Gossen Metrawatt PROFITEST MPRO Bedienungsanleitung


Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Gossen Metrawatt PROFITEST MPRO (92 Seiten) in der Kategorie Messgeräte. Dieser Bedienungsanleitung war für 11 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet

Seite 1/92
Gebruiksaanwijzing
PROFITEST MPRO MXTRA
Testapparaten DIN VDE 0100 3-349-647-05
9/6.14
2GMC-I Messtechnik GmbH
456
8
91011
7
MEM: Knop voor geheugenfuncties
HELP:
Oproepen van de contextgevoelige
hulpfunctie
IΔN: RCD aanspreken
RLO:R
OFFSET meten
ON/START
:
Inschakelen
meting starten – stoppen
ESC
: Terugspringen vanuit submenu
13
31
Softkeys
Bedieningsterminal
Tester en adapter
16 1715
14
Knoppen met vaste functie
2
19 20 21
22
12
!
RS232
2
• Parameterkeuze
• Opgegeven grens-
waarden
• Invoerfuncties
• Geheugenfuncties
LED’s & aansluitsymbolen
→
hoofdstuk 18
9
10
Aansluitingen voor stroomtangsensor, sonde
of adapter voor het meten van lekstroom PRO-AB
15
16
17
Interfaces, aansluiting laadapparaat
* Toepassing van de meetpennen zie hoofdstuk 2.1 pagina 5
*
**
18
GMC-I Messtechnik GmbH 3
Legenda
Overzicht van de apparaatinstellingen en meetfuncties
Tester en adapter
1 Bedieningsterminal met knop-
pen en displayveld
met rastering
voor een optimale gezichtshoek
2 Bevestigingsoog voor draagriem
3 Functiedraaiknop
4 Meetadapter (2-polig)
5 Stekkerinzet (landspecifiek)
6 Teststekker
(met bevestigingsring)
7 Krokodillenklem (opsteekbaar)
8 Meetpennen
9 Knop t ON/START *
10 Knop I IΔN/compens./ZOFFSET
11 Contactvlakken voor vingercon-
tact
12 Houder voor teststekker
13 Zekeringen
14 Klem voor meetpennen (8)
Aansluitingen stroomtangsensor,
sonde, adapter voor het meten
van lekstroom PRO-AB
15 Stroomtang aansluiting 1
16 Stroomtang aansluiting 2
17 Sondeaansluiting
Interfaces, aansluiting laadapparaat
18 BluetoothÂŽ
19 USB-slave voor pc-aansluiting
20 RS232 voor aansluiting van bar-
code- of RFID-lezer
21 Aansluiting voor laadapparaat
Z502P
Let op!
Bij aansluiting van het laad-
apparaat mogen er geen bat-
terijen worden gebruikt.
22 Batterijdeksel
(vakje voor batterijen
en reservezekeringen)
Kijk voor uitleg over de bedie-
nings- en weergave-elementen in
hoofdstuk 17
Batterijcontrole
Meetfunctie
Meting loopt/stopt Gebruikt geheugen
Meet-
Parameter
Displayveld
PE
Waarde opslaan
Batterij vol
Batterij OK
Batterij zwak
Batterij (bijna) leeg
Batterijcontrole
BAT
BAT
BAT
BAT
Geheugengebruiksweergave
MEM Geheugen half vol
MEM Geheugen vol > gegevens doorsturen naar de pc
Aansluittest – controle netaansluiting (→ hoofdstuk 18)
N
PE
LN
PE
L)(
Aansluiting OK L en N verwisseld
N
PE
L N
PE
L
x
N
PE
L N
PE
L
xx
RUN READY
Aansluittest → hoofdstuk 18
U < 8 V
L
PE
N
x
L
PE
N
Deze gebruiksaanwijzing beschrijft een tester
met de softwareversie SW-VERSION (SW1) 01.14.00.
* Inschakelen alleen met behulp van de knop op het apparaat
“Bluetooth
ÂŽ
actief”-weergave:
grootheden
Schake-
laarstand
Beschrij-
ving vanaf
Picto-
gram
Apparaatinstellingen
Meetfuncties
SETUP
Pagina 8
Helderheid, contrast, tijd/datum, Bluetooth
ÂŽ
Taal (D, GB, P), profielen (ETC, PS3:, PC.doc)
Fabrieksinstellingen
< Test: LED, LCD, geluidssignaal
Draaiknopaanpassing, accutest >
Metingen bij netspanning
U
Pagina 16
Eenfasemeting UL-N-PE
UL-N Spanning tussen L en N
UL-PE Spanning tussen L en PE
UN-PE Spanning tussen N en PE
US-PE Spanning tussen sonde en PE
fFrequentie
Driefasenmeting U3~
UL3-L1 Spanning tussen L3 en L1
UL1-L2 Spanning tussen L1 en L2
UL2-L3 Spanning tussen L2 en L3
fFrequentie
Draaiveldrichting
verschijnt bij alle metingen
die onder vermeld zijn:
U / UN Netspanning / nominale spanning
f / fN Netfrequentie / nominale frequentie
IΔN
Pagina 18
UIΔN Contactspanning
ta activeringstijd
RE Aardingsweerstand
IF
Pagina 20
UIΔN Contactspanning
IΔFoutstroom
RE Aardingsweerstand
ZL-PE
Pagina 26
ZL-PE Lusimpedantie
IK Kortsluitstroom
ZL-N
Pagina 28
ZL-N Netimpedantie
IK Kortsluitstroom
RE
Pagina 30
2-polige meting (aardlus) RE(L-PE)
2-polige meting met stekker voor het
betreffende land
3-polige meting (2-polig met sonde)
selectieve meting met tangstroomsensor
UE
Aardelektrodespanning (alleen met sonde/tang)
Metingen aan spanningsvrije objecten
RE
Pagina 37
3-polige meting
4-polige meting
selectieve meting met tangstroomsensor
2-tangenmeting (aardlusweerstand)
ρE specifieke aardingsweerstand
RLO
Pagina 47
RLO Laagohmige weerstand met ompoling
RLO+, RLO–
Laagohmige weerstand eenpolig
ROFFSET Offsetweerstand
RISO
Pagina 44
RISO Isolatieweerstand
RE(ISO) Aardlekweerstand
U Spanning op de meetpennen
UISO Testspanning
Drempel: aanspreek-/doorslagspanning
SENSOR
Pagina 49
IL/AMP Fout-, lek- resp. lekstromen
T/RF Temperatuur/vocht (wordt voorbereid)
EXTRA
Pagina 50
ΔU Spanningsval-meting
ZST Standplaatsisolatie-impedantie
kWh-Test
Meting van de meterstart met randaardestekker
IL Lekstroommeting met adapter Z502S
IMD Testen van de isolatiebewaking
(Insulation Monitoring Device)
Ures Restspanningstest
ta + ΔI intelligente drempel
RCM RCM (Residual Current Monitoring)
e-mobility Elektrische voertuigen aan elektrische
laadpunten (IEC 61851)
AUTO
Pagina 61
Automatische meetprocessen
4GMC-I Messtechnik GmbH
Inhoudsopgave Pagina Pagina
1 Leveringsomvang ............................................................. 4
2 Gebruik ............................................................................. 4
2.1 Gebruik van de kabelsets resp. Meetpennen ..............................4
2.2 Overzicht leveringsomvang
van de apparaatvarianten PROFITEST MASTER ...........................5
3
Veiligheidskenmerken en veiligheidsmaatregelen ................5
4 Ingebruikname ................................................................. 6
4.1 Eerste ingebruikname .................................................................6
4.2 Accupack inzetten resp. vervangen ............................................6
4.3 Apparaat inschakelen/uitschakelen ............................................6
4.4 accutest .......................................................................................6
4.5 Accupack in de tester opladen ....................................................6
4.6 Apparaatinstellingen ...................................................................7
5 Algemene opmerkingen ................................................. 12
5.1 Aansluiten van het apparaat .....................................................12
5.2 Automatisch instellen, bewaken en uitschakelen .....................12
5.3 Meetwaarden weergeven en bewaren ......................................12
5.4 Controleer of de contactdozen met randaarde correct zijn
aangesloten ...............................................................................12
5.5 Hulpfunctie ................................................................................13
5.6 Parameters of grenswaarden instellen op basis van het
voorbeeld RCD-meting ..............................................................13
5.7 Willekeurig instelbare parameters of grenswaarden ................14
5.8 Tweepolige meting met snelle of halfautomatische
polariteitswissel ........................................................................14
6 Meten van spanning en frequentie ................................ 15
6.1 1-fasemeting .............................................................................15
6.1.1 Spanning tussen L en N (UL-N),
L en PE
(UL-PE)
e
venals N en PE
(UN-PE) bij landspecifiek stekkerinzetstuk, bv.
randaarde ...................................................................................15
6.1.2 Spanning tussen L – PE, N – PE en L – L
bij aansluiting van een 2-polige adapter ........................................15
6.2
3-fasenmeting (verbonden spanningen) en draaiveldrichting ........16
7
Controleren van lekstroom-veiligheidsschakelingen (RCD) .16
7.1 Meten van de contactspanning (m.b.t. nominale foutstroom)
met 1/3 van de nominale foutstroom en aanspreekmeting
met nominale foutstroom ..........................................................17
7.2
Speciale metingen van installaties resp.
