard meegeleverd) resp. sluit de schuifdeur naar
de cabine volledig (alleen Sphinx-serie).
• Open de buitendeur zo weinig mogelijk en slechts kort.
• Breng bij gebruik tijdens de winter eventueel een kleine
voortent aan als bescherming tegen de kou.
Veiligheid 02-10
Chassis
03-1
Denitie van het gewicht van campers
Voor de berekening van het gewicht en het daaruit voortvloei-
ende laadvermogen van campers geldt op Europees niveau
de EU-richtlijn 92/21/EG. Hieronder worden de gebruikte
begrippen en maatstaven verklaard.
1. Technisch toelaatbare maximummassa (TTM)
De aanduiding van de technisch toelaatbare maximummassa
vindt plaats volgens opgave van de Hobby caravanfabriek
in samenwerking met de fabrikanten van de voorafgaande
constructiefasen (FORD). Deze massa is vastgesteld op
grond van uitvoerige berekeningen en tests, is vastgelegd in
basisvergunningen en mag om veiligheidstechnische redenen
in geen geval worden overschreden.
2. Rijklaar gewicht
Het rijklaar gewicht komt overeen met de massa van het lege
voertuig inclusief smeermiddelen, gereedschap, reservewiel
(evt. reparatieset), brandstof (100%), extra accu, alle fabrieks-
matig ingebouwde standaardvoorzieningen, alsmede 75 kg
voor de chauffeur, te vermeerderen met de basisuitrusting als
gas, water en elektrische installatie.
3. Basisuitrusting
De basisuitrusting omvat de massa van de voor 90% van hun
capaciteit gevulde verswatertank en gastank. De volgende
tabel bevat een gedetailleerde opgave van deze gewichten
voor de afzonderlijke series.
Hoofdstuk 3: Chassis
3.1 Chassis
Chassisdelen en assen maken deel uit van het chassis. Er mo-
gen geen technische veranderingen worden uitgevoerd, omdat
anders de gebruiksvergunning vervalt!
Veranderingen mogen alleen worden doorgevoerd met
toestemming van de fabrikant.
Meer informatie is te vinden in de bijgeleverde gebruiksaan-
wijzing van het basisvoertuig.
3.2 Belading
De in de voertuigpapieren geregistreerde maximale asbela-
sting, het maximum toelaatbaar gewicht en de technisch to-
elaatbare maximummassa mogen niet worden overschreden.
Campergewicht conform 92/21/EG
Houd a.u.b. rekening met de denitie van het gewicht van
campers!
Chassis 03-2
FORD
Siesta, Siesta AK
a) Vloeibaargasinstallatie
Aantal ingebouwde gasregelaars: 1
Gewicht van een 11 kg aluminium gases: 5,5
Gewicht gasvulling voor 11 kg gases (90%): 9,9
Totaal: 15,4
b) Vloeistoffen
100 l drinkwatertank (90%) 90
c) Stroomtoevoer
Kabelhaspel: 4
Basisuitrusting totaal: 109,4 kg
Bij het accessoire ‘extra gordelsysteem’ wordt de inhoud
van de drinkwatertank tijdens de rit i.v.m. een overloop-
mof teruggebracht tot 10 l.
Chassis
03-3
4. Laadvermogen
Onder laadvermogen wordt verstaan het verschil tussen de
“technisch toelaatbare maximummassa” en “rijklaar gewicht”.
Dit cijfer weerspiegelt het gewicht van de passagiers (con-
ventionele belasting: 75 kg vermenigvuldigd met het aantal
zitplaatsen – de bestuurder niet meegerekend), extra uitru-
sting (bijv. aanvullende pakketten, etsendrager, trekhaak,
airconditioning, zonnescherm etc.) en persoonlijke bagage
(kleding, vrijetijdsartikelen, levensmiddelen, campingstoelen
en tafels etc.).
Het “rijklaar gewicht” omvat een aanvullende waarde voor
vloeistoffen en gas etc. (zie standaarduitvoering). Een deel
van deze aanvullende waarde kan ook als extra laadvermo-
gen worden benut, bijv. als u met lege watertanks of zonder
gasessen wilt reizen.
Onder geen enkel beding mag het technisch toelaatbare
totaalgewicht van een camper in beladen toestand worden
overschreden.
Let er beslist op dat er rekening is gehouden met de mas-
sa van alles wat er in de camper wordt meegevoerd, bijv.
passagiers, extra uitrusting, basisuitrusting en persoonlijke
bagage (als kleding, levensmiddelen, huisdieren, etsen,
surfboards, overige sportuitrusting etc.).
Chassis 03-4
3.3 Uitdraaisteunen (accessoire)
De uitdraaisteunen bevinden zich aan de achterkant op de
onderstelverlenging van uw camper.
Uitdraaisteunen uitklappen
• Plaats de kruk op de buitenzeskant j.
• De steun wordt door draaien van de kruk in verticale stand
gebracht.
• Beveilig zo nodig de poot k tegen wegzakken en plaats
deze op een ondergrond.
• Zodra de uitdraaisteun zich in verticale stand bevindt,
wordt de steun telescopisch uitgeschoven.
• Draai met de kruk aan de uitdraaisteunen totdat het voer-
tuig horizontaal staat.
Uitdraaisteunen inklappen
• Ontspan de uitdraaisteunen met de kruk.
• Draai met gelijkmatige bewegingen aan de kruk totdat de
uitdraaisteun weer de horizontale uitgangspositie heeft
bereikt.
- Gebruik de uitdraaisteunen niet als krik! Ze dienen uitslui-
tend voor de stabilisatie van de geparkeerde camper.
- Belast de uitdraaisteunen altijd gelijkmatig.
- Klap uitdraaisteunen vóór het wegrijden altijd in en borg
ze.
- Reinig de uitdraaisteunen regelmatig en smeer ze met een
kleine hoeveelheid vet.
2
1
2
De telescoopvoet mag slechts tot aan de gele markering
worden uitgeschoven!
Chassis
03-5
3.4 Opstapje
Uw camper bezit een elektrisch opstapje j.
Dit wordt bediend m.b.v. schakelaar k binnen naast de
toegangsdeur.
Zorg er beslist voor dat het opstapje vóór het begin van
elke rit wordt ingeschoven!
Let op de verschillende treehoogtes en zorg bij het uitstap-
pen voor een vaste en egale ondergrond.
Ga pas op het opstapje staan wanneer deze volledig is
uitgeschoven!
1
2
Chassis 03-6
3.5 Voertuigidenticatienummer (VIN)
Het 17-cijferige voertuigidenticatienummer is vóór op de
rechter dwarsbalk van het chassis. Voor een betere leesbaar-
heid is het VIN bij Ford ook van buiten leesbaar op een plaat-
je links op het instrumentenpaneel aangebracht. Tevens is het
VIN zowel aangegeven op het typeplaatje van het basisvoer-
tuig als op het Hobby-typeplaatje (in de motorruimte vóór op
de steunbalk van de radiateur.
Houd a.u.b. het VIN bij de hand bij elke aanvraag en bij elk
bezoek aan uw dealer.
3.6 Extra luchtvering (accessoire)
Extra luchtvering op de achteras leiden tot een duidelijke ver-
betering van de rijeigenschappen van de camper en vullen de
standaardvering aan. De luchtbalgen zorgen er zo nodig voor
dat de achterzijde van het voertuig iets omhoog komt.
Met de bedieningseenheid in de cabine wordt met de toets
On/Off j de compressor geactiveerd, waarna de luchtbal-
gen worden gevuld. Aan de hand van de manometer l kan
men voortdurend de huidige druk in de installatie aezen. Bij
overdruk kan met behulp van de ontluchtingstoets k over-
tollige lucht uit de installatie worden verwijderd.
1
2
3
Chassis
03-7
Om beschadigingen van de luchtbalgen uit te sluiten, is het
belangrijk in het kader van onderhoudswerkzaamheden de
luchtbalgen te controleren op opeenhopingen van materiaal
en verontreinigingen en deze zo nodig te reinigen.
De volgende reinigingsmiddelen zijn toegestaan voor de
reiniging van luchtbalgen: zeepoplossing, methanol, etha-
nol en isopropylalcohol.
De maximaal toelaatbare werkdruk van de installatie be-
draagt 4,0 bar.
De optimale luchtdruk is bereikt als het voertuig horizontaal
staat. De minimumluchtdruk moet zo groot zijn dat de lucht-
balg niet kan doorslaan. Bij een leeg voertuig bedraagt deze
waarde ca. 0,5 bar (a.u.b. afzonderlijk bepalen), bij een bela-
den voertuig al naargelang de belading duidelijk hoger.
Max. aanhangergewicht: 1000 kg
Max. kogeldruk: 75 kg
Max. toelaatbaar gewicht: 4500 kg
Max. achterasbelasting.: 2250 kg
3.7 Trekhaak (accessoire)
Let op de toelaatbare steunlast, het aanhangergewicht, het
maximum toelaatbaar gewicht en de achterasbelasting van
de camper, vooral ook in combinatie met de belading van
de garageruimte achterin.
Het gelijktijdig gebruiken van een trekhaak en een e-bike
drager is niet toegestaan.
Tijdens het rangeren voor het aan- en afkoppelen mogen
zich geen personen tussen camper en aanhanger bevinden.
Chassis 03-8
In verband met richtlijnen van de fabrikant van het basisvo-
ertuig en de vastlegging van de zogeheten D-waarde van
de trekhaak zijn geen verdere gewichtsverhogingen van het
aanhangergewicht mogelijk.
3.8 Aanbouwelementen
Registratie van accessoires in de kentekenpapieren
• Laat aanbouwelementen monteren door uw HOBBY-dealer.
• Rijd met uw camper naar een keuringsinstantie of tech-
nische service (bijv. TÜV / DEKRA) voor een keuring.
• De keuringsinstantie keurt de aanbouwelementen en maakt
een keuringsrapport op.
• Ga met het keuringsrapport en het kentekenbewijs deel I en
II naar het plaatselijke bureau voor de afgifte van kenteken-
bewijzen. Hier wordt de wijziging in het bestaande kente-
kenbewijs geregistreerd.
Vergeet a.u.b. niet dat voor een trekhaak, motorhouder,
tillift en/of extra veerbladen een registratieplicht geldt.
Houd er a.u.b. rekening mee dat het laadvermogen van
uw camper door de montage van accessoires wordt
beperkt.
Wielen, banden, remmen
04-1
Hoofdstuk 4: Wielen, banden,
remmen
4.1 Wielen
Controleer tijdens de eerste rit met de camper na 50 km of
de wielmoeren nog stevig vastzitten en draai ze zo nodig aan
met een aanhaalmoment van 180 Nm voor 16”-velgen (staal
+ LM). Controleer daarna regelmatig of de wielmoeren nog
stevig vastzitten.
4.2 Banden
Gebruik uitsluitend banden zoals fabrieksmatig gemonteerd zijn.
Gebruik andere bandenmaten uitsluitend met toestemming van
de fabrikant van het basisvoertuig.
Ontzie uw banden tijdens het rijden
• Voorkom hard remmen en het starten met plankgas.
• Vermijd lange ritten op slechte wegen.
• Rijd nooit met een overladen voertuig.
Op uw HOBBY-camper zijn tubeless banden gemonteerd. In
deze banden mogen absoluut geen binnenbanden worden
aangebracht!
Winterbanden verplicht in Duitsland!
Bij sneeuw, ijs en sneeuwbrij moeten alle voertuigen
beschikken over banden met het symbool "M+S". Het
niet naleven van dit wettelijke voorschrift kan leiden tot
strafvervolging.
Wielen, banden, remmen
4.3 Bandenspanning
Controleer de spanning van alle banden en van het reservewiel
ongeveer om de 4 weken en vóór lange ritten.
Voor de controle van de bandenspanning geldt:
• De bandenspanning moet in koude toestand worden gecon-
troleerd.
