Ducati Diavel 1260 Bedienungsanleitung

Ducati Motor Diavel 1260

Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Ducati Diavel 1260 (404 Seiten) in der Kategorie Motor. Dieser Bedienungsanleitung war für 12 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet

Seite 1/404
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen Nederlands
1
Beste Ducatist
wij danken je voor het  dat je in ons hebt gesteld met de aankoop van je nieuwe Diavel 1260 /
1260 S.
We raden je aan om de gebruiksaanwijzing zorgvuldig te lezen, zodat je snel  raakt met je Ducati
en optimaal gebruik kunt maken van alle functies; in de handleiding geven we je veel  tips en
informatie over je veiligheid, over hoe je je motor kunt verzorgen en over hoe je de waarde van je 
hoog kunt houden door het juiste onderhoud bij gespecialiseerde servicecentra.
Je kunt deze handleiding ook in digitaal formaat vinden, altijd geactualiseerd, in de speciale pagina van de
Ducati website en in de MyDucati App, die zowel vanaf een PC als een telefoon kan worden geraadpleegd.
Zo heb je altijd de meest actuele versie van de handleiding ter beschikking en vind je ook informatie en
veelgestelde vragen over je motor en de wereld van Ducati.
Suggesties voor verbetering van de inhoud van deze Gebruiks- en Onderhoudshandleiding kun je naar het
volgende adres sturen: OwnerManual@ducati.com
2
Deze handleiding is een integraal onderdeel van de  en moet gedurende de hele levensduur ervan
worden bewaard. Overhandig deze handleiding in het geval van verkoop aan de nieuwe eigenaar. De
kwaliteit en veiligheid van Ducati  worden constant bijgewerkt met aanpassingen en
ontwikkelingen op het gebied van het ontwerp, de uitrusting en de accessoires. Ondanks dat de handleiding
bijgewerkt is tot op het moment dat deze gedrukt wordt, behoudt Ducati Motor Holding S.p.A. zich het recht
voor op ieder moment zonder mededeling vooraf of zonder  verplicht te zijn, wijzigingen te kunnen
toepassen. Om deze reden kan het zijn dat u verschillen opmerkt als u de afbeeldingen met uw nieuwe
 vergelijkt. De verveelvoudiging of openbaarmaking, ook gedeeltelijk, van de inhoud van deze
uitgave is absoluut verboden. Alle rechten zijn voorbehouden aan Ducati Motor Holding S.p.A., waaraan een
 toestemming met verklaring van reden gevraagd moet worden. Neem voor reparaties en
advies contact op met één van onze erkende servicecentra.
Neem voor meer informatie contact met ons op via de volgende e-mail:
contact_us@ducati.com
Onze Advisors staan tot uw beschikking voor  tips en advies.
Belangrijk
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Ducati  door te klikken op “Contacteer ons”
in de sectie Dienstverlening en Onderhoud van de www.ducati.com website.
Onze Advisors staan tot uw beschikking voor  tips en advies.
Veel rijplezier!
3
Pechhulp
Belangrijk
De «ACI Global Servizi» pechhulp is alleen
geldig in de volgende landen:
Denemarken, België, Frankrijk, Luxemburg,
Zwitserland, Ierland, Verenigd Koninkrijk, Italië,
Noorwegen, Nederland, Spanje, Oostenrijk,
Duitsland, Zweden,  Canarische eilanden,
Cyprus, Kroatië, Tsjechië, Estland, Letland,
Litouwen, Finland, Griekenland, Hongarije, Malta,
Polen, Servië en Montenegro, Slowakije, Slovenië,
Turkije, Oekraïne.
Het Programma Ducati Card Assistance, ontwikkeld
in samenwerking met Ducati en ACI Global Servizi,
biedt de Ducati-klant hulp bij pech en/of ongevallen.
De service is 24 uur per dag, 365 dagen per jaar
beschikbaar gedurende 24 maanden (in het geval
van een verlengde garantie gelden de voorwaarden
van de verlenging) vanaf de leveringsdatum van de
 of gedurende de dekkingsperiode van de
garantieverlenging Ever Red.
De wegenwachtdienst omvat de volgend services:
Hulpverlening bij pech onderweg en sleepdienst
Passagiersvervoer na pechverhelping
Terugkeer van de passagiers of  van
de reis
Ophalen van de gerepareerde 
Repatriëring van de  vanuit het
buitenland
Zoeken en verzenden van reserveonderdelen
naar het buitenland
Hotelkosten
Ophalen van de  die buiten de rijbaan
is geraakt bij een ongeval
Voorschot van borgtocht in het buitenland
en deze kunnen worden aangevraagd in de volgende
landen:
Andorra, Oostenrijk, België, Bulgarije, Kroatië,
Cyprus, Tsjechië, Estland, Finland, Frankrijk
(inclusief Corsica, op wegen die toegankelijk zijn voor
normaal verkeer) FYROM (de voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië), Duitsland,
4
Gibraltar, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië (inclusief San Marino en Vaticaanstad),
Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Montenegro,
Nederland, Noorwegen, Polen,  Monaco,
Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië, Spanje,
Zweden, Zwitserland, Turkije, Oekraïne, Verenigd
Koninkrijk.
Belangrijk
Alle informatie is gedetailleerd beschikbaar op
de Ducati-website van uw land.
Telefoonnummers van de centrales
De nummers die u kunt bellen om de bovenstaande
services aan te vragen zijn:
Andorra +34-91-594 93
40
+34-91-594 93
40
 0800-22 03 50 +43-1-25 119
19398
België 0800-14 134 +32-2-233 22 90
 (02)-986 73 52 +359-2-986 73 52
Cyprus 22 31 31 31 +357-22-31 31 31
Kroatië 0800-79 87 +385-1-464 01 41
Denemarken 80 20 22 07 +45-80 20 22 07
Estland (0)-69 79 199 +372-69 79 199
Finland (09)-77 47 64 00 +358-9-7747640
0

(+Corsica)
0800-23 65 10 +33-4-72 17 12 83
FYROM (02)-3181 192 +389-2-3181 192
Duitsland 0800-27 22 774 +49-89-76 76 40
90
Gibraltar 91-594 93 40 +34-91-594 93
40
Griekenland (210)-9462 058 +30-210-9462
058
Ierland 1800-304 500 +353-1-617 95 61
 5 112 112 +354-5 112 112
Italië 800.744.444 +39 02
66.16.56.10
Letland 67 56 65 86 +371-67 56 65 86
Litouwen (85)-210 44 25 +370-5-210 44 25
Luxemburg 25 36 36 301 +352-25 36 36
301
5
Malta 21 24 69 68 +356-21 24 69 68
Monaco +33-4-72 17 12 83 +33-4-72 17 12 83
Montenegro 0800-81 986 +382-20-234 038
Noorwegen 800-30 466 +47-800-30 466
Nederland 0800-099 11 20 +31-70-314 51 12
Polen 061 83 19 885 +48 61 83 19 885
 800-20 66 68 +351-21-942 91
05
Verenigd Ko‐

00800-33 22 88
77
00800-33 22 88
77
Tsjechië 261 10 43 48 +420-2-61 10 43
48
Roemenië 021-317 46 90 +40-21-317 46 90
Servië (011)-240 43 51 +381-11-240 43
51
 (02)-492 05 963 +421-2-49 20 59
63
Slovenië (01)-530 53 10 +386-1-530 53 10
Spanje 900-101 576 +34-91-594 93
40
Zweden 020-88 87 77 +46-771-88 87 77
(+46 8 5179 2873
Zwitserland
(+Liechten‐
stein)
0800-55 01 41 +41 58 827 60 86
 (216) 560 07 50 +90 216 560 07
50
Oekraïne 044-494 29 52 +380-44-494 29
52
 (06-1)-345 17 47 +36-1-345 17 47
6
Inhoud
Informatie over de garantie............12
Algemene garantievoorwaarden ................... 12
Algemene informatie.......................18
Acroniemen en  die in de
handleiding zijn gebruikt ................................18
Waarschuwingssymbolen die in deze
handleiding gebruikt worden.........................18
Toegestaan gebruik.......................................... 19
Verplichtingen van de bestuurder................ 20
Scholing van de bestuurder............................ 21
Kleding............................................................... 22
"Best Practices" voor uw veiligheid...............23
Tanken ............................................................... 25
Rijden met volle bepakking............................27
Informatie omtrent de te vervoeren
lading ..................................................................27
Gevaarlijke producten - waarschuwingen... 28
Identificatienummer ....................... 30
Identificatienummer motor............................ 31
De belangrijkste elementen en
mechanismen ................................... 32
Plaats van deze elementen op de
 ..........................................................32
Dop op de ................................33
Zadelslot ........................................................... 34
Behoud van de acculading..............................37
Zijstandaard.......................................................39
Handgreep passagier....................................... 41
Bluetooth-regeleenheid................................. 42
Stelmechanismen voorvork ........................... 44
Stelmechanisme voor de schokdemper
achter ................................................................. 48
Bedieningsorganen ......................... 52
Plaats van de bedieningsorganen op de
 ......................................................... 52
Stuurschakelaars ..............................................53
7
Controle lampen .............................................. 56
"Handsfree"-systeem ..................................... 65
Sleutels.............................................................. 78
Deblokkering  met pincode ............ 85
De koppelinghendel........................................ 88
De gashendel.................................................... 89
De hendel van de voorrem............................. 90
Het pedaal van de achterrem......................... 91
Het versnellingspedaal................................... 92
De stand van het versnellingspedaal en
het achterrempedaal afstellen ......................93
 .................... 94
Voorzorgsmaatregelen tijdens de
inrijperiode van de  ...................... 94
Controleren voor het ......................... 95
Motor  / uitschakelen ........................ 98
De   en ermee rijden ......102
Remmen ...........................................................103
ABS-systeem...................................................104
De  ................................106
Parkeren ...........................................................107
Tanken .............................................................. 110
Meegeleverde accessoires .............................113
Instrumentenpaneel
(Dashboard) ..................................... 114
Instrumentenpaneel ...................................... 114
Weergave parameters.................................... 119
Hoofdfuncties en secundaire functies .......139
 ............................................140
Aanduiding versnelling..................................142
Aanduiding toerental.....................................143
Klok ...................................................................147
Temperatuur koelvloeistof motor ...............148
Brandstofpeil...................................................150
Rijstijl (RIDING MODE) ................................. 151
DTC-aanduiding..............................................158
ABS-aanduiding..............................................164
DWC-aanduiding .............................................171
DQS-aanduiding ............................................. 177
Functiemenu .................................................. 180
 (TOT) .....................................182
Dagteller 1 (TRIP 1) .........................................183
Dagteller 2 (TRIP 2)........................................184
Resterende brandstof (RANGE) ..................185
Gemiddeld verbruik (CONS. AVG) ...............186
Actueel verbruik (CONS.) ............................. 188
Gemiddelde snelheid (SPEED AVG)............190
Reistijd (TRIP TIME).......................................192
8
Buitentemperatuur (T AIR)...........................194
Instelmenu (SETTING MENU) .....................196
Instellingenmenu - rijstijl (RIDING
MODE) .............................................................200
Instellingenmenu - rijstijl - instelling
motor (ENGINE)............................................. 203
Instelmenu - rijstijl - DTC-instelling (DTC) 206
Instelmenu - Instelling rijstijl- ABS-
instelling (ABS) .............................................. 209
Instelmenu - rijstijl - DWC-instelling
(DWC)................................................................ 212
Instelmenu - rijstijl - DQS-instelling
(DQS).................................................................215
Instellingenmenu - rijstijl - waarden
herstellen voor elke rijstijl (DEFAULT) .......218
Instellingenmenu - rijstijl - waarden
herstellen (ALL DEFAULT)........................... 220
Instellingenmenu - rijstijl - instelling
van de weergave (INFO MODE)...................221
Instellingenmenu - rondetijd (LAP) ........... 224
Instellingenmenu - pincode activering
(PIN CODE) ..................................................... 230
Instellingenmenu - pincode wijziging
(PIN CODE) ..................................................... 234
Instellingenmenu - instelling DRL-licht
(DRL CONTROL) ............................................240
Instellingenmenu - kalibratie banden
en koppelingsverhouding (TIRE
CALIBRATION) ............................................... 242
Instellingenmenu - regeling
achtergrondverlichting (BACKLIGHT) ....... 249
Instellingenmenu - datuminstelling
(DATE SET)...................................................... 252
Instellingenmenu - Klokinstelling
(CLOCK SET) ................................................... 258
Instellingenmenu - informatie omtrent
service (INFO SERVICE) ............................... 262
Instellingenmenu - Instelling
meeteenheden (UNITS SETTING).............. 263
Instellingenmenu - Instelling
richtingaanwijzers (TURN INDICATORS) .. 272
Instellingenmenu - instelling
Bluetooth-apparaten - accessoire
(BLUETOOTH) ................................................ 274
Instellingenmenu - informatie (INFO)....... 286
Rondetijd (LAP TIME)................................... 287
Gecontroleerde  (LAUNCH
CONTROL - DPL)...........................................288
Cruisecontrol .................................................. 297
Infotainment .................................................. 300
Aanduiding onderhoud (SERVICE)............. 309
Indicatie OIL SERVICE nul .............................311
9
Aanduiding OIL SERVICE, ANNUAL
SERVICE of DESMO SERVICE countdown 312
Aanduiding OIL SERVICE, ANNUAL
SERVICE of DESMO SERVICE ..................... 313
Aanduiding verlichting (DRL).......................314
Weergave status zijstandaard...................... 315
Waarschuwingen / Alarmen (WARNING) .. 316
Weergave foutmeldingen ............................ 324
Belangrijkste gebruiks- en
onderhoudswerkzaamheden ....... 326
Koelvloeistof controleren en eventueel
bijvullen........................................................... 326
Controle koppeling- en remvloeistofpeil.. 328
Controle van de slijtage van de
remblokken..................................................... 330
De accu opladen.............................................. 331
De spanning van de 
controleren.......................................................337
De  smeren........................... 339
Vervangen van lampen grootlicht en
dimlicht............................................................ 344
De hoogte van de koplamp afstellen......... 345
Het afstellen van de achteruitkijkspiegels 347
Banden ............................................................ 348
Het peil van de motorolie controleren ...... 350
Algemene reiniging....................................... 352
De  een lange tijd niet
gebruiken ........................................................ 355
Belangrijke waarschuwingen....................... 356
Vervoer van ..................................... 358
Geprogrammeerd
onderhoudsplan............................. 359
Geprogrammeerd onderhoudsplan:
werkzaamheden die door de dealer
verricht moeten worden............................... 359
Geprogrammeerd onderhoudsplan:
werkzaamheden die door de klant
verricht moeten worden............................... 364
Technische kenmerken ................. 365
Gewicht............................................................ 365
Afmetingen..................................................... 366
Brandstof .........................................................367
Motor ............................................................... 369
Distributie ....................................................... 370
Prestaties ......................................................... 371
Bougies............................................................. 371
10
Voeding............................................................. 371
Remmen ........................................................... 371
Overbrenging...................................................372
Frame................................................................373
Wielen...............................................................373
Banden ............................................................ 374
Ophangingen.................................................. 374
Uitlaat ...............................................................375
Verkrijgbare kleuren.......................................375
Elektrische installatie ....................................376
Open source ...................380
Informatie over de open source  . 380
Conformiteitsverklaringen............381
Conformiteitsverklaringen............................381
11
Informatie over de
garantie
Algemene garantievoorwaarden
1. Inhoud van de conventionele garantie
1,1. Ducati Motor Holding S.p.A. -
Eenpersoonsvennootschap - Onderneming van de
Audi-groep, gevestigd in Via Cavalieri Ducati n. 3,
40132, Bologna, Italië (hierna “Ducati”), 
in alle landen ter wereld waar zij aanwezig is met haar
 servicenetwerk (lijst beschikbaar op de site
www.ducati.com), haar nieuwe 
geproduceerd voor gebruik op de weg, gedurende
een periode van vierentwintig (24) maanden zonder
kilometerbeperking, vanaf de datum van levering
van de  aan de eerste eigenaar, tegen
fabricagefouten die door Ducati vastgesteld en
erkend zijn.
1.2. In dergelijke gevallen  de Klant recht op
reparatie of kosteloze vervanging van de defecte
onderdelen.
1.3. Defecte onderdelen die onder garantie
vervangen worden, worden het eigendom van
Ducati.
1.4. Nieuwe onderdelen die onder garantie
vervangen of gerepareerd worden, vallen onder de
garantie voor de rest van de garantieperiode van de

1.5. Bovendien zal Ducati in de landen die in de
“Gebruiks- en onderhoudshandleiding” worden
vermeld, de Klant gratis, via een specifieke
verzekeringspolis, aanvullende wegenwacht- en
medische hulpdiensten ter beschikking stellen,
volgens de specifieke voorwaarden en procedures
die daarin worden vermeld.
1.6. Deze algemene garantievoorwaarden (hierna
“Garantievoorwaarden”) doen geen afbreuk aan de
dwingende rechten die de fysieke persoon die door
zijn of haar nationale wetgeving als “consument”
wordt omschreven, worden toegekend. Met name in
de landen die tot de Europese Unie behoren, blijven
de nationale bepalingen tot  en
tenuitvoerlegging van Richtlijn 99/44/EG (in Italië,
de Italiaanse wetsverordening D.Lgs. 206 van 6
september 2005, nr. 206 - Consumentenwet)
onaangetast. Indien een clausule van deze
Garantievoorwaarden in strijd is met een dwingende
12
regel van het land waar de “consument” woont of
gedomicilieerd is, zal die clausule beschouwd
worden als niet opgenomen.
2. Uitzonderingen
2.1. Deze door Ducati aangeboden garantie is niet
van toepassing:
a) op de  die niet ten volle het
geplande onderhoudsschema, zoals voorzien in
de gebruikershandleiding,  uitgevoerd;
b) op de  waarop onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden op onjuiste wijze zijn
uitgevoerd door andere  dan de Ducati
Dealer en/of Erkende Ducati garages;
c) op gebreken  uit
 in de verzorging van de

d) op defecten aan onderdelen die aan slijtage of
achteruitgang onderhevig zijn ten gevolge van
het normale gebruik van de  (zoals
bijvoorbeeld: banden, filters, lampen,
secundaire overbrenging, riemen,
draadontspanners, bougies, onderdelen
onderhevig aan wrijving zoals de koppeling en
remschijven en -blokken, enz.);
e) op uiterlijke gebreken aan gelakte of
verchroomde oppervlakken, zoals oxidatie van
de  en/of de onderdelen ervan,
natuurlijke verkleuring, enz;
13
f) op gebreken aan de accu van de  als
deze niet goed wordt onderhouden met een
Ducati acculader;
g) indien de  wordt gebruikt voor
 van welke aard dan ook of op
schade die het gevolg is van oneigenlijk gebruik
van de  op het circuit of op de weg;
h) op de  waaraan wijzigingen zijn
aangebracht die niet zijn goedgekeurd door de
fabrikant, of die op enige wijze is gemanipuleerd
en/of bewerkt om de prestaties ervan te
wijzigen, of waarvan de  is
gemanipuleerd;
i) op de  die wordt gebruikt in
commerciële of verhuurdiensten of anderszins
wordt gebruikt voor beroepsmatig gebruik;
j) op de  die is uitgerust met
reserveonderdelen of accessoires die geen
originele Ducati onderdelen zijn of die niet door
Ducati zijn goedgekeurd;
k) op het gebruik van smeermiddelen met
specificaties die niet overeenkomen met de
instructies van Ducati voor de 

l) op het niet naleven van de  voor
het gebruik van de  en de uitrusting
ervan, zoals aangegeven in de Gebruiks- en
onderhoudshandleiding;
m) op wijzigingen aan de  die door de
Klant en/of derden zijn aangebracht zonder de
uitdrukkelijke toestemming van Ducati;
n) indien de Klant de terugroep- en/of
actualiseringsprogramma's die eventueel door
Ducati voor de  zijn opgesteld, niet