RCD-veiligheidsschakelaars ...........................................................19
7.2.1 Testen van installaties resp. RCD-veiligheidsschakelaars
met stijgende lekstroom (wisselstroom)
voor RCD’s van het type A, F, AC en B ..........................................19
7.2.2 Testen van installaties resp. RCD-veiligheidsschakelaars
met stijgende lekstroom (gelijkstroom) voor RCD’s van het type B ...19
7.2.3 RCD-aardlekschakelaars testen met 5 • I Δ N ................................. 20
7.2.4 Controleren van RCD-veiligheidsschakelaars,
die voor pulserende gelijkfoutstromen geschikt zijn ........................20
7.3 Testen van speciale RCD-veiligheidsschakelaars .....................21
7.3.1
Installaties met selectieve RCD-aardlekschakelaars van het type RCD-S
....21
7.3.2 PRCD’s met niet-lineaire elementen van het type PRCD-K ..............21
7.3.3 SRCD, PRCD-S (SCHUKOMAT, SIDOS of dergelijke) .......................22
7.3.4 RCD-schakelaar van het type G of R .............................................23
7.4 (RCD-)Aardlekschakelingen testen in TN-S-netten ...................24
7.5 (RCD-)aardlekschakelingen testen in IT-netten met hoog
kabelvermogen (bv. in Noorwegen) ..........................................24
8 Controleren van de uitschakelvoorwaarden
van overstroombeveiligingsinrichtingen,
Meten van de lusimpedantie en berekenen van de
kortsluitstroom (functie ZL-PE en IK) .............................. 25
8.1 Metingen met onderdrukking van de RCD-aanspreking ...........26
8.1.1
Meten met positieve halve golven (alleen PROFITEST Mxtra) ................26
8.2 Evaluatie van de meetwaarden ................................................27
9 Meten de netzimpedantie (functie ZL-N) ........................ 27
10 Meten van de aardingsweerstand (functie RE) .............. 29
10.1 Meting van de aardingsweerstand – netgevoed .......................30
10.2
Aardweerstandmeting – op batterijen werkend
„gebruik op batterijen“ .........................................................................30
10.3 Aardingsweerstand netgevoed – 2-polige meting met
2-polige adapter of landspecifieke stekker (contactstop)
zonder sonde ...........................................................................31
10.4 Meting van de aardingsweerstand netgevoed – 3-polige
meting: 2-polige adapter met sonde ........................................32
10.5 Aardweerstandmeting op stroom werkend – Meten van de
aardelektrodespanning (functie UE) .........................................33
10.6
Meting van de aardingsweerstand netgevoed – Selectieve
meting van de aardingsweerstand met stroomtangsensor als
toebehoren ..................................................................................... 34
10.7 Meting van de aardingsweerstand – batterijgevoed
„gebruik op batterijen“ – 3-polig ..............................................36
10.8 Meting van de aardingsweerstand – batterijgevoed
„
gebruik op batterijen
“ – 4-polig .................................................37
10.9 Meting van de aardingsweerstand batterijgevoed
„Op batterijen werkend“ – selectief (4-polig)
met stroomtangsensor en meetadapter PRO-RE als
toebehoren ................................................................................39
10.10 Meting van de aardingsweerstand batterijgevoed
„gebruik op batterijen – Aardweerstandmeting
(mit stroomtangsensor en -transformator alsook meetadapter
PRO-RE/2 als toebehoren) .........................................................40
10.11
Meting van de aardingsweerstand batterijgevoed „gebruik op
batterijen“ – Meting van de specifieke aardingsweerstand rE ...... 41
11
Meten van de isolatieweerstand ......................................... 43
11.1 Algemeen ..................................................................................43
11.2 Bijzonder geval aardlekweerstand (REISO) ...............................45
12
Meten van laagohmige weerstanden tot 200 ohm
(aardleidingen en potentiaalvereffeningsleidingen) ............ 46
13 Metingen met sensoren als toebehoren ........................ 48
13.1 Stroommeting met behulp van een stroomtangsensor .............48
14
Speciale functies – schakelaarstand EXTRA .............................49
14.1 Spanningsval meten (bij ZLN) – functie ΔU ..............................50
14.2 Meten van de impedantie van isolerende vloeren en muren
(standsplaatsisolatie-impedantie) - functie ZST ..........................51
14.3 Controleren van de meterstart met randaardestekker
– functie kWh ............................................................................52
14.4 Lekstroommeting met lekstroommeetadapter PRO-AB als
toebehoren – functie IL (alleen PROFITEST MXTRA) ..................53
14.5 Isolatiebewakingsapparaten testen
– functie IMD .............................................................................54
14.6
Restspanningsmeting – Functie Ures (alleen
PROFITEST MXTRA
) .....56
14.7
Intelligente drempel – functie ta+ID (alleen
PROFITEST MXTRA
) .. 57
14.7.1 Gebruik .......................................................................................57
14.8 Bewakingsapparaten voor verschilstroom testen
– functie RCM (alleen PROFITEST MXTRA) .................................58
14.9 Controleren van de bedrijfsstatussen van een elektrische
auto op elektrische laadpunten volgens IEC 61851 (alleen
PROFITEST MXTRA) ....................................................................59
15 Meetreeksen (automatische meetprocedures)
– functie AUTO ............................................................... 60
16 Database ........................................................................ 62
16.1 Aanmaken van verdelerstructuren algemeen ...........................62
16.2 Overdracht van verdelerstructuren ...........................................62
GMC-I Messtechnik GmbH 5
16.3 Verdelerstructuur in de tester aanmaken ................................. 62
16.3.1 Structuuraanmaak (voorbeeld van de stroomkring) ........................ 63
16.3.2 Zoeken van structuurelementen ................................................... 64
16.4 Gegevensopslag en rapportage ................................................ 65
16.4.1 Het gebruik van barcode- en RFID-leesapparaten .......................... 66
17 Bedienings- en weergave-elementen ............................ 67
18 Signalisering van de LED’s, netaansluitingen en
potentiaalverschillen ......................................................69
19 Technische karakteristieken .........................................78
20 Onderhoud ......................................................................81
20.1 Firmwarestand en kalibratie-informatie ................................... 81
20.2 Gebruik van batterijen en laadproces ....................................... 81
20.2.1
Laadproces met het laadapparaat Mpro Mxtra (Z502R) .............................81
20.3 Zekeringen ................................................................................ 81
20.4 Behuizing .................................................................................. 81
21 Bijlagen ...........................................................................82
21.1 Tabellen voor het berekenen van de maximum resp. minimum
weergavewaarden met inachtneming van de maximum
meetonnauwkeurigheid van het apparaat ................................ 82
21.2 Bij welke waarden moet een RCD eigenlijk correct aanspreken?
Eisen aan een aardlekbeveiliging (RCD) ................................... 84
21.3 Elektrische machines controleren volgens DIN EN 60204 –
toepassingen, grenswaarden ................................................... 85
21.4 Herhalingsmetingen volgens BGV A3 – grenswaarden
voor elektrische installaties en bedrijfsmiddelen ..................... 86
21.5 Lijst van de korte aanduidingen en hun betekenis ................... 87
21.6 Trefwoordenregister ................................................................. 88
21.7 Literatuurlijst ............................................................................ 89
21.7.1 Internetadressen voor meer informatie .........................................89
22 Reparatie- en reserveonderdelenservice
Kalibratiecentrum* en apparatenverhuurservice ...........90
23 Rekalibratie ....................................................................90
24 Productsupport ...............................................................90
1 Leveringsomvang
1 Tester
1 Stekkerinzetstuk met randaarde (landspecifiek)
1 2-polige meetadapter en
1 kabel voor de uitbreiding tot 3-polige adapter (PRO-A3-II)
2 Krokodillenklemmen
1 Draagriem
1 Compacte accupack Master (Z502H)
1
Laadapparaat
M
PRO
M
XTRA
(Z502R)
1 Korte gebruiksaanwijzing
1 CD-ROM met bedieningshandleidingen
1 DAkkS-calibratiecertificaat
1 USB-interfacekabel
2Gebruik
Met het meet- en testapparaat PROFITEST MASTER kunt u snel en
doelmatig beveiligingsmaatregelen testen volgens
DIN VDE 0100 deel 600:2008
(Bouw van laagspanningsinstallaties; metingen – eerste metingen)
ÖVE-EN 1 (Oostenrijk), NIV/NIN SEV 1000 (Zwitserland)
en andere landspecifieke voorschriften.
Het apparaat is uitgerust met een microprocessor en voldoet aan
de bepalingen IEC 61557/EN 61557/VDE 0413:
Deel 1: Algemene eisen
Deel 2: Isolatieweerstand
Deel 3: Lusweerstand
Deel 4:
Weerstand van aardgeleiders, aardleidingen en potentiaal-
vereffeningsleidingen
Deel 5: Aardingsweerstand
Deel 6: Juiste werking van de aardlekbeveiligingen (RCD) in TT-,
TN- en IT-systemen
Deel 7: Draaiveld
Deel 10: Elektrische veiligheid in laagspanningsnetten tot
AC 1000 V en DC 1500 V – Apparaten voor het testen,
meten en bewaken van beveiligingsmaatregelen
Deel11: Juiste werking van bewakingsapparaten voor verschil-
stroom (RCMs) type A en type B in TT-, TN- en IT-syste-
men
Het is vooral geschikt:
• bij het opbouwen
• bij het in bedrijf stellen
• voor herhalingsmetingen
• en bij het zoeken naar storingen in elektrische installaties.
U kunt met dit apparaat alle waarden meten die vereist zijn voor
een afnamerapport (bv. van het ZVEH).
Met de pc kunt u een meet- en testrapport laten uitprinten en alle
gemeten gegevens archiveren. Dit is vooral zeer belangrijk
omwille van de productaansprakelijkheid.
Het toepassingsgebied van de PROFITEST MASTER dekt alle wissel-
stroom- en draaistroomnetten tot 230 V / 400 V (300 V / 500 V)
nominale spanning en 162/3/ 50 / 60 / 200 / 400 Hz nominale fre-
quentie.
Met de PROFITEST MASTER kunt u het volgende meten en testen:
• Spanning / frequentie / draaiveldrichting
• Lusimpedantie / netimpedantie
• Aardlekbeveiligingen (RCD’s)
• Isolatiebewakingsapparaten (IMD’s)
• Bewakingsapparaten voor verschilstroom (RCM’s)
• Aardingsweerstand / aardelektrodeweerstand
• Standplaatsisolatieweerstand / isolatieweerstand
• Aardlekweerstand
• Laagohmige weerstand (potentiaalvereffening)
• Lekstromen met stroomtangtransformator
• Restspanningen
• Spanningsdaling
• Lekstromen met lekstroomadapter
• Meter opstarten
• Leidinglengte
Kijk voor het testen van elektrische machines volgens DIN EN 60
204 in hoofdstuk 21.3.
Kijk voor herhalingsmetingen volgens BGV A3 in hoofdstuk 21.4.
2.1 Gebruik van de kabelsets resp. Meetpennen
• Leveringsomvang meetadapter 2-polig resp. 3-polig
• Optionele toebehoren meetadapter 2-polig met 10 m kabel:
PRO-RLO II (Z501P)
• Optionele toebehoren: kabelset KS24 (GTZ3201000R0001)
U mag volgens DIN EN 61010-031 in een omgeving van meetca-
tergorie I I I en IV alleen meten met de kap die op de meetpen van
de meetleiding zit.
Voor het contact met de stekkerbussen van 4 mm moet u de
kappen verwijderen. Hiervoor moet u het snapslot van de kap
met een scherp voorwerp (bv. tweede meetpen) forceren.