• Bij het controleren of bijvullen van warme banden moet de
druk 0,3 bar hoger zijn dan bij koude banden.
Voor de bandenspanning geldt:
- juiste bandenspanning j.
- te lage bandenspanning k.
- te hoge bandenspanning l.
123
04-2
Een te lage druk leidt tot oververhitting van de band.
Dit kan leiden tot zware beschadiging van de band.
De juiste bandenspanning kunt u vinden in de tabel in het
hoofdstuk “Technische gegevens” resp. de gebruiksaan-
wijzing van het basisvoertuig.
4.4 Proeldiepte
Vervang uw banden tijdig, d.w.z. voordat de proeldiepte minder
dan 1,6 mm bedraagt.
Banden mogen niet kruislings worden verwisseld, d.w.z. van
de rechterzijde van de wagen naar de linker en omgekeerd.
Banden verouderen ook wanneer ze weinig of niet worden
gebruikt.
Aanbeveling van de bandenfabrikant
• Vervang de banden na 6 jaar, onafhankelijk van de proel-
diepte.
• Voorkom sterke schokken door het rijden tegen trottoirban-
den, in gaten in het wegdek of tegen andere obstakels.
De wettelijk toegestane minimale proeldiepte biedt slechts
een beperkte rijveiligheid. De volgende aanbevelingen moeten
worden opgevolgd:
Veiligheidsgrens in de zomer: 3,0 mm
Veiligheidsgrens in de winter: 4,0 mm
Wielen, banden, remmen
4.5 Velgen
Gebruik alleen de originele velgen. Als u andere velgen wilt
gebruiken, moet u de volgende punten in acht nemen.
Voor het gebruik van andere velgen geldt:
- formaat,
- uitvoering,
- inpersdiepte en
- draagvermogen moeten voldoende zijn voor het max. toe-
laatbaar gewicht.
- De conus van de bevestigingsschroef moet overeenkomen
met de uitvoering van de velg
Veranderingen mogen alleen worden doorgevoerd met toestem-
ming van de fabrikant.
Aluminium velgen moeten voor elk voertuigtype apart worden
gecontroleerd. De bouten van de aluminium velgen mogen
niet worden gebruikt voor stalen velgen. De vooraf in de
fabriek ingebouwde LM-velgen kunnen m.b.v. de originele
wielbouten worden gemonteerd.
04-3
4.6 Sneeuwkettingen
Rijd niet sneller dan 50 km/h.
Maak op sneeuwvrije straten geen gebruik van sneeuwket-
tingen.
Wieldoppen moeten vóór de montage van sneeuwkettin-
gen worden verwijderd.
Modellen voor voorwielaandrijving
Om sneeuwkettingen te kunnen gebruiken moeten op de voo-
ras banden van de maat 195/75 R 16 C (M+S) op stalen velgen
5,5 J x 16 H2, ET 50 worden gemonteerd. Op de achteras
mag de bandenmaat 215/75 R 16 C blijven zitten. Dit gebruik
van verschillende banden is via de basisvergunning van Ford
toegestaan; hiervoor geldt dus geen registratieplicht.
Banden met de maat 195/75 R 16 C (M+S) moeten worden
gevuld tot de maximaal toelaatbare bandenspanning van
4,8 bar. Het gebruik van sneeuwkettingen is alleen in combina-
tie met stalen velgen en uitsluitend op de vooras toegestaan.
Gebruik sneeuwkettingen uitsluitend op de vooras.
Wielen, banden, remmen 04-4
4.7 Pechset
Maak geen gebruik van de bandenreparatieset als de band is
beschadigd door het rijden zonder lucht. Kleine scheurtjes,
vooral in het loopvlak van de band, kunnen met de bandenre-
paratieset worden afgedicht. Verwijder geen vreemde elementen
(bijv. schroefje of spijker) uit de band. De bandenreparatieset is
bruikbaar bij buitentemperaturen tot ca. –30°C.
A Schud de es. Schroef de vulslang j op de es (hier-
door wordt de folieafsluiting doorbroken).
De bandenreparatieset heeft een houdbaarheidsdatum.
Let daarom op de vervaldatum. Als de datum oversch-
reden is, kan een perfect functioneren van de set niet
worden gegarandeerd.
Wielen, banden, remmen
04-5
B Draai het ventieldopje van het bandventiel af.
Draai het binnenventiel k eruit met een ventieluitdraaier
l. Leg het binnenventiel k niet in zand of vuil.
C Verwijder de afsluitplug m van de vulslang j.
Schuif de vulslang op het bandventiel.
D Houd de vules met de vulslang naar beneden en knijp
erin. Spuit de gehele esinhoud in de band. Verwijder de
vulslang j en draai het binnenventiel k met de ventiel-
uitdraaier l goed vast in het bandventiel.
Wielen, banden, remmen 04-6
E Draai de luchtslang n op het bandventiel. Steek de
stekker o in het contactpunt van de sigarrettenaanste-
ker. Pomp de band op p. Gebruik de elektrische lucht-
pomp niet langer dan 8 minuten! Gevaar voor oververhit-
ting! Als het niet lukt de gewenste luchtdruk te bereiken,
rijd dan met het voertuig ca. 10 meter voor- of achteruit,
zodat het dichtmiddel in de band goed kan worden verde-
eld. Ga door met het oppompen van de band. Vervolg de
rit onmiddellijk, zodat het dichtmiddel in de band kan
worden verdeeld.
De maximumsnelheid is 80 km/h.
Rijd voorzichtig, vooral in bochten.
Controleer na 10 minuten rijden de luchtdruk van de
band. Als de luchtdruk onder deze minimumwaarde q is
gezakt, mag niet meer worden doorgereden.
Als de minimumwaarde nog wordt aangegeven q, stel
dan de bandenspanning bij volgens de bandenspanning-
stabel in de gaseskast. Rijd voorzichtig naar de dichtst
bijzijnde garage en laat de band vervangen.
Risico van ongevallen: Als de vereiste luchtdruk ook nu
nog niet wordt bereikt, is de band te sterk beschadigd.
In dit geval is de bandenreparatieset niet in staat voor de
vereiste afdichting te zorgen. Rijd beslist niet verder. Waar-
schuw een garagebedrijf of een 24-uurs service.
Wielen, banden, remmen
04-7
Risico van ongevallen: Laat de banden in de dichtstbij-
zijnde garage vervangen.
F Plak de bijgeleverde sticker in het zicht van de chauffeur
op het combi-instrument. Lever gebruikte bandenrepara-
tiesets in bij een servicestation.
Wiel verwisselen
• Leg bij een zachte ondergrond een stabiele onderlegger
onder de krik, bijv. een houten plank.
• Plaats de krik onder de hiervoor bestemde krikpunten.
• Draai de wielbouten met een wielsleutel enkele slagen los,
maar verwijder ze nog niet.
Plaats de krik alleen op de hiervoor bestemde krikpunten!
Als de krik op andere plekken wordt geplaatst, kan dit
leiden tot beschadigingen aan het voertuig of zelfs tot
ongevallen door het wegglijden van het voertuig.
De krik dient alleen voor het verwisselen van een wiel. Hij
mag niet worden gebruikt tijdens werkzaamheden onder
het voertuig! Levensgevaar!
De uitdraaisteunen kunnen niet als krik worden gebruikt!
Raadpleeg bij het verwisselen van een wiel ook de gebru-
iksaanwijzing van de voertuigfabrikant.
4.8 Wiel verwisseln
Wielen, banden, remmen 04-8
Laat de remmen in uw eigen belang regelmatig onderhou-
den door uw Ford-garage.
Trek vervolgens de rechterkant uit de houder (Thetford:
onderkant naar omlaag uit de houder drukken).
• Til het voertuig op totdat het wiel zich 2 tot 3 cm boven de
grond bevindt.
• Verwijder de wielbouten en vervolgens het wiel.
• Breng het wiel in de juiste stand over de wielnaaf aan.
• Zet de wielbouten erop en draai ze kruislings licht aan.
• Laat de krik zakken en verwijder hem.
• Draai de wielbouten gelijkmatig aan met de wielsleutel. De
instelwaarde van het aanhaalmoment van de wielbouten
kunt u vinden in de gebruiksaanwijzing van het basisvoer-
tuig.
• Plaats het gedemonteerde wiel in de (evt. aanwezige)
reservewielhouder en sluit deze weer af.
4.9 Remmen
De onderdelen van de reminrichting maken deel uit van de
EG-gebruiksvergunning.
Zodra onderdelen van de reminrichting worden veranderd,
vervalt de gebruiksvergunning. Veranderingen mogen alleen
worden doorgevoerd met toestemming van de fabrikant.
Voor het onderhoud van de reminrichting geldt:
• Controleer regelmatig het remvloeistofpeil.
• Controleer reminrichting en remslangen regelmatig op lek-
kage. Rubberslangen kunnen door marters worden aange-
knaagd.
• Gebruik uitsluitend remolie met dezelfde eigenschappen als
de in het remcircuit aanwezige olie.
Neem ook de aanwijzingen over het thema Ford service-
werkplaatsen op pagina 11-1 in acht.
Opbouw buitenzijde
05-1
Hoofdstuk 5: Opbouw buitenzijde
5.1 Overzicht van de tank- en servicekleppen
Bagageluik j
Toiletluik k
Klep gaseskast l
A55 GS Siesta
j
j
k
A65 GM Siesta
j
j
kl
65 FL Siesta
65 FL Siesta
j
j
j
k
k
l
l
Opbouw buitenzijde 05-2
5.2 Luchttoevoer en ontluchting
Voor de ventilatie geldt:
Een goede luchttoevoer en ontluchting van de camper is een
voorwaarde voor een aangenaam wooncomfort. In uw camper
is een tochtvrije ventilatie geĂŻntegreerd. De ontluchting vindt
plaats via de dakluiken en mag niet worden belemmerd in zijn
functioneren.
De luchttoevoer en ontluchting van de koelkast kan met de
bijbehorende afdekplaten worden afgesloten als deze niet op
gas werkt.
De veiligheidsventilatie-openingen mogen onder geen
enkel beding worden afgesloten, ook niet gedeeltelijk.
Bij geblokkeerde ventilatie-openingen dreigt verstikkings-
gevaar! Ventilatie-openingen mogen daarom niet worden
geblokkeerd.
Bij gebruik tijdens de winter moeten speciale afdekplaten
worden gebruikt. Deze afdekplaten zijn te koop via uw
dealer.
Neem de aanwijzingen op de afdekplaten in acht. De
afdekplaten mogen alleen worden gebruikt bij werking op
elektriciteit in de winter. Meer informatie hierover kunt u
vinden in de gebruiksaanwijzingen van de koelkastfabrikant.
Door koken, natte kleding enz. ontstaat waterdamp. Ieder
mens staat per uur ca. 35 g water aan zijn omgeving af.
Daarom moeten, afhankelijk van de relatieve luchtvochtig-
heid, ook de ramen en dakluiken worden gebruikt voor de
luchttoevoer en ontluchting (zie ook ”Gebruik in de winter”).
Koelkast
De koelkast wordt van buitenaf door roosters voorzien van
frisse lucht, om voldoende koelvermogen te garanderen. Het
ventilatierooster j bevindt zich in de buitenwand van het
voertuig. Het ontluchtingsrooster k bevindt zich boven het
ventilatierooster of op het dak (afhankelijk van het model).
1
2
Opbouw buitenzijde
05-3
1
Ventilatieroosters verwijderen
• Schuif de vergrendelingen l tot aan de aanslag naar
boven.
• Klap het ventilatierooster voorzichtig open, te beginnen
aan de linkerkant.
• Trek vervolgens de rechterkant uit de houder.
Bij zeer hoge buitentemperaturen is het raadzaam de
ventilatieroosters te verwijderen. Daardoor wordt een
hogere luchtdoorvoer bij de koelkast bereikt en de koeling
versterkt. Tijdens het rijden en bij neerslag moeten de
ventilatieroosters vast gemonteerd zijn.