3. Verplichtingen van de Klant
3.1. Om deze garantie geldig van kracht te laten
blijven,  de Klant de plicht om:
a) defecten aan de  binnen twee (2)
maanden na het moment waarop de klant de
defecten ontdekt  aan een van de erkende
Ducati Dealers en/of Garages te melden (lijst
beschikbaar op de website www.ducati.com).
b) voldoende documentatie te bewaren over alle
onderhouds- en/of reparatiewerkzaamheden
die aan het  zijn uitgevoerd
(belastingbonnetjes/facturen met vermelding
van de uitgevoerde werkzaamheden en de
gebruikte onderdelen). Het is mogelijk om de
geschiedenis van het routine-onderhoud van uw
 te raadplegen op de website
14
www.ducati.com in de rubriek MyDucati of op de
MyDucati-app.
3.2. In geval van eigendomsoverdracht van de
 moet de nieuwe eigenaar, om deze
garantie te behouden, Ducati onmiddellijk op de
hoogte stellen van de verandering van eigenaar van
de  door dit door te geven op de website
www.ducati.com in de sectie MyDucati of bij het
netwerk van erkende Ducati Dealers en/of Garages.
3.3. In geval van niet-naleving van de bepalingen van
de punten 3.1. en 3.2. hierboven, vervalt deze door
Ducati aangeboden garantie en  de klant
het recht op de  diensten.
4. Beperkingen van de aansprakelijkheid
4.1. Met uitzondering van de bepalingen van de
dwingende nationale reglementeringen die van
toepassing zijn op de “consument” en de relatieve
bepalingen over de verantwoordelijkheid van de
fabrikant, is Ducati niet verantwoordelijk in geval van
schade aan zaken en/of personen veroorzaakt door
de  of tijdens het gebruik ervan.
4.2. Eventuele defecten of  in de
reparatie of vervanging van de 
veroorzaakt door Ducati Dealers en/of Erkende
Garages geven de Klant geen recht op enige
vergoeding van Ducati, noch op enige uitbreiding
van de garantie zoals uiteengezet in deze
Garantievoorwaarden, onverminderd de rechten en
acties van de Klant met betrekking tot de Dealer en/
of de Erkende Garages die nalatig/verzuimend zijn.
4.3. Deze garantie, onder de hierin gespecificeerde
voorwaarden, is de enige conventionele garantie die
door Ducati geboden wordt.
4.4. Ducati behoudt zich het recht voor om
veranderingen en verbeteringen aan te brengen in
elk model van haar  zonder de
verplichting om die veranderingen op reeds
verkochte  door te voeren.
4.5. Deze Garantievoorwaarden worden ook
uitgebreid tot de volgende eigenaars van de Ducati
 op voorwaarde dat de bepalingen van
het voorgaande  3 worden nageleefd.
4.6. Behalve in het geval van “consument” of indien
anders bepaald door een dwingende bepaling die
van kracht is in het land van de Klant, is de Rechtbank
van Bologna, Italië, exclusief bevoegd voor alle
geschillen in verband met deze
Garantievoorwaarden.
4.7. Deze Garantievoorwaarden worden bepaald
door de Italiaanse wet.
15
5. Extra garantie en garantie-uitbreidingen
5.1 Afhankelijk van het product en het land kunnen
extra garanties worden gegeven of aangekocht (b.v.
4|Ever Multistrada, Factory Ever Red en Ever Red).
Raadpleeg voor dit detail het garantiecontract dat
uw Dealer u bij de overhandiging van uw nieuwe
motor aan de eerste eigenaar  overhandigd, of
op de website www.ducati.com in de sectie MyDucati
of op de MyDucati-app.
6. Schema van geprogrammeerd onderhoud en
verrichtingen vóór de levering
6.1. De verrichtingen vóór de levering worden door de
verkoper uitgevoerd.
6.2. Ducati  het plan voor gepland onderhoud,
gepubliceerd in de "Gebruiks- en
onderhoudshandleiding", opgesteld om het hoogst
mogelijke niveau van  prestaties en
veiligheid van haar  te handhaven.
6.3. De precieze uitvoering van de
 in de hieronder aangegeven
termen, is een noodzakelijke voorwaarde om het
 in een correcte gebruikstoestand te houden
en de  van deze garantie te
garanderen. De volgende verplichte
 moeten tegen betaling worden
uitgevoerd:
eerste  binnen zes (6)
maanden na de levering van de  aan
de Klant of binnen de eerste 1.000 kilometer /
600 mijl afgelegde afstand;
tweede en volgende  bij het
bereiken van de uiterste kilometerstand die in
het onderhoudsplan is voorzien en in ieder geval
binnen twaalf (12) maanden na de voorgaande
 Alle kosten in verband met de
 (arbeidsloon en materiaal),
inclusief die van de eerste  van
de 1.000 km / 600 mijl afgelegde afstand, zijn
ten laste van de Klant.
6.4. Elk onderhoud aan de  moet
uitgevoerd worden in overeenstemming met de
aanbevelingen en procedures van Ducati, zonder
enige beperking, met inbegrip van de procedures die
in de "Gebruiks- en Onderhoudshandleiding"
vermeld staan, Elk defect/schade aan het 
veroorzaakt door onjuist of onvoldoende onderhoud
zal de toepasbaarheid van de garantie uitsluiten.
6.5. Om de regelmatige uitvoering van de voor elk
onderhoud voorziene handelingen te  is
16
het, naast de  van de uitvoering van de
 door middel van specifieke
stempels en/of aantekeningen en/of digitale
registratie door de Dealer en/of erkende Ducati
Garage in het Serviceboekje en/of in de daarvoor
bestemde pagina van ducati.com, noodzakelijk om
de belastingbonnen/facturen met betrekking tot de
uitgevoerde  te bewaren,
waarop de details van de uitgevoerde handelingen
vermeld staan; deze documentatie kan door de
Technische Assistentie van Ducati gecontroleerd
worden met het oog op het verlenen van de diensten
die in deze Garantievoorwaarden uiteengezet
worden.
6.6 Routineonderhoud wordt digitaal geregistreerd
door uw Ducati Dealer en is beschikbaar in de
MyDucati-app of op de ducati.com website.
17
Algemene informatie
Acroniemen en  die in de
handleiding zijn gebruikt
ABS Antilock Braking System
BBS Black Box System
CAN Controller Area Network
DPL DUCATI Power Launch
DQS DUCATI Quick 
DRL Daytime Running Light
DSB Dashboard
DTC DUCATI Traction Control
DWC DUCATI Wheelie Control
ECU Engine Control Unit
IMU  Measurement Unit
LIN Local Interconnect Network
Waarschuwingssymbolen die in deze
handleiding gebruikt worden
Om de gevaren voor uzelf en voor anderen te
benadrukken zijn in deze handleiding verschillende
vormen van informatie toegepast, zoals:
 op de motor;
Veiligheidsmededelingen in combinatie met
een waarschuwingssymbool en de begrippen
LET OP of BELANGRIJK.
Let op
Het niet naleven van deze  kan
gevaarlijke situaties en ernstig persoonlijk letsel met
mogelijk dodelijk gevolg aan de bestuurder of
andere personen veroorzaken.
Belangrijk
Er bestaat kans op schade aan de 
en/of de componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren
werkzaamheden.
Alle verwijzingen naar RECHTS of LINKS gaan uit
van de rijrichting van de 
18
Toegestaan gebruik
Let op
Deze  is ontworpen voor gebruik op
de openbare weg en voor gebruik op de onverharde
weg en licht  Zwaar 
wordt echter afgeraden. Daardoor kan de macht over
het  verloren gaan en neemt het risico op
ongevallen toe.
Let op
Deze  mag niet worden gebruikt
voor het slepen van een aanhanger of met een
zijspan, aangezien men daardoor de beheersing over
de  kan verliezen en ongevallen kunnen
ontstaan.
Deze   de bestuurder en kan een
passagier vervoeren.
Let op
Het totale gewicht van het 
rijklaar met bestuurder, passagier, bagage en extra
accessoires mag niet meer dan 440kg/970lb
bedragen.
Let op
Het passagierszadel mag uitsluitend voor 
 en op matige snelheid worden gebruikt.
Belangrijk
Door het gebruik van de  onder
extreme omstandigheden, zoals bijvoorbeeld op erg
 en modderige wegen of in droge en 
omgevingen, kunnen componenten zoals de
transmissie, de remmen of het  sneller dan
gemiddeld verslijten. De motor kan beschadigd
raken als het  vuil is. De 
of de vervanging van onderdelen die meer aan
slijtage onderworpen zijn, kan dus eerder nodig zijn
dan het interval dat in het geprogrammeerde
onderhoudsplan is gegeven.
19
Verplichtingen van de bestuurder
Elke bestuurder dient een rijbewijs te hebben.
Let op
Rijden zonder rijbewijs is illegaal en wordt
volgens de wet  Controleer altijd of u uw
rijbewijs bij u  als u de  gebruikt. Laat
de motor niet gebruiken door onervaren bestuurders
of bestuurders die geen rijbewijs 
Rijd niet als u alcohol en/of verdovende middelen
 ingenomen.
Let op
Rijden onder invloed van alcohol en/of
verdovende middelen is illegaal en wordt volgens de
wet 
Neem geen geneesmiddelen in voordat u gaat
rijden, zonder dat u bij uw  informatie over
eventuele bijwerkingen  ingewonnen.
Let op
Bepaalde geneesmiddelen kunnen
slaperigheid of andere uitwerkingen hebben die het
reactievermogen en de beheersing van de
 door de bestuurder verlagen, waardoor
ongevallen kunnen ontstaan.
In bepaalde landen is een verzekering verplicht.
Let op
Verifieer de wetgeving van uw land. Sluit een
verzekering af en bewaar het verzekeringsbewijs
samen met de andere documenten van uw

In bepaalde landen is het gebruik van een
goedgekeurde helm die de veiligheid van de
bestuurder en/of de passagier beschermt, verplicht.
Let op
Verifieer de wetgeving van uw land, rijden
zonder helm kan worden 
Let op
Bij een ongeval neemt het risico op ernstig
letsel, met mogelijk dodelijke afloop, aanzienlijk toe
als u zonder helm rijdt.
20
Let op
Verifieer of de helm voldoet aan de
 goed zicht biedt, 
om uw hoofd past (de juiste maat), en is voorzien van
het etiket met de specifieke goedkeuring die in uw
land toepasselijk is. De verkeerswetgeving 
per land. Verifieer de  die in uw land van
toepassing zijn, alvorens u met de motor gaat rijden
en houd u altijd aan de regels ervan.
Scholing van de bestuurder
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder
ervaring. Het besturen, manoeuvres en remmen zijn
handelingen die van andere  afwijken.
Let op
Een niet voorbereide bestuurder of een
verkeerd gebruik van het  kan verlies over
het stuur, dodelijk letsel of ernstige schade
veroorzaken.
21
Kleding
De kleding die tijdens het gebruik van de 
wordt gedragen, is heel belangrijk voor uw veiligheid.
De  beschermt de persoon niet in het
geval van een botsing met een ander 
Geschikte kleding bestaat uit: een helm,
oogbescherming, handschoenen, laarzen,
rugbescherming, een jas met lange mouwen en een
lange broek.
De helm moet voldoen aan de eisen beschreven
in “Verplichtingen van de bestuurder”. Gebruik
een geschikte bril als de helm geen vizier 
De handschoenen moeten  zijn, 5
vingers hebben en moeten van leer of ander
wrijvingsbestendig materiaal zijn gemaakt,
voorzien zijn van knokkelbeschermers en
versterkingen op de vingers;
De laarzen of schoenen moeten een antislipzool
hebben en moeten de enkels beschermen;
De rugbeschermer moet  zijn en
de juiste afmetingen hebben in
overeenstemming met de fysieke gesteldheid
van de bestuurder, volgens de specificaties van
de fabrikant;
De jas en de broek of het beschermende pak
moeten  zijn en van leer of ander
wrijvingsbestendig materiaal zijn gemaakt en
moeten een duidelijk zichtbare kleur of duidelijk
zichtbare delen hebben. Kies producten met
 bescherming.
Belangrijk
Vermijd het gebruik van loshangende kleding
of accessoires die aan de organen van de motor
kunnen vasthaken.
Belangrijk
Voor uw veiligheid dient u deze kleding in de
zomer en in de winter te gebruiken.
Belangrijk
Voor de veiligheid van de passagier dient ook
deze persoon passende kleding te dragen.
22
"Best Practices" voor uw veiligheid
Voor, tijdens en na het gebruik dient u een aantal
eenvoudige handelingen te verrichten die zeer
belangrijk voor de veiligheid van personen en het
behouden van de  van uw  zijn.
Belangrijk
Houd u tijdens de inrijperiode nauwgezet aan
de aanwijzingen in het hoofdstuk "Gebruiksnormen".
Het niet naleven van deze  
Ducati Motor Holding S.p.A. van elke vorm van
aansprakelijkheid voor eventuele schade aan de
motor en de levensduur ervan.
Let op
Ga niet met de  rijden als u
onvoldoende ervaring  met de bedieningen die
u tijdens het rijden nodig 
Verricht de controles beschreven in deze handleiding
in het hoofdstuk “Controles voorafgaand aan het
 alvorens u de motor 
Let op
Het niet verrichten van deze controles kan
schade aan het  en ernstig letsel aan de
bestuurder en/of de eventuele bijrijder veroorzaken.
Let op
 de motor in de open lucht of in een
voldoende geventileerde ruimte.  de motor
nooit in een gesloten ruimte.
De uitlaatgassen zijn  en kunnen
bewusteloosheid of binnen zeer  tijd zelfs een
dodelijke afloop tot gevolg hebben.
Neem tijdens het rijden een correcte houding aan.
Verzeker u ervan dat ook de passagier een correcte
houding aanneemt.
Belangrijk
De bestuurder dient ALTIJD de beide handen
op het stuur te houden.
Belangrijk
De bestuurder en de passagier dienen hun
voeten tijdens het rijden altijd op de voetsteunen te

Belangrijk
De passagier dient altijd de specifieke
handgrepen op het frame onder het zadel beet te
pakken.
23
Belangrijk
Let goed op bij het benaderen van kruisingen,
 of parkeerplaatsen en op de oprit van de
snelweg.
Belangrijk
Zorg ervoor dat u goed zichtbaar bent als u in
de "dode hoek" van  voor u rijdt.
Belangrijk
Geef ALTIJD en tijdig met behulp van de
richtingaanwijzers aan dat u afslaat of dat u van
rijstrook verwisselt.
Belangrijk
Parkeer de  met de zijstandaard op
dergelijke wijze dat er niet tegen kan worden
gestoten. Parkeer de  nooit op een
onregelmatige of zachte ondergrond aangezien
deze daardoor om zou kunnen vallen.
Belangrijk
Controleer regelmatig of er geen barsten of
sneden in de banden  vooral aan de zijkanten,
en of er geen verdikkingen of grote slijtageplekken
te zien zijn, hetgeen wijst op schade aan de
binnenkant van de band. Vervang de banden als
deze duidelijke tekens van schade 
Verwijder steentjes of ander vuil dat in de groeven
van de band is blijven 
Let op
De motor, de uitlaat en de uitlaatdempers
kunnen erg warm worden, ook als u de motor
uitgeschakeld  Raak de delen dus niet aan met
uw lichaam, pas goed op en parkeer het  niet
in de  van ontvlambare materialen (met
inbegrip van hout, bladeren, enz.).
Dek de  zolang de motor en het
uitlaatsysteem nog heet zijn, niet af met het zeil om
beschadiging ervan te voorkomen.
24
Tanken
Tank in de buitenlucht en bij uitgeschakelde motor.
Roken en het gebruik van open vuur tijdens het
tanken is verboden.
Zorg ervoor dat u geen brandstof op de motor of de
uitlaat laat lekken.
Vul tijdens het tanken de  nooit
helemaal: het brandstofpeil moet onder de
vulopening in de holte van de dop blijven.
Zorg ervoor dat u tijdens het tanken de
benzinedampen niet inademt en dat de brandstof
niet met de ogen, de huid of de kleding in aanraking
komt.
Brandstoflabel
Brandstof identificatielabel Let op
Het  is uitsluitend compatibel met
brandstof met een maximum ethanolgehalte van
10% (E10).
Het gebruik van benzine met een ethanolgehalte
van meer dan 10% is verboden. Het gebruik van een
dergelijke brandstof kan ernstige schade aan de
motor en de onderdelen van de 
veroorzaken. U verliest het recht op garantie als u
benzine met een ethanolgehalte van meer dan 10%
gebruikt.
Fig 1
25
Let op
Blijf in de open lucht en raadpleeg onmiddellijk
een  als u zich wegens het langdurig inademen
van de benzinedampen onwel voelt. Bij aanraking
met de ogen met ruim water spoelen en bij
aanraking met de huid onmiddellijk grondig met
water en zeep wassen.
Let op
Brandstof is erg ontvlambaar. Bij morsen de
verontreinigde kleding onmiddellijk 
26
Rijden met volle bepakking
Dit  is ontworpen voor het veilig
afleggen van lange afstanden met volle bepakking.
Het goed verdelen van het gewicht van de lading op
het  is uiterst belangrijk om de veiligheid van
de  te behouden en niet in moeilijkheden
te komen bij plotselinge stuurbewegingen of op
slecht wegdek.
Let op
Overschrijd het maximaal toegestane
totaalgewicht van de  niet en houd
rekening met de hierna gegeven informatie over de
te vervoeren lading.
Informatie omtrent de te vervoeren
lading
Belangrijk
De zwaarste bagage of accessoires dienen zo
laag mogelijk en zo veel mogelijk in het midden van
het  te worden vastgemaakt.
Belangrijk
Maak geen zware of grote voorwerpen vast aan
het stuur of het voorste spatbord, omdat dit de
 gevaarlijk uit evenwicht brengt.
Belangrijk
Bevestig de bagage aan de structuur van de
 Onvoldoende bevestigde bagage kan de
 uit balans brengen.
Belangrijk
Steek geen lading tussen de frameconstructie,
aangezien deze verstrikt kan raken in bewegende
delen van de 
Let op
Controleer of de bandenspanning
overeenstemt met de  en controleer of
de banden in goede staat verkeren.
Raadpleeg het hoofdstuk “Technische
eigenschappen”, paragraaf “Banden.
27
Gevaarlijke producten -
waarschuwingen
Gebruikte motorolie
Let op
Gebruikte motorolie kan huidkanker
veroorzaken als de olie vaak en langdurig met de
huid in aanraking komt. We raden aan om de handen
zo spoedig mogelijk na de hantering met water en
zeep te wassen, als men dagelijks met gebruikte
motorolie in aanraking komt. Houd gebruikte
motorolie buiten het bereik van kinderen.
Remstof
Maak de remmen niet schoon met perslucht of
droge borstels.
Remvloeistof
Let op
De kunststof, rubberen of gelakte onderdelen
van de  kunnen schade oplopen als de
vloeistof erop terechtkomt. Bedek deze onderdelen,
elke keer dat u werkzaamheden verricht, met een
schone lap, alvorens u het systeem onderhoudt.
Houd gebruikte motorolie buiten het bereik van
kinderen.
Let op
De vloeistof van het remcircuit is bijtend. Was
bij aanraking met de remvloeistof de ogen en de
huid grondig met stromend water.
Koelvloeistof
De koelvloeistof van de motor bevat ethyleenglycol.
Onder bepaalde omstandigheden is deze stof
brandbaar en is de vlam ervan niet zichtbaar. Als
ethyleenglycol vlam vat, is de vlam niet zichtbaar,
maar kan desondanks ernstige brandwonden
veroorzaken.
Let op
Giet geen koelvloeistof over de uitlaat of delen
van de motor.
28
Deze delen kunnen dusdanig warm zijn dat ze de
vloeistof kunnen ontsteken. De vloeistof brandt
zonder zichtbare vlammen. Koelvloeistof
(ethyleenglycol) kan huidirritatie veroorzaken en is
 bij inname. Houd gebruikte motorolie buiten
het bereik van kinderen. Draai de dop van de radiator
niet los zolang de motor warm is. De koelvloeistof
staat onder druk en kan brandwonden veroorzaken.
Houd uw handen en kleding buiten bereik van de
koelventilator aangezien deze automatisch wordt

Accu
Let op
De accu  explosieve gassen af. Houd
vonken, open vuur en  op een afstand.
Verifieer tijdens het opladen van de accu of de
ruimte voldoende wordt geventileerd.
29
Identificatienummer 
Opmerkingen
Deze nummers geven het model van de
 aan en dienen te worden vermeld bij het
bestellen van reserveonderdelen.
Fig 2
30
Identificatienummer motor
Opmerkingen
Deze nummers geven het model van de
 aan en dienen te worden vermeld bij het
bestellen van reserveonderdelen.
Fig 3
31
De belangrijkste
elementen en
mechanismen
Plaats van deze elementen op de