6GMC-I Messtechnik GmbH
2.2 Overzicht leveringsomvang
van de apparaatvarianten PROFITEST MASTER
1) zogenaamde Life-meting, is alleen zinvol als er geen voorstroom in de installatie
aanwezig is. Alleen geschikt voor motoveiligheidsschakelaars met een kleine no-
minale stroom.
2) vastgelegd in het apparaat, kan niet worden veranderd
3) momenteel beschikbare talen: D, GB, I, F, E, P, NL, S, N, FIN, CZ, PL
3 Veiligheidskenmerken en veiligheidsmaatregelen
Dit apparaat voldoet aan de eisen van de op dit moment gel-
dende Europese en nationale EG-Richtlijnen. Wij bevestigen dit
met het CE-symbool. De conformiteitsverklaring in kwestie kunt u
aanvragen bij GMC-I Messtechnik GmbH.
Het elektronische meet- en testapparaat is gebouwd en gekeurd
conform de veiligheidsbepalingen IEC 61010-1/EN 61010-1/
VDE 0411-1.
Alleen bij doelmatig gebruik is de veiligheid van de gebruiker en
het apparaat gewaarborgd.
Lees vóór het gebruik van uw apparaat de gebruiksaanwijzing zorg-
vuldig en volledig door. Neem deze in acht en volg alle instructies op.
Maak de gebruiksaanwijzing toegankelijk voor alle gebruikers.
De metingen mogen alleen worden verricht door een elektricien.
Houd de teststekker en de meetpennen vast, als u ze bv. in een
stekkerbus heeft gestoken. Als er trekbelasting op de spiraalkabel
komt, loopt u kans gewond te raken door de terugspringende
teststekker of de terugspringende meetpen.
Het meet- en testapparaat mag niet worden gebruikt:
• als er zichtbare beschadigingen zijn
• als de aansluitingen en meetadapters zijn beschadigd
• als het niet meer feilloos werkt
• na langdurige opslag onder ongunstige omstandigheden
(bv. vocht, stof, temperatuur).
Uitsluiting van aansprakelijkheid
Bij het meten van netten met RCD-schakelaars is het mogelijk dat
deze zich uitschakelen. Dit kan ook gebeuren als de meting dit
normaal gesproken niet voorziet. Er kan reeds sprake zijn van lek-
stroom die samen met de meetstroom van de tester de uitscha-
keldrempel van de RCD-schakelaar overschrijdt. PC’s die in de
buurt worden gebruikt, kunnen hierdoor worden uitgeschakeld en
gegevens verliezen. Vóór het meten moet er daarom een pas-
sende backup worden gemaakt van alle gegevens en pro-
gramma’s en moet de computer eventueel worden uitgezet. De
fabrikant van de tester is niet aansprakelijk voor rechtstreekse of
onrechtstreekse schade aan apparaten, computers, randappara-
tuur of gegevensbestanden als er metingen worden verricht.
Het apparaat openen / reparatie
Het apparaat mag alleen worden geopend door bevoegde vak-
mensen zodat het apparaat feilloos blijft werken en veilig gebruikt
kan worden en de garantie behouden blijft.
Ook originele reserveonderdelen mogen uitsluitend worden inge-
bouwd door bevoegde vakmensen.
Indien geconstateerd wordt dat het apparaat is geopend door
onbevoegd personeel, geeft de fabrikant geen enkele garantie
meer betreffende de veiligheid van personen, de meetnauwkeu-
righeid, de conformiteit met de geldende veiligheidsmaatregelen
of gevolgschade in welke vorm dan ook.
Indien het garantiezegel wordt beschadigd of verwijderd, vervalt
elke aanspraak op garantie.
Betekenis van de symbolen op het apparaat
Waarschuwing voor een gevaarlijke plaats
(Let op, kijk in de documentatie!)
Apparaat van beschermingsklasse II
Laadaansluiting voor lage DC-spanning
(Laadapparaat
M
PRO
M
XTRA
(Z502R))
Let op!
Bij aansluiting van het laadapparaat mogen alleen batterijen wor-
den gebruikt.
Het apparaat mag niet bij het normale huisvuil worden
gedaan. Meer informatie over het WEEE-markering
vindt u op internet bij www.gossenmetrawatt.com
onder de zoekterm WEEE.
EG-Conformiteitsmarkering
PROFITEST ... MBASE MPRO MTECH MXTRA
Artikelnummer M520M M520N M520O M520P
Meten van lekstroombeveiligingsinrichtingen (RCD’s)
UB-meting zonder FI-activering
3333
Meten van de activeringstijd
3333
Meten van de activeringsstroom IF
3333
selectieve, SRCD’s, PRCD’s, type G/R
3333
alstroomgevoelige RCD’s type B, B+ ——
33
Testen van isolatiewachters (IMD’s) ———
3
Meten van verschilstroomwachters (RCM’s) ———
3
Meten van verwisseling N en PE
3333
Metingen van de lusimpedantie ZL-PE / ZL-N
Zekeringtabel voor netten zonder RCD
3333
zonder RCD-activering, zekeringtabel ——
33
met 15 mA meetstroom1), zonder RCD-aan-
spreking
3333
Aardingsweerstand RE (netgebruik)
I/U-meetprocedure (2-/3-polige meetprocedure
met meetadapter 2-polig/2-polig + sonde)
3333
Aardingsweerstand RE
(gebruik op batterijen)
3- of 4-polige meetprocedure met adapter PRO-RE
—
3
—
3
Specifieke aardingsweerstand
ρ
E
(gebruik op
batterijen)
(4-polige meetprocedure
met adapter PRO-RE)
—
3
—
3
Selectieve aardingsweerstand R
E
(netgebruik)
met 2-polige adapter, sonde, aardelektrode en
stroomtangsensor
(3-polige meetprocedure)
3333
Selectieve aardingsweerstand R
E
(gebruik op batte-
rijen)
met sonde, aardelektrode en
stroomtang
(4-polige meetprocedure
met adapter PRO-RE en
stroomtang
)
—
3
—
3
Aardlusweerstand R
ESCHL
(gebruik op batterijen)
met 2 tangen (stroomtang rechtstreeks en
tangstroomomzetter via adapter PRO-RE/2)
—
3
—
3
Meting potentiaalvereffening RLO
automatische ompoling
3333
Isolatieweerstand RISO
Testspanning variabel of stijgend (drempel)
3333
Spanning UL-N / UL-PE / UN-PE / f
3333
Speciale metingen
Lekstroom (tangmeting) IL, IAMP
3333
Draaiveldrichting
3333
Aardlekweerstand RE(ISO)
3333
Spanningsdaling
3333
Standplaatsisolatie ZST
3333
Meter opstarten
3333
Lekstroom met adapter PRO-AB ———
3
Restspanning meten ———
3
Intelligente drempel ———
3
Elektrische voertuigen aan elektrische laad-
punten (IEC 61851)
——
33
Uitrusting
Menutaal instelbaar 3)
3333
Geheugen (database max. 50000 objecten)
3333
Autofunctie testsequenties
3
2)
33
2)
3
Interface voor RFID-/barcode scanner RS232
3333
Interface voor gegevensoverdracht USB
3333
Interface voor Bluetooth®———
3
PC-gebruikerssoftware ETC
3333
Meetcategorie CAT III 600 V / CAT IV 300 V
3333
DAkkS-calibratiecertificaat
3333
!
GMC-I Messtechnik GmbH 7
Indien het garantiezegel wordt beschadigd of verwij-
derd, vervalt elke aanspraak op garantie
Kalibratiemerk (blauw zegel):
zie ook „Rekalibratie“ op pagina 92
Gegevensback-up
Stuur uw opgeslagen gegevens regelmatig door naar een pc om
eventueel gegevensverlies te voorkomen.
Wij zijn niet aansprakelijk voor gegevensverlies.
Om de gegevens voor te bereiden en te beheren adviseren wij de
volgende pc-programma’s:
•ETC
• E-Befund manager (Oostenrijk)
• Protocolmanager
• PS3 (documentatie, administratie, rapporten opmaken en
afspraken beheren)
• PC.doc-WORD/EXCEL (rapporten en lijsten opmaken)
• PC.doc-ACCESS (meetgegevensmanagement)
4 Ingebruikname
4.1 Eerste ingebruikname
Voordat u het meetapparaat voor de eerste maal in gebruik gaat
nemen en gebruiken, moet u de beschermfolie op beide sensor-
oppervlakken (vingercontacten) van de meetpen verwijderen, om
een goede waarneming van contactspanningen te garanderen.
4.2 Accupack inzetten resp. vervangen
Let op!
!
Vóór het openen van het batterijvak moet het apparaat
met alle polen van de meetkring (net) worden afgekop-
peld!
Opmerking
Kijk voor het opladen van het Compacte accupack Mas-
ter (Z502H) en het laadapparaat
M
PRO
M
XTRA
(Z502R) ook
in hoofdst. 20.2 op pagina 83.
Gebruik het meegeleverde of als toebehoren leverbare compacte accu-
pack Master (Z502H) met gelaste cellen als het kan. Hierdoor wordt
gewaarborgd dat steeds een complete set batterijen wordt ver-
vangen en dat alle batterijen worden aangebracht met de juiste
polariteit om het uitlopen van de batterijen te voorkomen.
Gebruik dan alleen accupacks die normaal in de handel verkrijgbaar zijn
als u deze extern oplaadt. De kwaliteit van dit pack kan niet worden
getest en kan in ongunstige gevallen (bij het opladen in het appa-
raat) leiden tot verhitting. Hierdoor kunnen vervormingen ont-
staan.
Verwijder de accupacks of aparte batterijen tegen het einde van
de bruikbaarheidsduur (oplaadcapaciteit ca. 80 %) op milieuvrien-
delijke wijze.
➭Draai aan de achterzijde de spleetschroef van het deksel van
het batterijvak los en neem het weg.
➭Verwijder het ontladen accu-pack/de gebruikte batterijhouder.
Let op!
!
Bij gebruik van de batterijhouder:
Zorg er absoluut voor dat alle batterijen worden aange-
bracht met de juiste polariteit. Als er reeds een cel met
verkeerde polariteit is ingezet, dan herkent de tester dit
niet en kunnen batterijen gaan uitlopen.
Aparte batterijen mogen alleen extern worden opgela-
den.
➭Schuif het nieuwe accupack/de gevulde batterijhouder in het
batterijvak.