Bij geblokkeerde ventilatie-openingen dreigt verstikkings-
gevaar!
Ventilatie-openingen mogen daarom niet worden geblok-
keerd.
Verwarming
De verwarming wordt van buitenaf voorzien van frisse lucht
j. Door deze ventilatieschuif wordt ook de afvoerlucht van
de verwarming naar buiten geleid.
3
Opbouw buitenzijde 05-4
5.3 Deuren en kleppen openen en sluiten
Voertuigsleutel
Met de camper worden de volgende sleutels geleverd:
- twee sleutels, voor het openen van de volgende sloten van
het basisvoertuig:
- chauffeurs- en passagiersdeur en motorkapontgrendeling.
Raadpleeg hiervoor a.u.b. de gebruiksaanwijzing van het
basisvoertuig.
- twee sleutels, voor het openen van de volgende sloten van
het basisvoertuig:
- toegangsdeur
- servicekleppen
- toiletluik.
Toegangsdeur
Openen
• Open het slot met de sleutel.
• Trek aan de deurgreep.
• Open de deur.
Sluiten
• Sluit de deur.
• Draai de sleutel totdat de grendel hoorbaar wordt vergren-
deld.
• Draai de sleutel in verticale stand terug en trek hem uit het
sleutelgat.
Opbouw buitenzijde
05-5
Toegangsdeur
Openen
• Draai de grendel naar beneden.
Zo kan de deur ook van binnen worden geopend als die
van buiten is afgesloten.
De toegangsdeur is uw vluchtweg in noodgevallen. Blokkeer
de deur daarom nooit aan de buitenkant!
Sluiten
• Trek de deur dicht totdat het slot vastklikt.
Vergrendelen
• Draai de grendel naar boven.
Om beschadigingen aan slot en deurkozijn te voorkomen,
moet de binnenste deurkruk horizontaal en niet schuin
naar boven staan.
Opbouw buitenzijde 05-6
Klep van de bergruimte
Openen
• Open het slot met de sleutel.
• Duw het luik ter hoogte van het slot krachtig met de hand
naar binnen.
• Draai de klep naar boven en zet deze vast met de vang-
haak.
Sluiten
• Til de vanghaak op en ontgrendel de klep.
• Draai de klep naar beneden.
• Sluit het slot met de sleutel af.
Geopende kofferruimtekleppen aan de zijkant kunnen met
behulp van de haak in geopende stand aan de buitenwand
worden vergrendeld.
Vastzetten
• Zet de kofferruimteklep helemaal open.
• Klap de klem open.
• Haak de neus van de klem in de groef van de kofferruimte-
klep.
Opbouw buitenzijde
05-7
Toiletluik
Openen
• Open het slot j met de sleutel.
• Druk op beide knoppen j en k en open het luik.
Sluiten
• Duw het luik dicht totdat hij vastklikt.
• Sluit het slot j af met de sleutel.
2
1
Klep van de gaseskast
1
Het ventilatierooster van de klep van de gaseskast mag
niet worden afgesloten of afgedekt.
Openen
• Ontgrendel het slot j met de sleutel; de greep springt
een stukje uit.
• Draai de greep linksom open; de klep wordt ontgrendeld
en kan worden opengedraaid.
Sluiten
• Draai de greep rechtsom dicht, zodat de klep in de af-
dichting wordt getrokken.
• Steek de sleutel in het slot, druk de greep er tegen aan en
vergrendel het slot.
Opbouw buitenzijde 05-8
Buitenaansluiting voor gas
Optioneel kan de camper beschikken over een buitenaanslu-
iting voor gas k. Via deze aansluiting kunnen gasapparaten
als gasbarbecue of gaslamp aan de buitenkant van de camper
worden aangesloten op de gasvoorziening.
Openen
• Pak de klep bij het lipje j en trek hem naar buiten open.
Sluiten
• Pak de klep bij het lipje j en sluit hem totdat hij
vastklikt.
1
2
Watervuldop
Openen
• Open het slot j met de sleutel.
• Draai het deksel k krachtig open en verwijder hem.
Sluiten
• Doe het deksel k erop en draai hem weer dicht.
• Sluit het slot j met de sleutel af.
2
1
Opbouw buitenzijde
05-9
Tankdop
De tankdop bevindt zich achter de bestuurdersdeur in het
onderste gedeelte van de B-zuil achter een klep.
Openen
• Klep openen: steek een vinger in de uitsparing j en trek
de klep naar buiten open.
Sluiten
• Duw het luik dicht totdat hij vastklikt.
Voor informatie over de juiste manier van omgaan met de
tankdop verwijzen wij u naar de bijbehorende Ford gebrui-
kershandleiding.
5.4 Dakreling
Voor de belading van de dakreling geldt:
• Plaats alleen lichte bagage op het dak.
• Sjor de bagage op het dak goed vast en beveilig deze tegen
schuiven en naar beneden vallen.
• Laad niet te veel bagage op het dak! Hoe groter de da-
klast, hoe onvoorspelbaarder het rijgedrag.
De maximale totale belasting bedraagt 50 kg.
1
Opbouw buitenzijde 05-10
• Houd bij belading rekening met de maximaal toelaatbare
asbelasting.
• Tel de hoogte van de daklast op bij de hoogte van de cam-
per.
• Breng in de cabine een aantekening met de totale hoogte
goed zichtbaar aan. Dan hoeft u bij bruggen en viaducten
niet meer te rekenen.
Dakbagage mag uitsluitend op een speciale, daarvoor
geschikte imperiaal worden getransporteerd.
5.5 Fietsendrager (accessoire)
Het rijgedrag van de voertuigcombinatie verandert aanzienlijk
met een beladen etsendrager. Pas de rijsnelheid aan deze
omstandigheden aan:
• Ook bij optimale belading daalt de kritische snelheid dra-
matisch.
• De bestuurder van het voertuig is verantwoordelijk voor
een veilige bevestiging van de etsen. Ook in onbeladen
toestand moet het omhooggeklapte laadsysteem met de
aanwezige clips worden beveiligd.
Opbouw buitenzijde
05-11
De maximaal toelaatbare belasting van de etsendrager
bedraagt 50 kg (deels geĂŻntegreerde modellen) resp. 60 kg
(alkoof).
• Let erop dat de remlichten en achterverlichting van het
voertuig noch geheel noch gedeeltelijk door de lading aan
het zicht worden onttrokken.
5.6 E-bike drager Velo (accessoire)
De bestuurder van het voertuig is verantwoordelijk voor een
veilige bevestiging van de lading. Dit houdt in dat de etsen
dubbel aan de drager worden geborgd.
Opbouw buitenzijde 05-12
Borgen
• De aanwezige klembeugel j moet zo hoog mogelijk aan
de ets worden bevestigd. Geschikte bevestigingspunten
zijn bijvoorbeeld de zadelpen of de stuurstang.
• De etsen worden in de onderste montageriempjes k
vastgegespt. Als extra ladingbeveiliging kunt u gebruik
maken van een spanriem.
1
2
• Neem altijd het toegestane draagvermogen van de drager
ter hoogte van 75 kg in acht en zorg ervoor dat deze nooit
wordt overbelast.
• Met een volledig beladen achterdrager wordt afhankelijk
van de overhang van de lading de achteras belast en de
vooras ontlast. Hierdoor kan het rij-, stuur- en remgedrag
van het voertuig worden beĂŻnvloed.
• Door de drager wordt de achterste hellinghoek van het
voertuig kleiner. Bij het rijden op een oneffen ondergrond
kan het daarom voorkomen dat de drager de grond raakt.
• De achterste kentekenplaat moet in het midden tussen
de nummerplaatverlichting van de drager worden gemon-
teerd.
• Reinig de drager niet met een hogedrukspuit (beschadi-
ging van de oppervlaktebescherming).
• Maak alleen gebruik van originele SAWIKO-
gecerticeerde reserveonderdelen en accessoires, anders
kunnen eventuele garantieclaims in geen geval in behan-
deling worden genomen.
• Het gelijktijdig gebruiken van e-bike drager en trekhaak is
niet toegestaan. Er mag in principe slechts ĂŠĂŠn systeem
zijn gemonteerd, dus een e-bike drager of een trekhaak.
Lees voor meer informatie en gegevens a.u.b. de bijgevoegde
gebruiksaanwijzing van de producent.
Beaar deze ook bij uw voertuigpapieren. De gebruiksaanwijzing
is een belangrijk document, waaraan u de toestemming ontleent
om de drager mee te voeren. Bij een controle moet het document
op verzoek worden getoond aan de controlerende instantie.
Opbouw buitenzijde
05-13
Uitdraaien
• Steek de haak van de draaihendel in het oog van de aandrij-
nrichting.
• Houd de draaihendel met één hand aan de bovenste en
met de andere hand aan de onderste draaigreep vast. Trek
tijdens het uitdraaien de draaihendel enigszins naar u toe
en houd hem zo mogelijk verticaal ten opzichte van het oog
van de aandrijnrichting.
• Draai de draaihendel met de wijzers van de klok mee totdat
de zonneluifel de gewenste positie heeft bereikt.
• Verwijder de draaihendel.
• Klap de telescoopsteunen aan de binnenzijde van het uitval-
proel uit en ondersteun de zonneluifel.
Indraaien
• Schuif de telescoopsteunen in elkaar, klap ze in en borg ze.
• Steek de haak van de draaihendel in het oog van de aandrij-
nrichting.
• Draai de draaihendel tegen de wijzers van de klok in totdat
de zonneluifel volledig is opgerold en beveiligd.
• Maak de draaihendel los en berg hem op in het voertuig.
Als het doek in uitgeklapte toestand niet meer onder span-
ning staat, kunt u de zonneluifel inklappen totdat de doek-
spanning weer bereikt is.
5.7 Zonneluifel (accessoire)
Uw camper beschikt afhankelijk van het model over een op
het dak of tegen de zijwand aangebrachte zonneluifel.
• Een zonneluifel is bedoeld als bescherming tegen de
zon en niet voor permanent gebruik
• In het uit- en inklapgebied van de zonneluifel mogen
zich geen personen of obstakels bevinden.
• Het aandrijfmechanisme van de zonneluifel beschikt
over een blokkeerinrichting ter begrenzing van de uit-
draai. Ga nooit met geweld door deze blokkade heen.
• Ondersteun de uitgeklapte zonneluifel altijd met behulp
van de geĂŻntegreerde steunen.
• Voordat u gaat rijden moet de zonneluifel altijd volledig
zijn ingeklapt en vastgemaakt.
Opbouw buitenzijde 05-14
Opbouw binnenzijde
Hoofdstuk 6: Opbouw binnenzijde
6.1 Deuren en kleppen openen en sluiten
06-1
Bergruimten en keukenbovenkasten
Openen
• Drukvanbovenoptoetsjomdeklepteontgrendelen.
• Trekaandegreeptotdatdeklepisgeopend.
Sluiten
•Pakdeklepbijdegreependuwhemdichttotdatdeslui-
tinghoorbaarvastklikt.
1
Opbouw binnenzijde
Bergindebovenstebergruimtenuitsluitendlichtevoor-
werpenop.
Meubeldeuren met klink
Deur wasruimte
• Drukdeklinknaarbenedenomdedeurteopenenenslui-
ten.
06-2
Bergruimten aan voorzijde
Openen
• Trekaandegreependraaideklepnaarbovenopen.
Sluiten
• Duwdeklepbijdegreepdichttotdatdehijhoorbaarsluit.
Opbouw binnenzijde
06-3
Meubeldeuren met draaiknop
Kledingkast
• Draaiaandeknopomdedeurteopenenoftesluiten.
Keukenlade
Openen
• Drukvanonderenoptoetsjomdeladeteontgrendelen.
• Trekaandegreeptotdatdeladeisgeopend.

Sluiten
• Pakdeladebijdegreependuwhemdichttotdatdelade
hoorbaarsluitenvastklikt.