1) Dop op de 
2) Zadelslot.
3) Zijstandaard.
4) Achteruitkijkspiegels.
5) Stelmechanisme voor de voorvork.
6) Stelmechanisme voor schokdemper achter.
7) Katalysator.
8) Uitlaatdemper.
4
4
5
1
6
8 37
2
Fig 4
32
Dop op de 
Openen
Open het klepje (1) op en steek de actieve of passieve
sleutel in het slot. Ontgrendel het slot door de
sleutel 1/4 slag rechtsom te laten draaien.
De dop openmaken (2).
Sluiten
De dop (2) sluiten met de sleutel en hem goed op zijn
plaats aanbrengen. Verwijder de sleutel en verwijder
het beschermdekseltje (1) voor het slot.
Opmerkingen
U kunt de dop enkel met de sleutel afsluiten.
Let op
Verzeker u er altijd van dat de dop  is
aangebracht en is gesloten.
1
Fig 5
2
Fig 6
33
Zadelslot
Met behulp van het slot (1) kan het zadel, voor
toegang tot de inrichtingen eronder, gedemonteerd
worden.
Het zadel demonteren
Steek de actieve of passieve sleutel in het slot (1) en
draai de sleutel rechtsom (OPEN), totdat de borging
van het bestuurderszadel hoorbaar losklikt.
Om het bestuurderszadel te verwijderen (2), tilt u het
achtergedeelte omhoog en trekt u het uit de 
(A).
1
Fig 7
2
A
Fig 8
34
Nu de zadels verwijderd zijn,  u toegang tot de
connector (5) voor de acculader.
Om hem te gebruiken,  u hem van de
beugel (C) en sluit u hem aan op de acculader (6),
zoals beschreven in het hoofdstuk “Behoud van de
acculading”.
5
Fig 9
5
C
6
Fig 10
35
De zadels hermonteren
Plaats het zadel (2) en schuif het naar de voorkant
van het  zorg ervoor dat de vleugel
(B) van het zadel in de  (A) van de tank wordt
gestoken.
Laat de voorkant zakken en breng het zadel naar
voren totdat de pen (3) aan de achterkant in het gat
(4) wordt gestoken. Druk het zadel naar beneden tot
u het slot  klikken.
Controleer de borging door het zadel rustig omhoog
te trekken.
Trek de sleutel uit het slot.
2
A
B
3
4
Fig 11
36
Behoud van de acculading
Uw  is voorzien van een connector (1) waar u
een speciale acculader (2) (kit acculader 
69924601A - verschillende landen, kit acculader 
69924601AX - uitsluitend voor Japan, China en
Australië), verkrijgbaar bij onze dealers, op kunt
aansluiten.
Opmerkingen
De elektrische installatie van het model is op
dergelijke wijze ontworpen dat bij een uitgeschakeld
instrumentenpaneel het verbruik erg laag is.
Desondanks loopt de accu uit zichzelf een beetje
leeg. Dit fenomeen is fysiologisch en wordt
beïnvloed door de tijd waarin de motor "niet
gebruikt" wordt en door de
omgevingsomstandigheden.
Belangrijk
Als de accu niet met de speciale acculader op
een minimum spanningswaarde gehouden wordt,
zal sulfatering optreden. Dit proces is onherstelbaar
en veroorzaakt de achteruitgang van de prestaties
van de accu.
1
Fig 12
2
Fig 13
37
Opmerkingen
Gedurende de periodes dat u de 
niet gebruikt (periodes langer dan 30 dagen), raden
we u aan om de acculader van Ducati te gebruiken
(kit Accuoplader  69924601A - diverse landen, kit
acculader  69924601AX - enkel voor Japan, China
en Australië). Deze acculader is voorzien van interne
elektronica die de spanning meet en  een
maximum oplaadspanning van 1,5 ampère/uur. Sluit
de acculader aan op de diagnoseconnector aan de
achterkant van de motor.
Opmerkingen
Het gebruik van acculaders die niet door Ducati
goedgekeurd zijn, kan schade aan de elektrische
installatie van de motor veroorzaken. De garantie
dekt schade aan de accu niet als blijkt dat deze
schade wegens de bovenstaande redenen en dus
vanwege verkeerd onderhoud veroorzaakt is.
38
Let op
Niet op de  blijven  als deze op
de zijstandaard geparkeerd is.
Opmerkingen
Wij raden u aan om regelmatig te controleren
of het systeem waarmee de zijstandaard in de
ruststand   (twee in elkaar gedraaide
trekveren) en de veiligheidssensor (2) goed
functioneren.
Opmerkingen
Men kan de motor  als de
zijstandaard uitgeklapt is en de versnelling in zijn vrij
staat, of als de koppelinghendel is ingetrokken en de
motor in de versnelling staat (in dit geval moet de
zijstandaard ingeklapt zijn).
40
Handgreep passagier
De passagiershandgreep (1) zit in de  De
handgreep tevoorschijn halen: demonteer het zadel
(zie “Zadel demonteren”), hef de knop (2) op, haal de
handgreep (1) uit de  en trek deze helemaal uit.
Let op
Controleer, alvorens u de handgreep passagier
gebruikt, of hij in de juiste stand geblokkeerd is door
hem heen en weer te bewegen.
De handgreep verbergen: hef de knop (2) op, duw de
handgreep (1) op zijn plaats tot deze helemaal tegen
de  aanzit en hermonteer het zadel (zie “Zadel
hermonteren”).
12
Fig 15
1
Fig 16
41
Bluetooth-regeleenheid
De Bluetooth-regeleenheid (indien aanwezig)
 als een “brug” tussen de verschillende
ondersteunde elektronische apparaten die een
 hebben.
Let op
De fabrikanten van  en headsets
kunnen de standaardprotocollen gedurende de
levenscyclus van de apparaten  en
headsets) wijzigen.
Let op
Ducati  deze wijzigingen niet. Dit
kan echter van invloed zijn op de diverse functies van
de Bluetooth-headsets (delen van muziek, afspelen
van multimedia, enz.) en op bepaalde 
(naargelang de ondersteunde Bluetooth-profielen).
Daarom kan Ducati het afspelen van multimedia niet
waarborgen voor:
headsets die geen onderdeel vormen van de "Kit
Ducati  981029498";
 die de vereiste Bluetooth-
profielen niet ondersteunen (ook al zijn ze
gepaard met de headsets van de "Kit Ducati 
981029498).
Let op
Bij storingen wegens bijzondere
weersomstandigheden biedt de kit Ducati-headsets
 981029498 ook de mogelijkheid om de muziek
die afgespeeld wordt direct te delen van de
bestuurdershelm naar de passagiershelm (voor meer
informatie raadpleeg de handleiding van de
headsets van de kit Ducati  981029498).
Opmerkingen
De kit Ducati  981029498 is verkrijgbaar bij
een Dealer of een Erkende Ducati Garage.
Verifieer of uw  de volgende profielen
ondersteunt:
MAP-profiel: voor de correcte weergave van
mms- en sms-berichten;
PBAP-profiel: voor de correcte weergave van de
gegevens die zijn opgeslagen in het
telefoonboek van de 
42
Stelmechanismen voorvork
Stelschroef voorvork (DIAVEL 1260)
De vork van de  is regelbaar in de
extensiefase (rebound), bij het samendrukken van de
telescopen en bij de voorspanning van de veer.
De veervoorspanning en de compressie kunnen op
de linker veerpoot worden afgesteld. De rebound
kan echter op de rechter veerpoot worden afgesteld.
De afstelling verricht u met behulp van de externe
stelschroeven.
1) voor het afstellen van de extensie van de
hydraulische rem;
2) voor het afstellen van de voorspanning van de
inwendige veren;
3) voor het afstellen van de compressie van de
hydraulische rem.
Plaats de  stevig op de zijstandaard.
Draai met de specifieke schroevendraaier aan de
stelschroef (1) aan de bovenkant van de
rechterveerpoot om de extensie van de hydraulische
rem te kunnen afstellen.
Draai met een schroevendraaier aan de stelschroef
(3) aan de bovenkant van de linker veerpoot om de
compressie van de hydraulische rem te kunnen
afstellen.
U  klikken als u aan de stelschroeven (1) en (3)
draait. Elke klik komt overeen met een afstelling van
de demping.
Door de schroef helemaal aan te draaien totdat deze
vastzit, wordt de stand “0” (volledig gesloten) voor
een maximale demping verkregen.
Uitgaande van deze positie moeten, door linksom te
draaien, de slagen voor “opening” die overeenkomen
met een reductie van de demping worden geteld.
C R
2
13
Fig 17
44
Om de voorspanning van de interne veer te wijzigen,
draai met een 17 mm (0.67 in) inbussleutel aan de
zeskant stelschroef (2), geheel linksom tot de
volledig geopende stand is bereikt.
Regel de veervoorspanning vanuit deze stand door
de stelschroef rechtsom te draaien. Elke slag komt
overeen met 1 mm (0.04 in) veervoorspanning.
De STANDAARDAFSTELLINGEN zijn als volgt:
compressie (linker veerpoot): - 2 slagen (vanuit
de geheel gesloten stand);
extensie (rechter veerpoot) - 2 slagen (vanuit de
geheel gesloten stand);
veervoorspanning: +5 klikken (vanuit de
ontspannen stand).
IJking voor RIJDEN MET PASSAGIER EN VOLLE
BELASTING:
compressie (linker veerpoot): - 1,5 slagen (vanuit
de geheel gesloten stand);
extensie (rechter veerpoot) - 1,5 slagen (vanuit
de geheel gesloten stand);
veervoorspanning: +10 klikken (vanuit de
ontspannen stand).
Let op
Stel de stelschroeven van de beide stelen op
gelijke wijze af.
45
Stelschroef voorvork (DIAVEL 1260 S)
De vork van de  is regelbaar in de
extensiefase (rebound), bij het samendrukken van de
telescopen en bij de voorspanning van de veer.
De veervoorspanning kan in de beide veerpoten
worden afgesteld. De compressie kan op de linker
veerpoot en de rebound kan op de rechter veerpoot
worden afgesteld.
De afstelling wordt verricht met behulp van de
externe stelschroeven:
1) voor het afstellen van de extensie van de
hydraulische rem;
2) voor het afstellen van de voorspanning van de
inwendige veren;
3) voor het afstellen van de compressie van de
hydraulische rem.
Plaats de  stevig op de zijstandaard.
Draai met een specifieke inbussleutel aan de
stelschroef (1) aan de bovenkant van de rechter
veerpoot om de rebound van de hydraulische rem te
kunnen afstellen.
Draai met de specifieke inbussleutel aan de
stelschroef (3) aan de bovenkant van de
linkerveerpoot om de compressie van de
hydraulische rem te kunnen afstellen.
U  klikken als u aan de stelschroeven (1) en (3)
draait. Elke klik komt overeen met een afstelling van
de demping.
Door de schroef helemaal aan te draaien totdat deze
vastzit, wordt de stand “0” (volledig gesloten) voor
een maximale demping verkregen. Door vanuit deze
positie de stelschroef linksom te laten draaien, kunt
u verschillende klikken tellen. Deze klikken horen bij
de standen "1", "2", enz...
1
3
2
Fig 18
46
Om de voorspanning van de interne veer in iedere
veerpoot te wijzigen, draai met een 17 mm (0.67 in)
inbussleutel aan de zeskant stelschroef, geheel
linksom tot de volledig geopende stand is bereikt.
Regel de veervoorspanning vanuit deze stand door
de stelschroef rechtsom te draaien.
Elke slag komt overeen met 1 mm (0.04 in)
veervoorspanning.
De STANDAARDAFSTELLINGEN zijn als volgt: -
compressie: - extensie: ; - veervoorspanning: .
compressie (linker veerpoot): -17 klikken (vanuit
de gesloten stand);
extensie (rechter veerpoot) -12 klikken (vanuit de
gesloten stand);
veervoorspanning: 4 slagen (4 mm) (0.16 in)
volledig geopende stand, voor elk van de twee
afstellingen (2) (links en rechts.
IJking voor RIJDEN MET PASSAGIER EN VOLLE
BELASTING:
compressie (linker veerpoot): - 12 klikken (vanuit
de gesloten stand);
extensie (rechter veerpoot) - 8 klikken (vanuit de
gesloten stand);
veervoorspanning: +10 klikken (vanuit de
ontspannen stand).
Let op
Stel de stelschroeven van de beide stelen op
gelijke wijze af.
47
Stelmechanisme voor de
schokdemper achter
Stelschroef achterdemper (DIAVEL 1260)
De achterdemper is voorzien van bedieningsorganen
voor het afstellen van de wielophanging afhankelijk
van de belasting.
De stelschroef (1) regelt de hydraulische
schokdemping tijdens de extensie (rebound).
STANDAARDAFSTELLING; vanuit de gesloten
stand (rechtsom):
door de stelschroef (1) rechtsom te draaien neemt de
rem toe, door linksom te draaien neemt de rem af.
De twee moeren (2) aan de bovenkant van de
schokdemper regelen de voorspanning van de
externe veer.
Draai de bovenste moer los om de voorspanning van
de veer te kunnen wijzigen.
Door de onderste ring VAST of LOS TE DRAAIEN,
NEEMT de voorspanning TOE of AF.
STANDAARDAFSTELLING; vanuit de gesloten
stand (rechtsom):
extensie: de stelschroef (1) 8 slagen losdraaien
vanaf de afstelling van de volledig gesloten
stand;
veervoorspanning: 19 mm (0.75 in) vanaf Min.
(volledig ontspannen stand, originele
fabrieksinstelling).
IJking RIJDEN MET PASSAGIER EN VOLLE
BELASTING:
extensie: 4 klikken losdraaien vanuit de volledig
gesloten stand;
veervoorspanning: MAX (ring volledig
aangedraaid) + 10 mm (0.39 in) in vergelijking
21
Fig 19
48
met standaardkalibratie van de voorspanning
van 29 mm (1.14 in).
Let op
Draai met een haaksleutel aan de moer voor
het afstellen van de voorspanning. Wees voorzichtig
om letsel aan de hand te vermijden als u hard tegen
andere delen van de  stoot, in het geval
dat de tand van de sleutel tijdens de beweging de
grip op de moer verliest.
Let op
De schokdemper bevat gas en olie onder hoge
druk, hetgeen ernstige problemen kan veroorzaken
als onervaren personen hem demonteren.
Let op
De schokdemper bevat gas onder hoge druk,
hetgeen ernstige problemen kan veroorzaken als
onervaren personen hem demonteren.
Stel de voorspanning van de schokdemper achter af
op de maximum waarde, dat wil zeggen tot aan de
mechanische stop, als u van plan bent met een
passagier en bagage te gaan rijden om zo het
dynamische gedrag van de  te verbeteren
en eventuele  met de grond te
vermijden.
Stel daarnaast de remstelschroef in rebound af, door
deze naar de gewenste waarde te schroeven.
Aanbevolen waarde: schroef 4 clicks/klikken van de
fabriekswaarde, d.w.z. draai deze los met -4 clicks/
klikken vanaf de afstelling van de volledig gesloten
stand.
49
Stelschroef achterdemper (DIAVEL 1260 S)
De achterdemper is voorzien van bedieningsorganen
voor het afstellen van de wielophanging afhankelijk
van de belasting. De stelfschroef (1) op het
expansievat regelt de hydraulische rem tijdens de
compressiefase
Het is met de stelschroef (3), bij de onderste
schokdemperbevestiging aan de vork, mogelijk om
de hydraulische schokdemping (terugkeren in
ruststand) te regelen.
Door de stelschroeven (1) of (3) rechtsom te draaien
neemt de rem toe, door linksom te draaien neemt de
rem af.
De twee moeren (2) aan de bovenkant van de
schokdemper regelen de voorspanning van de
externe veer.
Draai de bovenste moer los om de voorspanning van
de veer te kunnen wijzigen.
Door de onderste ring VAST of LOS TE DRAAIEN,
NEEMT de voorspanning TOE of AF.
STANDAARDAFSTELLING; vanuit de gesloten
stand (rechtsom):
extensie: de stelschroef (3) 12 klikken losdraaien
vanuit de gesloten stand;
compressie: de stelschroef (1) 12 klikken
losdraaien vanuit de gesloten stand;
veervoorspanning: 19±5 mm (0.75±0.2 in) vanuit
de stand waarin de veer helemaal is ontladen.
IJking RIJDEN MET PASSAGIER EN VOLLE
BELASTING (aanbevolen waarden)
Stel de voorspanning van de schokdemper achter af
op de maximum waarde en stel de remstelschroeven
af voor zowel rebound als compressie, als u van plan
bent met een passagier en bagage te gaan rijden om
zo het dynamische gedrag van de  te
2
1
3
Fig 20
50
verbeteren en eventuele  met de grond
te vermijden:
extensie: 6 clicks losdraaien vanuit de volledig
gesloten stand;
compressie: 6 clicks losdraaien vanuit de
volledig gesloten stand;
Maximaal afstelbereik schokdemper achter
extensie: 30 clicks vanuit de volledig gesloten
stand;
compressie: 20 clicks vanuit de volledig gesloten
stand.
Let op
Draai met een haaksleutel aan de moer voor
het afstellen van de voorspanning. Wees voorzichtig
om letsel aan de hand te vermijden als u hard tegen
andere delen van de  stoot, in het geval
dat de tand van de sleutel tijdens de beweging de
grip op de moer verliest.
Let op
De schokdemper bevat gas en olie onder hoge
druk, hetgeen ernstige problemen kan veroorzaken
als onervaren personen hem demonteren.
51
Bedieningsorganen
Plaats van de bedieningsorganen op
de 
Let op
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de
bedieningsorganen zich bevinden die u moet
gebruiken om met de  te kunnen rijden.
Lees de beschrijvingen aandachtig door voordat u
deze bedieningsorganen gebruikt.
1) Instrumentenpaneel stuur.
2) "Handsfree"-systeem.
3) Stuurschakelaar links.
4) Koppelingshendel.
5) Pedaal achterrem.
6) Stuurschakelaar rechts.
7) Gashendel.
8) Remhendel voorrem.
9) Versnellingspedaal.
8
7
2
4 1
5
6
3
9
Fig 21
52
Stuurschakelaars
1
7
2
3
8b
11
4
5
6
10
8
8a
9
13
14
15
12
Fig 22
53
12 DPL Gecontroleerde  (DPL - Ducati Power Launch)
13 Elektronisch stuurslot
14  van de motor
15 Uitschakeling van de motor, naar beneden gedrukt (rood gekleurd)
55
Controle lampen
Dim-/grootlicht (versie zonder DRL-licht)
Bij key-on worden het dim- en grootlicht niet
ingeschakeld  maar wordt uitsluitend het
positielicht ingeschakeld.
Het dimlicht wordt automatisch ingeschakeld als de
motor  is. Nu kunt u met de knop (3) in stand
(A) en (B) van dimlicht naar grootlicht en omgekeerd
overschakelen. Als bij key-on de motor niet 
wordt, kunnen de dimlichten/het grootlicht worden
ingeschakeld door de knop (3) op de stuurschakelaar
links in de stand (C) te drukken.
De lichten worden opnieuw gedeactiveerd  als
de motor niet wordt  binnen 60 seconden na
de "handmatige" inschakeling van het Dimlicht/
Grootlicht.
33
C
A
B
Fig 23
56
Uitschakeling dim-/grootlicht tijdens het
 van het  (versie zonder DRL-
licht)
Om de accu van de motor te behouden, wordt de
koplamp automatisch uitgeschakeld als tijdens het
 van de motor het dim- en grootlicht is
ingeschakeld (ON). De koplamp wordt weer
ingeschakeld als de motor is 
Uitschakeling dim-/grootlicht tijdens het
 van het  (versie met DRL-licht)
Om de accu van de motor te behouden, wordt de
koplamp automatisch uitgeschakeld als tijdens het
 van de motor het dim-, groot- en DRL-licht
is ingeschakeld (ON). De koplamp wordt weer
ingeschakeld als de motor is 
58
DRL-licht (Daytime Running Light) —
uitsluitend voor de versie met DRL-lichten
Bij elke Key-On worden de DRL-lichten
ingeschakeld. De DRL-lichten kunnen met de knop
(9) op de linker stuurschakelaar worden
uitgeschakeld. De DRL-lichten worden weer
ingeschakeld als er nogmaals op de knop (9) wordt
gedrukt.
Opmerkingen
Elke keer dat u op de knop (9) drukt, wordt het
DRL-licht automatisch op MANUAL ingesteld.
Verricht een  / Key-On of stel AUTO in met
de functie DRL CONTROL in het instellingemenu
om naar de modus AUTO terug te keren.
Door de knop (3) in te drukken, kan het dim- en
grootlicht worden ingeschakeld en wordt het DRL-
licht uitgeschakeld. Het DRL-licht wordt
automatisch weer ingeschakeld wanneer de
lichtknop (3) wordt losgelaten.
33
9
Fig 25
CORE
0Km/h
SPORT
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TOT 302721 Km
RPM x1000
N
A
Fig 26
59
DRL-licht op AUTO
Als het DRL-licht in deze modus is geplaatst, wordt
het DRL-licht automatisch bij het  van de
motor uitgeschakeld en wordt het dimlicht
ingeschakeld als het instrumentenpaneel weinig
licht (NIGHT) waarneemt. Als het
instrumentenpaneel echter veel licht (DAY)
waarneemt,  het DRL-licht branden en is het
dimlicht uitgeschakeld: in deze modus schakelt het
instrumentenpaneel afhankelijk van de
waargenomen hoeveelheid licht automatisch over
van het DRL-licht naar het dimlicht en omgekeerd.
Op het display wordt het groene logo met de  A
weergegeven.
Let op
Het gebruik van het DRL-licht in de modus
AUTO (automatisch) bij weinig licht en met name bij
mist of bewolking kan een gevaar voor uw veiligheid
vormen. In dit geval raadt DUCATI aan om het
dimlicht met de hand in te schakelen.
DRL-licht op MANUAL
Bij het  van de motor wordt de status van het
DRL-licht niet gewijzigd als het DRL-licht in deze
modus is geplaatst. Schakel het DRL-licht in of uit
met de knop (9). Op het display wordt het gele logo
met de  M weergegeven.
Let op
Het gebruik van het DRL-licht bij zeer weinig
licht (in het donker) kan de zichtbaarheid benadelen
en tegemoetkomend verkeer verblinden.
Opmerkingen
Het gebruik van het DRL-licht overdag
 uw zichtbaarheid voor het
tegemoetkomende verkeer dat dit licht beter kan
waarnemen dan dimlicht.
60
Richtingaanwijzers
Druk de knop (10) in de stand (I) in om de
richtingaanwijzer links in te schakelen. Druk de knop
(10) in de stand (L) in om de richtingaanwijzer rechts
in te schakelen.
De richtingaanwijzers kunnen uitgeschakeld worden
door op de knop (10) van de stuurschakelaar links te
drukken.
Automatische deactivering
De richtingaanwijzers gaan automatisch uit als is
afgeslagen. Dit wordt waargenomen n.a.v. de
 de hoek waarmee de bocht wordt
genomen en aan de hand van de dynamische analyse
van het 
De automatische deactivering wordt geactiveerd bij
een snelheid hoger dan 20 km/h (12.4 mph) wanneer
op de knop van de richtingaanwijzer wordt gedrukt.
De richtingaanwijzers gaan ook automatisch uit
wanneer ze voor een langere afstand ingeschakeld
zijn gebleven (deze afstand  van 200 tot
2000 meter (656-6562 feet), afhankelijk van de
 op het moment dat op de knop van
de richtingaanwijzer wordt gedrukt).
Als bij geactiveerde richtingaanwijzer opnieuw op de
knop voor de inschakeling van de richtingaanwijzer
gedrukt wordt, worden de automatische
deactiveringsfuncties opnieuw geïnitialiseerd.
10
IL
Fig 27
61
Let op
De automatische uitschakelsystemen zijn
hulpsystemen voor de bestuurder. Ze helpen de
bestuurder tijdens het beheren van de
richtingaanwijzers, zodat het gebruik ervan
eenvoudiger en  wordt. Deze systemen
zijn zodanig ontwikkeld dat deze bij het merendeel
van de manoeuvres werken. Dit betekent echter niet
dat de bestuurder de werking van de
richtingaanwijzers niet langer moet controleren
(door deze, wanneer nodig, met de hand in of uit te
schakelen).
62
Functie Hazard (4 pijltjes)
Met de "Hazard"-functie kunt u  de vier
richtingaanwijzers inschakelen om een noodsituatie
aan te duiden. U kunt de “Hazard”-functie activeren
door op de knop (11) te drukken. De functie kan
uitsluitend geactiveerd worden als het  is
ingeschakeld (Key-ON). Als de "Hazard"-functie
geactiveerd is, knipperen de vier richtingaanwijzers
en de lampjes op het instrumentenpaneel
 De "Hazard"-functie kan handmatig
uitgeschakeld worden als het  is
ingeschakeld (Key-On) door op de knop (11) te
drukken.
11
Fig 28
Fig 29
63
Als de "Haard"-functie geactiveerd is zal de functie
bij een uitschakeling van het  (sleutel op
"OFF") 2 uur geactiveerd blijven. Als deze 2 uur
verstreken zijn, gaan de richtingaanwijzers
automatisch uit om de accuspanning te behouden.
Opmerkingen
De functie  geactiveerd als een key-on
wordt verricht terwijl de "Hazard"-functie is
ingeschakeld.
Opmerkingen
Als op een bepaald moment de functie is
ingeschakeld en de accu onverwacht wordt
losgekoppeld, schakelt het instrumentenpaneel als
de accuspanning wordt hersteld, de functie uit.
Opmerkingen
De functie "Hazard"  de prioriteit ten
opzichte van de normale functionering van de
richtingaanwijzers. Zolang deze functie geactiveerd
is, kunt u de richtingaanwijzer naar rechts of naar
links dus niet activeren.
64
"Handsfree"-systeem
Het handsfree-systeem bestaat uit:
1) Handsfree-blok;
2) Antenne;
3) Actieve sleutel;
4) Passieve sleutel;
5) Elektrische dop (optie).
12
4
3
5
Fig 30
65
Belangrijk
Omstandigheden die de correcte werking van
het handsfree-systeem kunnen beïnvloeden.
Het is mogelijk dat de draadloze sleutel in de
volgende situaties niet optimaal werkt.
In de nabijheid van tv-torens, radiozenders,
elektriciteitscentrales, vliegvelden,
benzinestations of andere faciliteiten die sterke
radiogolven uitzenden.
In aanwezigheid van draagbare radio’s, mobiele
telefoons of andere draadloze communicatie-
apparatuur.
In de nabijheid van draadloze sleutels.
Als een draadloze sleutel in contact komt met of
bedekt wordt door een metalen voorwerp.
Als er in de omgeving een draadloze sleutel (die
radiogolven uitzendt) wordt gebruikt.
Als er zich een draadloze sleutel in de nabijheid
van een elektrisch apparaat, zoals een PC,
bevindt.
Het Handsfree-blok (1) bevindt zich voor de tank.
De antenne (2) bevindt zich onder de kuip (7).
1
Fig 31
2
X
7
Fig 32
66
Inschakeling “key-on” en uitschakeling 
 van het Handsfree-systeem
Bij Key-on worden het handsfree-systeem en alle
elektronisch systemen ingeschakeld.
Key-on vindt plaats m.b.v. de knop (6) op de rechter
stuurschakelaar of met de handsfree knop (1) op het
Handsfree-blok.
Bij  worden het handsfree-systeem en alle
elektronische systemen uitgeschakeld en wordt
gecontroleerd of de motor is uitgeschakeld.
De  vindt plaats m.b.v. de knop (6) op de
rechter stuurschakelaar of met de knop (1) op het
Handsfree-blok.
Opmerkingen
Het gebruik van één van de twee knoppen op
het stuur (6) of het Handsfree-blok (1) sluit het
gebruik van de andere knop niet uit: als u één van de
knoppen gebruikt voor de inschakeling, kunt u met
de andere knop uitschakelen en omgekeerd.
6
Fig 33
1
Fig 34
67
Key-on kan alleen plaatsvinden als één van de twee
sleutels (3) actief of (4) passief is, of met behulp van
de pincode.
 kan ook plaatsvinden zonder actieve (3) of
(4) passieve sleutels.
 vindt plaats als bij een snelheid van 0 km/h
op knop (6), op het stuur op de knop (1) op het
handsfree-blok, wordt gedrukt. Bij een snelheid
hoger dan 0 km/h kunt u uitsluitend op de knop (1) op
het Handsfree-blok drukken.
Belangrijk
Als de  van de actieve sleutel leeg is en
deze als een passieve sleutel werkt, neemt het bereik
van de sleutel af tot een aantal cm (in) rondom de
antenne (2).
Het instrumentenpaneel  de staat van de lege
 aan.
Als de  van de actieve sleutel leeg is, kan de
sleutel alsnog als een passieve sleutel worden
gebruikt.
4
3
Fig 35
2
X
7
Fig 36
68
Herstelmodus voor key-on met passieve
sleutel en/of actieve sleutel met lege 
De actieve sleutel (3) met een lege  en de
passieve sleutel (4) hebben een bereik van enkele cm
(in), dus het is noodzakelijk om één van de twee
sleutels heel dichtbij te plaatsen en in
overeenstemming met het symbool (X) van de
Handsfree-sleutel op de kuip (7); dit symbool,
weergegeven op de kuip (7), boven de koplamp aan
de voorkant van de   de
aanwezigheid van de antenne (2, Fig 32) onder de
kuip (7) zelf aan.
4
3
Fig 37
X
7
X
Fig 38
69
Als de uitvoering van de beschreven procedure
 in een negatief resultaat, waardoor zowel
de actieve (3) of passieve (4) sleutels niet worden
gedetecteerd door het Handsfree-systeem, dient
als volgt te werk te worden gegaan.
Demonteer de kuip (7) en plaats de actieve (3) of
passieve (4) sleutels op het symbool (Y) van de
Handsfree-sleutels die is bedrukt op de plaat (8) die
de kuip (7) ondersteunt.
Belangrijk
Key-on vond plaats in de passieve modus, u
 15 seconden om de motor in te schakelen;
anders  u een automatische  door het
verwijderen van de sleutel uit het symbool (X) van de
Handsfree-sleutel op de kuip (7).
7
Fig 39
8
Y
Fig 40
70
Het mechanische deel (A) van de sleutel (3) wordt
gebruikt voor het openen van de tankdop en het
sluiten van het zadel en de tassen. De metalen baard
(A) van de sleutel (3)  verborgen in de sleutel, tot
u op de knop (B) drukt.
Opmerkingen
Als bij het  in "key-on" en "motor 
na  seconden de actieve sleutel (3) niet
gedetecteerd wordt, zal het  automatisch
uitgeschakeld worden zonder dat de bestuurder een
handeling  uit te voeren.
3
B
A
Fig 41
71
 m.b.v. de actieve sleutel en de
knop op het stuur
Key-on wordt bereikt als de knop (6) op het stuur
wordt ingedrukt en de actieve sleutel (3) aanwezig is.
Opmerkingen
In het geval van een actieve sleutel (3) met een
lege  raadpleeg de paragraaf “Herstelmodus
voor key-on met passieve sleutel en/of actieve
sleutel met lege 
 wordt bereikt als de knop (6) op het stuur,
ook zonder actieve sleutel (3), wordt ingedrukt en
alleen als de snelheid 0 km/h is.
6
Fig 42
3
Fig 43
72
 met de toets op het
Handsfree-blok en de actieve sleutel
Key-on wordt bereikt als de knop (1) op het
Handsfree-blok, wordt ingedrukt en de actieve
sleutel (3) aanwezig is.
 wordt bereikt als de knop (1) op het
Handsfree-blok, ook zonder de sleutel (3), wordt
ingedrukt.
Opmerkingen
In het geval van een actieve sleutel (3) met een
lege  raadpleeg de paragraaf “Herstelmodus
voor key-on met passieve sleutel en/of actieve
sleutel met lege 
1
Fig 44
3
Fig 45
73
 m.b.v. de knop op het stuur
met passieve sleutel
Key-on wordt bereikt als de grijze knop (6) op het
stuur wordt ingedrukt en de passieve sleutel (4)
aanwezig is.
Opmerkingen
Voor key-on met passieve sleutel (4), raadpleeg
de paragraaf "Herstelmodus voor key-on met
passieve sleutel en/of actieve sleutel met lege