Hij kan alleen ingezet worden in de juiste positie.
➭Breng het deksel weer aan en draai het vast.
4.3 Apparaat inschakelen/uitschakelen
Als u de knop ON/START indrukt, wordt de tester ingeschakeld. Het
menu dat bij de functieschakelaarstand hoort, verschijnt telkens in
beeld.
Als u de knoppen MEM en HELP gelijktijdig indrukt, wordt het
apparaat handmatig uitgeschakeld.
Na een in de SETUP ingestelde duur wordt het apparaat automa-
tisch uitgeschakeld, zie Apparaatinstellingen hoofdstuk 4.6.
4.4 accutest
Als de batterijspanning onder de toegelaten waarde
daalt, verschijnt het hiernaast afgebeelde pictogram.
Tevens verschijnt „Low Batt!!!“ samen met een batterijsymbool in
beeld. Bij zeer sterk ontladen batterijen werkt het apparaat niet.
Dan verschijnt er ook niets op het display.
4.5 Accupack in de tester opladen
Let op!
!
Gebruik voor het opladen van het compacte accupack
Master (Z502H) in de tester het laadapparaat
M
PRO
M
XTRA
(Z502R).
Voordat u het laadapparaat aansluit op de laadaansluiting moet
u voor het volgende zorgen:
– de compacte accupack Master (Z502H) is geplaatst,
geen normaal in de handel verkrijgbare accupacks,
geen losse accu’s, geen batterijen
– de tester is met alle polen van de meetkring geschei-
den
– de tester blijft tijdens het laden
uitgeschakeld.
Kijk voor het opladen van het accupack dat in de tester wordt
gezet in hoofdstuk 20.2.1.
Als de batterijen of het accupack gedurende een lange tijd
(> 1 maand) niet zijn gebruikt of opgeladen (tot volledige ontla-
ding):
Houd het opladen in de gaten (signalisering door LED’s op het
laadapparaat) en start het opladen eventueel opnieuw (neem het
laadapparaat hiervoor van het net en koppel het ook af van de
tester. Sluit het daarna weer aan).
Denk eraan dat de systeemklok in dit geval niet verder loopt en
opnieuw moet worden ingesteld als het apparaat weer in werking
wordt gesteld.
Doorlopend nummer
Registratienummer
Datum van kalibratie (jaar – maand)
Deutsche Akkreditierungsstelle GmbH – Kalibratielaboratorium
XY123
2012-06
D-K
15080-01-01
8GMC-I Messtechnik GmbH
4.6 Apparaatinstellingen
SETUP
Menu LED- en LCD-test
Menu draaiknopaanpassing
Menu Helderheid/contrast
Softwarestand
Kalibratiedatum
Display: Datum / tijd
Display: Autom. uitschakeling
Display: Autom. uitschakeling
van de displayverlichting na 15 s
van de tester na 60 s Tijd, taal, profielen
1
2
3
4
en batterijentest
0b
0a
0
Terugspringen naar het hoofdmenu
LED-NET: test groen
LED-NET: test rood
LED-UL/RL: test rood
LED RCD-FI: test rood
Cellentest
Cellentest geĂŻnverteerd
alle pixels in beeld brengen
alle pixels in beeld brengen
Test geluidssignaal
1
Terugspringen naar het hoofdmenu
Bluetooth®-submenu →
Submenu helderheid/contrast →
Tijd instellen →
Profielen voor
Fabrieksinstellingen →
Verdelerstructuren →
Taal van het
bedieningsmenu →
33a
3b
3c
3d
3e
Datum instellen →
Inschakelduur
Displayverlichting/tester
0b
Terugspringen naar het submenu
0a
Inschakelduur displayverlichting
BluetoothÂŽ en helderheids- en contrastinstelling Tijds-, inschakelduur en fabrieksinstellingen
Menukeuze voor bedrijfsparameters
LED-tests LCD- en tests geluidssignaal
Inschakelduur tester
Controleur selecteren
(Wijzigen via ETC)
3h
3f
5
geen automatische uitschakeling
continu AAN
DB-MODE-submenu →
3g
huidige tester
GMC-I Messtechnik GmbH 9
Menu LED- en LCD-test
Menu draaiknopaanpassing
Menu Helderheid/contrast
Softwarestand
Kalibratiedatum
Display: Datum / tijd
Display: Autom. uitschakeling
Display: Autom. uitschakeling
van de displayverlichting na 15 s
van de tester na 60 s Tijd, taal, profielen
1
2
3
4
en batterijentest
0b
0a
0
Terugspringen naar het hoofdmenu
Bluetooth®-submenu →
Submenu helderheid/contrast →
Tijd instellen →
Profielen voor
Fabrieksinstellingen →
Verdelerstructuren →
Taal van het
bedieningsmenu →
33a
3b
3c
3d
3e
Datum instellen →
Inschakelduur
Displayverlichting/tester
Tijd instellen
Menukeuze voor bedrijfsparameters
BluetoothÂŽ en helderheids- en contrastinstelling Tijd, taal, profielen, geluidssignaal instellen
Datum instellen
Tijd/datum kiezen
Uren
Minuten
verhogen
Instellingen
overnemen
verhogen
3a
Seconden
verhogen
Terugspringen naar het submenu
Uren
Minuten
verminderen
verminderen
Seconden
verminderen
Tijd/datum kiezen
Dag
Maand
verhogen
Instellingen
overnemen
verhogen
3b
Jaar
verhogen
Terugspringen naar het submenu
Dag
Maand
verminderen
verminderen
Jaar
verminderen
Controleur opnieuw aanmaken en
kiezen
(Wijzigen/wissen alleen via ETC)
3h
3f
5
huidige tester
DB-MODE-submenu →
3g
10 GMC-I Messtechnik GmbH
Betekenis van de verschillende parameters
Inschakelduur tester
Hier kunt u de tijd kiezen waarna de tester zich automatisch uit-
schakelt. Deze keuze heeft een grote uitwerking op de levens-
duur/de laadtoestand van de accu’s.
Inschakelduur LCD-verlichting
Hier kunt u de tijd kiezen waarna de LCD-verlichting zich automa-
tisch uitschakelt. Deze keuze heeft een grote uitwerking op de
levensduur/de laadtoestand van de accu’s.
Submenu: Draaiknopaanpassing
Voor het exact afstellen van de draaiknop kunt u als volgt te werk
gaan:
1 Om het submenu Draaiknopaanpassing te bereiken, drukt u
op de softkey-knop TESTS Draaiknop/ batterijentest.
2 Druk nu op de softkey-knop met het draaiknopsymbool.
3 Draai de draaiknop vervolgens naar rechts, telkens naar de
volgende meetfunctie toe (na SETUP eerst IΔN).
4 Druk op de softkey-knop die aan de draaiknop op de LCD is
toegewezen. Als u deze softkey-knop heeft ingedrukt, scha-
kelt het display telkens over naar de volgende meetfunctie.
De
tekst van de LCD-weergave van de draaiknop moet overeen-
stemmen met de daadwerkelijke stand van de draaiknop.
Het niveaustreepje in de LCD-weergave van de draaiknop moet
precies in het midden van het zwarte functieveld staan. Deze
wordt rechts staand aangevuld met een cijfer tussen –1 en 101.
Deze waarde moet tussen 45 en 55 liggen. In geval van –1 of 101
stemt de stand van het draaiwiel niet overeen met de meetfunctie
die in de LCD-weergave is geselecteerd.
5 Als de weergegeven waarde buiten dit bereik ligt, stelt u deze
positie bij door op de softkey-knop Bijstellen te drukken.
Een kort geluidssignaal bevestigt het bijstellen.
Opmerking
Als de tekst van de LCD-weergave van de draaiknop niet
overeenstemt met de daadwerkelijke stand van de draai-
knop, waarschuwt een continu signaal u terwijl u de soft-
key-knop Bijstellen indrukt. .
6 Ga door met punt 2. Herhaal deze procedure zo vaak totdat u
alle draaiknopfuncties gecontroleerd resp. bijgesteld heeft.
➭Met ESC keert u terug naar het hoofdmenu.
Submenu: opvragen accuspanning
Als de batterijspanning kleiner of gelijk is aan 8,0 V, brandt de LED
UL/RL rood en hoort u bovendien een signaal.
Opmerking
Meetprocedure
Als tijdens een meetprocedure de bat-
terijspanning onder 8,0 V daalt, wordt
dit alleen aangegeven met een pop-up-
venster. De gemeten waarden zijn
ongeldig. De meetresultaten kunnen niet worden
bewaard.
➭Met ESC keert u terug naar het hoofdmenu.
Let op!
!
Gegevensverlies inclusief de se-
quenties bij verandering van de
taal, het profiel, de DB-MODEs of
bij het resetten van de fabrieks-
instelling!
Maak - voordat u de betref-
fende knop indrukt - een bac-
kup van uw structuren,
meetgegevens en sequenties
op een pc.
Het hiernaast afgebeelde vra-
genvenster verzoekt u om het
wissen nogmaals te bevesti-
gen.
Taal van het bedieningsmenu (CULTURE)
➭Kies met de bijbehorende landcode de gewenste landen-
setup.
Let op: alle structuren, gegevens en sequenties worden gewist, zie
de opmerking bovenaan!
Profielen voor verdelerstructuren (PROFILES)
De profielen beschrijven
de opbouw van de boom-
structuur. De boomstruc-
tuur van het gebruikte pc-
analyseprogramma is in
staat om zich te onder-
scheiden van de boom-
structuur van de
PROFITEST MASTER .
Daarom kan de
PROFITEST MASTER zich
aanpassen aan deze
structuur.
Door de keuze van het
passende profiel worden
mogelijke objectcombina-
ties ingericht. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om een verdeler
onder een verdeler aan te leggen of een meting onder een
gebouw op te slaan.
➭
Kies het pc-analyseprogramma dat u gebruikt.
Let op: alle structuren, gegevens en sequenties worden gewist, zie
de opmerking bovenaan!
Als u geen geschikt PC-analyseprogramma
heeft gekozen en bv. de opslag van de meet-
waarden niet mogelijk is op de gekozen plaats
in de structuur, verschijnt de hiernaast afge-
beelde pop-up.
Fabrieksinstellingen (GOME SETTING)
Als u deze knop indrukt, wordt de tester teruggezet in de toe-
stand die u had na de levering uit de fabriek.
Let op: alle structuren, gegevens en sequenties worden gewist, zie de
opmerking bovenaan!