1
Opbouw binnenzijde
Deuren met drukvergrendeling
Openen
• Drukkortopdedeurgreeptotdatdedeuropenspringt.
• Trekdedeuropen.
Sluiten
• Drukdedeurbijdegreepdichttotdathijweervastklikt.
Deuren met pushlock
Afvalkast, keukenonderkast
Openen
• Drukopdepushlocktotdatdeknopnaarbuitenspringt.
• Trekvoorzichtigaandeknopenopendedeur.
Sluiten
• Duwdedeurbijdeknopdicht.
• Drukopdepushlocktotdatdeknopvastkliktendedeuris
vastgezet.
06-4
Opbouw binnenzijde
06-5
6.2 TV-houder voor plat beeldscherm
Drukdemetalenrailjinomdezeteontgrendelen.Schuif
vervolgensdeTV-houderuit.230V-contactdozenendean-
tenne-aansluitingvoorTVofontvangerbevindenzichvlakbij.
ZetdeTV-houdervóórelkeritvast.
Roldeuren
Deur wasruimte
Openen
• Pakroldeurenbijhettussenstukvastenschuifzenaar
buiten.
Sluiten
• Pakdeurenvastbijhettussenstukenschuifzedichttot-
datzeinhetmiddengoedaansluiten.
DegemonteerdeTVmagnietmeerdan8kgwegen.
WeadviserendeTVtijdenshetrijdenvandehouderte
verwijderenenveiligoptebergen.
OmdeTV-functietekunnengebruikenmoetdehandrem
wordenaangetrokken.
1
Opbouw binnenzijde 06-6
TV-houder voor plat beeldscherm drievoudig
geleed
Beweegdeuittrekbarearmhandmatigbijdegemarkeerde
scharnierenj,kenlomdeTV-houderinenuitte
klappen.
2
1
3
Opbouw binnenzijde
06-7
6.3 Tafels
1
5
3
4
• Tilhettafelbladaandevoorzijdeopineenhoekvanonge-
veer30°enhaakhetindeonderstewandhoudero.
• Zethettafelbladaandevoorkantopdegrondmetdeinge-
kortesteunvoetp.
Uitklappen
• Trekaandeborgpenk.
• Draaihetonderstetafelbladjindegewenstepositie.
Hangtafel
Dehangtafelkaninneergelatentoestandalsbedonderbouw
wordengebruikt.
Laten zakken
• Klaphetuitdraaibareonderstetafelbladjvollediginen
zethemvastmetdeborgpenk.
• Tilhettafelbladlaandevoorzijdeca.30°op.
• Trekhetonderstedeelvandetafelpootmernaarbeneden
uitenleghemterzijde.
• Trekhettafelbladuitdebovenstewandhoudern.
2
6
7
Opbouw binnenzijde 06-8
Luxe salontafel, 360° draaibaar
Deoptioneleluxesalontafelkanzowelwordenneergelatenals
wordengedraaid.Tevenskandepositievandedraaiaswor-
denveranderd.
Detafelkaninelkepositie360°wordengedraaid.
Draaias veranderen
• Drukophendeljenbrengdekolompootindegewenste
stand.
• Brenghendeljterugindeuitgangspositieomdekolom-
pootweervasttezetten.
Laten zakken
• Zetdekussensovereind,zodatdebedplatenvrijkomenen
deexactedaalpositiezichtbaaris.
• Haaldehendelkoverendrukmetbeidehandenophet
tafelblad.
• Brenghendelkterugindeuitgangspositieomdehoogte
vanhettafelbladvasttezetten.
12
Opbouw binnenzijde
06-9
Verlaging tafel middelste zitgroep
• Schuifdeschakelaar
j
opdetafelpootnaarboven.
• Klapdeonderstetafelpootintotdathijhoorbaarvastklikt.
• Maakdetafellosenklikhemweervastaandeonderste
bevestiging.
1
Keukenverlenging
Hetaanzetbladvoorhetverbredenvanhetaanrechtisoptio-
neelverkrijgbaarvoorhetmodel65TLSiesta.Alshetaan-
zetstuknietwordtgebruikt,kanhetwordenopgeborgeninde
zitkistnaastdetoegangsdeur.
Opbouw binnenzijde 06-10
Werkblad verlengen
• Steekdeuitstekendeklemmenvanverbindingshoekj
(vanonderenaandeverlenginggeschroefd)indedesbe-
treffendebevestigingspuntenk(aandezijkantvanhet
keukenblok).
• Daarnaastisonderhetaanzetstukeensteunhoekl
aangebracht.Dezehoekwordttijdenshetgebruikvanhet
aanzetstukuitgeklapt,enzorgtdaarmeevoorstabiliteitvan
hetaanzetstuk.
1
2
3
Opbouw binnenzijde
06-11
06-12
6.4 Bedombouw
Dezitgroepenkunnenwordenomgebouwdtotcomfortabelebedden.
Ombouw
• Verwijderzit-enrugkussens.
• Laatdetafelzakken.
• Draaidevergrendelingjvandebedverbredinglos.
• Leghetbuitenstebladkvandebedverbredingopdevloer.
• Tilhetbinnenstebladlca.15°bovendehorizontalepositie
op.
• Zethetbuitenstebladkineenhoekvanongeveer45°ter
ondersteuningonderhetbinnenstebladlvast.
• Legdekussensneervolgensdeindelingaangegevenop
onderstaandetekeningen.
1
22
3
3
Dwarse zitbank ombouwen
Omdeextraslaapgelegenheidaandevoorzijdetekunnen
gebruikenmoetdedwarsezitbankwordenomgebouwd.
Ombouw
• Verwijderzit-enrugkussens.
• Laatdehangtafelzakken.
• Klapdeplaat180°naarvorenomenleghemopdehang-
tafel.
1
Opbouw binnenzijde 06-12
6.5 Wasruimte met verschuifbare wastafel
BijhetmodelSiesta65FLkandewandvandedoucheruimte
wordenverschoven,waarnadedouchekanwordengebruikt.
• Duwhendeljonderdewasbaknaarbovenenschuif
dewasbaksamenmetdeachterwandlangsdegeleiding
naarhettoilet.
1
• Schuifresp.klapdedouchewandenuitentrekdewa-
terkraanuitdebevestiging,zodathijalsdouchekopkan
wordengebruikt.
• Maakdeombouwongedaandoordedouchewanden
weerinteklappenenterugteschuivenenschuifde
 wastafelwandterugtotdatdezehoorbaarwordtvergrendeld.
Draaidehanddouchevóórdeverplaatsing90°!
Deverschuifbarewandvandewasruimtemoettijdens
hetrijdenindebasispositievergrendeldzijn.
Opbouw binnenzijde
06-13
Kussenconguratie
65 FL Siesta met optie
Kussenconguratie
65 FL Siesta
Zusatzpolster
760x620x125
Zusatzpolster
570x475x125
Zusatzpolster
874x1024/650x125
Draaideschuinekant
vanhetzitkussen
naardewandtoe
Extrakussen
874x1024/650x125
Extrakussen
570x475x125
Opbouw binnenzijde 06-14
Kussenconguratie
65 TL Siesta met optie
Kussenconguratie
65 TL Siesta
Extrakussen
625x670x125
Extrakussen
874x1024/650x125
Extrakussen
874x1024/650x125
Draaideschuinekant
vanhetzitkussen
naardewandtoe
Opbouw binnenzijde
06-15
Kussenconguratie
A65 GM Siesta
Extrakussen
1945x200x125
Extrakussen
665x1060x125
Kussenconguratie
A55 GS Siesta
Extrakussen
1010x410x125
Extrakussen
533x580x125
Opbouw binnenzijde 06-16
6.6 Bedverbreding (accessoire)
Bijmodellenmeteenpersoonsbeddenbovendegarageru-
imtekunnendezemetbehulpvandebedverbredingmet
elkaarwordenverbonden.
• Klaphetdekseljvandegarderobekastdicht.
• Legvervolgensdeinlegmatraskopdebedverbreding.
1
2
Opbouw binnenzijde
06-17
6.6 Alkoof / F-bed achter, dwars / Hefbed
Oudersdieneneroptoeteziendatkleinekinderennietuitde
bovenstebeddenvallen.Alskleinekinderenzichindealkoof,
hetbovenstekinderbedofinhetverhoogdeachterbedbevin-
den,moetendeaanwezigeveiligheidsnettenwordenopge-
trokkenenindehouderswordengehangenomtevoorkomen
daterkinderennaarbuitenvallen.
Denkbijgebruikvanhetbovenstebeddoorkleinekinderen
aanhetrisicovanvallen!
Dealkoofbodemkanvooreenaangenamerezitpositiehy-
draulischomhoogwordengeklapt.Daarvoorwordthijmet
behulpvandegemonteerdegreepomhooggeduwdresp.
omlaaggetrokken.
Opbouw binnenzijde 06-18
Bedladder inklapbaar
• Opendedeurmetpushlock.
• Schuifdebedladderuitoverderailgeleider,traptreden
klappentegelijkertijduitindejuistepositie.
Trapje garagebed/alkoof
• Haakhettrapjevastaandedaarvoorbestemdegreep.
• Leteropdathettrapjenietkangaanschuiven.
Opbouw binnenzijde
06-19
Hefbed, mechanisch (accessoire)
Bediening
• Verwijderderugleuningenenhoofdsteunenvande
 zitbank.
• Schakeldeverlichtingonderhethefbeduit.
• Maakdevergrendelingjvanhethefbedlos.
• Trekhethefbedaandegreepktotaandeaanslag
 omlaag.
• Hangdeladderlindegreep.
•Maximalebelastingvanhethefbed:200kg
31
Opbouw binnenzijde 06-20
24
•Kliktijdenshetslapenaltijddevalbeschermingmvast
(bevindtzichonderdematras).
•Brengvoorhetbeginvaneenrithethefbedweerinde
bovenstestand(uitgangspositie)terugenzethemvast.
Opbouw binnenzijde
06-21
6.8 Ramen
Uitzetraam met raamuitzetters
Openen
•Draaidegrendel90°.
• Duwhetraamnaarbuitentotdatereenklikhoorbaaris.Het
raamblijftautomatischindezestandstaan.Erzijnmeerdere
standeninstelbaar.
Sluiten
• Tilhetraamlichtopzodatdeuitzetterlosspringt.
• Klaphetraamdicht.
• Draaidegrendelindeuitgangspositie.
Zonne- en insectenrolgordijn
Zonne-eninsectenrolgordijnenzijninhetraamkozijngeïnte-
greerdentraploosverstelbaar.
Sluiten
• Brengdegreepvoorzonnerolgordijnjofhetlipjevoor
insectenhorklangzaamengelijkmatigindegewenste
positie.
Openen
• Schuifhetrolgordijnlangzaamengelijkmatigomhoog.
2
1
Opbouw binnenzijde 06-22
Combineren
• Trekhetzonnerolgordijnlangzaamengelijkmatignaar
benedenentrekvervolgensdeinsectenhortotaanhet
gewensteniveauomlaag.
Dakraam (accessoire)
Hetdakraamkannietwordengeopend.Hetbeschiktover
eengeïntegreerdverduisteringsrolgordijndatdesgewenstkan
wordengeslotendooreraantetrekken.
Opbouw binnenzijde
06-23
6.9 Verduisteringssysteem voor cabine
(accessoire)
Hetverduisteringsgordijnmaguitsluitendwordenuitgetrok-
kenalshetvoertuigstilstaatendemotorisuitgeschakeld.
Vóórhetbeginvaneenritmoethetsysteemvolledigworden
samengevouwenenvergrendeld.
Als de camper niet wordt gebruikt moet het verduisterings-
systeem worden ingeklapt, omdat dit anders door warmte-
inwerkingenUV-stralingpermanentbeschadigdraakt.
Hetverduisteringssysteemmagnooittijdensderitworden
gebruiktalszonnegordijnofwordengesloten.