 wordt bereikt als de grijze knop (6) op het
stuur, ook zonder de sleutel (4), wordt ingedrukt en
alleen als de snelheid 0 km/h is.
6
4
Fig 46
74
 met het handsfree-systeem
met passieve sleutel
Key-on wordt bereikt als de knop (1) op het
handsfree-blok wordt ingedrukt en de passieve
sleutel (4) aanwezig is.
Opmerkingen
De passieve sleutel (4) moet dicht in de 
en in overeenkomst met het symbool (X) van de
Handsfree-sleutel, bij de antenne (2), onder de kuip
(7), worden geplaatst.
 wordt bereikt als de knop (1) op het
Handsfree-blok, ook zonder de sleutel (4), wordt
ingedrukt.
1
4
Fig 47
2
X
7
Fig 48
75
 met pincode (uitschakelen
immobilizer)
Key-on wordt bereikt als op de knop (1) op het
Handsfree-blok wordt gedrukt, zonder dat de
actieve (3) en passieve (4) sleutels aanwezig zijn, en
de pincode op het scherm van het
instrumentenpaneel wordt ingevoerd.
 wordt bereikt als de knop (6) op het stuur
wordt ingedrukt.
Telkens na  moet bij de volgende Key-on, als
er geen sleutels aanwezig zijn, de pincode worden
ingevoerd.
De pincode moet door de eigenaar worden
ingevoerd zodra de  is ontvangen.
Zonder pincode is de functie niet mogelijk.
Als de Handsfree-knop (1) wordt ingedrukt, schakelt
het instrumentenpaneel de achtergrondverlichting
en het ronde display in, zodat de 4-cijferige pincode
kan worden ingevoerd.
Als de juiste pincode wordt ingevoerd, wordt het
instrumentenpaneel verlicht en kan de motor
worden 
De pincode moet binnen 120 seconden worden
ingevoerd; gedurende deze periode vindt
automatisch de  plaats.
1
Fig 49
4
3
Fig 50
76
PINCODE invoeren om  te
deblokkeren
Met deze functie kan het  "tijdelijk" worden
ingeschakeld als het HF-systeem (Handsfree-
systeem) "haperingen" 
Druk op de Handsfree knop (1) om de functie te
kunnen activeren als u het  niet met behulp
van de normale  kunt inschakelen.
Het instrumentenpaneel  de pagina voor
het invoeren van de deblokkeringscode pincode
nadat op de knop is gedrukt.
Raadpleeg de procedure "Deblokkering 
met pincode".
Belangrijk
Raadpleeg een erkende Ducati Garage om het
probleem zo snel mogelijk te laten verhelpen, als u
het  op deze manier moet 
1
Fig 51
77
De actieve sleutel bevat een  (3) die u moet
vervangen als bij de inschakeling van het
instrumentenpaneel onder de symbolen sleutel en
 het bericht "low level" wordt weergegeven.
Opmerkingen
In deze situatie verdient het aanbeveling om de
 zo snel mogelijk te vervangen.
Als de lading onder een bepaalde waarde daalt,
werkt de sleutel alleen als passieve sleutel: in dit
geval zal op het instrumentenpaneel geen enkel
bericht worden weergegeven.
Let op
Rijd niet met de sleutel (actief of passief) in het
slot van de tankdop of in het slot van het zadel; de
sleutel kan er uit schieten en mogelijk gevaar
opleveren. Bovendien kan bij stoten het
mechanische deel van de sleutel en het circuit in de
sleutel beschadigen.
Ook kunnen bij een rit in regenachtig weer, bij
ingestoken sleutel, beschadigen ontstaan aan het
circuit in de sleutel.
Laat de sleutel niet ingestoken tijdens het wassen
van het  omdat beschadigingen kunnen
ontstaan omdat de sleutel niet waterdicht is.
CLOSE
CL6
598.1.036.1F
R-C-AD1-CL6-904
FCCID:T8VCL6-904
IC: 6505A-I7-05543
ANATEL:05429-17-05543
ASAHI DENSO CO., LTD.
MADE IN JAPAN
YYYYMMDD
S: XXXXXXXX
-904
OPEN
3
Fig 54
Fig 55
79
Vervangen van de accu
Let op
Symbool (A) duidt op voorzichtigheid bij het
verwijderen van de  van de sleutel.
Let op
Explosiegevaar in het geval dat de 
verkeerd wordt vervangen. Vervang de 
uitsluitend door hetzelfde type  of een
 type.
Let op
Stel de sleutel niet bloot aan hoge
temperaturen, bijvoorbeeld bovenop het
instrumentenpaneel en in direct zonlicht.
Let op
Dit symbool (B) licht de gebruiker in dat de
documentatie van de apparatuur belangrijke
aanwijzingen voor het gebruik en het onderhoud
bevat.
Opmerkingen
Na het vervangen van de  hoeven de
sleutels niet opnieuw te worden geprogrammeerd.
CLOSE
CL6
598.1.036.1F
R-C-AD1-CL6-904
FCCID:T8VCL6-904
IC: 6505A-I7-05543
ANATEL:05429-17-05543
ASAHI DENSO CO., LTD.
MADE IN JAPAN
YYYYMMDD
S: XXXXXXXX
-904
OPEN
CLOSE
CL6
598.1.036.1F
R-C-AD1-CL6-904
FCCID:T8VCL6-904
IC: 6505A-I7-05543
ANATEL:05429-17-05543
ASAHI DENSO CO., LTD.
MADE IN JAPAN
YYYYMMDD
S: XXXXXXXX
-904
OPEN
D
1
B
A
Fig 56
80
Demonteer de achterste plastic kap (1) van de greep
door het naar voren te duwen en omhoog te halen,
zie de afbeeldingen.
Nadat u de plastic omhulsels hebt verwijderd,
gebruikt u een munt van een geschikte  die in
de sleuf (2) op de  (3) wordt aangebracht, en
draait u deze rechtsom om hem te verwijderen (zoals
aangegeven door de indicatie "OPEN" op de 
zelf).
Neem de  (3) uit en vervang hem door een
nieuw exemplaar.
Let op
De  niet inslikken. Gevaar voor
chemische brandwonden.
Dit product bevat een  Als de
 wordt ingeslikt kan deze ernstige
inwendige brandwonden veroorzaken en binnen 2
uur dodelijk gevolgen hebben.
Wendt u onmiddellijk tot een  als u vermeent dat
de  zijn ingeslikt of in een willekeurig deel
van het lichaam terecht zijn gekomen.
1
Fig 57
CLOSE
CL6
598.1.036.1F
R-C-AD1-CL6-904
FCCID:T8VCL6-904
IC: 6505A-I7-05543
ANATEL:05429-17-05543
ASAHI DENSO CO., LTD.
MADE IN JAPAN
YYYYMMDD
S: XXXXXXXX
-904
OPEN
3
2
Fig 58
81
Plaats de nieuwe  (3) in zijn behuizing met de
sleuf (2) naar boven gericht.
Gebruik een munt van de juiste  die in de
sleuf (2) is aangebracht en draai de  (3) tegen
de klok in om deze vast te  (zoals aangegeven
met "CLOSE" op de  zelf).
Belangrijk
Gebruik alleen het voorgeschreven

CLOSE
CL6
598.1.036.1F
R-C-AD1-CL6-904
FCCID:T8VCL6-904
IC: 6505A-I7-05543
ANATEL:05429-17-05543
ASAHI DENSO CO., LTD.
MADE IN JAPAN
YYYYMMDD
S: XXXXXXXX
-904
OPEN
3
2
Fig 59
82
Breng de achterste plastic kap (1) opnieuw aan. Druk
deze voorzichtig vast, zie afbeelding.
Breng het lipje (D) op diens plaats aan.
Controleer of de kap goed is gesloten en dus of de
sleutel goed is gesloten.
CLOSE
CL6
598.1.036.1F
R-C-AD1-CL6-904
FCCID:T8VCL6-904
IC: 6505A-I7-05543
ANATEL:05429-17-05543
ASAHI DENSO CO., LTD.
MADE IN JAPAN
YYYYMMDD
S: XXXXXXXX
-904
OPEN
1
D
Fig 60
D
Fig 61
83
Immobilizer systeem
Om de  beter tegen diefstal te
beschermen, is deze voorzien van een elektronisch
systeem dat de motor  (IMMOBILIZER) en
dat automatisch geactiveerd wordt op het moment
dat u het instrumentenpaneel uitschakelt.
Elke sleutel bevat in zijn greep een elektronisch
systeem dat tot taak  om een signaal te
moduleren. Dit signaal wordt tijdens het 
verzonden naar een speciale antenne in de kuip. Dit
signaal is een "wachtwoord" dat  als de motor
wordt ingeschakeld. Dankzij dit signaal wordt de
sleutel door de regeleenheid herkend waarna u de
motor kunt 
De sleutels laten bijmaken
De klant moet alle sleutels in zijn/haar bezit met zich
meenemen als hij/zij zich voor het laten bijmaken
van extra sleutels tot het servicenetwerk van Ducati
richt.
Het servicenetwerk van Ducati slaat in dit geval de
nieuwe en de al bestaande sleutels in het bezit van
de klant op.
Het servicenetwerk van de Ducati kan de klant
vragen om aan te tonen dat hij/zij de daadwerkelijke
eigenaar/eigenares van de  is.
De codes van de sleutels die niet tijdens het opslaan
worden gepresenteerd, zullen uit het geheugen
worden gewist. Op deze manier wordt gewaarborgd
dat eventueel verloren sleutels de motor niet
kunnen 
84
Deblokkering  met pincode
U kunt het  tijdelijk ontgrendelen door in het
instrumentenpaneel uw pincode in te voeren als het
systeem voor de herkenning van de sleutel niet
 of de sleutel een storing 
Als de PIN CODE-functie geactiveerd is, worden op
het display het kader met daarin "INSER PIN" en vier
nullen ("0") voor het invoeren van de deblokkeercode
"PIN CODE" weergegeven.
85
Code invoeren:
1) Druk op de knop (4), slechts één cijfer wordt
aangeduid als "0" aangegeven;
2) met een druk op de knop (2) neemt het cijfer met
een stap (+ 1) toe tot "9" bereikt is en zal
vervolgens weer bij "0" beginnen;
3) met een druk op de knop (1) neemt het nummer
met een stap (- 1) af tot "1" bereikt is en zal
vervolgens weer bij "0" beginnen;
4) bevestig het cijfer met een druk op de knop (4).
Herhaal de handelingen tot u de vier cijfers van de
PINCODE ingevoerd en bevestigd 
INSER PIN 0000
INSER PIN 2000
INSER PIN 2600
INSER PIN 2630
INSER PIN 2639
42
1
Fig 62
86
Met een druk op de knop (4) ter bevestiging van het
vierde en laatste cijfer:
zal het instrumentenpaneel drie seconden lang
"PIN CODE WRONG" weergeven als de
ingevoerde pincode niet juist is. Vervolgens
worden opnieuw de vier nullen ("0")
weergegeven en kunt u de pincode nogmaals
invoeren. Het mogelijke aantal pogingen wordt
bepaald door een vastgestelde tijd van twee
minuten.
als de PINCODE juist is,  het
instrumentenpaneel drie seconden lang "PIN
CODE CORRECT" weer. Vervolgens wordt het
"standaardscherm" weergegeven.
Belangrijk
Raadpleeg een erkende Ducati Garage om het
probleem zo snel mogelijk te laten verhelpen, als u
het  op deze manier moet 
PIN CODE WRONG
Fig 63
PIN CODE CORRECT
Fig 64
87
De koppelinghendel
De koppelinghendel (1) is uitgerust met een knop (2)
waarmee men de afstand tussen de hendel zelf en
de knop op het stuur kan afstellen. Deze afstand is
afgesteld op 10 klikken van de knop (2). Als rechtsom
wordt gedraaid, wordt de hendel verder van de
gashendel verwijderd. Andersom, naar links, zet u de
hendel dichterbij. De transmissie van de motor naar
de koppeling en dus het aandrijfwiel wordt
onderbroken op het moment dat u de
koppelinghendel (1) intrekt. Het gebruik van de
koppelinghendel is heel belangrijk tijdens alle
rijfasen, maar vooral tijdens de 
Let op
De koppelinghendel dient te worden afgesteld
terwijl de  stilstaat.
Belangrijk
Als u de koppelinghendel op een correcte
manier gebruikt, gaat de motor langer mee en
voorkomt u beschadigingen aan de
transmissiedelen.
Opmerkingen
Het is mogelijk de motor te  met de
standaard open en de versnelling in de vrijstand,
maar ook met de versnelling ingeschakeld, waarbij
de koppelingshendel aangetrokken moet blijven (in
dit geval moet de standaard gesloten zijn alvorens
de versnelling in te schakelen).
12
Fig 65
88
De gashendel
Met de draaibare knop (1) op de rechterkant van het
stuur worden de kleppen van het gasklephuis
geopend. Als de knop wordt losgelaten,  deze
automatisch terug in de oorspronkelijke minimum
stand.
1
Fig 66
89
De hendel van de voorrem
Als men de hendel (1) in de richting van de gashendel
trekt, remt men met de voorrem. Lichtjes trekken is
voldoende, omdat dit mechanisme hydraulisch
werkt.
De bedieningshendel (1) is uitgerust met een knop
(2) waarmee men de afstand tussen de hendel en de
knop op het stuur kan afstellen.
Deze afstand is afgesteld op 10 klikken van de knop
(2).
Door de hendel naar rechts te draaien, zet u deze
verder van de gasknop af. Andersom, naar links, zet u
de hendel dichterbij.
1 2
Fig 67
90
Het pedaal van de achterrem
Activeer de achterrem door het pedaal (1) met de
voet omlaag te drukken.
Het bedieningssysteem werkt hydraulisch.
1
Fig 68
91
Het versnellingspedaal
Het versnellingspedaal  een tussen-ruststand
N met automatische terugkeer. Het
versnellingspedaal bevindt zich in deze stand als het
lampje N op het instrumentenpaneel gaat branden.
Het pedaal kan worden verzet:
naar beneden = het pedaal indrukken om in de 1e
versnelling te komen en om terug te schakelen.
Hierdoor gaat het lampje N op het
instrumentenpaneel uit;
naar boven = het pedaal omhoog laten komen
om de 2de en respectievelijk de 3de, 4de, 5de en
6de versnelling in te schakelen.
Elke pedaalstand komt telkens overeen met een
versnelling.
N
1
6
5
4
3
2
Fig 69
92
De stand van het versnellingspedaal
en het achterrempedaal afstellen
Opmerkingen
De stand van het versnellingspedaal op het
 kan worden gewijzigd: wendt u voor
deze afstelling tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage.
Fig 70
Fig 71
93

Voorzorgsmaatregelen tijdens de
inrijperiode van de 
Maximum toerental
Voorgeschreven toerental tijdens inrijden en
normaal gebruik:
1) Tot 1000 km (621 mi);
2) Tussen 1000 km (621 mi) en 2500 km (1553 mi).
Tot 1000 km (621 mijl)
Tijdens de eerste 1000 (621 mi) km dient men de
toerenteller in de gaten te houden. De snelheid niet
overschrijden van: 5.500÷6.000 min-1 mag absoluut
niet worden overschreden.
Tijdens de eerste uren van het inrijden van de
 is het aangeraden om de belasting en het
toerental  te wijzigen, binnen de
voorgeschreven limieten.
Met name wegen met veel bochten en hellingen,
waarop de motor, de remmen en de ophangingen
goed kunnen inlopen, zijn geschikt.
Tijdens de eerste 100 km (61 mi) en met name tijdens
het remmen is voorzichtigheid geboden: voorkom
dat u bruusk en lang remt om het wrijvingsmateriaal
op de remblokken de kans te geven gelijkmatig af te
slijten.
Om alle mechanische delen  de kans te
geven hun bewegingen op elkaar af te stemmen en
met name om de belangrijkste motororganen nooit
in gevaar te brengen, raden wij aan niet bruusk te
versnellen en de motor niet te lang op het hoogste
toerental te laten draaien. Voorkom dit met name op
hellingen.
Bovendien wordt het aanbevolen om de aandrijfriem
regelmatig te controleren.
94
Controleren voor het 
Let op
Als u de motor niet  voordat u
 kan deze zwaar beschadigd raken en lopen
bestuurder en bijrijder kans op ernstige
verwondingen.
Voordat u begint te rijden, dient u de volgende
punten te controleren:
DE BRANDSTOF IN DE BRANDSTOFTANK
Controleren hoeveel brandstof er in de tank zit.
Indien nodig, tanken (“Brandstof tanken").
HET MOTOROLIEPEIL
Controleer het peil in de  door middel van
het  Indien nodig, bijvullen
(“Motoroliepeil controleren”).
REM- EN KOPPELINGVLOEISTOF
Controleer het vloeistofpeil in de
respectievelijke tanks (“Rem- en
koppelingvloeistofpeil controleren").
KOELVLOEISTOF
Controleer het vloeistofpeil in het expansievat;
indien nodig, bijvulen (“Koelvloeistof
controleren en eventueel bijvullen").
STAAT VAN DE BANDEN
Controleer de spanning en de slijtage van de
banden (“Banden”).
FUNCTIONERING VAN DE BEDIENINGEN
Controleer of de hendels en pedalen van
remmen, koppeling, gas en versnelling correct
werken.
LAMPEN EN SIGNALEN
Controleer of de lampen voor verlichting en
signalering goed werken en of de claxon goed
 Wend u tot een Dealer of een
Erkende Ducati Garage als de lampen niet
functioneren.
SLOTEN
Controleer de vergrendeling van de tankdop
(“Dop  en het zadel (“Zadelslot”).
STANDAARD
Controleer of de zijstandaard goed opent en
sluit en controleer de positie ervan
(“Zijstandaard”).
95
ABS-lampje
Na Key-on  het ABS-lampje branden.
Het waarschuwingslampje gaat uit als u de snelheid
van 5 km/h (3.12 mph) overschrijdt om te bevestigen
dat het ABS-systeem correct 
Let op
Stel in het geval van onregelmatigheden het
 uit en neem contact op met een Dealer of
een Erkende Ducati Garage.
96
ABS
Controleer of de meetwielen voor (1) en achter (2)
goed schoon zijn.
Let op
Als de  bedekt zijn, werkt het
ABS-systeem niet correct. Op erg modderige wegen
is het raadzaam om het ABS-systeem uit te
schakelen omdat deze plots verkeerd kan gaan
werken.
Let op
Door een langdurige wheelie kan het ABS-
systeem worden uitgeschakeld.
1
Fig 72
2
Fig 73
97
Motor  / uitschakelen
Let op
Zorg ervoor dat u de bedieningsorganen kent
die u tijdens het rijden nodig 
Let op
Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte.
De uitlaatgassen zijn  en kunnen
bewusteloosheid of binnen zeer  tijd zelfs een
dodelijke afloop tot gevolg hebben.
Verricht "key-on" (inschakeling van het "handsfree-
systeem" en alle elektronische systemen) door de
rode schakelaar (1) op het rechterdeel van het stuur
omhoog te drukken en op de knop (2) te drukken als
de actieve of passieve sleutel aanwezig is. Het
instrumentenpaneel verricht de initialisatie en de
controle van de systemen door alle lampjes een
enkele seconden lang van beneden naar boven in te
schakelen. Na deze controle mogen uitsluitend het
groene lampje (3) en het rode lampje (4) blijven
branden.
1
1
2 2
Fig 74
3 4
Fig 75
98
Let op
De zijstandaard moet ingeklapt zijn (ruststand,
horizontaal), omdat anders de veiligheidssensor het
 onmogelijk maakt.
Na de "key-on", zonder dat de motor is 
verricht het systeem automatisch de  als
binnen 10 seconden de aanwezigheid van de actieve
sleutel niet wordt gedetecteerd.
Opmerkingen
De  kan  worden als de
zijstandaard uitgeklapt is en de koppeling in zijn vrij
staat, of als de koppeling is ingeschakeld en de
koppelingshendel ingetrokken wordt (in dit geval
moet de zijstandaard ingeklapt zijn).
Leg de knop (5) bloot door de rode schakelaar (1)
omhoog te verplaatsen.  de motor door op de
knop (5) te drukken.
1
1
5
Fig 76
99
Belangrijk
Breng de motor niet op een hoog toerental als
deze koud is. Wacht tot de olie warm is en tot alle
punten die dit nodig hebben hiermee zijn gesmeerd.
Let op
Het te lang laten draaien van de motor als het
 stilstaat, kan leiden tot schade door
 als gevolg van onvoldoende koeling.
Laat de motor niet onnodig draaien als het 
stilstaat. Ga meteen na het  rijden.
Het rode oliedruklampje (4, Fig 75) moet enkele
seconden nadat de motor is aangeslagen weer uit
gaan.
De motor kan worden uitgeschakeld door de rode
toets (1) op het stuur op RUN OFF te schakelen.
Raadpleeg ook het hoofdstuk “Handsfree-systeem
voor de inschakeling van het “handsfree-systeem
en voor alle elektronische systemen.
1
1
Fig 77
100
Belangrijk
Omstandigheden die de correcte werking van
het handsfree-systeem kunnen beïnvloeden.
Het is mogelijk dat de draadloze afstandsbediening
in de volgende situaties niet optimaal werkt.
In de nabijheid van tv-torens, radiozenders,
elektriciteitscentrales, vliegvelden,
benzinestations of andere faciliteiten die sterke
radiogolven uitzenden.
In aanwezigheid van draagbare radio’s, mobiele
telefoons of andere draadloze communicatie-
apparatuur.
In de nabijheid van draadloze sleutels.
Als een draadloze sleutel in contact komt met of
bedekt wordt door een metalen voorwerp.
Als er in de omgeving een draadloze sleutel (die
radiogolven uitzendt) wordt gebruikt.
Als er zich een draadloze sleutel in de nabijheid
van een elektrisch apparaat, zoals een PC,
bevindt.
Positie van het handsfree-blok (7).
Positie van de antenne (6).
7
Fig 78
6
Fig 79
101
De   en ermee
rijden
1) Zet de zijstandaard omhoog tot hij horizontaal
staat.
2) Ontkoppel de koppeling met de
bedieningshendel.
3) Duw de versnellingshendel in met de punt van
uw voet en een besliste beweging om deze in
eerste versnelling te 
4) Geef gas met behulp van de gashendel en laat
 langzaamaan de koppelinghendel
los. Het  begint te rollen.
5) Laat de koppelingshendel helemaal los en geef
gas.
6) Om over te schakelen naar een hogere
versnelling, de gashendel helemaal sluiten voor
een lager toerental, de koppelinghendel
intrekken, het versnellingspedaal naar boven
duwen en de koppelinghendel loslaten. U kunt
als volgt van een hogere naar een lagere
versnelling terugschakelen: laat de gashendel
los, trek de koppelinghendel in, geef even gas
om alle tandwielen te synchroniseren, schakel
terug naar een lagere versnelling en laat de
koppelinghendel los.
Gebruik de bedieningen op passende wijze en tijdig:
op een helling, wanneer de  snelheid
 dient u onmiddellijk naar een lagere
versnelling terug te schakelen. Doet u dit niet, dan
onderwerpt u het hele  (en niet alleen de
motor) aan vreemde overbelastingen.
Let op
Niet plotseling gas geven: u kunt de motor
"verzuipen" en de transmissiedelen forceren. Laat de
koppeling niet uit staan tijdens het rijden: dit kan tot
 en dus overmatige slijtage van alle
wrijvingsorganen leiden.
Let op
Door een langdurige wheelie kan het ABS-
systeem worden uitgeschakeld.
102
Remmen
Rem tijdig af, schakel terug om de rem op de motor
te gebruiken en rem vervolgens met beide remmen
af. Voordat de  stilstaat, de
koppelinghendel intrekken om te voorkomen dat de
motor plotseling afslaat.
103
ABS-systeem
Voor remmen in moeilijke situaties is veel
rijdeskundigheid nodig. Remmen is één van de
moeilijkste en gevaarlijkste momenten tijdens het
besturen van een tweewieler: het gevaar voor vallen
of ongevallen is op dit moment immers aanzienlijk
groter dan in alle andere gevallen. Als het voorwiel
wordt geblokkeerd, ontbreekt de stabiliserende
werking van de wrijvingselementen, waardoor men
de controle over het  verliest.
Om de volledige remkracht van de  in alle
noodsituaties, op moeilijke terreinen of in moeilijke
klimaatomstandigheden te  werd het
ABS-systeem ontwikkeld om blokkering van de
wielen (ABS) tegen te gaan.
Dit is een elektrisch-hydraulisch mechanisme dat de
druk in het remcircuit  op het ogenblik
waarop de regeleenheid, welke de gegevens
afkomstig van de sensoren op de wielen 
bepaalt dat het/de wiel(en) 
Door een afname van de druk in het remcircuit kan
het wiel blijven draaien, waardoor een optimale
wegligging behouden 
Vervolgens herstelt de regeleenheid de druk in het
remcircuit en wordt de afremmende werking
hersteld. Deze cyclus wordt herhaald tot het
probleem volledig is verdwenen.
Als het mechanisme tijdens het remmen in werking
treedt, kan dit worden waargenomen door een lichte
pulserende weerstand in het rempedaal en de
remhendel. Het beheer van de reminstallaties voor
en achter vindt gescheiden plaats.
Het op de Diavel aanwezige ABS-systeem bevat
tevens de cornering”-functie. Deze functie voorziet
de ABS-functie ook bij hellende motor en dus
worden de reminstallaties voor en achter ook bij de
inclinatie van het  beheerd. Deze functie
voorkomt binnen de fysieke limieten van het
 en de omstandigheden van de weg dat de
wielen geblokkeerd raken en gaan slippen.
Mocht u dit willen, dan kan het systeem op het
instrumentenpaneel gedeactiveerd worden door het
niveau op OFF te plaatsen in de Riding Mode die u
wilt deactiveren.
104
Let op
Door een exclusief gebruik van één van de twee
reminrichtingen neemt het remvermogen van de
 af.
Niet bruusk en overmatig hard met de voorrem
remmen. Het achterwiel van het  kan
omhoog komen  UP) en u kunt de controle over
het stuur van uw  verliezen (als het ABS is
ingeschakeld).
Als het regent of wanneer men over glad wegdek
rijdt, is het remvermogen aanzienlijk minder. Rem in
deze gevallen zachtjes en voorzichtig. Door
plotselinge bewegingen te maken, kan het zijn dat u
de macht over het  verliest.
Op lange en steile hellingen is het beter op de motor
af te remmen, terug te schakelen en de remmen
afwisselend en  te gebruiken: door een continu
gebruik van de remmen zal het wrijvingsmateriaal
oververhit raken en kan vapour lock (kokende
remvloeistof) zich voordoen, waardoor het
remvermogen aanzienlijk afneemt.
Een lagere of hogere bandenspanning dan
voorgeschreven  het remvermogen, de
hanteerbaarheid en de wegligging in de bocht van de