Helderheid en contrast instellen
0a
0b
2
2
3c
3d
3e
3f
Terugspringen naar
Helderheid verhogen
Helderheid verminderen
Contrast verhogen
Contrast verminderen
Vorige menu
GMC-I Messtechnik GmbH 11
DB-MODE – Weergave van de database in tekst- of ID-mode
De functies van de DB-MODE
zijn beschikbaar vanaf firm-
wareversie 01.05.00 van het
testapparaat en vanaf ETC-
versie 01.31.00.
Structuren aanmaken in de TXT MODE
De database in het meetapparaat is standaard ingesteld op de
Text-mode, in de kopregel staat „TXT“. In het meetapparaat kunt u
structuurelementen aanmaken en deze voorzien van een „clear-
text“, bijv. klant XY, verdeler XY en stroomkring XY.
Structuren aanmaken in de ID MODE
Bij wijze van alternatief kunt u in de ID MODE werken, in de kopre-
gel staat „ID“. In het meetapparaat kunt u structuurelementen
aanmaken en deze voorzien van een willekeurige identificatienum-
mers.
Opmerking
Bij het overdragen van de gegevens van het meetappa-
raat naar de pc resp. naar de ETC werkt de ETC altijd als
display (TXT- of ID-mode) van het meetapparaat.
Bij het overdragen van de gegevens van de pc resp. de
ETC naar het meetapparaat werkt het meetapparaat altijd
als display van de ETC.
De ontvanger van de gegevens werkt dus altijd als dis-
play voor de verzender van de gegevens.
Opmerking
In de tester kunnen ofwel structuren in Text-mode of in
Ident-mode worden aangemaakt.
In de ETC daarentegen worden altijd benamingen en
identificatienummers toegekend.
Als er in het meetapparaat bij het aanmaken van structuren geen
teksten of identificatienummers zijn opgeslagen, dan genereert
ETC zelf de ontbrekende gegevens. Deze gegevens kunnen ver-
volgens in de ETC worden bewerkt en desgewenst opnieuw wor-
den opgeslagen in het meetapparaat.
BluetoothÂŽ in-/uitschakelen (alleen PROFITEST MXTRA)
Als uw pc over een BluetoothÂŽ-interface beschikt, kan de
PROFITEST MXTRA kabelvrij met de pc-applicatiesoftware ETC com-
municeren voor het overdragen van gegevens en teststructuren.
Voor een kabelvrije gegevensuitwisseling moet de respectievelijke
pc ĂŠĂŠn keer worden geauthentificeerd met de PROFITEST MXTRA.
De functiedraaiknop moet zich hiervoor in positie SETUP bevin-
den. Tevens moet vóór elke overdracht de juiste BluetoothŽ COM-
Port in het ETC worden gekozen.
Opmerking
Schakel de BluetoothÂŽ-interface in de PROFITEST MXTRA
alleen in voor gegevensoverdracht.
Het stroomverbruik verlaagt de acculooptijd aanzienlijk bij
een continue werking.
Als er zich andere PROFITEST MXTRA bij de authentificatie in het
bereik bevinden, moet u de naam telkens wijzigen om verwisselin-
gen uit te sluiten. Er mogen geen spaties worden gebruikt. U kunt
de standaard opgegeven pincode met 4 cijfers „0000“ wijzigen.
Dit is echter meestal niet noodzakelijk. In de voettekst van figuur 3
verschijnt het MAC-adres van de PROFITEST MXTRA als HardWare-
INFORMATIE.
Maak uw PROFITEST MXTRA vóór een autorisatie zichtbaar en ver-
volgens onzichtbaar uit veiligheidsoverwegingen.
3g
3h
Bij BluetoothÂŽ actief
(= ON) verschijnt
het BluetoothÂŽ-sym-
bool in plaats van
BAT en een interfacesys-
mbool in plaats van MEM
in de hoofding.
Een gesloten interfacesymbool
duidt op een actieve Bluetooth-
verbinding met gegevensover-
dracht.
Figuur 1 Figuur 2
Figuur 3 Figuur 4
12 GMC-I Messtechnik GmbH
Vereiste stappen voor een authentificatie
Controleer of de PROFITEST MXTRA zich in het bereik van de pc’s
bevinden (ca. 5 ... 8 meter). Activeer de BluetoothÂŽ in de
PROFITEST MXTRA (zie figuur 1) en op uw pc.
De functiedraaiknop moet zich hiervoor in positie SETUP bevinden.
Controleer of de PROFITEST MXTRA (zie figuur 3) en uw pc voor
andere BluetoothÂŽ-apparaten zichtbaar zijn:
bij PROFITEST MXTRA moet zichtbaar onder het oogsymbool ver-
schijnen.
Voeg met uw BluetoothÂŽ-pc-stuurprogramma een nieuw BluetoothÂŽ-
apparaat toe. In de meeste gevallen kan dit met de opdrachtknop
„Nieuwe verbinding maken“ of „Bluetooth®-apparaat toevoegen“.
De volgende stappen variĂŤren naargelang het BluetoothÂŽ-pc-stuur-
programma dat wordt gebruikt. Over het algemeen moet op de
pc een zogenaamde hoofdsleutel (ook pincode genoemd) wor-
den ingevoerd. De standaard hiervoor is „0000“ en wordt in het
BluetoothÂŽ-hoofdmenu (figuur 1) van de PROFITEST MXTRA weerge-
geven. Daarvoor of daarna moet op de PROFITEST MXTRA een
authentificatiemelding worden bevestigd (figuur 4).
Als de authentificatie succesvol was, wordt hiervan een melding
op de PROFITEST MXTRA weergegeven. Tevens verschijnt de geau-
thentificeerde pc in de PROFITEST MXTRA in het menu „Vertrouwde
apparaten“ (figuur 2).
In uw BluetoothÂŽ pc-stuurprogramma moet nu ook de
PROFITEST MXTRA als apparaat in de lijst staan. Daar krijgt u ook
verdere informatie over de gebruikte COM-interface. U moet met
behulp van uw BluetoothÂŽ pc-stuurprogramma de COM-interface
uitzoeken die bij de BluetoothÂŽ-verbinding hoort. Vaak verschijnt
deze na de authentificatie. Als dit niet het geval is, kunt u hierover
informatie vinden in uw BluetoothÂŽ pc-stuurprogramma.
het ETC heeft een functie om de COM-interface na een succesvolle authentifi-
catie te zoeken, zie Hardcopy onderaan .
Als de PROFITEST MXTRA zich in het bereik van uw pc (5 tot 8
meter) bevindt, kunnen nu gegevens met behulp van het ETC
over het menupunt Extra’s/Bluetooth® kabelvrij worden uitgewis-
seld. Hiervoor moet het vastgestelde COM-interfacenummer
(bv. COM40) bij het starten van de gegevensuitwisseling worden
aangegeven in het ETC, zie onderaan Hardcopy.
Als alternatief kan het COM-interfacenummer met de menu-opdracht „Blu-
etooth apparaat zoeken“ automatisch worden gekozen.
Firmwarestand en kalibratie-informatie (voorbeeld)
➭Door op een willekeurige knop te drukken keert u terug naar
het hoofdmenu.
Firmware-Update met behulp van de MASTER Updater
Door de opbouw van de testerserie PROFITEST Master is het
mogelijk om de apparaatsoftware aan te passen aan de nieuwste
normen en voorschriften. Daarnaast leiden suggesties van klanten
tot een continue verbetering van de testersoftware en tot nieuwe
functies.
Zodat ook u snel en eenvoudig van deze voordelen gebruik kunt
maken, kunt u met de MASTER Updater de complete appa-
raatsoftware van uw tester ter plaatse snel actualiseren.
Het bedieningsgedeelte kan worden ingesteld voor Duits, Engels
en Italiaans.
Opmerking
Als geregistreerde gebruiker kunt u de MASTER Updater
en de actuele firmwareversie gratis downloaden van
myGMC.
Controleur opnieuw aanmaken en kiezen
Zie voor het invoeren van een tekst ook hoofdstuk 5.7 pagina 15.
4
5
GMC-I Messtechnik GmbH 13
5 Algemene opmerkingen
5.1 Aansluiten van het apparaat
In installaties met randaardecontactdozen sluit u het apparaat op
het net aan met de teststekker waarop het passende landspeci-
fieke stekkerinzetstuk is bevestigd. De spanning tussen de bui-
tenste geleider L en de aardleiding PE mag maximaal 253 V
bedragen!
U hoeft hierbij niet te letten op de stekkerpolariteit. Het apparaat
meet de plaats van buitenste geleider L en nulleider N en poolt de
aansluiting automatisch om als dat nodig is.
Dit geldt niet voor:
– spanningsmeting in schakelaarstand U
– Isolatieweerstandsmeting
– laagohmige weerstandsmeting
De positie van buitenste geleider L en nulleider N zijn gemarkeerd
op het stekkerinzetstuk.
Als u metingen verricht op draaistroomcontactdozen in verdelers
of op vaste aansluitingen, neem dan de meetadapter (2-polig) en
bevestig hem op de teststekker (zie in dit verband ook tabel 16.1).
De aansluiting maakt u met de meetpen (op PE resp. N) en met
de tweede meetpen (op L).
Voor de draaiveldmeting moet u de tweepolige meetadapter met
de meegeleverde meetleiding aanvullen tot een driepolige adap-
ter.
De contactspanning (bij de RCD-meting) en aardingsweerstand
kunnen met een sonde worden gemeten. De aardelektrodespan-
ning, standplaatsisolatieweerstand en sondespanning moeten
echter met een sonde worden gemeten. De sonde wordt aange-
sloten op de sondeaansluiting met een aanrakingsbeveiligde aan-
sluitstekker die een doorsnede van 4 mm heeft.
5.2 Automatisch instellen, bewaken en uitschakelen
De tester stelt alle gebruiksomstandigheden automatisch in die hij
zelf kan achterhalen. Hij meet de spanning en de frequentie van
het aangesloten net. Als de waarden binnen de geldige bereiken
voor nominale spanning en nominale frequentie liggen, dan wor-
den ze aangegeven op het display. Als de waarden daarbuiten lig-
gen, dan worden in plaats van UN en fN de actuele waarden van
spanning (U) en frequentie (f) aangegeven.
De contactspanning die door de meetstroom wordt gegenereerd,
wordt bij elke meetprocedure bewaakt. Als de contactspanning
de grenswaarde van > 25V resp. > 50V overschrijdt, wordt de
meting onmiddellijk afgebroken. De LED UL/RL brandt rood.