Frontsysteem
• Schuifdevergrendelingenjnaarbuitenomhetsluitme-
chanismeteopenen.
• Brengdebeidegreeplijstenkinhetmiddensamen.Ma-
gneetsluitingvergrendeltautomatisch.
Zijsysteem
• Trekdegreeplijstltotaandeaanslaglijst.Magneetsluiting
vergrendeltautomatisch.
2
3
1
Opbouw binnenzijde 06-24
6.10 Dakluik opbouw
Veiligheidsaanwijzingen
- Openhetdakluiknietalshethardwaait,regent,hagelt
enz.,ofbijbuitentemperaturenonder20°C!
- Verwijdersneeuw,ijsofvuilvoordatuhetdakluikopent.
Houdrekeningmetderuimtediehetgeopendedaklu-
ikinneemtals uhetondereen boomofineen garage
opent.
- Ganietophetdakluikstaan.
- Sluitenvergrendelhetdakluikvóórhetbeginvaniedere
rit.Openinsectenrolgordijnenplooigordijn(ruststand).
- Sluitbijsterkezonneschijndeverduisteringslechtsvoor
¾deel,omdatandersgevaarvooroververhittingdreigt.
De ventilatieopeningen van de luchtroosters
moeten steeds open blijven. Luchtroosters nooit
sluiten of afdekken!
Vergewisuervóórhetbeginvanelkeritvandathetdaklu-
ikveiligvergrendeldis.
• Hetdakluikkantegenderijrichtinginwordenopengezetin
driestanden.Drukopdevergrendelknopaandezijkant,zet
hetdakluikmetdeinstelbeugelindegewenstestandenklik
hemvast.Demaximaleopeningshoekbedraagt50°.
Sluiten
• Maakdeinstelbeugeluithetvergrendelpuntlosensluithet
dakluik.Hetluikisingeslotentoestandautomatischverg-
rendeld.
Voordatuhetluikopent,dientuzichervantevergewissen
daterbovendecaravanvoldoenderuimteisvoorhetluik
ingeopendetoestand.
Klein dakluik
Openen
Opbouw binnenzijde
06-25
Openen
• Klapdedraaihendelindegebruikspositie.Doormetde
wijzersvandeklokaandehendeltedraaienkuntunuhet
luikopenentotdegewenstepositie.Bijhetbereikenvan
demax.openingshoekvan60°voeltuweerstand.
Sluiten
• Draaidedraaihendeltegendewijzersvandeklokintotdat
hetluikisgeslotenenuweerstandvoelt.Ingesloten
positiekandedraaihendelweerindeuitsparingklappen.
Vooreenveiligevergrendelingmoetdedraaihendelinde
uitsparinggeklaptzijn.Controleerdevergrendelingdoor
metdehandtegenhetglastedrukken.
Verduisteringsrolgordijn
Trekhetrolgordijnaandeonderstegreeplijstomlaagtotinde
gewenstepositieoftotdesluitinginkliktindegreeplijstvan
hetinsectenrolgordijn.
Insectenhor
Schuifdegreeplijstvandeinsectenhorentegendegreeplijst
vanhetverduisteringsrolgordijntotdatzevastklikken.
Groot dakluik
Opbouw binnenzijde 06-26
1
Dakluik rond
Openen
• Trekalledriedevergrendelingenjaandeonderkantin
derichtingvanhetmiddenvanhetraamendraaizelos.
• Duwhetdakluiktotaandeaanslagoverhetgeheleop-
pervlaknaarboven.
Sluiten
• Trekhetdakluikdicht.
• Duwdevergrendelingenjkrachtigdichttotdatzevast-
klikken.
Opbouw binnenzijde
06-27
Stoelen draaien
• Zetdearmleuningenomhoog.
• Schuifdestoelindemiddenstand.
• Beweegdehendelomdestoelteverdraaien.Destoel
wordtuitdevergrendelinglosgemaakt.
• Drukdegordelsluitingnaarbenedenomdezeniettebe-
schadigen.
• Draaidestoelindegewenstepositie.
6.11 Zittingen in de cabine
Aanwijzingenm.b.t.debedieningkuntuvindeninde
gebruiksaanwijzingvanhetbasisvoertuig.
•Zetdedraaistoelenvóórelkeritvastinderijrichting.
•Laatdestoelentijdenshetrijdenvergrendeldinde
rijrichtingstaanendraaizeniet.
•Bijeenstilstaandvoertuig:Leterbijhetdraaienvan
dechauffeursstoelopdatdehandremnietperongeluk
wordtontgrendeld.
Opbouw binnenzijde 06-28
Ombouw van de L-zitgroep/afzonderlijke zitplaats
OmdebuitenstezitplaatsbijmodellenmeteenL-zitgroepte
kunnengebruiken,moetdezevóórelkeritwordenomgebouwd.
Ombouw
• Verwijderzitkussensenrugleuningen.
• Klapdeplaatj180°naarachterenomenleghemopde
dwarsbank.
• Opendegrendelk,draaidesteunwand90°ensluitde
 grendelkweerveiligaf.
• Legzitkussenenrugleuningweeropdedwarsezitbank.
 Zorgervoordatderiemenengordelsluitingenzichtbaaren
gebruiksklaarzijn.
1
1
2
1
Hoogteverstelling van de hoofdsteunen
• Pakhetkussenvandehoofdsteunmetdehandvasten
schuifhetindegewenstestand.
6.12 Zitplaatsen in het woongedeelte
Bevestiging zitkussens
Dezit-enrugkussenswordendooreenanti-slipmatophun
plaatsgehouden.
Zorgervoordatdezit-enrugkussensgoedvastzitten.
Opbouw binnenzijde
06-29
6.13 Veiligheidsgordels in het woongedeelte
Demiddelstezitgroepenzijnvoorzienvanveiligheidsgordels
enkunnenoptioneelwordenuitgerustmetextraveiligheids-
gordels.
•Maakvoorhetbeginvanderitdeveiligheidsgordelvast
enhoudhemtijdenshetrijdenvoortdurendom.
•Beschadigdeveiligheidsgordelsnietenzorgervoordat
zenietbeklemdraken.Laatbeschadigdeveiligheidsgor-
delsdooreenerkendgaragebedrijfvervangen.
•Verandernietsaandebevestigingenvandegordels,het
rolmechanismeendesluitingenvandegordels.
•Gebruikelkeveiligheidsgordelslechtsvooréénvolwas-
senpersoontegelijk.Maakvoorwerpennietsamenmet
personenvastdoormiddelvaneenveiligheidsgordel.
•Veiligheidsgordelszijnnietgeschiktvoorpersonenmet
eenlichaamslengtevanminderdan150cm.Gebruikin
voorkomendegevallenextrabevestigingssystemen.
•Vervangveiligheidsgordelsnaeenongeval.
•Deveiligheidsgordelmagnietgedraaidworden,maar
moetplattegenhetlichaamaanliggen.
Neemgoedenotavanhetdesbetreffendezitplaatseno-
verzichtvanuwvoertuig.Opbepaaldezitplaatsenmogen
tijdenshetrijdengeenpersonenzitten!
Veiligheidsgordel omdoen
Degordelmagnietwordenverdraaid.
•Pakdetongdiezichaanhetuiteindebevindtvastensteek
hemindegesptotdathijhoorbaarvastklikt.
• Leghetbovenstegedeeltevandegordeloverdeschouder
endiagonaaloverdeborst.
• Leghetonderstedeelvandegordeloverdeheupenheen.
Gordel losmaken
• Drukopdeknopinhetgordelslotvoorhetontgrendelenvan
deslottong.
Opbouw binnenzijde 06-30
6.14 Overzicht van de zitplaatsen
A55 GS Siesta
4
31
2
5
A65 GM Siesta
4
31
2
5*
6*
4
3
4
3
1
2
1
2
5
5 6
65 FL Siesta
65 TL Siesta
Zitplaatsen1-4:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
*Zitplaatsen5-6:Alleenbijoptieextragordelsysteemtijdenshetrijdentoege-
   staan.Bijversiezonderextragordelsysteemishetgebruik
   vandezezitplaatsentijdenshetrijdenniettoegestaan.
Zitplaatsen1-4:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
Zitplaats 5:hetgebruikervanistijdenshetrijdenniettoegestaan
Zitplaatsen1-4:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
Zitplaatsen5-6:hetgebruikervanistijdenshetrijdenniettoegestaan
Zitplaatsen1-4:hetgebruikervanistijdenshetrijdentoegestaan
Zitplaats 5:hetgebruikervanistijdenshetrijdenniettoegestaan
Opbouw binnenzijde
06-31
6.15 Overzicht van de indeling overdag en ‘s nachts
A55 GS Siesta A65 GM Siesta
Indelingoverdag
Indeling’snachts
Opbouw binnenzijde 06-32
65 FL Siesta 65 TL Siesta
Indelingoverdag
Indeling’snachts
Elektrische installaties
Hoofdstuk 7: Elektrische
installaties
7.1 Veiligheidsinstructies
Let op het volgende:
• Zorg ervoor dat de veiligheidsinstructies resp. risicowaar-
schuwingen in de vorm van aanwijsbordjes op elektrische
onderdelen niet worden verwijderd.
• Gebruik de installatieruimten van huisaccu, Board Control
Panel, oplaadapparaat en 230V-verdeelkast niet als extra
opbergruimte.
• Roken en open vuur zijn verboden tijdens de controle van
elektrische installaties.
• Werkzaamheden bij storingen aan de elektrische installatie
mogen alleen worden uitgevoerd door erkende bedrijven.
• Ondeskundige ingrepen in de elektrische installatie van
het voertuig kunnen een gevaar vormen voor het eigen
leven en voor dat van anderen.
• Gebruik voor de aansluiting op het externe 230V-net
uitsluitend een weerbestendig, drie-aderig verlengsnoer
met een CEE-stekker en een koppeling.
07-1
7.2 Elementen van de elektrische installatie
De stroomvoorziening vindt plaats via de 80 AH GEL-huisaccu
in combinatie met een automatische acculader.
Hoofdelementen van de elektrische installatie
• CONTROLEPANEEL PC-100 HB –
aansturing van de apparaten en toestandsaanduidingen.
• 12V VERDEELMODULE -
hoofdrelais, accu-parallelrelais (12V, 70A), koelkastrelais,
pomprelais, laadinrichting, zekeringen, onderspanningsbe-
veiliging
• ACCULADER –
Laadt de accu op met bufferfunctie.
• SONDE MET STAVEN –
Meet de inhoud van de drinkwatertank.
• SONDE MET SCHROEVEN –
LED-indicatie: vuilwatertank maximaal gevuld
• HUISACCU MET HOOFDSCHAKELAAR
Voorziet alle apparaten van stroom
• VOERTUIGACCU
• DYNAMO –
laadt accu’s voor voertuig en apparaten parallel op.
• 230V VEILIGHEIDSSCHAKELAAR MET FI –
voorziet de 230V-apparaten van stroom en zekert ze
• 50A-ZEKERINGEN ACCU’S VOERTUIG en APPARATEN
Elektrische installaties
Adviezen en controle
Belangrijk
• Eventuele veranderingen aan de elektrische installatie mo-
gen uitsluitend door een erkend vakman worden uitgevoerd.
• Open de accuhoofdschakelaar en schakel de 230V stroom-
voorziening uit voordat u onderhoudswerkzaamheden gaat
uitvoeren.
Accu’s
• Neem de gebruiksaanwijzingen van de fabrikant van de
accu in acht.
• Het zuur in de voertuigaccu is giftig en bijtend. Vermijd
contact met de huid en de ogen.
• De volledig ontladen accu moet minstens 10 uur worden
opgeladen. Als de accu langer dan 8 weken leeg heeft
gestaan, kunnen er beschadigingen zijn opgetreden.
• Voorkom diepontlading, omdat anders de capaciteit en de
levensduur van de zekering duidelijk worden verminderd.