105
De  
Snelheid verminderen, terugschakelen en de
gashendel loslaten. Naar de eerste versnelling
terugschakelen en dan de versnelling in de neutrale
stand 
Remmen en de  tot stilstand brengen.
Schakel de motor uit door de rode schakelaar (1)
omlaag te drukken.
Verricht de  van het  door op de knop
(2) te drukken.
2
1
Fig 80
106
Parkeren
Parkeer de uitgeschakelde  op de
zijstandaard. Zet het stuur rechtsom of linksom in de
uiterste stand. U kunt het stuurslot activeren als
deze handeling binnen 60 seconden na het
uitschakelen van de motor verricht.
Als u het stuurslot binnen deze tijd wilt activeren,
draai het stuur helemaal naar links of helemaal naar
rechts en houd de knop (1) 3 seconden lang
ingedrukt. Na 1 seconde wordt 2 seconden lang op
het display het bericht "KEEP PRESSED TO LOCK"
weergegeven. Vervolgens wordt het stuurslot
geactiveerd.
1
Fig 81
KEEP
PRESSED
TO LOCK
Fig 82
107
Aanduiding geen sleutel gevonden (bij 

Deze functie  aan dat het stuurslot niet kan
worden geactiveerd, aangezien de sleutel niet is
waargenomen.
Aanduiding op het display "NO KEY DETECTED".
NO KEY
DETECTED
Fig 84
109
Tanken
Niet te veel brandstof in de tank doen. Het
brandstofpeil moet onder de vulopening in de holte
van de dop blijven.
Let op
In extreme gevallen kan de druk van de brandstof in
de tank leiden tot het  van brandstof
tijdens het openen van de dop.
Open de dop altijd langzaam en voorzichtig.
Als een sissend geluid wordt gehoord bij het openen
van de dop, wacht dan tot het gesis stopt alvorens de
dop volledig te openen.
Dit geluid is te wijten aan de afvoer van restdruk
vanuit de  Wanneer dit geluid
ophoudt, betekent dit dat de restdruk volledig is
afgevoerd.
De hierboven beschreven situatie is waarschijnlijker
bij warme klimaatomstandigheden.
Let op
Gebruik een brandstof met een laag
loodgehalte en een minimum octaangetal 95.
Fig 85
110
Let op
Het  is uitsluitend compatibel met
brandstof met een maximum ethanolgehalte van
10% (E10).
Het gebruik van benzine met een ethanolgehalte
van meer dan 10% is verboden. Het gebruik van een
dergelijke brandstof kan ernstige schade aan de
motor en de onderdelen van de 
veroorzaken. U verliest het recht op garantie als u
benzine met een ethanolgehalte van meer dan 10%
gebruikt.
111
Brandstoflabel
Het aangeduide label  de aanbevolen
brandstof voor dit 
1) De referentie E5 op het label  het gebruik aan
van benzine met een maximaal zuurstofgehalte van
2,7 gewichtsprocent en een maximaal
ethanolgehalte van 5% vol, volgens EN 228.
2) De referentie E10 op het label  het gebruik
aan van benzine met een maximaal zuurstofgehalte
van 3,7 gewichtsprocent en een maximaal
ethanolgehalte van 10% vol, volgens EN 228.
1
2
Fig 86
112
Meegeleverde accessoires
Onder het zadel (1) is de gereedschapsset (2)
bevestigd, bestaande uit:
een zekeringtang;
schroevendraaier;
een handgreep voor de schroevendraaier;
een ringsleutel van 14/16 mm (0.55/0.63 inch);
een ringsleutel van 8/10 mm (0.31/0.39 inch);
Inbussleutel 3 mm (0.12 inch);
Inbussleutel 5 mm (0.20 inch);
Inbussleutel 6 mm (0.24 inch).
Verwijder het zadel (1) voor toegang tot de ruimte
eronder.
1
2
Fig 87
113
Instrumentenpaneel
(Dashboard)
Instrumentenpaneel
1) Display.
2) LAMPJE VRIJLOOP N (GROEN).
Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
3) LAMPJE CRUISECONTROL (GROEN)
Gaat branden om aan te geven dat het
Cruisecontrol-systeem werkt.
4) LAMPJE GROOTLICHT (BLAUW).
Gaat branden als het grootlicht of de flash is
ingeschakeld.
5) LAMPJE BRANDSTOFRESERVE
(AMBERGEEL).
Gaat branden als de tank in
brandstofreservetoestand is (zie hoofdstuk Tanken).
6) LAMPJE RICHTINGAANWIJZERS (GROEN).
Het lampje gaat branden en  als de
richtingaanwijzer is ingeschakeld.
7) LAMPJE MOTOROLIEDRUK (ROOD).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het lampje moet
gaan branden bij "KEY-ON", maar moet enkele
seconden na het  van de motor uitgaan. Soms
kan dit lampje even gaan branden als de motor erg
heet is geworden. Het lampje moet echter uitgaan
zodra het toerental toeneemt.
Belangrijk
Gebruik de  niet als het lampje
MOTOROLIE  branden. Hiermee kunt u de
motor beschadigen.
114
8) DTC-LAMPJE (AMBERGEEL).
Het lampje  de activering of deactivering van het DTC-systeem aan.
Snelheid lager dan 5 Km/h (3 mph)
Lampje uit Lampje knipperend Lampje brandt
DTC ingeschakeld en werkend DTC ingeschakeld maar werkt nog
niet omdat het geïnitialiseerd
wordt of omdat de prestaties be‐
perkt 
DTC uitgeschakeld en/of functio‐
 niet wegens een storing in de
BBS-regeleenheid
Snelheid hoger dan 5 Km/h (3 mph)
Lampje uit Lampje knipperend Lampje brandt
DTC ingeschakeld en werkend DTC ingeschakeld maar met een
storing in het systeem dat voor de
beperkte prestaties zorgt
DTC uitgeschakeld en/of functio‐
 niet wegens een storing in de
BBS-regeleenheid
9) LAMPJE "DIAGNOSE MOTOR/VOERTUIG - MIL" (AMBERGEEL).
Het lampje gaat continu branden wanneer er een fout in het beheer van de motor optreedt. 
langzaam,  sterke versnellingen en inhaalmanoeuvres, breng het  naar een erkende
Ducati garage om de storing te 
Het knipperende lampje wordt geactiveerd om een kritieke fout voor de emissies aan te geven dat
schade aan de katalysator kan veroorzaken. Laat het  indien  ophalen en laat de sto‐
ring  door een erkende Ducati garage en  in ieder geval langzaam,  sterke ver‐
snellingen en inhaalmanoeuvres.
115
10) ABS-LAMPJE (AMBERGEEL).
 de status van de ABS-functie aan.
Snelheid lager dan 5 Km/h (3 mph)
Lampje uit Lampje knipperend Lampje brandt
- ABS ingeschakeld maar werkt nog
niet omdat het geïnitialiseerd
wordt of omdat de IMU-regeleen‐
heid een storing 
ABS uitgeschakeld, 
niet wegens een storing in de ABS-
regeleenheid
Snelheid hoger dan 5 Km/h (3 mph)
Lampje uit Lampje knipperend Lampje brandt
ABS ingeschakeld en werkend ABS ingeschakeld maar de IMU-
regeleenheid  een storing
waargenomen
ABS uitgeschakeld, 
niet wegens een storing in de ABS-
regeleenheid
11) LAMPJE ALGEMENE STORING (AMBERGEEL).
Gaat branden in het geval van storingen in het  actieve storingen die afkomstig  van andere
regeleenheden dan de motorregeleenheid.
116
Weergave parameters
Bij de inschakeling wordt op het display het logo
DUCATI weergegeven. Vervolgens worden in twee
fases de LED-lampjes ingeschakeld ("initiële
check").
Aan het einde van de controle  het
instrumentenpaneel het hoofdscherm in de CORE-
modus weer. Dit is de standaardweergave voor elke
rijstijl.
De weergavemodus kan met de INFO MODE-
functie in het instellingenmenu worden gewijzigd.
Als het  tijdens de initiële check de snelheid
van 10 km/h (6 mph) (reële snelheid) overschrijdt,
onderbreekt het instrumentenpaneel:
de controle van het display, bovendien wordt het
standaardscherm met de bijgewerkte
informatie weergegeven;
de controle van de lampjes en laat uitsluitend
die lampjes branden die op het moment
daadwerkelijk geactiveerd zijn.
CORE
SET
000Km/h
SPORT
LAP
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
DPL LEVEL 3
TOT 302721 Km
RPM x1000
N
A
Fig 89
119
Het hoofdscherm kent vier verschillende lay-outs:
CORE, TRACK, FULL en CITY.
In de CORE-weergavemodus is de volgende
informatie beschikbaar:
1) Toerentalteller (RPM).
2) Snelheid 
3) Versnelling.
4) Ingestelde rijstijl (Riding Mode).
5) Brandstofpeil.
6) Menu 1: 
 motor, Dagteller 1,
Dagteller 2, Resterende brandstof, Gemiddeld
verbruik, Actueel verbruik, Gemiddelde
snelheid, Reistijd, Buitentemperatuur.
7) Aanduiding Bluetooth.
8) Status Drl-lichten (Auto / Manual).
9) Aanduiding DPL-niveau (gecontroleerde
 uitsluitend geactiveerd tijdens een
gecontroleerde 
10) Aanduiding Cruisecontrol.
11) LAP.
120
SET
000Km/h
SPORT
LAP
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
DPL LEVEL 3
TOT
302721
Km
RPM x1000
N
CORE
A
4
6
9 3 5
2
11
8
10
7
1
Fig 90
121
In de TRACK-weergavemodus is de volgende
informatie beschikbaar:
1) Toerentalteller (RPM).
2) Snelheid 
3) Versnelling.
4) Ingestelde rijstijl (Riding Mode).
5) ABS-niveau.
6) DTC-niveau.
7) DWC-niveau.
8) DQS-status.
9)
10) Menu 1:  LAP Time (uitsluitend
wanneer geactiveerd),
 motor, Dagteller 1,
Dagteller 2, Resterende brandstof, Gemiddeld
verbruik, Actueel verbruik, Gemiddelde
snelheid, Reistijd, Buitentemperatuur.
11) Aanduiding Cruisecontrol.
12) Aanduiding Bluetooth.
13) Status Drl-lichten (Auto / Manual).
14) Aanduiding DPL-niveau (gecontroleerde
 uitsluitend geactiveerd tijdens een
gecontroleerde 
15) LAP.
122
000
N
Km/h
TOT
SET
DPL LEVEL 3
302721 Km
SPORT
LAP
ABS
DTC
DWC
DQS
2
4
5
U/D
10987
6
5
4
3
2
1
TRACK
A
12
8
11
10 7 2 4 5
6
3
1
9
Fig 91
123
In de FULL-weergavemodus is de volgende
informatie beschikbaar:
1) Toerentalteller (RPM).
2) Snelheid 
3) Versnelling.
4) Ingestelde rijstijl (Riding Mode).
5) Brandstofpeil.
6) Klok.
7) Menu 1: 
 motor, Speler On /
 (uitsluitend geactiveerd als de Bluetooth-
module aanwezig is en met minstens één
 verbonden is), Resterende
brandstof, Dagteller 1, Dagteller 2.
8) Menu 2: Gemiddeld verbruik, Actueel verbruik,
Gemiddelde snelheid, Reistijd,
Buitentemperatuur).
9) Aanduiding Cruisecontrol.
10) Aanduiding Bluetooth.
11) Infotainment:  verbonden, Helm
01 verbonden, Helm 02 verbonden,
Navigatiesysteem verbonden.
12) Status Drl-lichten (Auto / Manual).
13) Aanduiding DPL-niveau (gecontroleerde
 uitsluitend geactiveerd tijdens een
gecontroleerde 
14) Infotainment: ontvangen bericht(en), gemiste
oproep.
15) LAP.
124
FULL
000 N
Km/h
P.M.
TOT
SET
DPL 3 - ON
302721 Km
TOURING
LAP
CONS. AVG 5.3 00:00
L/100
10
9
8
7
6
54
3
2
1
A
13
9
8
7
12 2 14 10 5
6
3
15
1
4
11
Fig 92
125
In de CITY-weergavemodus is de volgende
informatie beschikbaar:
1) Snelheid 
2) Versnelling.
3) Ingestelde rijstijl (Riding Mode).
4) Brandstofpeil.
5) Klok.
6) Menu 1: 
 motor, Speler On /
 (uitsluitend geactiveerd als de Bluetooth-
module aanwezig is en met minstens één
 verbonden is), Dagteller 1,
Dagteller 2, Resterende brandstof, Gemiddeld
verbruik, Actueel verbruik, Gemiddelde
snelheid, Reistijd, Buitentemperatuur.
7) Aanduiding Bluetooth
8) Infotainment:  verbonden, Helm
01 verbonden, Helm 02 verbonden,
Navigatiesysteem verbonden, ontvangen
bericht(en), gemiste oproep, Speler + volume,
inkomende oproep, titel muzieknummer.
9) Status Drl-lichten (Auto / Manual).
10) Aanduiding Cruisecontrol.
11) LAP.
126
000 N
Km/h
P.M.
TOT
SET
302721 Km
TOURING
00:00
CITY
A
9
10
8
64
5
1
2
7
3 8
8
8
Fig 93
127
Op het hoofdscherm in de modus CORE kunt u met
een druk op knop (1) van de linker stuurschakelaar de
informatie van Menu 1 weergeven.

 motor;
TRIP 1;
TRIP 2;
RANGE;
Gemiddeld verbruik (CONS AVG);
Actueel verbruik (CONS);
Gemiddelde snelheid (SPEED AVG);
Reistijd (TRIP TIME);
 (T-AIR).
128
SET
000Km/h
SPORT
LAP
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
DPL LEVEL 3
TOT Km
RPM x1000
N
A
302721
CORE
1
4
TRIP 1 RANGETOT TRIP 2
TRIP TIME
CONS. AVG
CONS.
SPEED AVG
T AIR
Fig 94
129
Op het hoofdscherm in de modus TRACK kunt u met
een druk op knop (1) van de linker stuurschakelaar de
informatie van Menu 1 weergeven.

LAP time (uitsluitend wanneer geactiveerd);
 motor;
TRIP 1;
TRIP 2;
RANGE;
Gemiddeld verbruik (CONS AVG);
Actueel verbruik (CONS);
Gemiddelde snelheid (SPEED AVG);
Reistijd (TRIP TIME);
 (T-AIR).
130
000
N
Km/h
TOT
SET
DPL LEVEL 3
302721 Km
SPORT
LAP
10987
6
5
4
3
2
1
TRACK
A
ABS
DTC
DWC
DQS
2
4
5
U/D
1
4
TRIP 1 RANGETOT LAP TRIP 2
TRIP TIME CONS. AVG
CONS.
SPEED AVG
T AIR
Fig 95
131
Op het hoofdscherm in de modus FULL kunt u met
een druk op knop (1) van de linker stuurschakelaar de
informatie van Menu 1 weergeven.

 motor;
PLAYER ON/OFF (uitsluitend geactiveerd als
een  is aangesloten);
RANGE;
TRIP 1;
TRIP 2.
Met een druk op knop (2) van de linker
stuurschakelaar kunt u de informatie van Menu 2
weergeven.
Gemiddeld verbruik (CONS. AVG);
Actueel verbruik (CONS.);
Gemiddelde snelheid (SPEED AVG);
TRIP TIME;
 (T-AIR).
132
000 N
Km/h
P.M.
TOT
SET
DPL 3 - ON
302721 Km
TOURING
LAP
CONS. AVG 5.3 00:00
L/100
10
9
8
7
6
54
3
2
1
A
FULL
1
2
4
TRIP 1RANGETOT PLAYER TRIP 2
1
2TRIP TIME
CONS. AVG CONS. SPEED AVG T AIR
Fig 96
133
Op het hoofdscherm in de modus CITY kunt u met
een druk op knop (1) van de linker stuurschakelaar de
informatie van Menu 1 weergeven.

 motor;
Speler On /  (uitsluitend geactiveerd als de
Bluetooth-module aanwezig is en met minstens
één  verbonden is)
TRIP 1;
TRIP 2;
RANGE;
Gemiddeld verbruik (CONS AVG);
Actueel verbruik (CONS);
Gemiddelde snelheid (SPEED AVG);
Reistijd (TRIP TIME);
 (T-AIR).
134
000 N
Km/h
P.M.
TOT
SET
302721
Km
TOURING
00:00
A
CITY
1
4
TRIP 1 RANGETOT TRIP 2 PLAYER
TRIP TIME CONS. AVG
CONS.
SPEED AVG
T AIR
Fig 97
135
In de weergavemodus FULL slaat het
instrumentenpaneel de instellingen van Menu 1 en
Menu 2 op die op het moment van de KEY-OFF zijn
gebruikt. Bij de volgende KEY-ON worden de eerder
opgeslagen pagina's van Menu 1 en Menu 2
weergegeven.
Mocht de motor plotseling afslaan (plotselinge
onderbreking van de voeding), zal het
instrumentenpaneel bij de volgende KEY-ON de
standaardinstellingen van Menu 1 en Menu 2
weergeven:
standaardpagina Menu 1 = TOT

standaardpagina Menu 2 = RANGE (resterende
brandstof).
In de weergavemodus CORE, TRACK en CITY slaat
het instrumentenpaneel de instellingen van Menu 1
op die op het moment van de KEY-OFF zijn gebruikt.
Bij de volgende KEY-ON wordt de eerder
opgeslagen pagina van Menu 1 weergegeven.
Mocht de motor plotseling afslaan (plotselinge
onderbreking van de voeding), zal het
instrumentenpaneel bij de volgende KEY-ON de
standaardinstellingen van Menu 1 weergeven:
standaardpagina Menu 1 = TOT

136
Houd de knop (4) 2 seconden lang ingedrukt als het
standaardscherm van de ingestelde modus wordt
weergegeven. Nu wordt het instellingenmenu
geopend en kunt u de functies instellen.
Opmerkingen
U kunt het instellingenmenu enkel openen als
de reële snelheid van het  kleiner of gelijk
aan 5 km/h (3 mph) is. Het instrumentenpaneel zal
automatisch het menu afsluiten en het
standaardscherm weergeven als het
instellingenmenu is geopend en de reële snelheid
van het  de limiet van 5 km/h (3 mph)
overschrijdt.
RIDING MODE
SETTING MENU
INFO MODE
LAP
PIN CODE
DRL CONTROL
TIRE CALIBRATION
BACKLIGHT
INFO
EXIT
DATE SET
CLOCK SET
INFO SERTVICE
UNITS SETTING
TURN INDICATORS
BLUETOOTH
4
Fig 98
137
Er wordt een scherm weergegeven waarop u de
deblokkeringscode PIN CODE kunt invoeren als het
instrumentenpaneel de sleutel bij KEY-ON en na de
controle niet herkent en de functie PIN CODE
geactiveerd is. Voer het cijfer van de code in met de
knoppen (1) en (2) en bevestig met de knop (4).
42
1
INSER PIN 0000
Fig 99
138
Hoofdfuncties en secundaire
functies
De volgende functies worden in de gekozen
weergavemodus (CORE, TRACK, FULL, of CITY) op
het standaardscherm weergegeven:
Belangrijkste functies
Toerental TPM
Snelheid 
Brandstofpeil
Rijstijl (Riding Mode)
ABS
DTC
DWC
DQS
Versnelling
Klok
in de menu's worden de volgende functies
weergegeven:
-  (TOT)
- Temperatuur koelvloeistof motor
- Resterende brandstof (RANGE)
- Dagteller 1 (TRIP1)
- Dagteller 2 (TRIP2)
- Reistijd (TRIP TIME)
- Actueel verbruik (CONS)
- Gemiddeld verbruik (CONS. AVG)
- Gemiddelde snelheid (SPEED AVG)
- Buitentemperatuur
- Rondetijd (LAP time)
- LAP time (uitsluitend wanneer geactiveerd)
- Speler On /  (uitsluitend geactiveerd als de
Bluetooth-module aanwezig is en met minstens
één  verbonden is)
Secundaire functies
DRL-status
DPL-status
Infotainment — Bluetooth
Cruisecontrol
Aanduiding onderhoud (SERVICE)
Aanduiding Waarschuwingen / Alarmen
(Warning)
139