Het apparaat kan niet in gebruik worden genomen of het wordt
onmiddellijk uitgeschakeld, als de batterijspanning onder de toege-
laten grenswaarde komt.
De meting wordt automatisch afgebroken resp. de meetproce-
dure wordt geblokkeerd (met uitzondering van spanningsmeetbe-
reiken en draaiveldmeting):
• bij ongeoorloofde netspanning (<60V, >253V / >330V / >440V
resp. >550V) bij metingen, waarbij netspanning nodig is
• als er bij een isolatieweerstandsmeting resp. laagohmige
meting een stoorspanning bestaat
• als de temperatuur in het apparaat te hoog is.
Ongeoorloofde temperaturen treden doorgaans pas na ca. 50
meetprocedures op met tussenpozen van 5 s als de functie-
draaiknop in de schakelaarstand ZL-PE of ZL-N staat.
Als geprobeerd wordt om een meetprocedure te starten, ver-
schijnt er een melding op het display.
Het apparaat schakelt zichzelf ten vroegste aan het einde van een
(automatische) meetprocedure en na afloop van de opgegeven
inschakelduurzie hoofdstuk 4.3 automatisch uit. De inschakelduur
wordt weer met de in de setup ingestelde tijd verlengd, als een
knop wordt indrukt of aan de functiedraaiknop wordt gedraaid.
Bij het meten met een stijgende foutstroom in installaties met
selectieve RCD-aardlekschakelaars blijft de tester gedurende
ca. 75 s ingeschakeld. Daar komt nog de opgegeven inschakel-
duur bij.
Het apparaat schakelt zich altijd zelf uit!
5.3 Meetwaarden weergeven en bewaren
Op het display wordt het volgende weergegeven:
• meetwaarden met hun korte aanduiding en eenheid,
• de gekozen functie,
• de nominale spanning,
• de nominale frequentie
• en foutmeldingen.
Bij de automatische meetprocedures worden de meetwaarden
opgeslagen tot aan de start van een andere meetprocedure of
totdat het apparaat zichzelf uitschakelt en verschijnen deze hierbij
als digitale waarden in beeld.
Als de eindwaarde van het meetbereik wordt overschreden, dan wordt
de eindwaarde weergegeven met het vooraf geplaatste „>“ (groter dan)
symbool. Hiermee wordt een meetwaardeoverloop aangegeven.
Opmerking
De LCD-weergaven in deze gebruiksaanwijzing kunnen
omwille van productverbeteringen afwijken van die van
het huidige apparaat.
5.4 Controleer of de contactdozen met randaarde correct zijn
aangesloten
Het controleren of de randaardecontactdozen goed zijn aangeslo-
ten vóór de betreffende meting van de beveiligingsmaatregel
wordt vereenvoudigd door het foutdetectiesysteem van de tester.
Het apparaat geeft een verkeerde aansluiting als volgt weer:
•Ongeoorloofde netspanning (< 60 V of > 253 V):
De LED MAINS/NET knippert rood en de meetprocedure is
geblokkeerd.
•Aardleiding niet aangesloten of potentiaal ten opzichte van aarde
≥50 V bei ≥50 Hz (schakelaarstand U – eenfasemeting):
Bij het aanraken van de contactvlakken (contact met de vingers*)
bij gelijktijdig contact maken van PE (zowel door landspecifiek
stekkerinzetstuk bv. randaarde alsook door de meetpen PE
op de 2-polige adapter) verschijnt PE in beeld (alleen na de
start van een meetprocedure). Tevens branden de LED’s UL/
RL en RCD/FI rood.
* om de garantie te hebben dat contactspanningen goed worden her-
kend, moeten beide sensorvlakken van de meetpen rechtstreeks in
huidcontact worden gebracht met de onbeschermde vingers/hand-
oppervlak, zie tevens hoofdstuk 4.1.
•
Nulleider N niet aangesloten
(bij netafhankelijke metingen)
:
de LED MAINS/NET knippert groen
•Eén van de twee aardingscontacten is niet aangesloten:
Dit wordt bij de meting van de contactspanning UIΔN automa-
tisch gecontroleerd. Een slechte overgangsweerstand van
een contact leidt naargelang de polariteit van de stekker tot de
volgende weergaven:
–Display in het aansluitpictogram:
PE onderbroken (x) of met betrekking tot
de knoppen van de teststekker onderlig-
gende aardleidingsbeugel onderbroken
Oorzaak:
Spanningsmeetpad onderbroken
Gevolg: De meting wordt geblokkeerd
–Display in het aansluitpictogram:
Met betrekking tot de knoppen van de
teststekker bovenliggende aardleidings-
beugel onderbroken
Oorzaak: Stroommeetpad onderbroken
Gevolg: Geen weergave van de meetwaarde
Opmerking
Zie ook „Signalisering van de LED’s, netaansluitingen en
potentiaalverschillen” vanaf pagina 70.
Let op!
!
Als N en PE in een net zonder RCD-schakelaar worden
verwisseld, wordt dit niet herkend en niet aangegeven.
In een net met RCD-schakelaar wordt deze in werking
gesteld bij het meten van de contactspanning zonder
aanspreking (automatische ZL-N-meting), als N en PE
verwisseld zijn.
14 GMC-I Messtechnik GmbH
5.5 Hulpfunctie
Voor elke schakelaarstand resp. basisfunctie kunt u de volgende
informatie in beeld brengen, als u ze met de functiedraaiknop heeft
gekozen:
• Aansluitschakeldiagram
• Meetbereik
• nominaal bereik en meetonnauwkeurigheid
• nominale waarde
➭Druk voor het oproepen van de hulpfunctie op de knop HELP.
➭Als er meerdere hulppagina’s voor elke meetfunctie zijn, moet
u de knop HELP herhaaldelijk indrukken.
➭Druk voor het verlaten van de hulpfunctie op de knop ESC.
5.6 Parameters of grenswaarden instellen op basis van het voorbeeld RCD-meting
1 Roep het submenu op voor het instellen van de gewenste parameters.
2 Kies de parameters met de cursorknoppen ↑ of ↓ .
3 Ga met de cursorknop → naar het instelmenu van de gekozen parameter.
4 Kies de parameters met de cursorknoppen ↑ of ↓ .
5 Bevestig de instelwaarde met ↵. Deze waarde wordt in het instelmenu
overgenomen.
6 Pas met 3 wordt de instelwaarde permanent overgenomen voor de bijbe-
horende meting en springt u terug naar het hoofdmenu. Als u met ESC
terugkeert naar het hoofdmenu en niet met 3, is de nieuwe gekozen
waarde niet overgenomen.
Parametervergrendeling (controle van de plausibiliteit)
Afzonderlijke gekozen parameters worden op plausibiliteit gecon-
troleerd, voordat ze in het meetvenster worden overgenomen.
Als de door u gekozen parameter niet zinvol is in combinatie met
andere, reeds ingestelde parameters, dan wordt deze niet over-
genomen. De eerder ingestelde parameter blijft bewaard.
Oplossing: kies een andere parameter.
12
2
3
4
4
5
6
2
4
3
5
6
GMC-I Messtechnik GmbH 15
5.7 Willekeurig instelbare parameters of grenswaarden
Voor bepaalde parameters kunt u naast de vaste waarden nog
willekeurig andere waarden binnen de opgegeven grenzen instel-
len, als het symbool Menu EDIT (3) aan het einde van de lijst met
instelwaarden verschijnt.
Grenswaarde of nominale spanning willekeurig toewijzen
1 Roep het submenu op voor het instellen van de gewenste parameters (niet
afgebeeld, zie hoofdstuk 5.6).
2 Kies de parameter (UL) met de cursorknoppen ↑ of ↓ (niet afgebeeld, zie
hoofdstuk 5.6).
3 Kies de instelwaarde met het symbool met de cursorknoppen
↑
oder
↓
.
4 Editeermenu kiezen: druk op de knop met het symbool .
5 Met de cursorknoppen LINKS of RECHTS kiest u telkens het cijfer of de
eenheid. Met ↵ wordt het cijfer of de eenheid overgenomen. De volledige
waarde overnemen doet u met 3en bevestigt u door ↵. De nieuwe grens-
waarde of nominale waarde wordt aan de lijst toegevoegd.
Opmerking
Neem de opgegeven grenzen voor de nieuwe instel-
waarde in acht.
Nieuwe, willekeurig ingestelde grenswaarden of nominale
waarden van de parameterlijst kunnen met behulp van de
pc en het programma ETC gewist/gewijzigd worden.
Als de bovenste grenswaarde wordt overschreden, wordt
deze grenswaarde overgenomen (in het voorbeeld 65 V).
Als de grenswaarde wordt onderschreden, dan wordt de
desbetreffende onderste grenswaarde (25 V) overgeno-
men.
5.8 Tweepolige meting met snelle of halfautomatische polari-
teitswissel
Voor de volgende metingen is een snelle, halfautomatische twee-
polige meting mogelijk.
• Spanningsmeting U
• Lusimpedantiemeting ZLP-E
• Meting interne weerstand net ZL-N
• Isolatieweerstandsmeting RISO
Snelle polariteitswissel op de teststekker
De polariteitsparameter staat op AUTO.
Een snelle en comfortabele omschakeling tussen alle polariteits-
varianten waarvoor niet omgeschakeld moet worden naar het
submenu voor de parameterinstelling is mogelijk door op de knop
IΔN op het apparaat of op de teststekker te drukken.
Halfautomatische polariteitswissel bij het opslaan
De polariteitsparameter staat op AUTO.
Als er een meting met alle polariteitsvarianten moet worden ver-
richt, dan vindt er na elke meting een automatische polariteitswis-
sel plaats na het Opslaan.
Met een druk op de knop IΔN op het apparaat of op de teststek-
ker kunt u polariteitsvarianten overslaan.
Cijfer/eenheid kiezen
Cijfer/eenheid kiezen
↵ Cijfer/eenheid overnemen
Teken wissen
3 Waarde opslaan (in lijst)
Editeerbare waarde kiezen
Editeerbare waarde kiezen
Menu EDIT kiezen
3
4
L1-N
L2-N
L3-N
L1-L2
L2-L3
L1-L3
L1-PE
L2-PE
L3-PE
N-PE
L1-N
L2-N
L3-N
L1-L2
L2-L3
L1-L3
ZL-PE ZL-N
L1-PE
L2-PE
L3-PE
Riso/U
L1-N
L2-N
L3-N
L1-L2
L2-L3
L1-L3
L1-PE
L2-PE
L3-PE
N-PE
L1-N
L2-N
L3-N
L1-L2
L2-L3
L1-L3
ZL-PE ZL-N
L1-PE
L2-PE
L3-PE
Riso/U
GMC-I Messtechnik GmbH 17
6.2 3-fasenmeting (verbonden spanningen) en draaiveldrichting
Aansluiting
Om het apparaat aan te
sluiten heeft u de
meetadapter (2-polig)
nodig die met de mee-
geleverde meetkabel tot
een driepolige
meetadapter moet wor-
den uitgebreid.