• Gelaccu’s zijn onderhoudsvrij, maar moeten steeds opgela-
den zijn.
• Controleer of de klemmen goed vast zitten en verwijder
eventuele oxidatieresten.
• Open de accuhoofdschakelaar als de huisaccu gedurende
langere tijd niet wordt gebruikt (langer dan 1-2 maanden).
07-2
Ondanks een onderbroken accuhoofdschakelaar wordt de
accu door zelfontlading zwakker.
• Als de accu voor de apparaten wordt verwijderd, moet de
pluspool worden geĂŻsoleerd (om kortsluiting bij het inscha-
kelen van de motor te vermijden).
Acculader
• De acculader heeft een vermogen van 220W.
• De acculader werkt volgens de laadtechniek IU0U1.
• In geval van misbruik vervalt de garantie en is de fabrikant
niet langer aansprakelijk.
• Dek het ventilatierooster niet af en zorg voor een adequate
ventilatie.
Tankinhoudsmeters
• Laat het water in de tanks niet te lang staan om korstvor-
ming te voorkomen, vooral in de vuilwatertank.
• Spoel de tanks regelmatig.
230V veiligheidsschakelaar
• Zet de 230V-hoofdschakelaar op ‘0’ (OFF) om de stroom-
voorziening in de gehele installatie uit te schakelen.
Zekeringen
• Vervang de defecte zekering pas nadat de oorzaak van de
storing door een erkend bedrijf is gevonden en verholpen.
• De nieuwe zekering moet dezelfde amperage hebben als de
verwijderde.
Elektrische installaties
Controlepaneel PC-100 HB
Verklaring van de symbolen
j Toets voor de bewaking van de drinkwatertank.
k Toets voor de bewaking van de huisaccu (B2).
l Toets voor de bewaking van de voertuigaccu (B1).
m LED geeft aan dat de drinkwatertank wordt getest, knip-
peren geeft lege tank aan.
n LED’s geven het niveau van de drinkwatertank aan.
o LED geeft aan dat de vuilwatertank wordt getest, knip-
peren geeft volle tank aan.
p Knipperende LED geeft volle vuilwatertank aan, het alarm
wordt ook aangegeven door LED 6.
07-3
q Geeft aan dat de huisaccu door de dynamo wordt opge-
laden.
r LED geeft aan dat de voertuigaccu wordt getest, knip-
peren duidt op een lege accu.
s LED geeft aan dat de huisaccu wordt getest, knipperen
duidt op een lege accu.
LED geeft aangesloten 230V-boordnet aan.
LED-voltmeter voor spanningsbewaking van voertuig- en
huisaccu.
Eindschakelaar warmteweerstand vuilwatertank, is
afhankelijk van de hoofdschakelaar en werkt met in-
geschakelde motor of aangesloten 230V-boordnet.
Schakelaar waterpomp, die pomprelais bedient en af-
hangt van hoofdschakelaar.
Hoofdschakelaar verbruiker, het knipperen van de LED
geeft aan dat de verbruikersaccu bijna leeg is en de
diepontladingsbeveiliging spoedig wordt geactiveerd.
13
14
15
11
12
12345 6 78910 11 12 13 14 15
Elektrische installaties 07-6
7.3 Stroomvoorziening
De camper wordt via de volgende aansluitingen voorzien van
elektriciteit:
- netaansluiting (wisselspanning 230V).
- huisaccu (gelijkspanning 12V).
Stroomvoorziening via netaansluiting
De 230V-installatie is beveiligd d.m.v. een 2-polige scha-
kelautomaat met FI-veiligheidsschakelaar en 2 x 13 A. De
schakelautomaat bevindt zich ofwel in de zitgroep achter
de chauffeursstoel of in de kledingkast (afhankelijk van het
model). Bij een optredende storing onderbreekt de aard-
lekschakelaar de volledige 230V-stroomkring. In de meeste
gevallen is een defect elektrisch apparaat of een defect in de
toevoerkabel ervan de oorzaak.
• Herstel het defect alvorens de automaat weer in te scha-
kelen.
• Raadpleeg een elektrotechnisch installateur als een defect
niet kan worden verholpen.
Voor de netaansluiting geldt:
• Aansluiting van de camper op het 230V-stroomnet mag
alleen plaatsvinden met een max. 25 m lange aansluitka-
bel 3 x 2,5 mm² met CEE-stekker en koppeling.
l 10A-zekering voor de stroomvoorziening van de verwar-
ming/boiler
m 20A-zekering voor de verlichting
n 20A-zekering voor de verlichting
o 30A-zekering voor de stroomvoorziening van de 12V
AES-absorptiekoelkast
p 20A-zekering voor de stroomvoorziening van de Aux-uit-
gang (laadregelaar zonne-energie)
q 25A-zekering voor de stroomvoorziening van het elek-
trische opstapje
r 3A-zekering
s 3A-zekering
Brug
Gesimuleerde D+ dynamo-uitgang voor elektrische
Omschakelaar voor aansluiting van het controlepaneel:
A: PC100 HB ; PC 200 HB
B: PC100 HB T
Apparaataansluiting A
Apparaataansluiting B
Aansluiting vuilwatertanksonde
Aansluiting drinkwatertanksonde
Aansluiting controlepaneel
A Signaalingang ontsteking – variant A
B Signaalingang ontsteking – variant B
Aardverbinding voor apparaten
Aansluiting voor minpool huisaccu
Aansluiting voor pluspool huisaccu
Aansluiting voor de pluspool van de voertuigaccu
17
18
19
14
15
16
19
20
21
23
22
13
11
12
Elektrische installaties
07-7
Buitencontactdoos
Openen
• Pak de afdekklep j onderaan vast en draai hem naar boven
toe.
Sluiten
• Duw de afdekklep j naar beneden totdat deze vastklikt.
1
Bij kabelhaspels zonder oververhittingsbeveiliging moet
de elektriciteitskabel volledig van de kabelhaspel worden
afgewikkeld.
• Gebruik alleen stekkers en kabels volgens CEE-norm.
• Breng eerst de verbinding met de ingangscontactdoos van
het voertuig tot stand.
• Steek daarna de andere stekker in de onder spanning sta-
ande contactdoos.
• Ga bij het eruit trekken van de stekker in omgekeerde
volgorde te werk.
Elektrische installaties 07-8
7.4 Werking van de voedingseenheid
Installatieplaats van de acculader
De acculader bevindt zich onder de bijrijdersstoel.
Werking op netaansluiting 230V
Na het aankoppelen van de netaansluiting worden huis- en
voertuigaccu automatisch door de acculader in de camper
opgeladen (ook als het controlepaneel niet is ingeschakeld).
Acculader
De acculader voldoet aan de laatste stand van de techniek en
laadt volgens de zogeheten IU0U1-karakteristiek in drie fasen.
Elk laadproces moet minstens 12 uur duren.
Accu’s kunnen niet tegen kou, ze leveren dan minder
stroom aan het boordnet en nemen grotere hoeveelheden
energie van de acculader op.
De acculader werkt alleen bij accu’s waarvan de polen
juist zijn aangesloten.
Bij ingeschakelde 12V-apparaten duurt de minimale laad-
tijd van 12 uur navenant langer.
Ontladingsbeveiliging
Als de accuspanning van de huisaccu tot onder de 10,5V daalt,
worden alle 12V-apparaten door een relais uitgeschakeld.
Schakel de 12V-hoofdschakelaar bij het in werking treden
van de ontladingsbeveiliging uit om extra ontlading van de
huisaccu te voorkomen.
Elektrische installaties
07-11
Hoofdschakelaar
Ter beveiliging van de huisaccu tegen diepontlading – als
het voertuig niet wordt gebruikt – is deze voorzien van een
hoofdÂŹschakelaar j, die zich onder aan de achterzijde van
de bijrijdersstoel bevindt. Bij het openen van de schakelaar
wordt de huisaccu volledig van het 12V-net losgekoppeld.
Tijdens het gebruik van de camper en tijdens de rit moet
de accuhoofdschakelaar zijn ingeschakeld.
Het elektrische opstapje klapt bij een geopende hoof-
dschakelaar niet automatisch in.
1
Accu vervangen
• A.u.b. niet roken tijdens het vervangen van de accu.
• Verbreek de verbinding met het 230V-net.
• Vóór het af- of aankoppelen van de accu moeten alle 12V-
apparaten worden uitgeschakeld en de accuhoofdscha-
kelaar worden geopend.
• Maak eerst de min (-) aansluitklem los.
• Maak vervolgens de plus (+) aansluitklem los.
• Verwijder de accu.
• Plaats een nieuwe accu.
• Sluit de nieuwe accu in omgekeerde volgorde aan.
Elektrische installaties 07-12
3
2
1
7.6 Zekering van de elektrische installatie
Huisaccu
De hoofdbeveiliging vindt plaats door een 50A-smeltzekering
j. De zekering bevindt zich vlakbij de huisaccu.
12V-circuits
Beveiliging vindt plaats door zekeringen op de 12V-verdeel-
module.
Bij uitval van een apparaat geldt:
• Controleer de zekering van de desbetreffende stroomkring.
• Vervang de zekering.
• Als de zekering opnieuw doorbrandt, neem dan contact op
met uw erkende Hobby-dealer.
Acculader met verdeelmodule
Acculader l en verdeelmodule k met geĂŻntegreerde
zekeringen bevinden zich voor de huisaccu onder de bijrij-
dersstoel.
Elektrische installaties
07-13
7.8 Achteraf geĂŻnstalleerde apparaten
Achteraf ingebouwde elektronische apparaten, die tijdens de
rit kunnen worden gebruikt (bijv. mobiele telefoon, zendappa-
ratuur, radio’s, achteruitrijcamera’s, navigatie-apparatuur e.d.)
moeten volledig voldoen aan de EMV-bepalingen. De appa-
raten moeten zijn goedgekeurd conform de richtlijn 72/245/
EG, versie 95/54/EG, aangezien anders verstoringen van
de aanwezige elektronische systemen niet kunnen worden
uitgesloten.
Voor achteraf ingebouwde apparaten die tijdens het rijden
niet kunnen worden gebruikt is een CE-keurmerk dwingend
vereist.
• Lees de desbetreffende gebruiksaanwijzing van het
apparaat vóór de eerste ingebruikneming aandachtig
door.
• Blijf altijd alert op de verkeerssituatie; laat u niet aei-
den door het navigatiesysteem, omdat dit zou kunnen
leiden tot ongelukken.
• Bedien het apparaat niet tijdens het rijden.
• Kijk alleen in veilige verkeerssituaties op de display.
7.7 Mobiele navigatie
Uw camper kan optioneel worden uitgerust met een mobiel
navigatiesysteem met geĂŻntegreerde achteruitrijcamera.
Elektrische installaties 07-14
Water
08-1
De camper is uitgerust met een vaste verswatertank. Een
elektrische drukpomp pompt het water naar de afzonderlijke
tapplaatsen. Door het openen van een waterkraan wordt de
pomp automatisch ingeschakeld en wordt water naar de
betreffende tapplaats gepompt. De vuilwatertank vangt het
vuile gebruikte water op. Op het controlepaneel kunnen het
peil van de verswatertank en dat van de vuilwatertank worden
afgelezen.
Het (bij)vullen van de tank met vers water vindt plaats via de
vulopening aan de zijwand. De vulopening van de verswater-
tank is gekenmerkt door een blauwe afsluitdop j en een
waterkraansymbool op de onderste rand van het frame. De
afsluitdop j kan worden geopend en afgesloten met de
sleutel voor het woongedeelte.
Waterinstallatie vullen
• Sluit alle uitlaatopeningen en ventielen af.
• Klap de afdekklep k van de vulopening open door eraan
te trekken.
• Ontgrendel en open de afsluitdop j.
• Vul de tank met drinkwater.
Hoofdstuk 8: Water
8.1 Algemene informatie
8.1 Watervoorziening
• Gebruik in de omgang met levensmiddelen altijd water
van drinkwaterkwaliteit. Dit geldt ook voor de reiniging
van de handen en van voorwerpen die met levensmid-
delen in aanraking komen.