Het instrumentenpaneel ontvangt de informatie
over de reële snelheid (berekend in km/h) en 
op het display een waarde, omgerekend naar de
ingestelde meeteenheid (km/h of mph), weer die 5%
groter is.
U ziet "- - -" en de ingestelde meeteenheid, als:
de snelheid = 299 km/h of 186 mph is, of als het
instrumentenpaneel geen informatie over de
snelheid ontvangt ("- - -" branden);
de snelheidssensor achter een fout  ("-
- -" knipperen).
Hier geven we de functie in de CORE-
weergavemodus aangezien de waarden van deze
functie in de TRACK-, FULL- en CITY-weergavemodi
op dezelfde manier worden weergegeven.
Opmerkingen
De laatst ingestelde eenheid  als het
instrumentenpaneel geen informatie ontvangt over
de meeteenheid.
140
CORE
CORE
CORE
299Km/h
SPORT
LAP
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TOT 302721 Km
RPM x1000
6
---Km/h
SPORT
LAP
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TOT 302721 Km
RPM x1000
6
---Km/h
SPORT
LAP
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TOT 302721 Km
RPM x1000
6
186mph
Fig 100
141
Aanduiding versnelling
Het instrumentenpaneel ontvangt informatie over
de versnelling van het  en  de waarde
op het display weer.
De weergegeven waarde  van "1" tot "6" als
een versnelling ingeschakeld is. Als de versnelling in
de vrij staat, zal "N" weergegeven worden.
Knipperend wordt "--" weergegeven als de
versnellingen nog niet zijn ingeleerd of als het
instrumentenpaneel geen gegevens over de
versnelling ontvangt.
Als de versnellingssensor een fout  wordt
"--" niet-knipperend weergegeven.
Hier geven we de functie in de CORE-
weergavemodus aangezien de waarden van deze
functie in de TRACK-, FULL- en CITY-weergavemodi
op dezelfde manier worden weergegeven.
CORE
CORE
1N 2 3 4 5 6 -
10Km/h
SPORT
LAP
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TOT 302721 Km
RPM x1000
-
10Km/h
SPORT
LAP
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TOT 302721 Km
RPM x1000
2
Fig 101
142
De weergave van het toerental van de motor in de
CORE-weergavemodus wijkt af van de weergave in
de TRACK- en FULL-weergavemodus.
In de CITY-weergavemodus wordt het toerental niet
weergegeven.
144
Fig 103
145
Wanneer de waarschuwingsdrempel van de
toerentalbegrenzer bereikt wordt, gaan de
 lampjes branden.
Fig 104
146
Temperatuur koelvloeistof motor
Het instrumentenpaneel ontvangt de informatie
over de temperatuur van de motor (berekend in °C)
en  op het display de waarde in de ingestelde
meeteenheid (°C of °F), de meeteenheid en het
symbool  weer.
Het weergavebereik van de temperatuur ligt tussen
de 40 °C en +120 °C (+104 °F ÷ +248 °F).
Als het gegeven:
<= (kleiner of gelijk is aan) -40 °C (-40 °F) ziet u
" - - - " knipperen;
ligt tussen de -39 °C (-38 °F) en +39 °C (+102 °F)
wordt niet-knipperend "LOW" weergegeven;
ligt tussen de +40 °C (+104 °F) en +120 °C
(+248 °F) wordt het gegeven niet-knipperend
weergegeven;
>= (groter dan of gelijk aan) +121 °C (+250 °F)
worden "HIGH" rood knipperend en het symbool
temperatuur koelvloeistof niet-knipperend
rood weergegeven.
U ziet "- - -" knipperen in combinatie met de
ingestelde meeteenheid als de temperatuursensor
van de koelvloeistof een storing 
Bovendien gaat het MIL-lampje branden.
CORE
10Km/h
SPORT
LAP
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
60 °C
RPM x1000
- - - °C
- - - °C
- - - °C
LOW °C
HIGH °C
60 °C
2
Fig 106
148
U ziet "- - -" en de meeteenheid, als het
instrumentenpaneel geen informatie over de
temperatuur van de koelvloeistof ontvangt.
Opmerkingen
De laatst ingestelde eenheid  als het
instrumentenpaneel geen informatie ontvangt over
de meeteenheid.
149
Brandstofpeil
Deze functie  het brandstofpeil weer.
Het lampje brandstofreserve gaat branden als het
peil tot 2 vaste streepjes is gedaald. De streepjes
kleuren oranje en het symbool brandstofpomp
worden oranje weergegeven.
Als het peil verder daalt, wordt het laatste streepje
knipperend rood en het symbool brandstofpomp
niet-knipperend rood weergegeven.
Hier geven we de functie in de CORE-
weergavemodus, aangezien de waarden van deze
functie in de FULL- en CITY-weergavemodi op
dezelfde manier worden weergegeven. In de
TRACK-modus wordt deze functie niet
weergegeven.
Opmerkingen
Als de peilsonde een fout of een storing
 worden de streepjes en het symbool
brandstofpomp knipperend rood weergegeven en
gaat het lampje Brandstofreserve knipperen.
Fig 107
150
Rijstijl (RIDING MODE)
Op het instrumentenpaneel kunt u de gewenste
rijstijl instellen. U kunt kiezen uit drie verschillende
rijstijlen: SPORT, TOURING en URBAN.
In de vier weergavemodi wordt de gekozen en
geactiveerde rijstijl op het display weergegeven.
De volgende parameters, ingesteld door Ducati of
gewijzigd door de bestuurder op de pagina's met de
instelbare functies, zijn met iedere rijstijl
geassocieerd:
een specifiek vermogen van de motor dat het
gedrag van de gasklep zal wijzigen (HIGH,
MEDIUM, LOW);
een specifiek interventieniveau van de DTC-
tractiecontrole (1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, OFF);
een specifieke afstelling van het ABS (1, 2, 3);
een specifiek interventieniveau van de DWC-
tractiecontrole (1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, OFF);
een specifieke status van het DQS-systeem (UP/
DW, OFF)
De informatie kan voor elke rijstijl op vier
verschillende modi (TRACK, FULL, CORE en CITY)
worden weergegeven. De gebruiker kan deze modi
instellen op de pagina met de instellingsfuncties: de
modus die standaard door Ducati ingesteld wordt is
CORE.
Let op
Ducati raadt aan om de rijstijl te wijzigen
wanneer het  stilstaat. Als de rijstijl wordt
gewijzigd bij een rijdende motor, wees dan zeer
voorzichtig (het verdient aanbeveling om de rijstijl
uitsluitend bij een lage snelheid te wijzigen).
151
De rijstijl kiezen
Met een druk op de knop BEVESTIGING MENU (4)
wordt het menu weergegeven waarin u de rijstijl (A)
kunt kiezen. Het instrumentenpaneel  de
snelheid weergeven (rechts op het display) en 
(links op het display) de naam van de Riding Mode
weer:
SPORT
TOURING
URBAN
Eén van deze Riding Modes wordt aangeduid om de
laatst opgeslagen en nog altijd geactiveerde
omstandigheid weer te geven.
Van de aangeduide rijstijl wordt altijd de informatie
over bepaalde, daaraan geassocieerde parameters
weergegeven:
het vermogen van de motor (ENGINE):
"ENGINE" plus het ingestelde vermogen van de
motor ("HIGH", "MED", "LOW");
DTC-systeem: "DTC" plus het ingestelde niveau
(1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8) als het DTC-systeem
geactiveerd is, of OFF als de DTC gedeactiveerd
is;
ABS-systeem: “ABS”; plus het ingestelde
regelniveau (1, 2, 3);
DWC-systeem: "DWC" plus het ingestelde
interventieniveau (1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8) als het
DWC-systeem geactiveerd is, of "OFF" als de
DWC gedeactiveerd is;
DQS-systeem: “DQS” plus de ingestelde status
als het DQS-systeem geactiveerd is, of “OFF” als
het DQS-systeem gedeactiveerd is;
Elke keer dat u op de knop BEVESTIGING MENU (4)
drukt, worden de rijstijl en de zichtbare
geassocieerde parameters (A, Fig 109) weergegeven.
Bevestig uw keuze zodra de gewenste rijstijl
(A, Fig 109) aangeduid wordt, door twee seconden
lang de knop BEVESTIGING MENU (4) ingedrukt te
houden: de nieuwe rijstijl wordt opgeslagen en
vervolgens wordt het standaardscherm (C, Fig 109)
van de gekozen rijstijl weer weergegeven.
Als u binnen 5 seconden nadat de gekozen rijstijl
aangeduid is niet op de knop BEVESTIGING MENU
(4) drukt, zal de rijstijl niet gewijzigd worden en wordt
het standaardscherm weer weergegeven.
153
CORE
0Km/h
SPORT
LAP
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TOT 302721 Km
RPM x1000
N
0Km/h
TOURING
LAP
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TOT 302721 Km
RPM x1000
N
SPORT
TOURING Km/h
URBAN
0
SPORT
TOURING
Km/h
URBAN
0
SPORT
TOURING
Km/h
URBAN
ENGINE MED
DTC 1
ABS 2
DWC 1
DQS U/D
0
ENGINE HIGH
DTC 3
ABS 2
DWC 4
DQS U/D
ENGINE MED
DTC 5
ABS 1
DWC 3
DQS OFF
4
A
A
AC
A
Fig 109
154
De weergegeven informatie omvat de waarden die
voor elke rijstijl (Riding Mode) zijn opgeslagen. De
opgeslagen waarden kunnen de waarden van Ducati
zijn of de waarden die de bestuurder ingesteld 
Op het scherm voor het wijzigen van de rijstijl 
het instrumentenpaneel de informatie van elke
rijstijl (ENGINE, DTC, ABS, DWC, DQS) en andere
informatie over de actieve functies die niet in de
ingestelde weergavemodus kunnen zijn ingesteld
weer. Zo wordt het brandstofpeil in de
weergavemodus TRACK niet weergegeven, terwijl
deze informatie wel op de pagina voor de wijziging
van de rijstijl wordt weergegeven.
De volgende informatie is beschikbaar:
brandstofpeil (L);
status van de DRL-lichten (D): de aanduiding
wordt weergegeven als de DRL-lichten die
uitsluitend op het model Diavel S aanwezig zijn,
m.u.v. de versies voor China, Japan en Canada,
zijn geactiveerd;
status van de cruisecontrol (E): de aanduiding
wordt uitsluitend weergegeven als de
cruisecontrol geactiveerd is;
serviceaanduiding (F): de aanduiding wordt
uitsluitend weergegeven als een servicefunctie
(OIL SERVICE, ANNUAL SERVICE of DESMO
SERVICE) geactiveerd is;
Infotainment-aanduiding (oproep/
muzieknummer) (G): de aanduiding wordt
uitsluitend weergegeven als de Bluetooth-
functie aanwezig en geactiveerd is;
Infotainment-aanduiding (geassocieerde
apparaten) (H): de aanduiding wordt uitsluitend
weergegeven als de Bluetooth-functie
aanwezig en geactiveerd is.
155
De procedure toont een foutmelding als u de rijstijl
moet bevestigen en:
als het  is gestopt,  het
instrumentenpaneel uitsluitend of de
gashendel is gesloten / geopend; eventueel
wordt "CLOSE THROTTLE" weergegeven;
als het  rijdt,  het
instrumentenpaneel of de gashendel is
geopend / gesloten ofwel of de remmen wel of
niet worden ingedrukt; in dit geval kan "CLOSE
THROTTLE AND RELEASE BRAKES", "CLOSE
THROTTLE" of "RELEASE BRAKES" worden
weergegeven.
CLOSE
THROTTLE
AND
RELEASE
BRAKES
Fig 111
157
Let op
De DTC is een assistentiesysteem voor de
bestuurder dat zowel op de openbare weg als bij
 kan worden gebruikt. Met
assistentiesysteem wordt een mechanisme bedoeld
dat het besturen van de  vereenvoudigt
en veiliger maakt, maar dat de verplichtingen van de
bestuurder met betrekking tot voorzichtig rijden niet
 of beperkt, met een dusdanig gedrag dat
zowel een persoonlijke fout of de fouten van
anderen voorkomen kunnen worden door middel van
noodmanoeuvres, zoals door de van kracht zijnde
verkeersregels vereist wordt.
De bestuurder moet altijd bedenken dat actieve
veiligheidssystemen een preventieve functie
hebben. De actieve elementen helpen de bestuurder
om het vervoermiddel te controleren zodat de
besturing hiervan eenvoudiger en zo veilig mogelijk
is. De actieve systemen moeten de bestuurder er
niet toe brengen op de aanwezigheid van deze
systemen te  om het  op hogere
snelheden te gebruiken dan redelijkerwijs is
toegestaan ongeacht de omstandigheden waarin
het  rijdt, de  de
bovengenoemde gedragsregels en de
verkeersregels.
159
De onderstaande tabel  het DTC-niveau aan dat het meest geschikt is voor de diverse  in
combinatie met de niveaus die als fabrieksinstelling in "Riding Mode" ingesteld  en die door de ge‐
bruiker gekozen kunnen worden.
DTC  GEBRUIK DEFAULT
OFF
1 SPORT  gebruik door zeer ervaren ge‐
bruikers. Het systeem staat slippen
toe.
NEE
2 SPORT  gebruik door ervaren gebrui‐
kers. Het systeem staat slippen toe.
NEE
3 SPORT  gebruik door  ervaren
gebruikers. Het systeem staat slippen
toe.
Dit is het standaardniveau van
de Riding Mode "SPORT"
4 TOURING Snelle, toeristische  Dit is het standaardniveau van
de Riding Mode "TOURING"
5 TOURING Toeristische  NEE
6 URBAN "Zeer veilige"  op elke type weg. Dit is het standaardniveau van
de Riding Mode "URBAN"
7 RAIN  op een iets nat of vochtig weg‐
dek. Het gebruik van ENGINE LOW
wordt aanbevolen.
NEE
160
DTC  GEBRUIK DEFAULT
8 HEAVY RAIN  op nat wegdek. Het gebruik van
ENGINE LOW wordt aanbevolen.
NEE
161
Aanwijzingen voor de keuze van het niveau
Let op
De ijking van de niveaus van het DTC-systeem
van uw  is verricht met de originele banden
van de motor: TL PIRELLI Diablo Rosso III D voor in
de maat 120/70 ZR17 M/C (58W), en TL PIRELLI
Diablo Rosso III achter in de maat 240/45 ZR17 M/ C
(82W).
Het gebruik van banden met maten en
eigenschappen die afwijken van de originele
exemplaren kan de werking van het systeem
wijzigen.
In het geval van kleine verschillen, zoals bijvoorbeeld
in het geval van een ander merk en/of model banden
dan de originele banden die tot dezelfde maatklasse
behoren (voor 120/70 - 17 - achter 240/45 - 17), is het
voldoende dat u voor het herstellen van de optimale
functionering van het systeem het meest geschikte
interventieniveau kiest. Als er banden worden
gebruikt die tot een andere maatklasse behoren, of
maten hebben die aanzienlijk afwijken van die van de
oorspronkelijke uitrusting, kan het zijn dat de
werking van het systeem zodanig wordt aangetast
dat geen van de 8 mogelijke niveaus bevredigende
resultaten  In dat geval wordt geadviseerd
om het systeem te deactiveren.
Door niveau 8 te kiezen, zal het DTC-systeem bij ook
maar de geringste spinning van de achterband
ingrijpen. De niveaus tussen 8 en 1 zijn
tussenniveaus. De interventie van de DTC neemt af
van niveau 8 naar niveau 1. In de niveaus 1, 2 en 3 kan
het achterwiel spinnen en aan het einde van de
bocht slippen: deze niveaus zijn enkel voor ervaren
gebruikers geschikt.
De juiste keuze van het niveau hangt af van de
volgende parameters:
1) De wegligging band/asfalt  band, slijtage
van de band, het type asfalt,
weersomstandigheden, enz.);
2) De weg/het circuit (bochten met min of meer
gelijke of met afwijkende doorrijsnelheid);
3) De rijstijl ("vloeiend" of "grillig").
De mate waarin het niveau van de wegligging
afhangt
Het zoeken naar het juiste niveau is nauw verwant
aan de wegligging van de weg/het circuit (zie
verderop, adviezen voor het gebruik op de weg).
162
De mate waarin het niveau van het wegdek
afhangt
Als de weg/het circuit bochten met dezelfde
doorrijsnelheid  is het eenvoudiger om het
juiste interventieniveau voor elke bocht vast te
stellen. In het geval van een weg/circuit met bochten
met verschillende doorrijsnelheden moet u echter
een DTC-interventieniveau kiezen dat een
compromis zal zijn.
De mate waarin het niveau van de rijstijl
afhangt
De DTC zal sterker ingrijpen bij een "vloeiendere"
rijstijl, waarbij de  langer schuin hangt,
dan bij een "grilligere" rijstijl, waarbij de 
zo snel mogelijk bij het uitkomen van de bocht
overeind gebracht wordt.
Tips voor het gebruik op de droge weg
Activeer de DTC, kies interventieniveau 6 en bestuur
de  met uw eigen rijstijl: als de DTC te
sterk ingrijpt, raden wij u aan om achtereenvolgens
de niveaus 5, 4, enz. te proberen, tot u het meest
geschikte niveau gevonden 
Bij veranderingen in de wegligging en/of het type
circuit en/of uw eigen rijstijl, waardoor het
ingestelde niveau niet langer bevredigend is, gaat u
over naar het volgende niveau,  tot u het
meest geschikte niveau gevonden  (bijv. als het
interventieniveau 5 van de DTC te sterk is, gaat u
over naar niveau 4; als het interventieniveau 5 te laag
is, gaat u over naar niveau 6).
Tips voor het gebruik op de  weg
We raden het gebruik van niveau 7 op een iets 
of vochtige weg, en het gebruik van 8 op een 
weg aan. Bovendien raden we u aan om tevens het
niveau ENGINE LOW te kiezen.
163
ABS-aanduiding
Het  is voorzien van een ABS-systeem. Het
instrumentenpaneel  de status van de functie
ABS (geactiveerd of gedeactiveerd) aan met het
ABS-lampje dat uit of aan kan staan of kan
knipperen.
Het instrumentenpaneel toont:
"ABS" en een waarde van 1 tot 3 (vast) behorende
tot het ingestelde interventieniveau, als het
ABS geactiveerd is;
"ABS" plus een cijfer van 1 tot 3 (knipperend)
behorende bij het interventieniveau van het
ABS, als het ABS geactiveerd is, maar wegens
een storing de functies van het systeem beperkt
zijn (de "cornering"-functie ontbreekt);
bovendien gaat het ABS-lampje knipperen;
de oranje weergave van "ABS" en de waarde
behorende bij het interventieniveau als het
systeem een storing 
De status van de ABS-functie wordt uitsluitend in de
TRACK-modus weergegeven.
Het instrumentenpaneel toont "ABS Err" en het
ABS-lampje gaat branden als het ABS een fout

Let op
Wend u in het geval van een storing in het
systeem tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage.
Voor remmen in moeilijke situaties is veel
rijdeskundigheid nodig. Remmen is één van de
moeilijkste en gevaarlijkste momenten tijdens het
besturen van een tweewieler: het gevaar voor vallen
of ongevallen is op dit moment immers aanzienlijk
groter dan in alle andere gevallen. Als het voorwiel
wordt geblokkeerd, ontbreekt de stabiliserende
299
6
Km/h
TOT 302721 Km
SPORT
LAP
10987
6
5
4
3
2
1
ABS
DTC
DWC
DQS
2
3
5
U/D
Fig 113
164
werking van de wrijvingselementen, waardoor men
de controle over het  verliest.
Om de volledige remkracht van de  in alle
noodsituaties, op moeilijke terreinen of in moeilijke
klimaatomstandigheden te  werd het
ABS-systeem ontwikkeld om blokkering van de
wielen (ABS) tegen te gaan. Dit is een elektrisch-
hydraulisch mechanisme dat de druk in het
remcircuit  op het ogenblik waarop de
regeleenheid, welke de gegevens afkomstig van de
sensoren op de wielen  bepaalt dat
het/de wiel(en)  Door een
afname van de druk in het remcircuit kan het wiel
blijven draaien, waardoor een optimale wegligging
behouden  Vervolgens herstelt de
regeleenheid de druk in het remcircuit en wordt de
afremmende werking hersteld. Deze cyclus wordt
herhaald tot het probleem volledig is verdwenen. Als
het mechanisme tijdens het remmen in werking
treedt, kan dit worden waargenomen door een lichte
pulserende weerstand in het rempedaal en de
remhendel. Het beheer van de reminstallaties voor
en achter vindt gescheiden plaats.
Het ABS van de Diavel 1260 is een
veiligheidssysteem dat voorkomt dat de wielen
tijdens het remmen geblokkeerd raken door,
afhankelijk van het gekozen niveau, verschillende
strategieën toe te passen. De actieve aanwezigheid
van de strategieën en hun interventie hangen af van
het gekozen niveau. Het ABS kent 3
interventieniveaus. Elk niveau is met een Riding
Model geassocieerd.
Het ABS van de Diavel 1260 is tevens voorzien van
een "cornering"-functie. Deze functie 
de werking van het ABS, ook als het  helt.
Binnen de toegestane limieten van het  en
de omstandigheden van de weg voorkomt het dat de
wielen geblokkeerd raken en slippen. De cornering-
functie is actief op ABS-niveaus 2 en 3.
Afhankelijk van het gekozen niveau bevat het ABS
van de Diavel 1260 de controle van het  van
het achterwiel. Op deze manier wordt niet alleen de
 remafstand, maar tevens de grootste
stabiliteit tijdens het afremmen gewaarborgd. Deze
is actief op niveaus 2 en 3.
Let op
Door een exclusief gebruik van één van de twee
reminrichtingen neemt het remvermogen van de
 af.
165
De bediening van het achterwiel niet bruusk en
overmatig hard  hierdoor kan het achterwiel
omhoog komen  UP) en kunt u de controle over
het stuur van uw  verliezen.
Als het regent of wanneer men over glad wegdek
rijdt, is het remvermogen aanzienlijk minder. Rem in
deze gevallen zachtjes en voorzichtig. Door
plotselinge bewegingen te maken, kan het zijn dat u
de macht over het  verliest.
Op lange en steile hellingen is het beter op de motor
af te remmen, terug te schakelen en de remmen
afwisselend en  te gebruiken: door een continu
gebruik van de remmen zal het wrijvingsmateriaal
oververhit raken en neemt het remvermogen
aanzienlijk af.
Een lagere of hogere bandenspanning dan
voorgeschreven  het remvermogen, de
hanteerbaarheid en de wegligging in de bocht van de

166
De onderstaande tabel  het ABS-interventieniveau aan dat het meest geschikt is voor de diverse
 in combinatie met de niveaus die als fabrieksinstelling in de "Riding Mode" ingesteld  en door
de gebruiker gekozen kunnen worden:
ABS  EIGENSCHAP DEFAULT
1 EXPERT Dit niveau is ontwikkeld voor de extreem
ervaren gebruiker. In dit niveau werkt het
ABS uitsluitend op het voorwiel en dus kan
het achterwiel geblokkeerd raken. In dit ni‐
veau  het systeem de 
NIET en is de cornering-functie niet geac‐
tiveerd.
2 SPORT Dit niveau is bestemd voor het gebruik met
een goede wegligging. In dit niveau werkt
het ABS op de beide wielen,  de cor‐
nering-functie geactiveerd en 
de  Deze afstelling  het
remvermogen.
Dit is het standaardniveau
van de Riding Mode
"SPORT"
167
ABS  EIGENSCHAP DEFAULT
3 SAFE & STABLE Dit niveau is bestemd voor het gebruik on‐
der alle omstandigheden en is speciaal
ontwikkeld voor stabiel en veilig afrem‐
men. In dit niveau werkt het ABS op de
beide wielen en  de cornering-functie
en de  controle geactiveerd. Deze
kalibratie  de stabiliteit van het

Dit is het standaardniveau
van de Riding mode
"TOURING" en "URBAN"
168
Aanwijzingen voor de keuze van het niveau
Let op
De optimale functionering van het ABS-
systeem in de beschikbare niveaus wordt uitsluitend
gewaarborgd met de originele banden van het
 en/of de banden die door Ducati worden
aanbevolen. De originele banden van het 
zijn TL PIRELLI Diablo Rosso III D met de maten:
voor 120/70 ZR17 M/C (58W), achter 240/45 ZR17 M/
C (82W). Het gebruik van banden (met maten en
eigenschappen die afwijken van de originele
exemplaren kan de werking en de veiligheid van het
systeem wijzigen. We raden u af om banden met een
andere maat te gebruiken dan degene die voor uw
 zijn goedgekeurd.
Als u voor niveau 3 kiest, zal het ABS-systeem
ingrijpen en een stabiele afremming evenals een
goede  controle garanderen, zodat het
 tijdens het remmen goed op één lijn 
rijden. In het niveau 3 van het ABS is de cornering-
functie aanwezig. Deze functie voorkomt bij hellend
 binnen de fysieke limieten van het 
en de omstandigheden van de weg dat de wielen
geblokkeerd raken en gaan slippen.
Het gebruik van niveau 2 van het ABS-systeem 
grotere prioriteit aan het remvermogen in
vergelijking met de stabiliteit. In het niveau 2 van het
ABS is de cornering-functie aanwezig. Deze functie
voorkomt bij hellend  binnen de fysieke
limieten van het  en de omstandigheden
van de weg dat de wielen geblokkeerd raken en gaan
slippen.
Niveau 1 van het ABS-systeem is ontwikkeld voor
extreem ervaren gebruikers. In dit geval is het ABS
uitsluitend op het voorwiel geactiveerd, waardoor de
prestaties worden bevorderd. In dit niveau wordt de
 niet gecontroleerd en is de cornering-functie
niet aanwezig.
De juiste keuze van het niveau hangt af van de
volgende parameters:
1) De wegligging band/asfalt  band, slijtage
van de band, het type wegdek,
weersomstandigheden, enz...).
2) De ervaring en gevoeligheid van de bestuurder:
ervaren bestuurders zijn in staat om de  te
beheersen en zo de remafstand in te  De
kalibratie 3 is geschikt voor minder ervaren
169
bestuurders, aangezien het  hierbij ook
tijdens een noodstop stabiel gehouden wordt.
170
DWC-aanduiding
Het instrumentenpaneel toont op het display de
staat van de DWC:
“DWC" en een waarde van "1" tot "8" behorende
bij het ingestelde interventieniveau, als de DWC
geactiveerd is;
"DWC" plus knipperend de numerieke waarde,
als de DSC geactiveerd is, maar de functies van
het systeem beperkt zijn; bovendien gaat het
lampje DTC-/DWC-status, knipperen;
“DWC” plus rood de aanduiding “Err” in het geval
van fouten; bovendien gaat het lampje DTC/
DWC-status, branden;
"DWC" en "OFF", als de DWC gedeactiveerd is.
Let op
Wend u in het geval van een storing in het
systeem tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage.
Opmerkingen
De DWC-controle is geforceerd uitgeschakeld
als de DTC op OFF is ingesteld.
Het Ducati Wheelie Control (DWC) systeem
 de wheelie. Het systeem 
aan de hand van acht verschillende
interventieniveaus die op dusdanige wijze geijkt zijn
dat elk een andere waarde voor de preventie en de
reactie op de wheelie  Voor iedere Riding Mode
is een interventieniveau geprogrammeerd. Niveau
acht verwijst naar een systeem dat de wheelie tot
een minimum beperkt en de reactie op de mogelijke
wheelie  Niveau één, echter, is
bestemd voor zeer ervaren bestuurders en wordt
gekenmerkt door een minimale vermijding van de
299
6
Km/h
TOT 302721 Km
SPORT
LAP
10987
6
5
4
3
2
1
ABS
DTC
DWC
DQS
2
3
5
U/D
Fig 114
171
wheelie en een kleinere reactie mocht de wheelie
zich voordoen.
Let op
De DWC is een assistentiesysteem voor de
bestuurder dat zowel kan worden gebruikt bij het
rijden op de weg als op het circuit. Met
assistentiesysteem wordt een mechanisme bedoeld
dat het besturen van de  vereenvoudigt
en veiliger maakt, maar dat de verplichtingen van de
bestuurder met betrekking tot voorzichtig rijden niet
 of beperkt, met een dusdanig gedrag dat
zowel een persoonlijke fout of de fouten van
anderen voorkomen kunnen worden door middel van
noodmanoeuvres, zoals door de van kracht zijnde
verkeersregels vereist wordt.
De bestuurder moet altijd bedenken dat actieve
veiligheidssystemen een preventieve functie
hebben. De actieve elementen helpen de bestuurder
om het vervoermiddel te controleren zodat de
besturing hiervan eenvoudiger en zo veilig mogelijk
is. De actieve systemen moeten de bestuurder er
niet toe brengen op de aanwezigheid van deze
systemen te  om het  op hogere
snelheden te gebruiken dan redelijkerwijs is
toegestaan ongeacht de omstandigheden waarin
het  rijdt, de  de
bovengenoemde gedragsregels en de
verkeersregels.
172
De onderstaande tabel  het DWC-niveau aan dat het meest geschikt is voor de diverse  in
combinatie met de niveaus die als fabrieksinstelling in "Riding Mode" ingesteld  en die door de ge‐
bruiker gekozen kunnen worden:
DWC-
NIVEAU
GEBRUIK DEFAULT
OFF Het DWC-systeem is gedeactiveerd. NEE
1 HIGH PERFORMANCE Niveau voor ervaren gebruikers. Het
systeem maakt de wheelie 
maar beperkt de snelheid waarmee dit