➭Druk op de soft-
keyknop U3~
Op alle draaistroomcontactdozen is altijd een rechts draaiveld vereist.
• Het aansluiten van meetapparaten bij CEE-contactdozen is
meestal problematisch, er zijn contactproblemen.
met behulp van de bij ons verkrijgbare VARIO-STECKER-
SETS Z500A kunt u snelle en betrouwbare metingen verrich-
ten ohne contactproblemen.
• Aansluiting bij 3-draadsmeting stekker L1-L2-L3 naar rechts
vanaf PE-stekkerbus
De draaiveldrichting wordt aangegeven met de volgende meldin-
gen:
Opmerking
Kijk voor alle meldingen m.b.t. de controle van de netaan-
sluiting in hoofdstuk 18.
Spanningspolariteit
Indien normen de inbouw van eenpolige schakelaars in de neu-
traalgeleider verbieden, moet aan de hand van een meting van de
spanningspolariteit geconstateerd worden dat alle eventueel
beschikbare schakelaars in de buitenste geleiders zijn inge-
bouwd.
7 Controleren van lekstroom-veiligheidsschakelingen
(RCD)
Het controleren van aardlekschakelaars (RCD) omvat:
• Bezichtigen,
•testen,
• meten.
Voor het testen en meten gebruikt u de tester.
Meetprocedure
Door het genereren van een foutstroom achter de aardlekbeveili-
ging moet worden bewezen dat de
• aardlekbeveiliging ten laatste bij het bereiken van
haar nominale foutstroom aanspreekt en
• de voor de installatie overeengekomen grens van de continu
toegelaten
Contactspanning UL niet wordt overschreden.
Dit wordt bereikt door:
•meting van de contactspanning
10 metingen met volledige golven en extrapoleren naar I Δ N
• Bewijs van de aanspreking binnen 400 ms resp. 200 ms met
IΔN
• Bewijs van de aanspreekstroom met stijgende foutstroom.
Deze moet tussen 50% en 100% van IΔN liggen (meestal bij
ca. 70%)
• G e en voortijdige aanspreking van de tester, omdat er met
30% van het foutstroom wordt gestart (als er geen voor-
stroom in de installatie stroomt).
Rechts draaiveld Links draaiveld
Tabel RCD/FI Vorm van de
verschilstroom
Correcte werking van de
RCD/FI-schakelaar
Type AC Type A, F Type B Type B+
Wisselstroom
plotseling optredend
4444
Langzaam stijgend
Pulserende
Gelijkstroom
plotseling optredend
444
Langzaam stijgend
Gelijkstroom 44
IΔN
3
-------
IΔN (meting tot 1000 ms)
ta
Ia
t
18 GMC-I Messtechnik GmbH
Beproevingsnorm
Volgens DIN VDE 0100 deel 600:2008 moet worden bewezen dat
– de contactspanning die optreedt bij de nominale foutstroom de
voor de installatie maximaal geoorloofde waarde niet overschrijdt.
– de aardlekschakelaars bij nominale foutstroom binnen 400 ms
(1000 ms bij selectieve RCD-aardlekschakelaars aanspreken.
Belangrijke instructies
•Met de PROFITEST MASTER zijn eenvoudige metingen op alle
RCD-types mogelijk. Kies RCD, SRCD, PRCD, o.i.d.
• In de aangesloten stroomkringen hoeft er slechts per RCD (FI)
maar op ĂŠĂŠn plaats worden gemeten. Bij alle andere aansluitin-
gen in de stroomkring moet het bewijs worden geleverd voor
een laagohmige doorgang van de aardleiding (R
LO
of U
B
).
• In het TN-systeem geven de meetapparaten door de lage
aardleidingsweerstand vaak 0,1 V contactspanning aan.
• Houd ook rekening met eventuele voorstromen in de installa-
tie. Deze kunnen al bij het meten van de contactspanning UB
leiden tot aanspreking van de RCD of bij metingen met stij-
gende stroom verkeerde meetresultaten tot gevolg hebben:
Weergave = IF
- Ivoorstroom
• Selectieve aardlekbeveiligingen voor (RCD S) met markering
kunnen als enige beveiliging voor automatische uitscha-
keling gebruikt worden als zij zich net als niet-selectieve aard-
lekbeveiligingen houden aan de uitschakelvoorwaarden (dus
ta< 400 ms). Dit kan worden bewezen door een meting van
de uitschakeltijd.
•RCD’s type B mogen in dezelfde serie niet voorkomen met
RCD’s van het type A of F.
Opmerking
Voormagnetisering
Met de 2-polige adapter zijn alleen AC-metingen voor-
zien. Het onderdrukken van de RCD-aanspreking door
middel van een voormagnetisering door gelijkstroom is
alleen mogelijk met het landspecifieke stekkerinzetstuk
bijv. geaarde stekker of de 3-polige adapter.
Meting zonder of met sonde
De metingen kunt u met of zonder sonde verrichten.
Een voorwaarde voor het meten met sonde is dat de sonde het
aardpotentiaal heeft van de referentieaarde. Dit betekent dat zij
buiten de spanningstrechter van de aardelektrode (RE) van de
RCD-aardlekschakeling wordt gezet.
De afstand van de aardelektrode naar de sonde moet minstens
20m bedragen.
De sonde wordt aangesloten met een aanrakingsbeveiligde stek-
ker met een doorsnede van 4 mm.
In de meeste gevallen zal u deze meting zonder sonde verrichten .
Let op!
!
De sonde maakt deel uit van de meetkring en kan vol-
gens VDE 0413 een stroom geleiden tot maximaal 3,5
mA.
U kunt de spanningsvrijheid van een sonde controleren met de
functie USONDE. Zie hiervoor ook hoofdstuk 6.1 op pagina 16.
7.1 Meten van de contactspanning (m.b.t. nominale fout-
stroom) met 1/3 van de nominale foutstroom en aan-
spreekmeting met nominale foutstroom
Meetfunctie kiezen
Aansluiting
Parameter instellen voor I Δ N
S
IΔN
Nominale foutstromen:
Type 1: RCD, SRCD, PRCD ...
Nominale stromen: 6 ... 125 A
Type 2: AC , A/F , B/B+ *
* Type B/B+ = alstroomgevoelig
10 ... 500 mA
Faseverschuiving 0°/180°
x-voudige activeringsstroom:
negatieve/positieve halve golf
negatieve/positieve gelijkstroom
1, 2, 5 (IΔN max. 300 mA)
Golfvorm:
Aansluiting:
zonder/met sonde
Netvorm:
TN/TT, IT
Contactspanning:
Aanspreektijd:
< 25 V, < 50 V, < 65 V
GMC-I Messtechnik GmbH 19
1) Meting van de contactspanning zonder aanspreken van de RCD
Meetprocedure
Om de contactspanning UIΔN te achterhalen die bij nominale fout-
stroom optreedt, meet het apparaat met een stroom die slechts
ca. 1/3 bedraagt van de nominale foutstroom. Op deze manier
wordt voorkomen dat hierbij de RCD-aardlekschakelaar aan-
spreekt.
Het grote voordeel van deze meetprocedure zit in het feit dat u op
elke contactdoos snel en gemakkelijk de contactspanning kunt
meten zonder dat de RCD-aardlekschakelaar aanspreekt.
Voor het controleren van de juiste werking van de RCD-aardlek-
beveiliging op ĂŠĂŠn plaats en het leveren van het bewijs dat alle
andere te beveiligen delen van de installatie via de PE-leiding
laagohmig en betrouwbaar met dit meetpunt verbonden zijn,
komt de normale en omslachtige meetmethode te vervallen.
N-PE-verwisselingscontrole
Er vindt een extra meting plaats waarbij
vastgesteld wordt of N en PE verwisseld
zijn. In het geval van een verwisseling ver-
schijnt de hiernaast afgebeelde pop-up.
Let op!
!
Om gegevensverlies bij gegevensverwerkende installa-
ties te voorkomen, moet u eerst een back-up van al uw
gegevens maken en kunt u het best alle verbruikers uit-
schakelen.
Meting starten
Op het display verschijnt o. a. de aanrakingsspanning UIΔN en de
berekende aardingsweerstand RE.
Opmerking
De meetwaarde van de aardingsweerstand RE wordt
alleen bepaald met een geringe stroom. Preciezere waar-
den krijgt u met de schakelaarstand RE.
Bij installaties met RCD-aardlekschakelaar kunt u dan de
functie DC + kiezen.
Onbedoeld aanspreken van de RCD door voorstromen in de installatie
Eventueel voorkomende voorstromen kunnen volgens hoofdstuk
13.1 op pagina 49 worden vastgesteld met behulp van een
stroomtangtransformator. Als de voorstromen in de installatie
tamelijk groot zijn of als men een te hoge meetstroom voor de
schakelaar had gekozen, dan bestaat de kans dat de RCD-scha-
kelaar tijdens het meten van de contactspanning aanspreekt.
Als u de contactspanning heeft gemeten, kunt u met het apparaat
meten of de RCD-aardlekschakelaar bij een nominale foutstroom
binnen de ingestelde grenswaarden aanspreekt.
Onbedoeld aanspreken van de RCD door lekstromen in de meetkring
Bij het meten van de contactspanning met 30% van de nominale
foutstroom, spreekt een RCD-lekschakelaar meestal niet aan.
Door reeds aanwezige lekstromen in de meetkring, bv. door aan-
gesloten verbruikers met EMC-schakeling (bv. frequentieomvor-
mers, pc’s) kan de uitschakelgrens toch overschreden worden.
2) Aanspreekmeting na het meten van de contactspanning
➭
Druk op de knop I
Δ
N
.
De aanspreekmeting is
voor elke RCD-aardlek-
schakelaar slechts op
ĂŠĂŠn meetpunt nodig.
Als de RCD-aardlekschakelaar bij de nominale foutstroom aanspreekt,
dan knippert de LED MAINS/NET rood (netspanning is uitgescha-
keld) en op het display verschijnt o.a. de aanspreektijd ta en de
aardingsweerstand RE.
Als de RCD-aardlekschakelaar bij de nominale foutstroom niet aanspreekt
,
dan brandt de LED RCD/FI rood.
Contactspanning te hoog
Als de met 1/3 van de nominale foutstroom IΔN gemeten en naar
IΔN geëxtrapoleerde contactspanning UIΔN >50V (> 25V) is, dan
brandt de LED UL/RL rood.
Als tijdens de meetprocedure de contactspanning
UIΔN > 50 V (> 25 V) is, wordt de beveiligingsuitschakeling in wer-
king gesteld.
Opmerking
Beveiligingsuitschakeling: Tot 70 V vindt de beveiligingsuit-
schakeling conform IEC 61010 plaats binnen 3 s.
De contactsspanningen worden weergegeven tot 70 V. Als de
waarde hoger is, verschijnt IΔN >70V.
Grenswaarden voor continu toegelaten contactspanningen
De grens voor de continu toegelaten contactspanning bedraagt
bij wisselspanning UL = 50 V (internationale overeenkomst). Voor
speciale toepassingsgevallen zijn lagere waarden voorgeschreven
(bv. medische toepassingen UL=25V).
Let op!
!
Als de contactspanning te hoog is of als de RCD-aard-
lekschakelaar niet aanspreekt, dan moet de installatie
gerepareerd worden (bv. een te hoge aardingsweer-
stand, defecte RCD-aardlekschakelaar enz.)!
Draaistroomaansluitingen
Bij draaistroomaansluitingen moet de aanspreekmeting voor een
feilloze controle van de RCD-aardlekbeveiliging worden verricht in
combinatie met elke van de drie buitenste geleiders (L1, L2 en
L3).
Inductieve verbruikers
Als bij de uitschakelcontrole van een RCD inductieve verbruikers
mee worden uitgeschakeld, dan kunnen er bij het uitschakelen
spanningspieken in de kring ontstaan. De tester geeft dan moge-
lijk geen meetwaarde ( – – – ) aan. Schakel alle verbruikers in dit
geval vóór de aanspreekmeting uit. In extreme gevallen kan ÊÊn
van de zekeringen in de tester aanspreken en/of kan de tester
worden beschadigd.
GMC-I Messtechnik GmbH 21
7.2.3 RCD-aardlekschakelaars testen met 5 • I Δ N
De aanspreektijd wordt in dit geval gemeten met 5-voudige nominale
foutstroom.
Opmerking
Metingen met 5-voudige nominale foutstroom zijn vereist
voor de productietest van RCD-aardlekschakelaars en
G. Daarnaast worden ze toegepast ter bescherming van
personen.
U kunt de meting bij de positieve halve golf „0° “ of bij de nega-
tieve halve golf „180° “ starten.
Doe beide metingen. De langste uitschakeltijd van de twee is de
maatstaf voor de toestand van de geteste RCD-aardlekschake-
laar. Beide waarden moeten < 40 ms zijn.
Meetfunctie kiezen
Parameter instellen – start met positieve of negatieve halve golf
Parameter instellen – 5-voudige nominale stroom
Opmerking
De volgende beperkingen gelden bij de keuze van de
x-voudige aanspreekstromen in functie van de nominale
stroom:
500 mA: 1 x, 2 x IΔN
Meting starten
7.2.4 Controleren van RCD-veiligheidsschakelaars,
die voor pulserende gelijkfoutstromen geschikt zijn
Hiervoor kunnen de RCD-aardlekschakelaars met positieve of
negatieve halve golven worden getest. Het aanspreken gebeurt
conform de norm met 1,4-voudige nominale stroom.
Meetfunctie kiezen
Parameter instellen – positieve of negatieve halve golf
Parameter instellen – controle met en zonder „niet-aanspreekmeting“
Niet-aanspreekmeting
Indien de RCD bij de niet-aanspreektest van 1 s
met 50% IΔN te vroeg aanspreekt, d.w.z. vóór
de eigenlijke aanspreekmeting, verschijnt de
hiernaast afgebeelde pop-up:
Opmerking
De volgende beperking geldt bij de keuze van de x-voudige
aanspreekstromen in functie van de nominale stroom:
dub-
bele en vijfvoudige nominale stroom is in dit geval niet
mogelijk.
Opmerking
Volgens DIN EN 50178 (VDE 160) moeten bij bedrijfsmid-
delen > 4 kVA die gladde gelijkfoutstromen kunnen gene-
reren (bv. frequentieomvormers) RCD-aardlekschake-
laars van het type B (alstroomgevoelig) worden gebruikt.
Voor het testen van deze aardlekschakelaars is een
meting met alleen pulserende gelijkfoutstromen niet
geschikt. Hier moet ook getest worden met gladde gelijk-
foutstroom.
Opmerking
Bij de productietest van RCD-schakelaars wordt geme-
ten met positieve en negatieve halve golven. Als een
stroomkring belast wordt met pulserende gelijkstroom,
dan kan de werking van de RCD-aardlekschakelaar met
deze test worden verricht. Hiermee kan worden gecon-
troleerd of de RCD-schakelaar door de pulserende gelijk-
stroom niet in verzadiging wordt gebracht en dus niet
meer aanspreekt.
S
IΔN
negatieve gelijkstroom
positieve gelijkstroom
Golfvorm:
180°: start met negatieve halve golf
0°: start met positieve halve golf
5-voudige aanspreekstroom
x-voudige activeringsstroom:
IΔN
negatieve halve golf
positieve halve golf
negatieve gelijkstroom
positieve gelijkstroom
Golfvorm:
x-voudige activeringsstroom:
50% IΔN*
* Niet-aanspreekmeting
met 50% I Δ N
22 GMC-I Messtechnik GmbH
7.3 Testen van speciale RCD-veiligheidsschakelaars
7.3.1 Installaties met selectieve RCD-aardlekschakelaars van
het type RCD-S
In installaties waarin twee in serie geschakelde RCD-aardlekscha-
kelaars worden gebruikt, die in geval van een fout niet gelijktijdig
mogen aanspreken, gebruikt men selectieve RCD-aardlekscha-
kelaars. Deze hebben een vertraagde responsie en worden met
het symbool aangeduid.
Meetprocedure
De meetprocedure stemt overeen met de procedure voor nor-
male RCD- aardlekschakelaars (zie hoofdstuk 7.1 op pagina 18
en 7.2.1 op pagina 20).
Als er selectieve RCD-aardlekschakelaars worden gebruikt, dan
mag de aardingsweerstand slechts half zo groot zijn als die bij het
gebruik van normale RCD-aardlekschakelaars.
Het apparaat geeft om deze reden de dubbele waarde van de
gemeten contactspanning aan.
Meetfunctie kiezen
Parameter instellen – selectief
Meting starten
Activeringstest
➭Druk op de knop IΔN. De RCD-aardlekschakelaar spreekt aan.
Op het display verschijnen knipperende balken en daarna de
aanspreektijd tA en de aardingsweerstand RE.
De aanspreekmeting is
voor elke RCD-aardlek-
schakelaar slechts op
ĂŠĂŠn meetpunt nodig.
Opmerking
Selectieve RCD-aardlekschakelaars schakelen vertraagd
uit. Door de voorbelasting bij het meten van de contact-
spanning wordt het uitschakelen kortstondig (tot 30s)
beĂŻnvloed. Om de voorbelasting door het meten van de
contactspanning te elimineren is vóór de aanspreekme-
ting een wachttijd nodig. Na het starten van de meetpro-
cedure (aanspreekmeting) verschijnen er gedurende ca.
30 s knipperende balken in beeld. Aanspreektijden tot
1000 ms zijn geoorloofd. Als u nog eens op de knop IΔN
drukt, wordt de aanspreekmeting meteen verricht.
7.3.2 PRCD’s met niet-lineaire elementen van het type PRCD-K
De PRCD-K is een mobiele verschilstroominrichting met elektroni-
sche foutstroomanalyse die als tussengeschakeld kabelapparaat
met alle polen (L/N/PE) schakelt. Tevens is in de PRCD-K een
onderspanningsaanspreking en een aardleidingsbewaking
gemonteerd.
De PRCD-K heeft een onderspanningsaanspreking en moet om
deze reden worden gebruikt met netspanning. De metingen
mogen alleen in ingeschakelde toestand (PRCD-K schakelt met
alle polen) worden verricht.
Begrippen (uit DIN VDE 0661)
Mobiele beveiligingen zijn aardlekschakelaars die met behulp van
gestandaardiseerde stekkervoorzieningen tussen verbruikers en
een vast geĂŻnstalleerde contactdoos geschakeld kunnen worden.
Een opnieuw aansluitbare, mobiele beveiliging is een beveiliging
die zodanig geconstrueerd is dat ze het aansluiten op beweeglijke
leidingen mogelijk maakt.
Denk eraan dat in mobiele RCD’s doorgaans een niet-lineair ele-
ment in de aardleiding is gemonteerd dat bij een UIΔ-meting
onmiddellijk tot overschrijding van de hoogste geoorloofde con-
tactspanning leidt (UIΔ meer dan 50V).
Mobiele RCD’s die geen niet-lineair element in de aardleiding heb-
ben, moeten volgens hoofdstuk 7.3.3 op pagina 23 worden
getest.
Doel (uit DIN VDE 0661)
De mobiele beveiligingen (PRCD’s) zijn bedoeld voor het bescher-
men van personen en zaken. Met deze beveiligingen kan een ver-
hoging van het veiligheidsniveau worden bereikt van de beveili-
gingsmaatregelen die in elektrische installaties worden toegepast
tegen elektrische schokken conform DIN VDE 0100 deel 410. Zij
dienen zodanig te worden uitgevoerd dat ze door een recht-
streeks aangebrachte stekker op de beveiliging resp. met een
stekker met korte kabel kunnen worden gebruikt.
S
IΔNIF
of
Type 1:


Produktspezifikationen

Marke: Gossen Metrawatt
Kategorie: Messgeräte
Modell: PROFITEST MPRO

Brauchst du Hilfe?

Wenn Sie Hilfe mit Gossen Metrawatt PROFITEST MPRO benĂśtigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten




Bedienungsanleitung Messgeräte Gossen Metrawatt

Bedienungsanleitung Messgeräte

Neueste Bedienungsanleitung fĂźr -Kategorien-