• Om een perfecte waterkwaliteit te kunnen waarborgen,
dient het water zo mogelijk rechtstreeks uit het openbare
drinkwaternet te worden getapt.
• Tuinslangen, gieters en vergelijkbare voor drinkwater
ongeschikte materialen mogen in geen geval worden
gebruikt voor het vullen van de mobiele installatie.
• Als de camper gedurende langere tijd niet wordt gebruikt
moet de gehele waterinstallatie volledig worden geleegd.
• Het watersysteem moet vóór ingebruikneming en na lan-
ge periodes van stilstand grondig worden gespoeld. Als
er verontreinigingen worden vastgesteld, dan moet het
materiaal worden gedesinfecteerd met hiervoor goedge-
keurde en geschikte middelen.
Water 08-2
Drinkwatertank leegmaken
• De aftapkraan j bevindt zich naast de drinkwatertank in
de zitgroep tegen de buitenwand, dan wel is toegankelijk
via de toiletklep.
Laat de drinkwatertank altijd volledig leeglopen – vooral bij
vorst – als de verwarming niet is ingeschakeld en als het
voertuig niet wordt gebruikt.
• Schakel de 12V-hoofdschakelaar in.
• Schakel zo nodig via het controlepaneel de waterpomp in
• Zet alle waterkranen op ‘warm’, draai ze open en wacht
zolang totdat het water zonder luchtbelletjes uit de kranen
stroomt. Alleen zo kan men zeker zijn dat de boiler eve-
neens met water is gevuld.
Schakel de pomp alleen bij gevulde drinkwatertank in,
omdat de pomp door drooglopen onherstelbaar bescha-
digd kan raken!
Doe nooit antivriesmiddel of andere chemicaliĂŤn in het
waterleidingsysteem. Gevaar voor vergiftiging! Zorg er bij
gebruik tijdens de winter voor dat de drinkwatertank niet
kan bevriezen.
1
2
1
Water 08-4
Vuilwatertank leegmaken
• Aan de linker kant onder het voertuig bevindt zich de
afvalwateruitlaat.
• De schuif k voor het openen van de afvalwateruitlaat
bevindt zich afhankelijk van het model ofwel direct bij de
uitlaat of afgeschermd in de gaseskast.
• Schroef het deksel j open, open de schuif k resp. de
kogelkraan en laat het afvalwater weglopen.
• Sluit de schuif weer en schroef het deksel erop nadat het
afvalwater volledig is weggelopen.
1
2
2
Leeg uw vuilwatertank alleen bij een speciaal hiervoor
bestemd vuilwaterinzamelpunt, maar nooit in de vrije
natuur! Vuilwaterinzamelpunten zijn doorgaans te vinden
bij wegrestaurants, kampeerterreinen of tankstations.
Water 08-6
• Doe de aangegeven hoeveelheid toiletvloeistof in de toilet-
tank.
• Voeg daarna zo veel water toe totdat de bodem van de
toilettank volledig bedekt is.
• Draai de aftappijp weer terug.
Doseer de toiletvloeistof zeer zuinig. Een overdosis is geen
waarborg voor het voorkomen van geurvorming!
• Schuif de toilettank weer op zijn plaats terug.
• Let erop dat de toilettank d.m.v. de klembeugel is ge-
borgd.
• Sluit de serviceklep weer.
Doe nooit rechtstreeks toiletvloeistof in de toiletpot.
Water
08-7
Toilettank leegmaken
De toilettank moet geleegd worden uiterlijk als de LED gaat
branden. Aanbevolen wordt om de tank al te legen vóór het
zover is. De LED gaat branden als de tank meer dan 15 liter
bevat. Op dat moment heeft de tank nog een restcapaciteit
van 2 l (genoeg voor ca. 5 toiletbezoeken).
• Open de toiletklep en trek de klembeugel naar boven om
de toilettank te verwijderen.
De toilettank kan alleen worden verwijderd als de schuif
is gesloten.
Bediening
• Draai de toiletpot in de gewenste positie.
• Laat wat water in de toiletpot lopen door op de spoelknop
te drukken, of open de schuif door de schuifgreep onder
de toiletpot naar u toe te trekken.
• Maak gebruik van het toilet.
• Open na gebruik de schuif (als die dan nog gesloten is) en
activeer de spoeling. Sluit de schuif na het spoelen.
Water
2
1
08-8
Leeg de toilettank alleen bij een speciaal hiervoor be-
stemd vuilwaterinzamelpunt, maar nooit in de vrije natuur!
• Breng de toilettank naar een speciaal hiervoor bestemd
vuilwaterinzamelpunt. Richt daarbij de aftappijp naar bo-
ven.
• Verwijder de sluiting van de aftappijp.
• Richt de aftappijp op de toilettank naar beneden.
• Druk met de duim op de ontluchtingsknop en houd deze
ingedrukt. De toilettank loopt leeg.
• Schuif de toilettank weer op zijn plaats terug. Schuif de
toilettank daarbij zover naar binnen totdat de bevesti-
gingsbeugel de toilettank in vergrendelde stand vasthoudt.
• Sluit de serviceklep weer.
Wateraansluiting buitendouche
(accessoire)
Openen
• Schuif de afdekklep j na boven om de wateraansluiting
te kunnen bedienen.
Sluiten
• Verwijder de slang van de buitendouche van de aansluit-
mof k en bevestig de beschermkap.
• Schuif de afdekklep naar beneden.
Gas
Hoofdstuk 9: Gas
9.1 Algemene veiligheidsinstructies voor het
gebruik van vloeibaar-gasinstallaties
09-1
Als het vermoeden bestaat dat er gas vrijkomt, moeten
onmiddellijk de volgende maatregelen worden genomen:
• Sluit de hoofdafsluiter van de gases.
• Ontstekingsbronnen als open vuur of roken zijn ten
strengste verboden.
• Ventileer de ruimtes.
• Ontruim de gevarenzone.
• Stel de directe omgeving (terreinbeheerder) en zo no-
dig de brandweer op de hoogte.
De gasinstallatie mag pas weer in gebruik worden
genomen nadat deze is gecontroleerd door een des-
kundige.
Inbouwwerkzaamheden en wijzigingen
• Inbouwwerkzaamheden en wijzigingen aan de gasinstalla-
tie mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een erkend
vakman.
• Er mogen uitsluitend apparaten worden gebruikt met een
uniforme aansluitdruk van 30 mbar.
• Bij elk verandering van of aan de gasinstallatie moet de
installatie opnieuw gekeurd worden door een erkend
installateur en is een schriftelijk keuringsrapport vereist.
Keuring van de gasinstallatie
• Laat vloeibaar-gasinstallaties keuren door een deskundige
alvorens ze in gebruik te nemen.
• Ook regelaars en verbrandingsgasgeleidingen moeten wor-
den gekeurd.
• Wij adviseren de veiligheidsregelaar na uiterlijk 6 jaar te
vervangen.
• Ook de aansluitslang moet regelmatig op beschadigingen
worden gecontroleerd. Zodra er in de slang scheurtjes,
poreuze plekken e.d. worden geconstateerd, moet hij on-
middellijk worden vervangen.
Het gebruik van de verwarming is verboden tijdens het
rijden!
Uitzondering:
Het voertuig is optioneel voorzien van een gasdrukregelaar
voor tijdens het rijden (bijv. Control CS, SecuMotion).
Gas 09-2
Regelaars en ventielen
• Gebruik uitsluitend speciale voor voertuigen regelaars met
veiligheidsklep. Andere regelaars zijn volgens DVWG-werk-
blad G 607 niet toegestaan en voldoen niet aan de zware
belasting.
• Drukregelinstallaties moeten een vaste druk van 30 mbar
hebben. Hiervoor gelden de eisen van EN 12864, bijlage D.
Het debiet van de drukregelinstallatie bedraagt 1,2 kg/h.
• Sluit de hogedrukslang zorgvuldig met de hand aan op de es
(NB: linkse schroefdraad). Gebruik daarbij geen sleutels,
tangen of vergelijkbaar gereedschap.
• Gebruik bij temperaturen onder de 5ºC een ontdooi-instal-
latie (Eis-Ex) voor regelaars.
De gaswerkdruk bedraagt 30 mbar.
Vóór ingebruikname
• De gasafvoerbuis moet dicht en vast zijn aangesloten aan
verwarming en schoorsteen. Hij mag geen beschadigingen
vertonen.
• Houd ventilatie-openingen vrij.
• Verwijder zo nodig sneeuw uit (de buurt van) de schoors-
teen.
• Ontdoe de aanzuigopening voor verbrandingslucht in de
zijwand zo nodig van vuil en sneeuw. De verbrandingsgas-
sen kunnen anders een ontoelaatbaar hoog CO-gehalte
krijgen.
• De veiligheidsventilatie-openingen mogen niet worden af-
gesloten.
• Wij raden u aan te zorgen voor een poederblusser met een
capaciteit van minstens 1 kg bij de toegangsdeur en voor
een branddeken naast het kooktoestel. Stel u op kam-
peerterreinen e.d. op de hoogte van de ter plekke genomen
voorzorgsmaatregelen tegen brand.
Lees de desbetreffende gebruiksaanwijzing van het ap-
paraat aandachtig door!
Gebruik nooit draagbare kook- of verwarmingsapparaten,
met uitzondering van elektrische verwarmingsapparaten,
maar geen straalkachel, omdat die brand kan veroorzaken
of tot verstikking kan leiden.
Gas 09-4
Voor de gaseskast geldt:
• Controleer de bevestiging van de gasessen vóór iedere
rit. De gasessen moeten rechtop staan en ventielen moe-
ten worden gesloten.
• Trek losse riemen vast.
• Steeds als een gases verwisseld is, moet met een lekzo-
ekmiddel worden gecontroleerd of de hogedrukslang op
de es helemaal dicht is.
• De gaseskast is niet geschikt voor het transporteren van
goederen.
• De afsluiters van de gasessen moeten te allen tijde be-
reikbaar blijven.
• De ventilatie-openingen van de gaseskast mogen niet
worden afgesloten.
• Sluit de gaseskast af met een slot om te voorkomen dat
onbevoegden zich toegang verschaffen tot de gasessen.
Gasessen moeten tijdens het rijden gesloten zijn.
Gasregelaar voor Frankrijk en Groot-BrittanniĂŤ
In verband met landspecieke voorschriften is de gasregelaar
bij voertuigen voor Frankrijk en Groot-BrittanniĂŤ vast aan de
wand van de gaseskast gemonteerd. Dit vereist het gebruik
van een hogedrukslang en sluit het gebruik van de standaard
toegepaste lagedrukslangen uit.
- Gasregelaar voor wandmontage j
- Hogedrukslangk
1
2
Houd er bij het verwisselen van de slang beslist rekening
mee dat bij op de wand gemonteerde gasregelaars hoge-
drukslangen vereist zijn.
Gas
09-5
Gases verwisselen
Tijdens het verwisselen van de gases niet roken en geen
open vuur ontsteken! Controleer na het verwisselen van de
gases of er bij de aansluitpunten gas weglekt. Besproei de
aansluitpunten daartoe met lekzoekspray.
Gasafsluiters
Voor elk geĂŻnstalleerd gasapparaat is een bijbehorende
gasafsluiter ingebouwd. De gasafsluiters bevinden zich in
de keukenla boven de bestekbak (AK) resp. in de onderste
keukenla (TI) en zijn aangegeven met een symbool.
• Open de deur van de gaseskast.
• Sluit de hoofdafsluiter van de gases. Let op de richting
van de pijl.
• Schroef de gasdrukregelaar en de gasslang met de hand
van de gases af (linkse schroefdraad).
• Maak de bevestigingsriemen los en neem de gases eruit.
• Zet de gevulde gases weer in de gaseskast en zet hem
m.b.v. de bevestigingsriemen stevig vast.