NEE
2 PERFORMANCE Niveau voor ervaren gebruikers. Het
systeem maakt de wheelie 
maar beperkt de snelheid waarmee dit

NEE
3 SPORT Niveau voor ervaren gebruikers. Het
systeem beperkt de neiging tot wheelie
en  in het geval van wheelie in.
Dit is het standaardniveau van
de Riding Mode "SPORT"
4 SPORT Niveau voor alle gebruikers. Het sys‐
teem beperkt de neiging tot wheelie en
 in het geval van wheelie in.
NEE
173
DWC-
NIVEAU
GEBRUIK DEFAULT
5 SAFE & STABLE Niveau voor alle gebruikers. Het sys‐
teem beperkt de neiging tot wheelie en
 in het geval van een wheelie aan‐
 in.
Dit is het standaardniveau van
de Riding Mode "TOURING"
6 SAFE & STABLE Niveau voor alle gebruikers. Het sys‐
teem beperkt de neiging tot wheelie en
 in het geval van een wheelie aan‐
 in.
Dit is het standaardniveau van
de Riding Mode "URBAN"
7 HIGH SAFE & STABLE Niveau voor alle gebruikers. Het sys‐
teem beperkt de neiging tot wheelie en
 in het geval van een wheelie aan‐
 in.
NEE
8 HIGH SAFE & STABLE Niveau voor alle gebruikers. Het sys‐
teem beperkt de neiging tot wheelie
tot een minimum en  in het geval
van een wheelie  in
NEE
174
Aanwijzingen voor de keuze van het niveau
Let op
De optimale functionering van het DWC-
systeem wordt, in alle beschikbare niveaus,
uitsluitend gewaarborgd met het originele
 en de originele banden van het 
en/of de banden die door Ducati worden
aanbevolen. Het gebruik van banden (met maten en
eigenschappen die afwijken van de originele
exemplaren kan de werking en de veiligheid van het
systeem wijzigen. We raden u af om banden met een
andere maat te gebruiken dan degene die voor uw
 zijn goedgekeurd.
Het DWC-systeem beperkt de neiging tot wheelie
tot een minimum en grijpt in het geval van een
wheelie aanzienlijk in als u voor niveau 8 kiest.
Tussen de niveaus 8 en 1 liggen de niveaus waarop
het DWC-systeem minder ingrijpt. In het geval van
de niveaus 1, 2 en 3 kan de wheelie gemakkelijker
plaatsvinden, waarbij  de snelheid van
de wheelie afneemt. Deze niveaus zijn uitsluitend
voor gebruik op het racecircuit geschikt en mogen
uitsluitend worden gebruikt door ervaren gebruikers
die zelfstandig de wheelie kunnen controleren. Het
systeem helpt deze personen door met name de
snelheid van de wheelie te verlagen.
De juiste keuze van het niveau hangt af van de
volgende parameters:
De ervaring van de bestuurder;
De weg/het circuit  in lage of hoge
versnellingen).
De ervaring van de bestuurder
Het gebruikte niveau is nauw verwant aan de
ervaring die de bestuurder in het zelfstandig
beheersen van de wheelie  Om correct te
kunnen worden gebruikt, is voor de niveaus 1, 2 en 3
veel ervaring vereist.
De mate waarin het niveau van het wegdek
afhangt
U dient een lager niveau in te stellen als de weg/het
circuit bochten  waar men met een lage
snelheid en lage versnellingen uit komt; op een
circuit met snellere eigenschappen kan echter een
hoger niveau worden gebruikt.
175
Tips voor het gebruik op de weg
Activeer de DWC, kies interventieniveau 8 en
bestuur de  op uw eigen wijze: als de DWC
te sterk ingrijpt, raden wij u aan om
achtereenvolgens de niveaus 7, 6, enz. te proberen,
tot u het meest geschikte niveau gevonden  Bij
veranderingen in het type circuit, waardoor het
ingestelde niveau niet langer bevredigend is, gaat u
over naar het volgende niveau,  tot u het
meest geschikte niveau gevonden  (bijv. als het
DWC-interventieniveau 7 te sterk is, gaat u over naar
niveau 6; als het DWC-interventieniveau 7 te laag is,
gaat u over naar niveau 8).
176
DQS-aanduiding
Het instrumentenpaneel toont als volgt op het
display de staat van de DQS:
“DQS U/D” voor het inschakelen van de
versnellingen als het DQS-systeem geactiveerd
is;
"DQS U/D" knipperend voor het inschakelen van
de versnellingen als het DQS-systeem werkt
met beperkte prestaties;
"DQS Err" rood gekleurd als het DQS-systeem of
de regeleenheid een fout 
“DQS OFF" als het DQS-systeem gedeactiveerd
is.
Het DQS-systeem met de "up/down"-functie maakt
het mogelijk om zonder het gebruik van de
koppeling te schakelen.
Het systeem bestaat uit een
tweerichtingsmicroschakelaar die in het
kinematisme van de versnellingshendel is
ingebouwd. Elke keer dat de versnelling gebruikt
wordt,  het een signaal naar de
motorregeleenheid.
Het systeem grijpt op verschillende manieren in voor
het omhoog schakelen en terugschakelen. Het
vervroegt de inschakeling en inspuiting in het geval
van  en het zorgt voor een gecontroleerde
opening van de gasklep in het geval van 
Hieronder geven we een aantal tips voor een
optimaal gebruik van de functie:
Voor de Ducati Quick  moet de
versnellingshendel op dezelfde manier worden
bediend als bij een motor zonder dit systeem het
geval is.
De Ducati Quick  is niet ontworpen voor
automatisch schakelen.
Elke keer dat de bestuurder schakelt (ongeacht
of dit nu naar een hogere of een lagere
299
6
Km/h
TOT 302721 Km
SPORT
LAP
10987
6
5
4
3
2
1
ABS
DTC
DWC
DQS
2
3
5
U/D
Fig 115
177
versnelling is), moet de versnellingshendel
vanuit de ruststand in de gewenste richting
worden verplaatst. Daarbij moet de weerstand
van de veer gedurende een bepaalde beweging
worden overwonnen. Vervolgens moet de
hendel in deze stand worden gehouden tot de
gewenste versnelling is ingeschakeld. Als de
versnelling is ingeschakeld, moet u de
versnellingshendel loslaten zodat u opnieuw
met de Ducati Quick  kunt schakelen. Het
kan zijn dat de versnellingen niet volledig
worden ingeschakeld als de bestuurder de
versnellingshendel niet tot aan het einde van de
slag beweegt wanneer de Ducati Quick 
hierom vraagt.
De Ducati Quick  ondersteunt het
schakelen niet wanneer de bestuurder de
koppelingshendel gebruikt.
De elektronische Ducati Quick  wordt niet
geactiveerd als de koppelingshendel is
ingetrokken.
De Ducati Quick  schakelt de lagere
versnellingen (terugschakelen) uitsluitend in als
de gashendel volledig is gesloten.
Als de strategie van de Ducati Quick  niet
correct werkt, kan het schakelen worden
afgerond met de koppelingshendel.
Als de versnellingshendel langer dan 30
seconden omhoog of omlaag wordt gedrukt
(ook ongewenst), is het mogelijk dat een fout
wegens aannemelijkheid wordt opgeslagen in
de elektronische regeleenheid waarna de Ducati
Quick  gedeactiveerd wordt. In dit geval kan
het systeem opnieuw geactiveerd worden door
de hendel los te laten, het instrumentenpaneel
uit te schakelen, 5 minuten te wachten het
vervolgens weer in te schakelen.
De elektronische versnelling Ducati Quick 
is ontworpen om te werken bij een
 van minstens 2.500 toeren/min.
In een willekeurige versnelling kan het
inschakelen van de lagere versnellingen
(terugschakelen) met de elektronische
versnelling Ducati Quick  uitsluitend
worden verricht onder een bepaald toerental.
Op deze manier wordt voorkomen dat de motor
tijdens het terugschakelen een toerental maakt
dat hoger dan het maximale toerental is.
178
Terugschakelen met de DQS is niet mogelijk als
het cruisecontrol-systeem werkt.
179
Functiemenu
De menufuncties kunnen voor elk van de drie
configuraties van de rijstijl (SPORT, TOURING en
URBAN) in één van de volgende vier modi worden
weergegeven:
CORE;
TRACK;
FULL;
CITY.
De functies zijn:
 (TOT);
Temperatuur koelvloeistof motor
Resterende brandstof (RANGE);
Dagteller 1 (TRIP1);
Dagteller 2 (TRIP2);
Reistijd (TRIP TIME);
Actueel verbruik (CONS);
Gemiddeld verbruik (CONS AVG);
Gemiddelde snelheid (SPEED AVG);
Buitentemperatuur;
Rondetijd (LAP time) (indien geactiveerd);
LAP time (uitsluitend wanneer geactiveerd)
Speler On /  (uitsluitend geactiveerd als de
Bluetooth-module aanwezig is en met minstens
één  verbonden is).
180
299
6
Km/h
TOT 302721 Km
SPORT
10987
6
5
4
3
2
1
TRACKCORE
FULL CITY
299Km/h
SPORT
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TOT 302721 Km
RPM x1000
6
299 6
Km/h
P.M.
TOT 302721 Km
TOURING
CONS. AVG 5.3 00:00
L/100
10
9
8
7
6
54
3
2
1
299 6
Km/h
P.M.
TOT 302721 Km
TOURING
00:00
ABS
DTC
DWC
DQS
3
1
3
U/D
Fig 116
181
 (TOT)
De  telt en toont met de ingestelde
meeteenheid (kilometers of mijlen) de totale
afstand die het   afgelegd.
Het aantal kilometer of mijl behorende bij de
 wordt samen met "TOT" en de
meeteenheid weergegeven. Het
instrumentenpaneel zal permanent (199999 km of
199999 mi) weergeven als deze maximumwaarde is
bereikt.
De waarde van de  wordt permanent
opgeslagen en kan op geen enkele wijze gereset
worden.
Hier geven we de functie in de CORE-
weergavemodus aangezien de waarden van deze
functie in de TRACK-, FULL- en CITY-weergavemodi
op dezelfde manier worden weergegeven.
Het gegeven gaat dus niet verloren als de voeding
onderbroken wordt  
Opmerkingen
Raadpleeg een Dealer of een erkende Ducati
garage als de  knipperende streepjes
"----" 
10Km/h
SPORT
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TOT 199999 Km
TOT
199999
mi
RPM x1000
2
10Km/h
SPORT
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TOT - - - - - - Km
TOT
------
mi
RPM x1000
2
CORE
CORE
Fig 117
182
Dagteller 1 (TRIP 1)
De dagteller telt en toont in de ingestelde
meeteenheid (kilometer of mijl) de afstand die het
 afgelegd  en wordt gebruikt voor het
berekenen van het gemiddelde verbruik, de
gemiddelde snelheid en de reistijd. Het aantal
kilometer of mijl behorende bij TRIP1 wordt samen
met "TRIP1" en de meeteenheid weergegeven.
De teller zal zich automatisch  en weer vanaf
nul gaan tellen als de maximum waarde van 9999.9
km of 9999.9 mi bereikt is.
Het gegeven van TRIP 1 wordt gereset als u tijdens
de weergave van de dagteller 2 seconden lang op de
knop (1) drukt. Samen met TRIP1 worden tevens het
gemiddelde verbruik, de gemiddelde snelheid en de
reistijd gereset.
Hier geven we de functie in de CORE-
weergavemodus aangezien de waarden van deze
functie in de TRACK-, FULL- en CITY-weergavemodi
op dezelfde manier worden weergegeven.
De teller TRIP1 wordt ook automatisch gereset als
handmatig de meeteenheden van het systeem
gewijzigd worden of na een  de teller
begint weer bij nul te tellen en houdt in dit geval
rekening met de nieuwe meeteenheden.
10Km/h
SPORT
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TRIP 1299 Km
RPM x1000
TRIP 19999.9 Km TRIP 1299 Km TRIP 10Km
2
CORE
1
1
Fig 118
183
Dagteller 2 (TRIP 2)
De dagteller telt en toont met de ingestelde
meeteenheid (kilometer of mijl) de afstand die het
 afgelegd 
Het aantal kilometer of mijl behorende bij TRIP2
wordt samen met "TRIP2" en de meeteenheid
weergegeven.
De teller zal zich automatisch  en weer vanaf
nul gaan tellen als de maximum waarde van 9999.9
km of 9999.9 mi bereikt is.
Het gegeven van TRIP 1 wordt gereset als u tijdens
de weergave van de dagteller 2 seconden lang op de
knop (2) drukt.
De teller TRIP2 wordt ook automatisch gereset als
handmatig de meeteenheden van het systeem
gewijzigd worden of na een  de teller
begint weer bij nul te tellen en houdt in dit geval
rekening met de nieuwe meeteenheden.
Hier geven we de functie in de CORE-
weergavemodus aangezien de waarden van deze
functie in de TRACK-, FULL- en CITY-weergavemodi
op dezelfde manier worden weergegeven.
10Km/h
SPORT
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TRIP 2299 Km
RPM x1000
TRIP 29999.9 Km TRIP 2299 Km TRIP 20Km
2
CORE
1
1
Fig 119
184
Resterende brandstof (RANGE)
Deze functie  de resterende hoeveelheid
brandstof in de  weer.
Het gegeven wordt met RANGE en de ingestelde
meeteenheid weergegeven.
Als de functie een fout   het
instrumentenpaneel drie knipperende streepjes "- -
-" weer.
U ziet "- - -" en de meeteenheid als het
instrumentenpaneel geen informatie over de
RANGE ontvangt.
Opmerkingen
De laatst ingestelde eenheid  als het
instrumentenpaneel geen informatie ontvangt over
de meeteenheid.
Hier geven we de functie in de CORE-
weergavemodus aangezien de waarden van deze
functie in de TRACK-, FULL- en CITY-weergavemodi
op dezelfde manier worden weergegeven.
10Km/h
SPORT
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
RANGE 299 Km
RPM x1000
RANGE 299 Km
RANGE 999.9 Km
RANGE --- Km
RANGE --- Km
2
CORE
Fig 120
185
Gemiddeld verbruik (CONS. AVG)
Het instrumentenpaneel berekent het gemiddelde
verbruik van het  en  dit gegeven
samen met de ingestelde meeteenheid en het
bericht CONS. AVG. weer.
De berekening wordt verricht aan de hand van de
gebruikte hoeveelheid brandstof en de afstand die
sinds de laatste reset van TRIP1 afgelegd is.
Opmerkingen
In het instellingenmenu kunt u met de functie
“UNITS SETTING” de meeteenheid van het verbruik
(gemiddeld en momentaan) wijzigen.
Dit gegeven wordt gereset zodra u TRIP1 reset. Het
eerste gegeven is 10 seconden na de reset
beschikbaar.
Tijdens de eerste 10 seconden, als er nog geen
waarde beschikbaar is, worden op het display drie
streepjes "- - . - " weergegeven die de waarde van het
gemiddelde verbruik voorstellen. Het gegeven
wordt uitgedrukt in de ingestelde meeteenheid
(liter/100 km, mpg UK of mpg US).
De actieve fase van de berekening vindt plaats als de
motor loopt, ook als het  stilstaat:
(onderbrekingen van de rit waarbij de motor wordt
uitgeschakeld, worden niet meegerekend).
186
CORE
10Km/h
SPORT
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
CONS.
AVG 5.3 L/100
RPM x1000
2
CITY
TRACK FULL
10 2
Km/h
P.M.
CONS.
AVG 5.3 L/100
TOURING
00:00
10
2
Km/h
CONS.
AVG 5.3 L/100
SPORT
10987
6
5
4
3
2
1
10 2
Km/h
P.M.
TOT 302721 Km
TOURING
CONS.
AVG 5.3 00:00
L/100
10
9
8
7
6
54
3
2
1
L/100
Km/l
MPG UK
MPG US
ABS
DTC
DWC
DQS
3
1
3
U/D
Fig 121
187
Actueel verbruik (CONS.)
Het instrumentenpaneel berekent het actuele
verbruik van het  en  dit gegeven
samen met de ingestelde meeteenheid en het
bericht CONS. weer.
De berekening wordt uitgevoerd afhankelijk van de
hoeveelheid gebruikte brandstof en de afgelegde
afstand in de laatste seconde. Het gegeven wordt
uitgedrukt in de ingestelde meeteenheid: liter/100
km, mpg UK of mpg US.
De actieve fase van de berekening wordt alleen
uitgevoerd als de motor loopt en het  rijdt
(er wordt geen rekening gehouden met een
onderbreking van de rit als de snelheid gelijk is aan 0
km/h en/of de motor is uitgeschakeld). Gedurende
de fase waarin geen berekening verricht wordt, ziet u
op het display drie streepjes "- -. - " die de waarde
van het actuele verbruik voorstellen.
Opmerkingen
In het instellingenmenu kunt u met de functie
“UNITS SETTING” de meeteenheid van het verbruik
(gemiddeld en momentaan) wijzigen.
188
CORE
10Km/h
SPORT
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
CONS. 5.3 L/100
RPM x1000
2
CITY
TRACK FULL
10 2
Km/h
P.M.
CONS. 5.3 L/100
TOURING
00:00
10
2
Km/h
CONS. 5.3 L/100
SPORT
10987
6
5
4
3
2
1
10 2
Km/h
P.M.
TOT 302721 Km
TOURING
CONS. 5.3 00:00
L/100
10
9
8
7
6
54
3
2
1
L/100
Km/l
MPG UK
MPG US
ABS
DTC
DWC
DQS
3
1
3
U/D
Fig 122
189
Gemiddelde snelheid (SPEED AVG)
Het instrumentenpaneel berekent de gemiddelde
snelheid van het  en  dit gegeven
samen met de ingestelde meeteenheid en het
bericht SPEED AVG. weer.
De berekening wordt verricht aan de hand van de
afgelegde ruimte en de tijd die sinds de laatste reset
van TRIP1 verstreken is.
De weergegeven gemiddelde snelheid is 5% hoger
dan de gemeten snelheid zodat de waarde is
uitgelijnd met de snelheid van het 
Opmerkingen
In het instellingenmenu kunt u met de functie
“UNITS SETTING” de meeteenheid van het verbruik
wijzigen.
Dit gegeven wordt gereset zodra u TRIP1 reset. Het
eerste gegeven is 10 seconden na de reset
beschikbaar.
Tijdens de eerste 10 seconden, als er nog geen
informatie beschikbaar is, worden op het display drie
streepjes "- - -" als gemiddelde snelheid
weergegeven.
De actieve fase van de berekening vindt plaats als de
motor loopt, ook als het  stilstaat:
(onderbrekingen van de rit waarbij de motor wordt
uitgeschakeld, worden niet meegerekend).
190
CORE
10Km/h
SPORT
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
SPEED
AVG 78 Km/h
RPM x1000
2
CITY
TRACK FULL
10 2
Km/h
P.M.
SPEED
AVG 78 Km/h
TOURING
00:00
10
2
Km/h
SPEED
AVG 78 Km/h
SPORT
10987
6
5
4
3
2
1
10 2
Km/h
P.M.
TOT 302721 Km
TOURING
SPEED
AVG 78 00:00
Km/h
10
9
8
7
6
54
3
2
1
Km/h
mph
ABS
DTC
DWC
DQS
3
1
3
U/D
Fig 123
191
Reistijd (TRIP TIME)
Het instrumentenpaneel berekent de reistijd en
 het gegeven weer in het formaat "hhh:mm" in
combinatie met TRIP TIME. De berekening wordt
verricht aan de hand van de tijd die sinds de laatste
reset van TRIP1 verstreken is. Het gegeven wordt
gereset als u TRIP1 reset. De actieve
berekeningsfase van de tijd vindt plaats als de motor
 is. Dit is ook het geval als het 
stilstaat (tijdens de onderbrekingen van de rit als u
de motor uitschakelt, wordt de tijd automatisch
stopgezet. De tijd begint weer te lopen als de actieve
telfase hervat wordt).
De teller wordt automatisch gereset en begint weer
bij nul te tellen als het gegeven de waarde "511:00"
(511 uren en 00 minuten) overschrijdt.
Het gegeven van de reistijd wordt automatisch
gereset als de meeteenheid verbonden aan de
Snelheid (en dus de afstand) of het Verbruik
gewijzigd wordt, of na een 
Opmerkingen
Het gegeven van de reistijd wordt automatisch
gereset als de meeteenheid verbonden aan de
Snelheid (en dus de afstand) of het Verbruik
gewijzigd wordt, of na een 
192
CORE
10Km/h
SPORT
1
2
3 4 5 6 7
8
9
10
TRIP
TIME 0:00
RPM x1000
2
CITY
TRACK FULL
10 2
Km/h
P.M.
TRIP
TIME 0:00
TOURING
00:00
10Km/h
TRIP
TIME 0:00
SPORT
10987
6
5
4
3
2
1
10 2
Km/h
P.M.
TOT 302721 Km
TOURING
TRIP
TIME 0:00 00:00
10
9
8
7
6
54
3
2
1
2
ABS
DTC
DWC
DQS
3
1
3
U/D
TRIP
TIME 511:00
Fig 124
193
Buitentemperatuur (T AIR)
Het instrumentenpaneel toont de
buitentemperatuur in de ingestelde meeteenheid
(°C of °F), de aanduiding van de ingestelde
meeteenheid, "T AIR" en het thermometersymbool.
De gemeten temperatuur wordt weergegeven als
deze tussen de -39 °C en +125 °C (of tussen -38 °F
+257 °F) ligt. In het geval van afwijkende
temperaturen (< lager dan -39 °C (-38 °F) of > hoger
dan +125 °C (+257 °F)) worden drie streepjes " - - - "
en de meeteenheid weergegeven.
Het instrumentenpaneel  voor de waarde van
de temperatuur drie knipperende streepjes " - - - " en
de meeteenheid weer en het lampje Algemene
Storing gaat branden als de temperatuursensor een
storing 
Opmerkingen
Bij een stilstaand  kan de warmte van
de motor de temperatuurweergave beïnvloeden.
194
Instelmenu (SETTING MENU)
Met dit menu kunt u de diverse functies van het
 activeren/deactiveren en instellen.
Houd bij Key-On en een reële snelheid van het
 (lager of gelijk aan) 5 km/h (3.1 mph) de
knop (4) twee seconden lang ingedrukt om het
instellingenmenu te kunnen openen. In dit menu is
het niet langer mogelijk om de andere functies weer
te geven.
In het instellingenmenu worden de volgende
functies weergegeven:
RIDING MODE
INFO MODE
LAP
PIN CODE
DRL CONTROL (uitsluitend geactiveerd als de
functie DRL-lichten aanwezig is)
BACKLIGHT
DATE SET
CLOCK SET
INFO SERVICE
UNIT SETTING
BLUETOOTH (uitsluitend als de Bluetooth-
module aanwezig is)
INFO
BATTERY
RPM
BLUETOOTH-versie
Belangrijk
Om veiligheidsredenen raden wij u aan om dit
menu uitsluitend bij stilstaande motor te gebruiken.
196
Met een druk op de knoppen (1) en (2) kunt u één voor
één de instelbare parameters aangeven: met de
knop (2)  u de vorige parameter aan en met de
knop (1)  u de volgende parameter aan.
Met een druk op de knop (4) wordt de menu-pagina
behorende bij de gekozen parameter geopend,
nadat u de parameter bevestigd 
Bovenaan op het display  het
instrumentenpaneel een tekst weer die het traject
van de menu’s en submenu’s tijdens de navigatie van
de instellingen.
Geef “EXIT” aan en druk op de knop (4) om het
instellingenmenu te kunnen afsluiten.
De volgende functies kunnen door de gebruiker
gewijzigd worden:
Aanpassing van de rijstijl (RIDING MODE): in dit
menu kunt u de volgende instellingen
verrichten:
- Afstelling motor (ENGINE)
- Instelling DTC-niveau (DTC)
- Afstelling ABS (ABS)
- Instelling DWC-niveau (DWC)
- Instelling DQS-status (DQS) (indien aanwezig)
- Herstel standaardinstellingen (DEFAULT)
Instelling van de weergave (INFO MODE)
LAP (activering/weergave/wissen van de LAPS)
PIN CODE (invoeren/wijzigen)
DRL CONTROL (instelling AUTO/ MANUAL)
(uitsluitend geactiveerd als de DRL-lichten
aanwezig zijn)
Instelling achtergrond display (BACKLIGHT)
Datuminstelling (DATE SET)
Klokinstelling (CLOCK SET)
Aanduiding informatie  (INFO
SERVICE): verloopdata Oil Service, Desmo
Service en Annual Service
Instelling meeteenheden (Snelheid -
Temperatuur - Brandstofverbruik) (UNITS
SETTING)
Bluetooth-instelling, paren en wissen van de
geassocieerde apparaten - uitsluitend
geactiveerd indien aanwezig (BLUETOOTH).
198
RIDING MODE
SETTING MENU
INFO MODE
LAP
PIN CODE
DRL CONTROL
TIRE CALIBRATION
BACKLIGHT
INFO
EXIT
DATE SET
CLOCK SET
INFO SERTVICE
UNITS SETTING
TURN INDICATORS
BLUETOOTH
OFF
ON
OFF
LAP DATA
ERASE ALL EXIT
SETTING MENU > LAP
21
21
4
2
1
4
Fig 127
199
Instellingenmenu - rijstijl (RIDING
MODE)
U kunt de verschillende instellingen van elke rijstijl
personaliseren.
Betreed het instellingenmenu.
Kies "RIDING MODE" met behulp van de knop (1) of
de knop (2). Druk op de knop (4) als u de functie
aangegeven 
U opent het menu "RIDING MODE". Kies de
gewenste rijstijl (SPORT, TOURING of URBAN) met
een druk op de knop (1) of de knop (2). Druk op de
knop (4) als u de gewenste rijstijl aangegeven 
Het menu waarin u de gekozen rijstijl kunt
personaliseren wordt geopend.
U verlaat het submenu en u  terug naar het
vorige menu door "EXIT" te kiezen en op de knop (4)
te drukken.
RIDING MODE
SETTING MENU
INFO MODE
LAP
PIN CODE
DRL CONTROL
TIRE CALIBRATION
BACKLIGHT
INFO
EXIT
DATE SET
CLOCK SET
INFO SERTVICE
UNITS SETTING
TURN INDICATORS
BLUETOOTH
4
Fig 128
42
1
EXITALL DEFAULT
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE
SPORT
Fig 129
200
EXIT
MEDIUM
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>ENGINE
SPORT
DEFAULT
LOW
MEDIUM
HIGH
EXIT
ON-05
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DTC
SPORT
DEFAULT
OFF
ON-01
ON-02
ON-03
ON-04
ON-05
ON-06
ON-07
ON-08
EXIT
ON-05
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DTC
SPORT
OFF
ON-01
ON-02
ON-03
ON-04
ON-05
ON-06
ON-07
ON-08
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
DTC
42
1
1
4
2
Fig 130
202
Instellingenmenu - rijstijl - instelling
motor (ENGINE)
Met deze functie kunt u de motor voor elke rijstijl
instellen.
Betreed het instellingenmenu. Kies "RIDING
MODE" met behulp van de knop (1) of de knop (2).
Druk op de knop (4) als u de functie aangegeven
 U opent het menu "RIDING MODE".
Kies in het keuzemenu de gewenste rijstijl (SPORT,
TOURING of URBAN) met een druk op de knop (1) of
de knop (2). Druk op de knop (4) als u de gewenste
rijstijl aangegeven 
Het menu waarin u de gekozen rijstijl kunt
personaliseren wordt geopend.
Kies in het keuzemenu de parameter die u wilt
personaliseren (ENGINE) met een druk op de knop
(1) of de knop (2). Druk op de knop (4) als u de
gewenste parameter aangegeven 
EXIT
MEDIUM
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>ENGINE
SPORT
DEFAULT
LOW
MEDIUM
HIGH
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
4
Fig 131
203
Bij het betreden van de functie wordt rechts (boven
"EXIT") het actueel ingestelde vermogen van de
motor weergegeven (bijv.: MEDIUM).
In het keuzemenu in het midden worden de
mogelijke aanpassingen opgesomd:
LOW
MEDIUM
HIGH
Met een druk op de knop (1) en de knop (2) kunt u één
voor één de gewenste vermogens van de motor
aanduiden: met de knop (2)  u de volgende
parameter aan en met de knop (1)  u de vorige
parameter aan.
Druk op de knop (4) om "MEMORY" oranje aan te
duiden als u het vereiste vermogen van de motor
 gekozen.
Sla de nieuwe keuze op door de knop (4) twee
seconden lang ingedrukt te houden terwijl
"MEMORY" oranje wordt aangeduid.
Als het opslaan correct is verricht, zal twee seconde
lang "MEMORIZED" groen worden weergegeven,
zal de ingestelde waarde van het vermogen van de
motor worden aangepast en zal vervolgens "EXIT"
groen worden aangegeven.
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
te verlaten en naar de vorige weergave terug te
keren.
204
EXIT
MEDIUM
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>ENGINE
SPORT
MEMORY
EXIT
MEDIUM
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>ENGINE
SPORT
MEMORY
EXIT
MEDIUM
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>ENGINE
SPORT
MEMORY
EXIT
HIGH
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>ENGINE
SPORT
MEMORIZED
LOW
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
MEDIUM
HIGH
LOW
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
MEDIUM
HIGH
LOW
HIGH
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
MEDIUM
LOW
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
MEDIUM
HIGH
42
1
4
214
Fig 132
205
Instelmenu - rijstijl - DTC-instelling
(DTC)
Met deze functie kunt u het DTC-interventieniveau
instellen of de DTC voor elke rijstijl activeren of
deactiveren.
Betreed het instellingenmenu. Kies "RIDING
MODE" met behulp van de knop (1) of de knop (2).
Druk op de knop (4) als u de functie aangegeven

U opent het menu "RIDING MODE". Kies in het
keuzemenu de gewenste rijstijl (SPORT, TOURING
of URBAN) met een druk op de knop (1) of de knop
(2).
Druk op de knop (4) als u de gewenste rijstijl
aangegeven 
Het menu waarin u de gekozen rijstijl kunt
personaliseren wordt geopend.
Kies in het keuzemenu de parameter die u wilt
personaliseren (DTC) met een druk op de knop (1) of
de knop (2).
Druk op de knop (4) als u de gewenste parameter
aangegeven 
EXIT
ON-05
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DTC
SPORT
OFF
ON-01
ON-02
ON-03
ON-04
ON-05
ON-06
ON-07
ON-08
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
4
Fig 133
206
Bij het betreden van de functie wordt rechts (boven
"EXIT") het actueel ingestelde niveau of de status
van de DTC weergegeven (bijv.: ON - 05 ofwel niveau
05).
In het keuzemenu in het midden worden de
mogelijke aanpassingen weergegeven: de niveaus 1
tot 8 en de status OFF.
Opmerkingen
Als de DTC is ingesteld op OFF, wordt de DWC
automatisch ingesteld op OFF. De DWC is daarom
grijs en u kunt deze niet selecteren.
Druk op de knop (4) om "MEMORY" oranje aan te
duiden als u de nieuwe keuze  verricht.
Sla de nieuwe keuze op door de knop (4) twee
seconden lang ingedrukt te houden terwijl
"MEMORY" oranje wordt aangeduid.
Als het opslaan correct is verricht, zal twee seconde
lang "MEMORIZED" groen worden weergegeven,
zal het ingestelde niveau of de ingestelde status
worden aangepast en zal vervolgens "EXIT" groen
worden aangegeven.
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
te verlaten en naar de vorige weergave terug te
keren.
207
EXIT
ON-05
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DTC
SPORT
MEMORY
OFF
ON-01
ON-02
ON-03
ON-04
ON-05
ON-06
ON-07
ON-08
EXIT
ON-05
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DTC
SPORT
MEMORY
OFF
ON-01
ON-02
ON-03
ON-04
ON-05
ON-06
ON-07
ON-08
EXIT
ON-05
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DTC
SPORT
MEMORY
OFF
ON-01
ON-02
ON-03
ON-04
ON-05
ON-06
ON-07
ON-08
EXIT
ON-03
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DTC
SPORT
MEMORIZED
OFF
ON-01
ON-02
ON-03
ON-04
ON-05
ON-06
ON-07
ON-08
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
42
1
4
214
Fig 134
208
Instelmenu - Instelling rijstijl- ABS-
instelling (ABS)
Met deze functie kunt u het interventieniveau van
het ABS instellen of kunt u het ABS-systeem voor de
rijstijl deactiveren. Betreed het instellingenmenu.
Kies "RIDING MODE" met behulp van de knop (1) of
de knop (2).
Druk op de knop (4) als u de functie aangegeven

U opent het menu "RIDING MODE". Kies in het
keuzemenu de gewenste rijstijl (SPORT, TOURING
of URBAN) met een druk op de knop (1) of de knop
(2).
Druk op de knop (4) als u de gewenste rijstijl
aangegeven  Het menu waarin u de gekozen
rijstijl kunt personaliseren wordt geopend. Kies in
het keuzemenu de parameter die u wilt
personaliseren (ABS) met een druk op de knop (1) of
de knop (2). Druk op de knop (4) als u de gewenste
parameter aangegeven 
EXIT
ON - 02
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>ABS
SPORT
ENGINE
DTC
ABS
ON - 01
ON - 02
ON - 03
4
DWC
DQS
Fig 135
209
Bij het betreden van de functie wordt rechts (boven
"EXIT") het actueel ingestelde niveau of de status
van het ABS weergegeven (bijv.: ON - 03 ofwel
niveau 03).
In het keuzemenu in het midden worden de
mogelijke aanpassingen weergegeven: de niveaus 1
tot 3.
Met een druk op de knoppen (1) en (2) kunt u één voor
één de gewenste interventieniveaus aangeven: met
de knop (1)  u het volgende niveau aan en met
de knop (2)  u het vorige niveau aan.
Als u het vereiste niveau  aangegeven, drukt op
de knop BEVESTIGING MENU (4) om MEMORY aan
te duiden.
Druk op de knop (4) om "MEMORY" oranje aan te
duiden als u de nieuwe keuze  verricht.
Sla de nieuwe keuze op door de knop (4) twee
seconden lang ingedrukt te houden terwijl
"MEMORY" oranje wordt aangeduid.
Als het opslaan correct is verricht, zal twee seconde
lang "MEMORIZED" groen worden weergegeven,
zal het ingestelde niveau of de ingestelde status
worden aangepast en zal vervolgens "EXIT" groen
worden aangegeven.
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
te verlaten en naar de vorige weergave terug te
keren.
210
Bij het betreden van de functie wordt rechts (boven
“EXIT”) het actueel ingestelde niveau of de status
van de DWC weergegeven (bijv.: ON - 05 ofwel
niveau 05).
In het keuzemenu in het midden worden de
mogelijke aanpassingen weergegeven: de niveaus 1
tot 8 en de status OFF.
Opmerkingen
Als de DTC is ingesteld op OFF, wordt de DWC
automatisch ingesteld op OFF. De DWC is daarom
grijs en u kunt deze niet selecteren.
Druk op de knop (4) om "MEMORY" oranje aan te
duiden als u de nieuwe keuze  verricht.
Sla de nieuwe keuze op door de knop (4) twee
seconden lang ingedrukt te houden terwijl
"MEMORY" oranje wordt aangeduid.
Als het opslaan correct is verricht, zal twee seconde
lang "MEMORIZED" groen worden weergegeven,
zal het ingestelde niveau of de ingestelde status
worden aangepast en zal vervolgens "EXIT" groen
worden aangegeven.
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
te verlaten en naar de vorige weergave terug te
keren.
213
EXIT
ON-05
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DWC
SPORT
MEMORY
OFF
ON-01
ON-02
ON-03
ON-04
ON-05
ON-06
ON-07
ON-08
EXIT
ON-05
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DWC
SPORT
MEMORY
OFF
ON-01
ON-02
ON-03
ON-04
ON-05
ON-06
ON-07
ON-08
EXIT
ON-05
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DWC
SPORT
MEMORY
OFF
ON-01
ON-02
ON-03
ON-04
ON-05
ON-06
ON-07
ON-08
EXIT
ON-03
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DWC
SPORT
MEMORIZED
OFF
ON-01
ON-02
ON-03
ON-04
ON-05
ON-06
ON-07
ON-08
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
42
1
4
214
Fig 138
214
Instelmenu - rijstijl - DQS-instelling
(DQS)
Met deze functie kunt u de DQS voor elke rijstijl
alleen uitschakelen of inschakelen als de
functionaliteit aan boord van het  aanwezig
is.
Betreed het instellingenmenu. Kies "RIDING
MODE" met behulp van de knop (1) of de knop (2).
Druk op de knop (4) als u de functie aangegeven

U opent het menu "RIDING MODE". Kies in het
keuzemenu de gewenste rijstijl (SPORT, TOURING
of URBAN) met een druk op de knop (1) of de knop
(2).
Druk op de knop (4) als u de gewenste rijstijl
aangegeven 
Het menu waarin u de gekozen rijstijl kunt
personaliseren wordt geopend.
Kies in het keuzemenu de parameter die u wilt
personaliseren (DQS) met een druk op de knop (1) of
de knop (2).
Druk op de knop (4) als u de gewenste parameter
aangegeven 
EXIT
OFF
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DQS
SPORT
OFF
UP DOWN
4
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
Fig 139
215
Bij het betreden van de functie wordt rechts (boven
“EXIT”) het actueel ingestelde niveau of de status
van de DQS weergegeven (bijv.: OFF).
In het keuzemenu in het midden worden de
mogelijke aanpassingen opgesomd: “OFF” en “UP/
DOWN”.
Met een druk op de knoppen (1) en (2) kunt u de
beschikbare opties aangeven: met de knop (1) 
u de vorige meeteenheid aan en met de knop (2)
 u de volgende meeteenheid aan.
Als u het vereiste niveau  aangegeven, drukt op
de knop BEVESTIGING MENU (4) om MEMORY aan
te duiden.
Druk op de knop (4) om "MEMORY" oranje aan te
duiden als u de nieuwe keuze  verricht.
Sla de nieuwe keuze op door de knop (4) twee
seconden lang ingedrukt te houden terwijl
"MEMORY" oranje wordt aangeduid.
Als het opslaan correct is verricht, zal twee seconde
lang "MEMORIZED" groen worden weergegeven,
zal het ingestelde niveau of de ingestelde status
worden aangepast en zal vervolgens "EXIT" groen
worden aangegeven.
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
te verlaten en naar de vorige weergave terug te
keren.
216
EXIT
OFF
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DQS
SPORT
MEMORY
EXIT
OFF
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DQS
SPORT
MEMORY
EXIT
OFF
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DQS
SPORT
MEMORY
EXIT
UP DOWN
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DQS
SPORT
MEMORIZED
TOURING
URBAN
SPORT
ENGINE
DTC
ABS
OFF
UP DOWN
DWC
DQS
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
OFF
UP DOWN
OFF
UP DOWN
OFF
UP DOWN
42
1
4
214
Fig 140
217
Instellingenmenu - rijstijl - waarden
herstellen voor elke rijstijl
(DEFAULT)
Met deze functie kunnen de door Ducati ingestelde
standaardwaarden van een rijstijl worden hersteld.
Betreed het instellingenmenu. Kies "RIDING
MODE" met behulp van de knop (1) of de knop (2).
Druk op de knop (4) als u de functie aangegeven
 U opent het menu "RIDING MODE".
Kies in het keuzemenu de gewenste rijstijl (SPORT,
TOURING of URBAN) met een druk op de knop (1) of
de knop (2). Druk op de knop (4) als u de gewenste
rijstijl aangegeven 
Het menu waarin u de gekozen rijstijl kunt
personaliseren wordt geopend.
Kies de parameter "DEFAULT" met een druk op de
knop (1) of de knop (2). Als u de vereiste parameter
 aangegeven, drukt u twee seconden lang op
de knop (4).
EXIT
TOURING
URBAN
SETTING MENU>RIDING MODE>SPORT>DEFAULT
SPORT
DEFAULT
ENGINE
DTC
ABS
DWC
DQS
42
1
Fig 141
218
U opent het menu "INFO MODE".
Druk op de knop (1) of de knop (2) om een
weergavemodus te kiezen. Druk op de knop (4) als u
de gewenste weergavemodus aangegeven  De
keuze wordt opgeslagen, de aanduiding van de
actuele modus wordt bijgewerkt en de knop "EXIT"
wordt automatisch weergegeven.
Met een druk op de knop (4)  u terug naar de
vorige weergave.
Voor alle riding modes wordt de weergavemodus
CORE ingesteld als de instelling "DEFAULT" wordt
geselecteerd.
De weergavemodus wordt als volgt gewijzigd als de
instelling RIDING MODE wordt geselecteerd:
de weergavemodus TRACK voor de riding mode
SPORT;
de weergavemodus FULL voor de riding mode
TOURING;
de weergavemodus CITY voor de riding mode
URBAN.
Voor alle riding modes wordt de weergavemodus
TRACK ingesteld als de instelling "TRACK" wordt
geselecteerd.
Voor alle riding modes wordt de weergavemodus
FULL ingesteld als de instelling "FULL" wordt
geselecteerd.
Voor alle riding modes wordt de weergavemodus
CITY ingesteld als de instelling "CITY" wordt
geselecteerd.
222
EXIT
DEFAULT
SETTING MENU>INFO MODE
CITY
RIDING MODE
TRACK
FULL
DEFAULT
EXIT
DEFAULT
SETTING MENU>INFO MODE
CITY
RIDING MODE
TRACK
FULL
DEFAULT
>> CORE
>> CORE
EXIT
CORE
SETTING MENU>INFO MODE
CITY
RIDING MODE
TRACK
FULL
DEFAULT
42
1
2
4
1
Fig 144
223
Instellingenmenu - rondetijd (LAP)
Betreed het instellingenmenu om het menu van de
LAP-functie te kunnen openen. Kies "LAP" met
behulp van de knop (1) of de knop (2). Druk op de
knop (4) als u de functie aangegeven  Het
menu "LAP" wordt geopend.
In dit menu kunt u:
OFF: de LAP-functie deactiveren;
ON: de LAP-functie activeren;
LAP DATA: de rondes weergeven die eerder met
de functie "LAP-registratie" zijn opgeslagen;
ERASE ALL: alle opgeslagen rondes wissen.
SETTING MENU
RIDING MODE
INFO MODE
LAP
PIN CODE
DRL CONTROL
TIRE CALIBRATION
BACKLIGHT
INFO
EXIT
DATE SET
CLOCK SET
INFO SERTVICE
UNITS SETTING
TURN INDICATORS
BLUETOOTH
4
Fig 145
224
Weergave opgeslagen rondes
Open het menu LAP om de opgeslagen rondes te
kunnen weergeven.
Kies "LAP DATA" met behulp van de knop (1) of de
knop (2). Druk op de knop (4) als u de functie
aangegeven 
Zodra de functie geopend wordt, ziet u:
"TIME" gevolgd door de geregistreerde
rondetijd;
"SPEEDMAX" gevolgd door de
maximumsnelheid die tijdens de ronde is
geregistreerd;
"RPMMAX" gevolgd door de TPM-waarde die
tijdens de ronde is geregistreerd;
het bericht LAP en het rondenummer (bijv.: LAP
01).
Met een druk op de knoppen (1) en (2) kunt u één voor
één de opgeslagen rondes aangeven. Met knop (2)
 u de volgende ronde weer (de rondes worden
in oplopende volgorde weergegeven, LAP 01 ... LAP
02 ... LAP 03 ..... LAP 15) en uiteindelijk verschijnt de
aanduiding "EXIT". Met de knop (1)  u de vorige
ronde weer (de rondes worden in aflopende volgorde
weergegeven LAP 15 ... LAP 14 ... LAP 13 ....... LAP 01)
en uiteindelijk "EXIT".
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
te verlaten en naar de vorige weergave terug te
keren.
Opmerkingen
De opgeslagen MAX snelheid is gelijk aan de
snelheid die tijdens de ronde wordt bereikt
(vermeerderd met 5%).
Opmerkingen
Op het instrumentenpaneel worden de
chronometer "-.--.--", het MAX tpm = ------ en de
MAX snelheid = ----- aangegeven als in het
geheugen geen gegevens opgeslagen zijn.
226
Opgeslagen rondes wissen
Open het menu LAP om de opgeslagen rondes weer
te geven.
U kunt de rondes in het menu LAP wissen of u kunt
de pagina voor de weergave van de LAP's (LAP
DATA) openen.
Kies "ERASE ALL" met behulp van de knop (1) of de
knop (2). Druk op de knop BEVESTIGING MENU (4)
als u de functie gekozen 
U moet het wissen van de opgeslagen rondes
bevestigen door de knop (4) twee seconden lang
ingedrukt te houden.
Als deze twee seconden verstreken zijn, zal het
instrumentenpaneel op het display:
twee seconden lang "WAIT..." weergeven;
en vervolgens 2 seconden lang "ERASE OK"
weergeven om aan te geven dat de gegevens
zijn gewist.
EXIT
OFF
SETTING MENU>LAP
OFF
ON
LAP DATA
ERASE OK
EXIT
OFF
SETTING MENU>LAP
OFF
ON
LAP DATA
WAIT...
Fig 148
228
Het wissen is een unieke commando waarbij alle
opgeslagen rondes gewist worden.
Als alle rondes gewist zijn, ziet u dat de parameters
van de rondes "01" tot "15" geen waarde "–" hebben
(tijd = -’ - -’’ - - , tpm = - - - - - , snelheid = - - - ).
Geef "EXIT" aan en druk op de knop (4) om het menu
te verlaten en naar de vorige weergave terug te
keren.
EXIT
SETTING MENU>LAP>LAP DATA
-----TIME:
--- KM/H NO
LAP
SPEED max:
----RPM max:
Fig 149
229
PIN CODE activeren
Open het instellingenmenu om de PIN CODE te
activeren en uw persoonlijke pincode in te voeren.
Kies "PIN CODE" met behulp van de knop (1) of de
knop (2).
Druk op de knop (4) als u de functie aangegeven

U opent het menu "PIN CODE".
SETTING MENU
RIDING MODE
INFO MODE
LAP
PIN CODE
DRL CONTROL
TIRE CALIBRATION
BACKLIGHT
INFO
EXIT
DATE SET
CLOCK SET
INFO SERTVICE
UNITS SETTING
TURN INDICATORS
BLUETOOTH
4
Fig 150
231


Produktspezifikationen

Marke: Ducati
Kategorie: Motor
Modell: Diavel 1260

Brauchst du Hilfe?

Wenn Sie Hilfe mit Ducati Diavel 1260 benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten




Bedienungsanleitung Motor Ducati

Bedienungsanleitung Motor

Neueste Bedienungsanleitung für -Kategorien-