• Schroef de gasdrukregelaar en de gasslang met de hand
op de gases (linkse schroefdraad).
• Controleer of er bij de aansluitpunten gas weglekt.
Besproei de aansluitpunten daartoe met lekzoekspray.
• Sluit de deur van de gaseskast.
Gas 09-6
Voor afsluitkranen en ventielen geldt:
• Tijdens het rijden moeten alle kranen van gasapparaten
dicht zijn.
• Op de onderste foto zijn de afsluitkranen in gesloten toestand
weergegeven. Om de ventielen te openen moeten deze door
draaien verticaal worden gezet. (zie bovenste foto)
• Tijdens het tanken van brandstof, op veerboten en in de
garage mag geen enkel gasapparaat in bedrijf zijn.
Door schokken kan in de loop der jaren geringe lekkage
optreden. Wanneer u lekkage vermoedt, laat uw gasin-
stallaties dan controleren door uw dealer of een gasin-
stallatiebedrijf.
Een dichtheidscontrole mag nooit worden uitgevoerd in
de buurt van open vuur.
Verwarming (Oven) Gasfornuis Koelkast
Als er een vermoeden van een lekkage in de gasinstalla-
tie bestaat, moeten onmiddellijk de afsluitkranen in het
voertuig en de gasesventielen in de gaseskast worden
afgesloten.
Gas
09-7

Gasregelaar met crashsensor (accessoire)
Met de MonoControl CS is het mogelijk het voertuig ook
tijdens het rijden te verwarmen.
De geĂŻntegreerde crashsensor onderbreekt bij een ongeval
automatisch de gastoevoer en voorkomt zodoende het uit-
stromen van gas.
(effect van de vertraging 3,5g Âą 0,5 g; komt overeen met een
botssnelheid van 15-20 km/u tegen een vast obstakel)
Ingebruikneming
j Open de esafsluiter
k Duw krachtig op de slangbreukbeveiliging (groene knop)
op de hogedrukslang.
l Duw zo nodig (bijv. na een nieuwe installatie of na de
gases per ongeluk tegen de gasdrukregelinstallatie te
hebben geslagen) op de groene resetknop (terugzetten
van het crashsensor-uitschakelelement) van de Mono-
Control CS.
12
3
Gas 09-8
Gases verwisselen
• Open de deur van de gaseskast.
• Sluit de hoofdafsluiter van de gases. Let op de richting van
de pijl.
• Schroef de hogedrukslang van de gases af.
• Maak de bevestigingsriemen los en neem de gases eruit.
• Zet de gevulde gases weer in de gaseskast en zet hem
m.b.v. de bevestigingsriemen stevig vast.
• Schroef de hogedrukslang aan de volle gases vast.
• Open het ventiel van de volle gases
• Duw op de slangbreukbeveiliging (zie ingebruikneming)
• Controleer of er bij de aansluitpunten gas weglekt. Besproei
de aansluitpunten daartoe met lekzoekspray.
• Sluit de deur van de gaseskast.
Gebruik voor het vast- en afschroeven van de slangen de
bijgevoegde schroefhulp, deze garandeert het benodigde
aanhaalmoment.
Gas
09-9
Omschakelklep gasinstallatie met twee essen
(accessoire)
De omschakelklep DuoControl CS maakt een automatische
omschakeling van gebruikses naar reservegases mogelijk.
De crashsensor is in de DuoControl geĂŻntegreerd en maakt het
mogelijk om tijdens het rijden de verwarming te gebruiken.
a Met de draaiknop, die naar links j resp. rechts kan
worden gedraaid, kan de ene resp. andere gases in bedrijf
worden gesteld.
b Geeft de status weer van de gases die op dat moment in
gebruik is.
Groen: vol
Rood: leeg
1
DuoComfort
min.
50 cm
b
a
b
a
Werking
• Sluit de gasessen aan en open de kranen van beide gas-
essen. Draai de draaiknop tot aan de aanslag naar links
resp. rechts.
Bij een esdruk onder de 0,5 bar wisselt het ventiel automa-
tisch van hoofdes.
De werking is aangepast aan de MonoControl.
Inbouwapparatuur
Hoofdstuk 10: Inbouwapparatuur
10.1 Algemeen
Raadpleeg voor het juiste gebruik van gasapparaten,
gasregelaars en gasessen a.u.b. ook de aanwijzingen in
hoofdstuk 9.
10-1
Reparaties aan inbouwapparaten mogen uitsluitend door
een erkend vakman worden uitgevoerd.
In dit hoofdstuk vindt u aanwijzingen met betrekking tot de
inbouwapparatuur van de camper. De aanwijzingen hebben
alleen betrekking op de bediening van de apparaten. In som-
mige gevallen behoren de beschreven apparaten niet tot de
standaarduitrusting. Voor verdere informatie over de afzon-
derlijke inbouwapparaten verwijzen wij u naar de bijbehoren-
de gebruikershandleidingen, die te vinden zijn in de blauwe
servicemap in de camper.
Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen al-
leen originele onderdelen van de fabrikant worden gebruikt.
Door het aanbrengen van veranderingen aan inbouwappa-
ratuur alsook door het niet naleven van de gebruiksvoor-
schriften vervalt de garantie en aanvaart HOBBY geen enkele
aansprakelijkheid meer. Bovendien vervalt de gebruiksvergun-
ning voor het betreffende apparaat en daardoor in sommige
landen tevens de gebruiksvergunning voor de camper.
Raadpleeg voor het juiste gebruik van elektrische appara-
ten a.u.b. ook de aanwijzingen in hoofdstuk 7.
Inbouwapparatuur 10-2
10.2 Heteluchtverwarming
Bedieningspaneel
a draaiknop voor kamertemperatuur (1-5)
b groene LED brandt ‘in bedrijf’
groene LED knippert, ‘naloop’ voor de temperatuurver-
mindering van het apparaat is actief
De Combi verwarming op vloeibaar gas is een heteluchtver-
warming met geĂŻntegreerde boiler (inhoud: 10 l). Het gebruik
van de verwarming is zowel met als ook zonder waterinhoud
onbeperkt mogelijk.
Ingebruikneming
• Stel de luchtafvoer-jets in de camper zo in dat de warme
lucht daar terechtkomt waar u haar hebben wilt.
• Controleer of de schoorsteen vrij is. Verwijder beslist even-
tuele afdekplaten.
• Zet gases en gasafsluiters open.
1
3
5
7
9
40°
60°
60°
Combi
1
2
3
4
5
c
d
f
b
a
g, h
e
c gebruik tijdens de zomer
(watertemperatuur 40°C of 60°C)
d gebruik tijdens de winter
(verwarmen zonder gecontroleerde watertemperatuur of
met lege waterinstallatie)
e gebruik tijdens de winter
(verwarmen met gecontroleerde watertemperatuur)
f draaischakelaar ‘uit’
g gele LED brandt ‘boiler opwarmfase’, h) rode LED brandt,
rode LED knippert:
‘storing’, neem een kwastje en reinig voorzichtig de venti-
latorrotor
Inbouwapparatuur 10-4
1
3
5
7
9
40°
60°
60°
Combi
1
2
3
4
5
c
d
f
b
a
g, h
e
Gebruik tijdens de zomer
• Zet de draaischakelaar op het bedieningspaneel in stand
(c – gebruik tijdens de zomer) 40°C of 60°C.
De groene (b) en gele (g) LED branden. Na het bereiken
van de ingestelde watertemperatuur (40°C of 60°C) wordt
de brander uitgeschakeld en dooft de gele LED (g).
1
3
5
7
9
40°
60°
60°
Combi
1
2
3
4
5
c
d
f
b
a
g, h
e
Gebruik tijdens de winter
Verwarmen met gecontroleerde watertemperatuur
• Zet de draaischakelaar in de bedrijfsstand (e). Zet de
draaiknop (a) op de gewenste thermostaatstand (1-5).
De groene LED (b) voor ‘in bedrijf’ brandt en toont ge-
lijktijdig de stand van de gekozen kamertemperatuur. De
gele LED (g) toont de opwarmfase van het boilerwater. Het
apparaat kiest automatisch de benodigde vermogensstand.
Nadat de op het bedieningspaneel ingestelde kamertempe-
ratuur is bereikt schakelt de brander terug naar de kleinste
stand en verwarmt de waterinhoud tot 60°C. De gele LED
(g) dooft na het bereiken van de watertemperatuur.
Inbouwapparatuur
10-5
Verwarmen zonder gecontroleerde watertemperatuur
• Zet de draaischakelaar in de bedrijfsstand (d).
• Zet de draaiknop (a) op de gewenste thermostaatstand
(1-5).
De groene LED (b) voor ‘in bedrijf’ brandt en toont ge-
lijktijdig de stand van de gekozen kamertemperatuur. De
gele LED (g – opwarmfase van het water) brandt alleen bij
watertemperaturen onder 5°C. Het apparaat kiest auto-
matisch de benodigde vermogensstand. Nadat de op het
bedieningspaneel ingestelde kamertemperatuur is bereikt
wordt de brander uitgeschakeld. De heteluchtblazer blijft
met een laag toerental doorlopen zolang de uitblaastem-
peratuur (bij het apparaat) hoger is dan 40°C. Bij een ge-
vulde boiler wordt het water automatisch mee verwarmd.
De watertemperatuur hangt dan af van de afgegeven
verwarmingscapaciteit en de verwarmingsduur voor het
bereiken van de kamertemperatuur.
Verwarmen met geleegde waterinstallatie
• zet de draaischakelaar in de bedrijfsstand (d).
• Zet de draaiknop (a) op de gewenste thermostaatstand
(1-5).
De groene LED (b) voor ‘in bedrijf’ brandt en toont gelijktij-
dig de stand van de gekozen kamertemperatuur. De gele
LED (g) brandt alleen bij temperaturen van het apparaat
onder 5°C. Het apparaat kiest automatisch de benodigde
vermogensstand. Nadat de op het bedieningspaneel
ingestelde kamertemperatuur is bereikt wordt de brander
uitgeschakeld.
Inbouwapparatuur 10-6
Uitschakelen
• Schakel de verwarming uit met de draaischakelaar
(stand f). De groene LED (b) dooft.
Als de groene LED (b) na het uitschakelen knippert, is
er een naloop voor de temperatuurvermindering van
het apparaat actief. Deze eindigt na enkele minuten en
de groene LED (b) dooft.
Bij een storing brandt de rode LED (h). Mogelijke
foutoorzaken kunt u vinden in de aparte aanwijzingen
m.b.t. de storingsdiagnose in de gebruiksaanwijzing
van het apparaat.
Boiler vullen
• Sluit de aftapkraan m.b.v. de drukknop totdat deze vast-
klikt.
• Schakel de 12V-stroomvoorziening in m.b.v. de hoof-
dschakelaar op het controlepaneel.
• Open alle waterkranen en zet ze op ‘warm’ en laat ze zo
lang geopend tot de boiler door het verdringen van de
lucht is gevuld.
Schakel bij temperaturen onder ca. 7°C eerst de ver-
warming in om de inbouwruimte en de FrostControl bij
de aftapkraan te verwarmen. Na enkele minuten, als de
temperatuur bij de FrostControl boven 7°C ligt, kan de
aftapkraan worden gesloten.
Boiler aftappen
• Schakel de 12V-stroomvoorziening uit via het controlepanel.
• Zet de warmwaterkranen open.
• Draai de draaischakelaar van de aftapkraan 180° totdat hij
vastklikt (daarbij springt de drukknop naar buiten), de aftap-
kraan gaat open en de boilerinhoud wordt afgetapt.


Produktspezifikationen

Marke: Hobby
Kategorie: Wohnmobil
Modell: Siesta Alkoven Classic Edition (2013)

Brauchst du Hilfe?

Wenn Sie Hilfe mit Hobby Siesta Alkoven Classic Edition (2013) benĂśtigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten