Canon Pixma MX450 serie Bedienungsanleitung

Canon Drucker Pixma MX450 serie

Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Canon Pixma MX450 serie (222 Seiten) in der Kategorie Drucker. Dieser Bedienungsanleitung war für 16 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet

Seite 1/222
MX450 series
Online handleiding
Lees dit eerst
Nuttige functies die beschikbaar zijn op het apparaat
Overzicht van het apparaat
Nederlands (Dutch)
Lees dit eerst
Opmerkingen over het gebruik van de onlinehandleiding
Gebruiksomgeving
Afdrukinstructies
Opmerkingen over het gebruik van de onlinehandleiding
Het is verboden tekst, foto's of afbeeldingen die zijn gepubliceerd in de Online handleiding (hierna
´deze handleiding´ genaamd), deels of geheel te reproduceren, af te leiden of te kopiëren.
In principe kan Canon de inhoud van deze handleiding wijzigen of verwijderen zonder voorafgaande
kennisgeving aan de klanten. Daarnaast kan Canon de publicatie van deze handleiding worden
uitgesteld of gestopt vanwege dwingende redenen. Canon is niet aansprakelijk voor schade die wordt
geleden door klanten als gevolg van het wijzigen of verwijderen van informatie in deze handleiding, of
het uitstellen of stopzetten van de publicatie van deze handleiding.
Hoewel de inhoud van deze handleiding met uiterste zorg is samengesteld, wordt u verzocht om
contact op te nemen met het ondersteuningscentrum als u verkeerde of onvolledige informatie
aantreft.
In principe zijn de beschrijvingen in deze handleiding gebaseerd op het product ten tijde van de
oorspronkelijke verkoop.
Deze handleiding bevat niet alle handleidingen van alle producten die worden verkocht door Canon.
Indien u een product gebruikt dat niet wordt beschreven in deze handleiding, raadpleegt u de
handleiding die is geleverd bij het product.
Gebruiksomgeving
De volgende gebruiksomgeving wordt aanbevolen voor deze handleiding.
Aanbevolen besturingssysteem
Windows 8, Windows 7, Windows 7 SP1, Windows Vista SP1, Vista SP2, Windows XP SP3 (alleen
32-bits)
Aanbevolen webbrowser
Internet Explorer 8 of hoger
(U moet cookies toestaan en Javascript inschakelen in de browserinstellingen.)
Afdrukinstructies
Gebruik de afdrukfunctie van uw webbrowser om deze handleiding af te drukken.
Als u achtergrondkleuren en afbeeldingen wilt afdrukken, volgt u de onderstaande stappen om het
dialoogvenster Pagina-instelling (Page Setup) weer te geven en schakelt u vervolgens het
selectievakje Achtergrondkleur en afbeeldingen afdrukken (Print Background Colors and
Images) in.
In Internet Explorer 9 of 10
Selecteer (Extra/Tools) > Afdrukken (Print) > Pagina-instelling... (Page setup...).
In Internet Explorer 8
1. Druk op de Alt-toets om de menu's weer te geven.
2. Selecteer Pagina-instelling... (Page Setup...) in het menu Bestand (File).
Symbolen in dit document
Waarschuwing
Instructies die u moet volgen om te voorkomen dat er als gevolg van een onjuiste bediening van het
apparaat gevaarlijke situaties ontstaan die mogelijk tot ernstig lichamelijk letsel of zelfs de dood kunnen
leiden. Deze instructies zijn essentieel voor een veilige werking van het apparaat.
Let op
Instructies die u moet volgen om lichamelijk letsel of materiële schade als gevolg van een onjuiste
bediening van het apparaat te voorkomen. Deze instructies zijn essentieel voor een veilige werking van het
apparaat.
Belangrijk
Instructies met belangrijke informatie. Lees deze instructies om schade en letsel of een onjuist gebruik van
het product te voorkomen.
Opmerking
Instructies inclusief opmerkingen bij handelingen en extra toelichtingen.
Basis
Instructies betreffende de basishandelingen van uw product.
Handelsmerken en licenties
Microsoft is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation.
Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde
Staten en/of andere landen.
Windows Vista is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en/of andere landen.
Internet Explorer is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en/of andere landen.
Mac, Mac OS, AirPort, Safari, Bonjour, iPad, iPhone en iPod touch zijn handelsmerken van Apple Inc.,
gedeponeerd in de V.S. en andere landen. AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple
Inc.
IOS is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Cisco in de Verenigde Staten en/of andere
landen, en wordt gebruikt onder licentie.
Adobe, Photoshop, Photoshop Elements, Lightroom, Adobe RGB en Adobe RGB (1998) zijn
gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde
Staten en/of andere landen.
Bluetooth is een handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc., V.S. en gebruiksrecht van dit product is
verleend aan Canon Inc..
Alle andere bedrijfsnamen en producten die in dit document worden genoemd, zijn mogelijk
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectieve bedrijven.
Opmerking
De officiële naam van Windows Vista is Microsoft Windows Vista-besturingssysteem.
Zoektips
U kunt in het zoekvenster trefwoorden invoeren om te zoeken naar doelpagina's.
Belangrijk
Als u een zoekopdracht uitvoert via de modelnaam van het product, voert u alleen de eerste twee
cijfers van het nummer in de modelnaam in.
Voorbeeld: u zoekt naar MX452
Voer 'MX45' in
Zoeken naar functies
U kunt doelpagina's makkelijk vinden door de modelnaam van het product in te voeren, plus een
trefwoord voor de functie waarover u informatie zoekt.
Voorbeeld: uw product is de MX450 series en u wilt weten hoe u papier moet plaatsen
Voer in het zoekvenster 'MX45 papier plaatsen' in en voer een zoekopdracht uit
Fouten oplossen
U kunt nauwkeurigere zoekresultaten verkrijgen door de modelnaam en de ondersteuningscode van
het model in te voeren.
Voorbeeld: uw product is de MX450 series en de volgende foutmelding verschijnt
Voer in het zoekvenster 'MX45 1003' in en voer een zoekopdracht uit
Zoeken naar toepassingsfuncties
U kunt doelpagina's makkelijk vinden door de naam van de toepassing in te voeren, plus een trefwoord
voor de functie waarover u informatie zoekt.
Voorbeeld: als u wilt weten hoe u collages kunt afdrukken met My Image Garden
Voer in het zoekvenster "My Image Garden collage" in en voer een zoekopdracht uit
Zoeken naar referentiepagina's
U kunt zoeken naar in deze handleiding omschreven referentiepagina's door de modelnaam van het
product en een paginatitel in te voeren.
U kunt referentiepagina's makkelijker vinden door ook de functienaam in te voeren.
Voorbeeld: als u de pagina wilt bekijken waarnaar wordt verwezen in de volgende zin van een
scanningsprocedure in de Online handleiding van de MX450 series
Raadpleeg voor meer informatie het tabblad Kleurinstellingen voor uw model vanuit de startpagina van
de Online handleiding.
Voer in het zoekvenster "MX45 scannen tabblad Kleurinstellingen" in en voer een zoekopdracht uit
Venster dat gebruikt wordt in toelichting van de bewerking
In deze handleiding worden de meeste bewerkingen beschreven aan de hand van vensters die worden
weergegeven wanneer Windows 7 operating system Home Premium (hierna Windows 7 genoemd) wordt
gebruikt.
Overzicht van het apparaat
Hoofdonderdelen en basishandelingen
Hoofdonderdelen
Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat
LCD en bedieningspaneel
Cijfers, letters en symbolen invoeren
Papier/originelen plaatsen
Papier plaatsen
Originelen plaatsen
Het USB-flashstation plaatsen
Een FINE-cartridge vervangen
Een FINE-cartridge vervangen
De inktstatus controleren
Onderhoud
Vage afdrukken of onjuiste kleuren
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer
Het apparaat reinigen
De apparaatinstellingen wijzigen
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Informatie over de netwerkverbinding
Handige informatie over de netwerkverbinding
Over netwerkcommunicatie
Netwerkinstellingen wijzigen en controleren
Vensters voor de netwerkverbinding van IJ Network Tool
Andere vensters van IJ Network Tool
Bijlage voor netwerkcommunicatie
Tips voor een optimale afdrukkwaliteit
Handige informatie over inkt
Belangrijke punten voor succesvol afdrukken
Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst
Een afdruktaak annuleren
Belangrijke punten voor een consistente afdrukkwaliteit
Voorzorgsmaatregelen voor een veilig transport van het apparaat
Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik van afbeeldingen
Specificaties
Onderhoud
Vage afdrukken of onjuiste kleuren
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer
Het apparaat reinigen
De apparaatinstellingen wijzigen
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen
Afdrukopties wijzigen
Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren
De te gebruiken inktpatroon instellen
De stroomvoorziening van het apparaat beheren
Het geluidsvolume van het apparaat verlagen
De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Faxinstellingen
Afdrukinstellingen
LAN-instellingen
Gebr.instell. appar.
Inst. mob. telefoon
Bluetooth-instell.
Firmware bijwerken
Instell. herstellen
Informatie over de Stille instelling
Informatie over de netwerkverbinding
Handige informatie over de netwerkverbinding
Nuttige functies die beschikbaar zijn op het apparaat
De volgende nuttige functies zijn beschikbaar op het apparaat.
Ervaar een nog aangenamere fotografiebeleving door de verschillende functies te gebruiken.
Eenvoudig foto's afdrukken
Inhoud downloaden
Gescande afbeeldingen uploaden naar internet
Eenvoudig afdrukken vanaf een smartphone
Druk rechtstreeks af vanaf een iPad, iPhone of iPod touch
Eenvoudig foto's afdrukken met een toepassing
Eenvoudig afbeeldingen ordenen
In My Image Garden kunt u de namen van personen en gebeurtenissen bij foto's opslaan.
U kunt foto's eenvoudig ordenen, omdat u deze niet alleen per map kunt weergeven, maar ook per
agenda, gebeurtenis en persoon. Hierdoor kunt u de doelfoto's eenvoudig vinden als u er later naar
zoekt.
<Agendaweergave> <Personenweergave>
Aanbevolen items in een diapresentatie weergeven
Op basis van de informatie die bij foto's is opgeslagen, worden met Quick Menu automatisch de foto's op
uw computer geselecteerd en aanbevolen items gemaakt, zoals collages en kaarten. De gemaakte items
worden in een diapresentatie weergegeven.
Als er een item is dat u bevalt, kunt u dit eenvoudig in slechts twee stappen afdrukken.
STAP 1 Selecteer in Afbeeldingsweergave van Quick Menu het item dat u wilt afdrukken.
STAP 2 Druk het item af met My Image Garden.
Automatisch foto's plaatsen
U kunt eenvoudig schitterende items maken, omdat de geselecteerde foto's automatisch op thema
worden geplaatst.
Diverse andere functies
My Image Garden biedt een groot aantal andere nuttige functies.
Zie 'De mogelijkheden van My Image Garden' voor meer informatie.
Allerlei inhoudmateriaal downloaden
CREATIVE PARK
Dit is een 'afdrukmateriaalsite' waar u gratis al het afdrukmateriaal kunt downloaden.
U vindt hier verschillende soorten inhoud, zoals kaarten voor diverse gelegenheden en modellen die u
kunt maken door papieren onderdelen in elkaar te zetten.
Alles is eenvoudig toegankelijk via Quick Menu.
CREATIVE PARK PREMIUM
Dit is een service waar klanten die een model gebruiken dat premium inhoud ondersteunt, exclusief
afdrukmateriaal kunnen downloaden.
U kunt premium inhoud eenvoudig downloaden via My Image Garden. Premium inhoud die u hebt
gedownload, kunt u rechtstreeks afdrukken met My Image Garden.
Als u gedownloade premium inhoud wilt afdrukken, zorg dat voor alle kleuren originele Canon-inkttanks/-
inktpatronen zijn geïnstalleerd in een ondersteunde printer.
Opmerking
De ontwerpen van premium inhoud op deze pagina kunnen zonder voorafgaande kennisgeving
worden gewijzigd.
Gescande afbeeldingen eenvoudig uploaden naar internet
Als u Evernote of Dropbox gebruikt op uw computer, kunt u gescande afbeeldingen eenvoudig uploaden
naar internet. U kunt geüploade afbeeldingen gebruiken van andere computers, smartphones enzovoort.
Zie 'Integratiefunctie voor online opslag' voor meer informatie.
Eenvoudig afdrukken vanaf een smartphone met Canon Easy-PhotoPrint (voor
iOS/Android)
Gebruik Canon Easy-PhotoPrint (voor iOS/Android) voor het eenvoudig draadloos afdrukken van foto's die
u op een smartphone hebt opgeslagen.
U kunt ook gescande gegevens (PDF of JPEG) rechtstreeks op een smartphone ontvangen zonder een
computer te gebruiken.
U kunt Canon Easy-PhotoPrint (voor iOS/Android) downloaden via de App Store en Google Play.
Rechtstreeks afdrukken vanaf een iPad, iPhone of iPod touch met Apple AirPrint
Het apparaat is compatibel met de functie AirPrint van Apple iOS-apparaten.
U kunt rechtstreeks e-mails, foto's, webpagina's, enzovoort, afdrukken vanaf de iPad, iPhone of iPod touch
naar het apparaat via een draadloos LAN.
Zie 'Afdrukken vanaf een AirPrint-compatibel apparaat' voor meer informatie.
Integratiefunctie voor online opslag
Het apparaat kan worden geïntegreerd met online opslagservices zoals Evernote.
Integratie met het online notitieprogramma 'Evernote'
Als een Evernote-clienttoepassing op uw computer is geïnstalleerd, kunt u gescande afbeeldingen
importeren in de toepassing en uploaden naar de server van Evernote.
Vanaf bijvoorbeeld andere computers of smartphones kan door de geüploade afbeeldingen worden
gebladerd.
Als u Evernote wilt gebruiken, moet u een account aanmaken. Raadpleeg de pagina 'Account aanmaken
(Create Account)' van Evernote voor het aanmaken van een account.
Instellingen
Selecteer in het dialoogvenster met instellingen van IJ Scan Utility het item dat u wilt instellen en
selecteer vervolgens Evernote voor Naar een toepassing sturen (Send to an application) in
Instellingen voor de toepassing (Application Settings).
Raadpleeg 'Dialoogvenster Instellingen' voor meer informatie.
Belangrijk
De servicefuncties van Evernote kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd of
beëindigd.
Afdrukken vanaf een AirPrint-compatibel apparaat
In dit document wordt uitgelegd hoe u met AirPrint draadloos afdrukt vanaf uw iPad, iPhone en iPod touch
op een Canon-printer.
Met AirPrint kunt u direct vanaf uw Apple-apparaat foto's, e-mails, internetpagina's en documenten met uw
printer afdrukken, zonder een besturingsbestand te hoeven installeren.
Controleer uw omgeving
Controleer eerst uw omgeving.
Gebruiksomgeving van AirPrint
Om AirPrint te gebruiken, hebt u een van de volgende Apple-apparaten nodig, met daarop de nieuwste
versie van iOS: iPad (alle modellen), iPhone (3GS of hoger) of iPod touch (derde generatie of hoger).
• Netwerkomgeving
Het Apple-apparaat (iPad, iPhone of iPod touch) en deze printer moeten zijn verbonden met hetzelfde
Wi-Fi-netwerk.
Afdrukken met AirPrint
1. Controleer of deze printer is ingeschakeld en verbinding heeft met het LAN.
2. Raak in een programma van uw Apple-apparaat het bedieningspictogram in het
optiemenu aan.
3. Raak in het optiemenu Afdrukken (Print) aan.
4. Selecteer in de Printeropties (Printer Options) het model dat u gebruikt.
Belangrijk
Niet alle programma's ondersteunen AirPrint. Hierdoor wordt Printeropties (Printer Options)
mogelijk niet weergegeven. Kunt u vanuit een bepaald programma de printeropties niet gebruiken,
dan kunt u vanuit dat programma niet afdrukken.
Opmerking
De printeropties kunnen verschillen, afhankelijk van de software en printer die u gebruikt.
Normaliter worden onder de printeropties de volgende vier opties weergegeven wanneer u
Afdrukken (Print) aanraakt en een modelnaam selecteert:
Printer: selecteer een model dat op uw draadloze LAN kan worden gebruikt.
Exemplaren: geef het aantal af te drukken exemplaren op.
Dubbelzijdig afdrukken: als het model dubbelzijdig afdrukken ondersteunt, kunt u Aan (On) of
Uit (Off) selecteren.
Bereik: het paginabereik kan alleen worden gebruikt bij bepaalde software en
bestandsindelingen (zoals PDF-bestanden).
5. Klik voor 1 kopie (1 Copy) op + of - om het aantal vereiste kopieën in te stellen.
6. Klik voor Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) op Aan (On) om dubbelzijdig
afdrukken in te schakelen of op Uit (Off) om de functie uit te schakelen.
7. Wanneer u een bestandsindeling met meerdere pagina's afdrukt, zoals een PDF-
bestand, klikt u op Bereik (Range) en vervolgens op Alle pagina's (All Pages) of
selecteert u het af te drukken paginabereik.
8. Raak Afdrukken (Print) aan.
Bij het afdrukken worden de opgegeven instellingen gebruikt.
Papierformaat
Bij AirPrint wordt de papiergrootte automatisch geselecteerd op basis van de op het Apple-apparaat
gebruikte software en de regio waarin AirPrint wordt gebruikt.
Wanneer er fotosoftware van Apple wordt gebruikt, is de standaardpapiergrootte in Japan en 4"x6" of KG in
andere landen en regio's.
Wanneer er documenten worden afgedrukt vanuit de toepassing Safari van Apple, is de
standaardpapiergrootte Letter in de V.S. en A4 en Japan en Europa.
Belangrijk
Afhankelijk van uw toepassing kunnen papiergrootten afwijken.
De afdrukstatus controleren
Tijdens het afdrukken wordt het pictogram Afdrukken (Print) weergegeven in de lijst met recent gebruikte
toepassingen. Wanneer u dit pictogram aanraakt, wordt de afdrukstatus weergegeven.
Druk twee keer op de Home-knop op uw Apple-apparaat om de lijst met recent gebruikte toepassingen
weer te geven. Het pictogram Afdrukken (Print) wordt weergegeven aan de onderkant van het start
(Home) scherm.
Een afdruktaak verwijderen
Afdruktaken kunnen met AirPrint op de volgende twee manieren worden verwijderd:
Vanaf de printer: gebruik het bedieningspaneel van de printer om de afdruktaak te annuleren.
Vanaf een Apple-apparaat: druk twee keer op de Home-knop op het Apple-apparaat. Raak het
pictogram Afdrukken (Print) aan en geef de lijst met afdruktaken weer. Raak de te annuleren
afdruktaak aan en raak vervolgens Afdrukken annuleren (Cancel Print) aan.
AirPrint Problemen oplossen
Wordt het document niet afgedrukt, controleer dan het volgende:
1. Controleer of de printer is ingeschakeld. Is de printer ingeschakeld, schakel deze
dan uit en weer in en controleer vervolgens of het probleem is opgelost.
2. Controleer of de printer via een LAN-verbinding is aangesloten op hetzelfde
netwerksubnet als het apparaat waarop iOS is geïnstalleerd.
3. Controleer of de printer voldoende papier en inkt heeft.
4. Controleer of er geen foutbericht wordt weergegeven op het bedieningspaneel van
de printer.
Houdt het probleem aan, gebruikt dan het printerbesturingsbestand op uw computer om te controleren
of het bestand normaal via de printer kan worden afgedrukt.
Kan het document niet worden afgedrukt, raadpleeg dan de Online handleiding voor uw model.
Opmerking
Wanneer u de printer aanzet kan het een aantal minuten duren voordat de printer via een draadloze
LAN-verbinding kan communiceren. Zorg ervoor dat de printer met het draadloze LAN is verbonden en
probeer vervolgens af te drukken.
Is Bonjour op de printer uitgeschakeld, dan kan AirPrint niet worden gebruikt. Controleer de LAN-
instellingen van de printer en schakel Bonjour in.
Opmerking
De bij de uitleg weergegeven vensters kunnen afwijken van de vensters die op uw Apple-product of -
toepassing worden weergegeven.
Overzicht van het apparaat
Hoofdonderdelen en basishandelingen
Hoofdonderdelen
Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat
LCD en bedieningspaneel
Cijfers, letters en symbolen invoeren
Papier/originelen plaatsen
Papier plaatsen
Originelen plaatsen
Het USB-flashstation plaatsen
Een FINE-cartridge vervangen
Een FINE-cartridge vervangen
De inktstatus controleren
Onderhoud
Vage afdrukken of onjuiste kleuren
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer
Het apparaat reinigen
De apparaatinstellingen wijzigen
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Informatie over de netwerkverbinding
Handige informatie over de netwerkverbinding
Over netwerkcommunicatie
Netwerkinstellingen wijzigen en controleren
Vensters voor de netwerkverbinding van IJ Network Tool
Andere vensters van IJ Network Tool
Bijlage voor netwerkcommunicatie
Tips voor een optimale afdrukkwaliteit
Handige informatie over inkt
Belangrijke punten voor succesvol afdrukken
Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst
Een afdruktaak annuleren
Belangrijke punten voor een consistente afdrukkwaliteit
Voorzorgsmaatregelen voor een veilig transport van het apparaat
Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik van afbeeldingen
Specificaties
Hoofdonderdelen en basishandelingen
Hoofdonderdelen
Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat
LCD en bedieningspaneel
Cijfers, letters en symbolen invoeren
Hoofdonderdelen
Vooraanzicht
Achteraanzicht
Binnenaanzicht
Bedieningspaneel
Vooraanzicht
(1) bedieningspaneel
Gebruik het bedieningspaneel om de apparaatinstellingen te wijzigen of het apparaat te
bedienen.
Bedieningspaneel
(2) ADF (automatische documentinvoer)
Plaats een document dat u wilt kopiëren, scannen of faxen. Documenten die in de documentlade
worden geplaatst, worden automatisch vel voor vel gescand.
Documenten in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen
(3) klep van documentinvoer
Open deze klep om vastgelopen documenten te verwijderen.
(4) documentgeleiders
Pas deze geleiders aan, zodat de breedte ervan overeenkomt met die van het document in de
ADF.
(5) documentlade
Open deze lade om een document in de ADF te plaatsen. U kunt twee of meer documentvellen
met hetzelfde formaat en dezelfde dikte plaatsen. Plaats het document met de zijde die u wilt
scannen omhoog.
(6) documentuitvoersleuf
Documenten die worden gescand vanuit de ADF, worden hier uitgevoerd.
(7) documentklep
Open deze klep als u een origineel op de glasplaat wilt plaatsen.
(8) Wi-Fi-lampje
Dit lampje brandt of knippert blauw om de status van het draadloze LAN aan te geven.
Lampjes:
Draadl. LAN actief (Wireless LAN active) is geselecteerd.
Knippert:
Bezig met afdrukken of scannen via een draadloos LAN. Dit lampje knippert ook wanneer tijdens
het instellen wordt gezocht naar een toegangspunt voor een draadloos LAN en wanneer
verbinding wordt gemaakt met het toegangspunt.
(9) papieruitvoerklep
Open deze klep als u de FINE-cartridge wilt vervangen of vastgelopen papier uit het apparaat wilt
verwijderen.
(10) papiergeleiders
Schuif de geleiders tegen beide zijden van de stapel papier aan.
(11) voorste lade
In deze lade kunt u verschillende formaten of soorten papier plaatsen die u met het apparaat wilt
gebruiken. Er kunnen twee of meer vellen papier van hetzelfde formaat en type tegelijk worden
geplaatst. Het papier wordt automatisch met één vel tegelijk ingevoerd.
Normaal papier/fotopapier plaatsen
Enveloppen plaatsen
(12) voorklep
Open deze klep om papier in de voorste lade te plaatsen.
(13) papiersteun
Trek deze steun uit als u papier in de voorste lade plaatst.
(14) verlengstuk van uitvoerlade
Open het verlengstuk ter ondersteuning van uitgeworpen papier.
(15) papieruitvoersteun
Trek deze steun uit ter ondersteuning van het uitgeworpen papier.
(16) papieruitvoerlade
Het bedrukte papier wordt uitgevoerd.
(17) glasplaat
Plaats hier het origineel dat u wilt kopiëren, scannen of faxen.
(18) USB-flashstation
Plaats een USB-flashstation in deze poort.
Het USB-flashstation plaatsen
U kunt de optionele Bluetooth-eenheid BU-30* aansluiten als u rechtstreeks vanaf het apparaat
wilt afdrukken.
Afdrukken vanaf een Bluetooth-compatibel apparaat
* De Bluetooth-eenheid is niet beschikbaar in bepaalde landen of regio's, afhankelijk van de
lokale wet- en regelgeving. Neem voor meer informatie contact op met het
ondersteuningscentrum.
Waarschuwing
Sluit geen andere apparaten dan USB-flashstations en de optionele Bluetooth-eenheid
BU-30 aan op het USB-flashstation van het apparaat. Doet u dat wel, dan kan dit brand,
elektrische schokken of schade aan het apparaat veroorzaken.
Belangrijk
Raak het metalen omhulsel niet aan.
Gebruik geen USB-kabel die langer is dan 3 meter (10 feet) om het apparaat aan te sluiten.
Dit kan gevolgen hebben voor de werking van andere randapparaten.
Achteraanzicht
(1) transporteenheid
Open de achterklep wanneer u vastgelopen papier wilt verwijderen.
(2) netsnoeraansluiting
Hier kunt u het meegeleverde netsnoer aansluiten.
(3) telefoonaansluiting
Hier kunt u de telefoonlijn aansluiten.
(4) aansluiting voor extern apparaat
Hier kunt u een extern apparaat aansluiten, zoals een telefoon of een antwoordapparaat.
(5) USB-poort
Sluit hier de USB-kabel aan om het apparaat op een computer aan te sluiten.
Belangrijk
Raak het metalen omhulsel niet aan.
De USB-kabel mag niet worden losgekoppeld of aangesloten terwijl het apparaat bezig is met
afdrukken of het scannen van originelen met de computer.
Binnenaanzicht
(1) inktcartridgevergrendeling
Hiermee vergrendelt u de FINE-cartridge.
(2) FINE-cartridge (inktcartridges)
Een vervangbare cartridge met geïntegreerde printkop en inkttank.
(3) FINE-cartridgehouder
Plaats hier de FINE-cartridge.
De kleuren FINE-cartridge moet in de linkersleuf worden geplaatst en de zwarte FINE-cartridge in
de rechtersleuf.
(4) klepje over kop
Dit klepje gaat open, zodat u de FINE-cartridge kunt vervangen. Het klepje over kop wordt
automatisch geopend wanneer u de papieruitvoerklep opent.
Opmerking
Zie Een FINE-cartridge vervangen voor informatie over het vervangen van een FINE-cartridge.
Belangrijk
Het gebied rondom de onderdelen (A) kan inktspetters bevatten. Dit heeft geen gevolgen voor
de prestaties van het apparaat.
Raak de onderdelen (A) of de elektrische contactpunten (B) erachter niet aan. Als u ze toch
aanraakt, drukt het apparaat mogelijk niet goed meer af.
Bedieningspaneel
* Ter illustratie branden alle lampjes op het bedieningspaneel in de onderstaande afbeelding.
(1) Knop AAN (ON) (AAN/UIT (POWER)-lampje)
Hiermee kunt u het apparaat aan- of uitzetten. Brandt of knippert groen om de voedingsstatus
aan te geven. De documentklep moet gesloten zijn als het apparaat wordt aangezet.
Het apparaat in- en uitschakelen
(2) Knop KOPIËREN (COPY)
Hiermee wordt het apparaat naar de kopieermodus geschakeld. Het stand-byscherm voor
kopiëren wordt weergegeven. Hiermee kunt u kopiëren en het aantal exemplaren opgeven.
(3) Knop FAXEN (FAX)
Hiermee wordt het apparaat naar de faxmodus geschakeld. Het stand-byscherm voor faxen wordt
weergegeven. Hiermee kunt u een fax verzenden door rechtstreeks met de numerieke toetsen
een fax- of telefoonnummer te kiezen.
(4) LCD (Liquid Crystal Display)
Hierop worden berichten, menu-items en de werkingsstatus weergegeven.
Controleer of de printer is ingeschakeld
(5) Numerieke toetsen
Deze toetsen worden gebruikt om numerieke waarden in te voeren, zoals het aantal kopieën, fax-
of telefoonnummers en tekens.
(6) Knop Zwart (Black)
Hiermee start u kopiëren, scannen of faxen in zwart-wit.
(7) Knop Kleur (Color)
Hiermee start u kopiëren in kleur, scannen, faxen, enzovoort.
(8) Knop Stoppen (Stop)
Hiermee annuleert u actieve afdruk-, kopieer- of scantaken of het verzenden/ontvangen van een
fax.
(9) Alarm-lampje
Dit lampje brandt of knippert oranje als er een fout optreedt, bijvoorbeeld als het papier of de inkt
op is.
(10) Knop Toon (Tone)
Hiermee wordt de telefoon tijdelijk omgeschakeld naar toonkiezen als het apparaat is
aangesloten op een lijn voor pulskiezen en wordt de invoermodus voor het opgeven van tekens
gewijzigd. Deze knop wordt ook gebruikt om te kiezen met de numerieke toetsen.
(11) Knop OK
Hiermee voltooit u de selectie van een menu- of instellingsitem.
Hiermee corrigeert u fouten wanneer een afdruktaak wordt uitgevoerd, hervat u de normale
werking van het apparaat nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd of werpt u documenten uit
die zich nog in de ADF (automatische documentinvoer) bevinden.
(12) De knoppen en
Hiermee kunt u een instellingswaarde, zoals het aantal kopieën, verhogen of verlagen, en een
menu of instellingsitem selecteren. De knop of wordt ook gebruikt wanneer u tekens
invoert.
(13) Knop Terug (Back)
Hiermee keert u terug naar het vorige scherm op het LCD-scherm. Deze knop wordt ook gebruikt
om een teken onder de cursor te verwijderen wanneer er tekens worden ingevoerd, zoals bij het
invoeren van een naam.
(14) Knop Instellingen (Setup)
Geeft het venster Instellingenmenu (Setup menu) weer. Met dit menu kunt u onderhoud aan
het apparaat uitvoeren en apparaatinstellingen wijzigen.
Vage afdrukken of onjuiste kleuren
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
U kunt ook een draadloze LAN-verbinding configureren.
LAN-instellingen
(15) Knop SCANNEN (SCAN)
Hiermee zet u het apparaat in de scanmodus. Het stand-byscherm voor scannen wordt
weergegeven. Hiermee kunt u het scannen starten door op de knop Kleur (Color) of Zwart
(Black) te drukken.
(16) Faxgeheugen (FAX Memory)-lampje
Brandt wanneer er ontvangen of niet-verzonden documenten zijn opgeslagen in het
apparaatgeheugen.
(17) Knop Menu
Geeft het venster Menu Kopie (Copy menu), Menu FAX (FAX menu) of Menu Scan (Scan
menu) weer.
Menu Kopie (Copy menu) stelt u in staat verschillende kopieerfuncties te selecteren of
afdrukinstellingen te wijzigen, zoals de paginagrootte en het mediumtype.
Menu FAX (FAX menu) stelt u in staat te bellen door een item te kiezen in Snelkiesnummer
(Memory dial), een rapport of lijst af te drukken, of de ontvangstmodus te wijzigen.
Menu Scan (Scan menu) stelt u in staat de locatie voor het opslaan van gescande gegevens te
wijzigen of het te scannen documenttype te selecteren.
Opmerking
Het apparaat maakt piepgeluiden als er knoppen op het bedieningspaneel worden ingedrukt. U
kunt het geluidsvolume aanpassen via Geluidsregeling (Sound control) bij Gebr.instell.
appar. (Dev. user settings).
Gebr.instell. appar.
Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat
Controleer of de printer is ingeschakeld
Het apparaat in- en uitschakelen
Kennisgeving over de stekker/het netsnoer
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer
Controleer of de printer is ingeschakeld
Het AAN/UIT (POWER)-lampje brandt groen wanneer het apparaat is ingeschakeld.
Als het AAN/UIT (POWER)-lampje brandt, is het apparaat ingeschakeld, zelfs als het LCD uit is.
Opmerking
Het kan enige tijd duren voordat het apparaat met afdrukken begint nadat u het apparaat hebt
ingeschakeld.
Het LCD-scherm wordt uitgeschakeld als het apparaat ongeveer 5 minuten niet wordt gebruikt. Druk
op een willekeurige knop (met uitzondering van de knop AAN (ON)) of voer een afdruktaak uit als u
het scherm weer wilt inschakelen. Het scherm wordt ook weer ingeschakeld bij ontvangst van faxen.
U kunt de tijd waarna het LCD-scherm wordt uitgeschakeld niet wijzigen.
Het apparaat in- en uitschakelen
Het apparaat inschakelen
1. Druk op de knop AAN (ON) om het apparaat in te schakelen.
Het AAN/UIT (POWER)-lampje knippert en blijft groen branden.
Controleer of de printer is ingeschakeld
Opmerking
Het kan enige tijd duren voordat het apparaat met afdrukken begint nadat u het apparaat hebt
ingeschakeld.
Als het Alarm-lampje oranje brandt of knippert en een foutbericht wordt weergegeven op het
LCD-scherm, raadpleegt u Een bericht verschijnt op het scherm.
Het apparaat uitschakelen
1. Druk op de knop AAN (ON) om het apparaat uit te schakelen.
Wanneer het AAN/UIT (POWER)-lampje stopt met knipperen, is het apparaat uitgeschakeld.
Belangrijk
Wanneer u de stekker uit het stopcontact haalt nadat u het apparaat hebt uitgeschakeld,
controleert u of het AAN/UIT (POWER)-lampje niet brandt.
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer
Opmerking
Het apparaat kan geen faxen verzenden of ontvangen als het is uitgeschakeld.
Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of
als er niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
Kennisgeving over de stekker/het netsnoer
Controleer de stekker/het netsnoer eenmaal per maand om er zeker van te zijn dat geen van de
onderstaande onregelmatigheden zich voordoet.
De stekker/het netsnoer is heet.
De stekker/het netsnoer is roestig.
De stekker/het netsnoer is verbogen.
De stekker/het netsnoer is versleten.
De stekker/het netsnoer is gespleten.
Let op
Als u een van de hierboven beschreven onregelmatigheden ontdekt bij de stekker of het netsnoer,
koppelt u het netsnoer los en neemt u contact op met de servicedienst. Als u het apparaat in een van
de bovenstaande gevallen gebruikt, kan dit leiden tot brand of een elektrische schok.
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer
Volg de onderstaande procedure om de stekker uit het stopcontact te trekken.
Belangrijk
Wanneer u het netsnoer loskoppelt, drukt u op de knop AAN (ON) en controleert u daarna of het
AAN/UIT (POWER)-lampje uit is. Als u de stekker uit het stopcontact trekt wanneer het AAN/UIT
(POWER)-lampje nog brandt, kan de printkop uitdrogen of verstopt raken en kan de afdrukkwaliteit
minder worden.
Als u de stekker verwijdert, gaan de instellingen voor datum en tijd en alle documenten in het
apparaatgeheugen verloren. Verzend een benodigd document of druk het af, of sla het op een USB-
flashstation op voordat u de stekker verwijdert.
1. Druk op de knop AAN (ON) om het apparaat uit te zetten.
2. Controleer of het AAN/UIT (POWER)-lampje uit is.
3. Trek het netsnoer uit het stopcontact.
De specificaties van het netsnoer verschillen per land of regio.
LCD en bedieningspaneel
U kunt het apparaat gebruiken om kopieën te maken, faxen te verzenden/ontvangen en om originelen
zonder computer te scannen.
U kunt de verschillende functies van het apparaat ook probleemloos gebruiken via de menu's en
instellingsitems op het LCD.
U kunt de kopieer-, scan-, fax- of instelmodus selecteren.
U kunt de gewenste modus selecteren door op de modusknop (A) op het bedieningspaneel te drukken.
Wanneer u op de Menu-knop (B) drukt in de kopieer-, fax- of scanmodus, krijgt u toegang tot
modusspecifieke functies en instellingsopties.
Een menu of instelling selecteren
In het menuscherm of het instellingenscherm gebruikt u de knop of (C) om een item of optie te
selecteren en drukt u vervolgens op de knop OK (D) om door te gaan met de procedure.
Druk op de knop Terug (Back) (E) om terug te keren naar het vorige scherm.
Een menu of instelling selecteren
Wanneer u op de Menu-knop drukt wanneer het standby-scherm voor kopiëren, faxen of scannen wordt
weergegeven, wordt respectievelijk het scherm Menu Kopie (Copy menu), Menu FAX (FAX menu) of
Menu Scan (Scan menu) weergegeven.
Voorbeeld: starten vanuit het stand-byscherm voor kopiëren
Druk in het stand-byscherm voor kopiëren op de Menu-knop om het scherm Menu Kopie (Copy menu)
weer te geven.
Druk op de knop of (C) om tussen de menuonderdelen te schakelen.
Druk op de knop OK (D) om het gewenste menu-item af te ronden.
Druk op de knop Terug (Back) (E) om terug te keren naar het vorige scherm.
Cijfers, letters en symbolen invoeren
Op het apparaat kunt u tekens invoeren met de numerieke toetsen wanneer u informatie invoert, zoals een
toestelnaam, de naam van een ontvanger voor een snelkiesnummer en dergelijke.
De invoermodus wijzigen
Het apparaat heeft drie invoermodi: kleine letters, hoofdletters en cijfers. U kunt de numerieke toetsen
gebruiken om tekens in elke invoermodus in te voeren.
Telkens wanneer u op de knop Toon (Tone) drukt, wordt de invoermodus in de deze volgorde gewijzigd:
kleine letters (:a), hoofdletters (:A) en cijfers (:1).
De actieve invoermodus wordt weergegeven in de rechterbovenhoek van het LCD.
Opmerking
Dit is slechts een beschrijving van de procedure, waarin de toestelnaam als voorbeeld wordt
gebruikt.
"Gebruikersinformatie registreren" in Informatie over de afzender instellen
Cijfers, letters en symbolen invoeren
Druk op de knop Toon (Tone) om een andere invoermodus te kiezen.
Gebruik de numerieke toetsen om de gewenste tekens in te voeren.
Druk drie keer op de knop om een spatie in te voeren.
Druk op de knop Terug (Back) om het laatst ingevoerde teken te verwijderen.
Ingevoerde cijfers, letters en symbolen bewerken
Druk op de knop of om de cursor te verplaatsen onder de positie waar u de tekst wilt bewerken.
Een spatie invoegen
Druk drie keer op de knop .
Een teken invoegen
Plaats de cursor onder het teken rechts naast de invoegpositie en voer vervolgens het teken in. Het
teken bij de cursor wordt naar rechts verplaatst en het nieuwe teken wordt ingevoegd.
Een teken verwijderen
Plaats de cursor onder het teken en druk op de knop Terug (Back).
Lijst met tekens die aan de numerieke knoppen zijn toegewezen
Knop Kleine-lettermodus
(:a)
Hoofdlettermodus
(:A)
Cijfermodus
(:1)Fax-/telefoon-nr.
1 1
abcåäáàãâæç ABCÅÄÁÀÃÂÆÇ 2 2
defëéèê DEFËÉÈÊ 3 3
gh i ï í ì î GH I Ï Í Ì Î 4 4
jkl JKL 5 5
mnoñøöóòõô MNOÑØÖÓÒÕÔ 6 6
pqrsþ PQRSÞ 7 7
tuvüúùû TUVÜÚÙÛ 8 8
wxyzý WXYZÝ 9 9
0 0
- . SP*1 # ! " , ; : ^ ` _ = / ' ? $ @ % & + ( ) [ ] { } < > \*2 ~*2 #
Wijzig de invoermodus.
*1 Met "SP" wordt een spatie aangegeven.
*2 Deze letters worden alleen weergegeven wanneer u tekens invoert in de LAN-instellingen.
Papier/originelen plaatsen
Papier plaatsen
Originelen plaatsen
Het USB-flashstation plaatsen
Papier plaatsen
Normaal papier/fotopapier plaatsen
Enveloppen plaatsen
Mediumtypen die u kunt gebruiken
Mediumtypen die u niet kunt gebruiken
Afdrukgebied
Normaal papier/fotopapier plaatsen
U kunt normaal papier of fotopapier plaatsen.
Belangrijk
Als u normaal papier voor een proefafdruk uitknipt tot bijvoorbeeld 10 x 15 cm (4 x 6 inch) of 13 x 18
cm (5 x 7 inch), kan het papier vastlopen.
Opmerking
Wij raden aan om origineel fotopapier van Canon te gebruiken voor het afdrukken van foto's.
Raadpleeg Mediumtypen die u kunt gebruiken voor meer informatie over origineel Canon-papier.
U kunt normaal kopieerpapier gebruiken.
Raadpleeg Mediumtypen die u kunt gebruiken voor het paginaformaat en het papiergewicht dat u
kunt gebruiken voor dit apparaat.
1. Bereid het papier voor.
Lijn de randen van het papier uit. Als de randen van het papier zijn omgekruld, maakt u deze plat.
Opmerking
Lijn de randen van het papier netjes uit voordat u het papier plaatst. Als u dit niet doet, kan het
papier vastlopen.
Als het papier gekruld is, buigt u de gekrulde hoeken in de tegenovergestelde richting naar
elkaar toe totdat het papier plat is.
Zie 'Herstel het gekrulde papier en plaats het papier opnieuw.' in Papier vertoont vlekken/
Papieroppervlak vertoont krassen voor meer informatie over het herstellen van gekruld papier.
Als u Photo Paper Plus Halfglans SG-201 gebruikt, plaatst u telkens één vel papier ook al is het
gekruld. Als u het papier oprolt om het plat te maken, kan dit scheuren in het oppervlak van het
papier veroorzaken en de afdrukkwaliteit verslechteren.
2. Plaats papier.
(1) Open de voorklep voorzichtig en trek de papiersteun uit.
(2) Gebruik de rechter papiergeleider (A) om beide papiergeleiders helemaal open
te schuiven.
(3) Plaats het papier in het midden van de voorste lade MET DE AFDRUKZIJDE
NAAR BENEDEN.
Duw de papierstapel helemaal tegen de achterzijde van de voorste lade.
(4) Verschuif de rechter papiergeleider (A) om de papiergeleiders tegen beide
zijden van de papierstapel te schuiven.
Schuif de papiergeleiders niet te hard tegen het papier. Dan wordt het papier misschien niet goed
ingevoerd.
Belangrijk
Plaats het papier altijd in de lengterichting (B). Wanneer u het papier in de breedterichting
plaatst (C), kan het papier vastlopen.
Opmerking
Plaats niet te veel papier door dit op te stapelen totdat de bovenkant van de stapel de
papiergeleiders raakt.
Plaats papier van een klein formaat, zoals 10 x 15 cm (4 x 6 inch), door dit helemaal tegen
de achterkant van de voorste lade te duwen.
(5) Open het verlengstuk van uitvoerlade.
3. Open de papieruitvoerlade.
(1) Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de papieruitvoersteun uit.
Belangrijk
Zorg dat u de papieruitvoerlade opent tijdens het afdrukken. Als u de lade niet opent, kan het
apparaat niet beginnen met afdrukken.
Opmerking
Na het plaatsen van papier
Selecteer het formaat en type van het geplaatste papier in het venster met afdrukinstellingen op het
bedieningspaneel of van het printerstuurprogramma.
Enveloppen plaatsen
U kunt DL-enveloppen (Europa) en #10-enveloppen (VS) plaatsen.
Het adres wordt automatisch geroteerd en afgedrukt aan de hand van de richting van de envelop, zoals
opgegeven in het printerstuurprogramma.
Belangrijk
Afdrukken van enveloppen vanuit het bedieningspaneel wordt niet ondersteund.
De volgende enveloppen kunt u niet gebruiken. Deze kunnen in het apparaat vast blijven zitten of
ertoe leiden dat het apparaat niet meer naar behoren werkt.
- Enveloppen met een reliëf of een behandeld oppervlak
- Enveloppen met een dubbele klep
- Enveloppen waarvan de lijmkleppen al vochtig zijn gemaakt en plakken
1. Bereid enveloppen voor.
Druk de hoeken en randen van de enveloppen omlaag om deze zo plat mogelijk te maken.
Als de enveloppen gekruld zijn, houdt u de tegenoverliggende hoeken vast en buigt u deze
voorzichtig in de tegengestelde richting.
Als de klep van de envelop is gevouwen, maakt u deze plat.
Gebruik een pen om de bovenrand van de envelop in de invoerrichting plat te strijken en de vouw
scherper te maken.
Hierboven ziet u een zijaanzicht van de bovenrand van de envelop.
Belangrijk
De enveloppen kunnen vastlopen in het apparaat als ze niet plat zijn of als de hoeken niet zijn
uitgelijnd. Zorg ervoor dat het papier niet meer dan 3 mm (0,1 inch) is opgekruld of opgebold.
2. Plaats enveloppen.
(1) Open de voorklep voorzichtig en trek de papiersteun uit.
(2) Gebruik de rechter papiergeleider (A) om beide papiergeleiders helemaal open
te schuiven.
(3) Plaats de enveloppen in het midden van de voorste lade MET DE ADRESZIJDE
NAAR BENEDEN.
De gevouwen klep van de envelop is omhoog gericht en bevindt zich aan de linkerzijde.
(B) Achterzijde
(C) Adreszijde
Duw de enveloppen helemaal tegen de achterzijde van de voorste lade.
Er kunnen maximaal 5 enveloppen tegelijk worden geplaatst.
(4) Verschuif de rechter papiergeleider (A) om de papiergeleiders tegen beide
zijden van de enveloppen te schuiven.
Schuif de papiergeleiders niet te hard tegen de enveloppen. De enveloppen worden dan
misschien niet goed ingevoerd.
Opmerking
Plaats niet te veel enveloppen door deze op te stapelen totdat de bovenkant van de stapel
de papiergeleiders raakt.
(5) Open het verlengstuk van uitvoerlade.
3. Open de papieruitvoerlade.
(1) Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de papieruitvoersteun uit.
Belangrijk
Zorg dat u de papieruitvoerlade opent tijdens het afdrukken. Als u de lade niet opent, kan het
apparaat niet beginnen met afdrukken.
Opmerking
Nadat u enveloppen hebt geplaatst
Selecteer het formaat en type van de geplaatste enveloppen in het venster met afdrukinstellingen
van het printerstuurprogramma.
Mediumtypen die u kunt gebruiken
Kies voor het beste afdrukresultaat papier dat geschikt is om op af te drukken. Canon levert diverse
papiersoorten waarmee u het plezier van afdrukken kunt vergroten, zoals stickers, en papiersoorten voor
foto's of documenten. Het verdient aanbeveling belangrijke foto's af te drukken op origineel Canon-papier.
Mediumtypen
Verkrijgbare papiersoorten
Normaal papier (inclusief gerecycled papier)*1
Enveloppen*2
Origineel Canon-papier
Het modelnummer van origineel Canon-papier wordt tussen haakjes vermeld. Raadpleeg de
instructiehandleiding bij het papier voor gedetailleerde informatie over de bedrukbare zijde en notities over
de behandeling van papier. Bezoek onze website voor informatie over de beschikbare papierformaten voor
de verschillende soorten Canon-papier.
Opmerking
In sommige landen of regio's zijn bepaalde Canon-papiersoorten mogelijk niet beschikbaar. In de
Verenigde Staten wordt papier niet op modelnummer verkocht. In dat geval koopt u het papier op
naam.
Papier voor het afdrukken van foto's:
Professioneel Foto Platinum <PT-101>
Glanzend Fotopapier 'voor frequent gebruik' <GP-501>
Foto Glans Papier <GP-502>
Glossy Foto Papier Extra II <PP-201>
Professioneel Fotopapier Luster <LU-101>
Photo Paper Plus Halfglans <SG-201>
Matglans Foto Papier <MP-101>
Papier voor het afdrukken van zakelijke documenten:
High Resolution Paper <HR-101N>*2
Papier voor het maken van uw eigen afdrukken:
T-Shirt Transfers <TR-301>*2
Fotostickers <PS-101>*2
*1 100% gerecycled papier kan worden gebruikt.
*2 Afdrukken op dit papier vanuit het bedieningspaneel wordt niet ondersteund.
Maximaal aantal vellen
Instellingen voor mediatype op het bedieningspaneel
Het mediumtype instellen met het printerstuurprogramma
Paginaformaten
U kunt de volgende paginaformaten gebruiken.
Opmerking
Afdrukken van enveloppen vanuit het bedieningspaneel wordt niet ondersteund.
Standaardformaten:
Letter Legal
A5 A4
B5 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
13 x 18 cm (5 x 7 inch) 20 x 25 cm (8 x 10 inch)
Europees DL US Comm. Env. #10
Afwijkende formaten:
U kunt afdrukken op papier van niet-standaardformaat met de volgende afmetingen.
Minimumformaat: 89,0 x 127,0 mm (3,50 x 5,00 inch)
Maximumformaat: 215,9 x 676,0 mm (8,50 x 26,61 inch)
Papiergewicht
U kunt papier met het volgende gewicht gebruiken.
64 tot 105 g /m2 (17 tot 28 lb) (behalve origineel Canon-papier)
Gebruik geen zwaarder of lichter papier (met uitzondering van papier van het merk Canon), anders kan het
papier in het apparaat vast komen te zitten.
Opmerkingen over het opslaan van papier
Neem alleen het benodigde aantal vellen papier uit de verpakking, vlak voordat u gaat afdrukken.
Wanneer u niet afdrukt, verwijdert u niet-gebruikt papier uit de achterste lade, stopt u dat terug in het
pak en legt u het ergens vlak neer om te voorkomen dat het gaat omkrullen. Vermijd bij het opslaan
bovendien hitte, vochtigheid en rechtstreeks zonlicht.
Maximaal aantal vellen
Verkrijgbare papiersoorten
Mediumnaam Voorste lade Papieruitvoerlade
Normaal papier (inclusief gerecycled papier)*1 Ongeveer 100 vel Ongeveer 50 vel
Enveloppen 5 enveloppen *2
Origineel Canon-papier
Opmerking
Wij adviseren u het vorige afgedrukte vel uit de papieruitvoerlade te verwijderen voordat u verder
gaat met afdrukken om vlekken en verkleuringen te voorkomen (behalve voor High Resolution Paper
<HR-101N>).
Papier voor het afdrukken van foto's:
Mediumnaam <Modelnummer> Voorste lade
Professioneel Foto Platinum <PT-101>*3 10 vellen: A4, Letter en 20 x 25 cm (8 x 10 inch)
20 vellen: 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
Glanzend Fotopapier 'voor frequent gebruik'
<GP-501>*3
10 vellen: A4 en Letter
20 vellen: 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
Foto Glans Papier <GP-502>*3 10 vellen: A4 en Letter
20 vellen: 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
Glossy Foto Papier Extra II <PP-201>*3
10 vellen: A4, Letter, 13 x 18 cm (5 x 7 inch) en 20 x 25
cm (8 x 10 inch)
20 vellen: 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
Professioneel Fotopapier Luster <LU-101>*3 10 vellen: A4 en Letter
Photo Paper Plus Halfglans <SG-201>*3
10 vellen: A4, Letter, 13 x 18 cm (5 x 7 inch) en 20 x 25
cm (8 x 10 inch)
20 vellen: 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
Matglans Foto Papier <MP-101> 10 vellen: A4 en Letter
20 vellen: 10 x 15 cm (4 x 6 inch)
Papier voor het afdrukken van zakelijke documenten:
Mediumnaam <Modelnummer> Voorste lade Papieruitvoerlade
High Resolution Paper <HR-101N> 80 vellen 50 vellen
Papier voor het maken van uw eigen afdrukken:
Mediumnaam <Modelnummer> Voorste lade
T-Shirt Transfers <TR-301> 1 vel
Fotostickers <PS-101> 1 vel
*1 Het correct invoeren van papier verloopt wellicht niet goed bij de maximumcapaciteit, afhankelijk van de
papiersoort of de omgevingsomstandigheden (zeer hoge of lage temperaturen of luchtvochtigheid). Plaats
in dergelijke gevallen per keer niet meer vellen dan de helft van de maximumcapaciteit.
*2 Wij adviseren u de vorige afgedrukte envelop uit de papieruitvoerlade te verwijderen voordat u verder
gaat met afdrukken om vlekken en verkleuringen te voorkomen.
*3 Wanneer u papier in stapels plaatst, kan de afdrukzijde bij het invoeren worden gemarkeerd of wordt het
papier mogelijk niet goed ingevoerd. Plaats in dat geval maar een vel tegelijk.
Instellingen voor mediatype op het bedieningspaneel
Verkrijgbare papiersoorten
Mediumnaam Instellingen voor Mediumtype (Media type)
Normaal papier (inclusief gerecycled papier) Normaal papier (Plain paper)
Origineel Canon-papier
Papier voor het afdrukken van foto's:
Mediumnaam <Modelnummer> Instellingen voor Mediumtype (Media type)
Professioneel Foto Platinum <PT-101> Pro Platinum
Glanzend Fotopapier 'voor frequent gebruik' <GP-501> Foto Glans (Glossy)
Foto Glans Papier <GP-502> Foto Glans (Glossy)
Glossy Foto Papier Extra II <PP-201> Glossy Extra II (Plus Glossy II)
Professioneel Fotopapier Luster <LU-101> Plus Halfglans (Plus Semi-gloss)
Photo Paper Plus Halfglans <SG-201> Plus Halfglans (Plus Semi-gloss)
Matglans Foto Papier <MP-101> Matglans (Matte)
Mediumtypen die u niet kunt gebruiken
De onderstaande soorten papier mogen niet worden gebruikt. Het gebruik van dergelijke papiersoorten
levert niet alleen een onbevredigend resultaat op, maar kan er ook toe leiden dat het apparaat vastloopt of
slecht functioneert.
Gevouwen, gekruld of gekreukt papier
Vochtig papier
Papier dat te dun is (dat minder weegt dan 64 g /m2 (17 lb))
Papier dat te dik is (dat meer weegt dan 105 g /m2 (28 lb), behalve origineel Canon-papier)
Papier dat dunner is dan een briefkaart, inclusief gewoon papier of papier van een notitieblok dat
kleiner is gemaakt (wanneer u afdrukt op papier dat kleiner is dan A5)
Briefkaarten
Kaarten waarop foto's of stickers zijn geplakt
Enveloppen met een dubbele klep
Enveloppen met een reliëf of een behandeld oppervlak
Enveloppen waarvan de lijmkleppen al vochtig zijn gemaakt en plakken
Willekeurig papier met gaatjes
Papier dat niet rechthoekig is
Papier dat is ingebonden met nietjes of lijm
Voorgelijmd papier
Papier versierd met glitters, enzovoort
Afdrukgebied
Afdrukgebied
Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen
Letter, Legal
Enveloppen
Afdrukgebied
Voor de beste afdrukkwaliteit wordt door het apparaat een marge aan iedere zijde van het papier
vrijgelaten. Het eigenlijke afdrukgebied is het gebied binnen deze marges.
Aanbevolen afdrukgebied : Canon raadt u aan binnen dit gebied af te drukken.
Afdrukgebied : in dit gebied is afdrukken mogelijk.
Als u hier afdrukt, kan de afdrukkwaliteit of de precisie van de papierinvoer echter afnemen.
Opmerking
Wanneer u zonder marges kopieert, kunt u bij Uitbr. Kop.hoevlheid (Extended copy amt.) in
Afdrukinstellingen (Print settings) opgeven welk deel van de afbeelding buiten het papier valt.
Afdrukinstellingen
Afdrukken zonder marges
U kunt afdrukken zonder marges maken met behulp van de functie Afdrukken zonder marges.
Als u afdrukt zonder marges, wordt de afbeelding aan de randen mogelijk enigszins bijgesneden
omdat de afgedrukte afbeelding zodanig is vergroot dat de hele pagina wordt gevuld.
Gebruik voor afdrukken zonder marges het volgende papier:
- Professioneel Foto Platinum <PT-101>
- Glanzend Fotopapier 'voor frequent gebruik' <GP-501>
- Foto Glans Papier <GP-502>
- Glossy Foto Papier Extra II <PP-201>
- Professioneel Fotopapier Luster <LU-101>
- Photo Paper Plus Halfglans <SG-201>
- Matglans Foto Papier <MP-101>
Als u zonder marges afdrukt op een andere papiersoort, kan de afdrukkwaliteit aanzienlijk afnemen
en/of kunnen afdrukken een andere kleurtint krijgen.
Zonder marges afdrukken op normaal papier kan de kwaliteit van afdrukken negatief beïnvloeden.
Gebruik normaal papier alleen voor testafdrukken. Afdrukken zonder marges op normaal papier
vanuit het bedieningspaneel wordt niet ondersteund.
Afdrukken zonder marges is niet mogelijk op enveloppen en papier van het formaat Legal, A5 of B5.
Afhankelijk van het type papier bestaat bij afdrukken zonder marges de kans dat de afdrukkwaliteit
aan de boven- en onderrand van het papier afneemt of dat er vlekken op het papier ontstaan.
Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen
Formaat Afdrukgebied (breedte x hoogte)
A5 141,2 x 202,0 mm (5,56 x 7,95 inch)
A4 203,2 x 289,0 mm (8,00 x 11,38 inch)
B5 175,2 x 249,0 mm (6,90 x 9,80 inch)
10 x 15 cm (4 x 6 inch) 94,8 x 144,4 mm (3,73 x 5,69 inch)
13 x 18 cm (5 x 7 inch) 120,2 x 169,8 mm (4,73 x 6,69 inch)
20 x 25 cm (8 x 10 inch) 196,4 x 246,0 mm (7,73 x 9,69 inch)
Aanbevolen afdrukgebied
(A) 32,5 mm (1,28 inch)
(B) 33,5 mm (1,32 inch)
Afdrukgebied
(C) 3,0 mm (0,12 inch)
(D) 5,0 mm (0,20 inch)
(E) 3,4 mm (0,13 inch)
(F) 3,4 mm (0,13 inch)
Letter, Legal
Formaat Afdrukgebied (breedte x hoogte)
Letter 203,2 x 271,4 mm (8,00 x 10,69 inch)
Legal 203,2 x 347,6 mm (8,00 x 13,69 inch)
Aanbevolen afdrukgebied
(A) 32,5 mm (1,28 inch)
(B) 33,5 mm (1,32 inch)
Afdrukgebied
(C) 3,0 mm (0,12 inch)
(D) 5,0 mm (0,20 inch)
(E) 6,4 mm (0,25 inch)
(F) 6,3 mm (0,25 inch)
Enveloppen
Formaat Aanbevolen afdrukgebied (breedte x hoogte)
Europees DL 98,8 x 179,5 mm (3,88 x 7,06 inch)
US Comm. Env. #10 93,5 x 200,8 mm (3,68 x 7,90 inch)
Aanbevolen afdrukgebied
(A) 8,0 mm (0,31 inch)
(B) 32,5 mm (1,28 inch)
(C) 5,6 mm (0,22 inch)
(D) 5,6 mm (0,22 inch)
De locatie voor het plaatsen van originelen
U kunt originelen op twee locaties in het apparaat plaatsen: de glasplaat en de ADF (automatische
documentinvoer).
Selecteer de positie waar u het origineel wilt plaatsen op basis van het formaat, type of de methode van
gebruik.
Originelen die u kunt plaatsen
Documenten, foto's of boeken op de glasplaat plaatsen
Twee of meer documentvellen met hetzelfde formaat en dezelfde dikte in
de ADF plaatsen
U kunt ook een afzonderlijk documentvel in de ADF plaatsen.
Opmerking
Als u het origineel met optimale kwaliteit wilt scannen, plaatst u het op de glasplaat.
Originelen op de glasplaat plaatsen
U kunt originelen die u wilt kopiëren, faxen of scannen op de glasplaat plaatsen.
1. Plaats een origineel op de glasplaat.
(1) Open de documentklep.
Belangrijk
Raak bij het openen of sluiten van de documentklep de knoppen en het LCD-scherm op het
bedieningspaneel niet aan. Dat kan leiden tot een onverwachte werking.
(2) Plaats het origineel MET DE TE SCANNEN ZIJDE NAAR BENEDEN op de
glasplaat.
Originelen die u kunt plaatsen
Zorg dat u het origineel voor elke functie in de juiste positie plaatst.
Originelen plaatsen voor elke functie
Belangrijk
Let op het volgende wanneer u het origineel op de glasplaat legt.
- Plaats geen voorwerpen die zwaarder zijn dan 2,0 kg (4,4 lb) op de glasplaat.
- Oefen geen druk van meer dan 2,0 kg (4,4 lb) uit op de glasplaat, bijvoorbeeld bij het
aandrukken van het origineel.
Als u het bovenstaande niet in acht neemt, kan er een storing optreden in de scanner of kan de
glasplaat breken.
2. Sluit de documentklep voorzichtig.
Belangrijk
Let erop dat u de documentklep sluit nadat u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, voordat u
begint met kopiëren, faxen of scannen.
Documenten in de ADF (automatische documentinvoer)
plaatsen
U kunt een document dat u wilt kopiëren, faxen of scannen in de ADF (automatische documentinvoer)
plaatsen.
Opmerking
Als u een document met optimale kwaliteit wilt scannen, plaatst u het op de glasplaat.
1. Controleer of alle originelen van de glasplaat zijn verwijderd.
2. Plaats een document in de ADF.
(1) Open de documentlade.
(2) Duw het document in de documentlade totdat u een piepgeluid hoort.
Plaats het document MET DE TE SCANNEN ZIJDE OMHOOG in de documentlade.
Originelen die u kunt plaatsen
Opmerking
Als u het piepgeluid via Geluidsregeling (Sound control) bij Gebr.instell. appar. (Dev.
user settings) hebt ingesteld op stil, klinkt het piepgeluid niet, ook al is het document in de
documentlade geplaatst.
Gebr.instell. appar.
(3) Pas de documentgeleiders aan, zodat de breedte ervan overeenkomt met die
van het document.
Schuif de documentgeleiders niet te hard tegen het document. De documenten worden dan
mogelijk niet goed ingevoerd.
Originelen plaatsen voor elke functie
Mogelijk moet u het origineel in een andere positie plaatsen, afhankelijk van de functie die u hebt
geselecteerd voor kopiëren, faxen, scannen en dergelijke. Plaats het origineel in de juiste positie op basis
van de geselecteerde functie. Als u het origineel niet correct plaatst, wordt het mogelijk niet juist gescand.
Het origineel uitgelijnd met de positiemarkering plaatsen
Plaats originelen om te kopiëren of te faxen
In de scanmodus,
- selecteer USB-flashstat. (USB flash drive) om originelen te scannen
- selecteer Automatische scan (Auto scan) voor Documenttype (Document type) om
tekstdocumenten, tijdschriften of kranten te scannen
- selecteer Document of Foto (Photo) voor Documenttype (Document type) en geef een
standaardformaat (A4, Letter enzovoort) op voor Scanformaat (Scan size) om originelen te
scannen
Met een softwaretoepassing op een computer,
- tekstdocumenten, tijdschriften of kranten scannen
- selecteer een standaardformaat (A4, Letter enzovoort) om originelen te scannen
Plaats het origineel MET DE TE SCANNEN ZIJDE NAAR BENEDEN en lijn het uit met de positiemarkering
.
Belangrijk
Het apparaat kan het grijze gedeelte (A) (1 mm (0,04 inch) vanaf de randen van de glasplaat) niet
scannen.
Slechts één origineel in het midden van de glasplaat plaatsen
In de scanmodus,
- selecteer Automatische scan (Auto scan) voor Documenttype (Document type) om een
afgedrukte foto, ansichtkaart, visitekaartje of disc te scannen
- selecteer Foto (Photo) voor Documenttype (Document type) en geef Auto scan(A) -Enkel
(Auto scan(A) -Singl) op voor Scanformaat (Scan size) om één origineel te scannen
Eén afgedrukte foto, briefkaart, visitekaartje of disc scannen met een toepassing op een
computer
Plaats het origineel MET DE TE SCANNEN ZIJDE OMLAAG en leg het minstens op 10 mm (0,4 inch)
afstand van de randen van de glasplaat.
Twee of meer originelen plaatsen op de glasplaat
In de scanmodus,
- selecteer Automatische scan (Auto scan) voor Documenttype (Document type) om twee of
meer afgedrukte foto's, ansichtkaarten of visitekaartjes te scannen
- selecteer Foto (Photo) voor Documenttype (Document type) en geef Auto scan(A) -Multi op
voor Scanformaat (Scan size) om twee of meer originelen te scannen
Twee of meer afgedrukte foto's, briefkaarten of visitekaartjes scannen met een toepassing op
een computer
Plaats twee of meer originelen MET DE TE SCANNEN ZIJDE OMLAAG en zorg dat ze ten minste 10 mm
(0,4 inch) van de randen van de glasplaat en ten minste 10 mm (0,4 inch) van elkaar zijn geplaatst.
(A) 10 mm (0,4 inch)
Opmerking
De functie voor het corrigeren van scheve originelen corrigeert automatisch originelen die onder een
hoek van maximaal 10 graden zijn geplaatst. Scheve foto's met een lange zijde van 180 mm (7,1
inch) of meer kunnen niet worden gecorrigeerd.
Foto's die niet rechthoekig zijn of een afwijkende vorm hebben (zoals uitgeknipte foto's) worden
mogelijk niet goed gescand.
Het USB-flashstation plaatsen
Opmerking
Dit apparaat bevat exFAT-technologie onder licentie van Microsoft.
Voordat u het USB-flashstation plaatst
Als het USB-flashstation niet in de poort van het USB-flashstation in het apparaat kan worden
geplaatst, moet u mogelijk een verlengsnoer gebruiken voor het USB-flashstation. U kunt dit
aanschaffen in een elektronicawinkel.
Sommige USB-flashstations worden mogelijk niet herkend, waardoor een juiste werking met dit
apparaat niet kan worden gegarandeerd.
U kunt USB-flashstations met een beveiligingsfunctie mogelijk niet gebruiken.
1. Plaats het USB-flashstation in de poort van het USB-flashstation.
Zorg dat u het USB-flashstation in de juiste richting houdt voordat u dit recht in de poort van het USB-
flashstation plaatst.
Het USB-flashstation verwijderen
1. Controleer of het apparaat geen gegevens schrijft naar het USB-flashstation.
Tijdens dergelijke bewerkingen wordt een bericht weergegeven op het LCD-scherm.
Belangrijk
Verwijder het USB-flashstation niet en zet het apparaat niet uit terwijl een schrijfbewerking
plaatsvindt.
Opmerking
Als het USB-flashstation een indicatielampje heeft, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van het
USB-flashstation om te controleren of de lees- of schrijfbewerking op het USB-flashstation is
voltooid.
2. Verwijder het USB-flashstation.
Pak het USB-flashstation vast en verwijder dit recht uit het apparaat.
Een FINE-cartridge vervangen
Een FINE-cartridge vervangen
De inktstatus controleren
Een FINE-cartridge vervangen
Wanneer de inkt opraakt of zich fouten voordoen, wordt het bericht op het LCD weergegeven om u op de
hoogte te brengen van het probleem. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven.
Een bericht verschijnt op het scherm
Opmerking
Meer informatie over geschikte FINE-cartridges vindt u in de gedrukte handleiding: Aan de Slag-gids.
Vervangingsprocedure
Volg de onderstaande procedure wanneer u een FINE-cartridge moet vervangen.
Belangrijk
Werken met FINE-cartridges
Raak de elektrische contactpunten (A) of spuitopeningen van printkop (B) van een FINE-cartridge
niet aan. Als u ze toch aanraakt, drukt het apparaat mogelijk niet goed meer af.
Vervang een FINE-cartridge direct nadat u deze hebt verwijderd. Laat het apparaat nooit staan met
een verwijderde FINE-cartridge.
Gebruik een nieuwe FINE-cartridge ter vervanging. De spuitopeningen kunnen verstopt raken als u
een gebruikte FINE-cartridge plaatst.
Daarnaast kan het apparaat u bij een dergelijke FINE-cartridge niet goed op de hoogte stellen
wanneer u de FINE-cartridge moet vervangen.
Wanneer een FINE-cartridge is geplaatst, mag u deze niet uit het apparaat verwijderen of aan de
lucht blootstellen. Hierdoor kan de FINE-cartridge uitdrogen of werkt het apparaat niet meer naar
behoren wanneer de cartridge opnieuw wordt geplaatst. Voor een optimale afdrukkwaliteit moet u de
FINE-cartridge binnen zes maanden na het eerste gebruik opmaken.
Opmerking
Als de inkt van een FINE-cartridge opraakt, kunt u nog een korte tijd afdrukken met de kleuren of
zwarte FINE-cartridge, afhankelijk van de resterende inkt. De afdrukkwaliteit kan echter lager zijn in
vergelijking met afdrukken met beide patronen. Het is raadzaam een nieuwe FINE-cartridge te
gebruiken voor een optimale kwaliteit.
Laat de lege FINE-cartridge zitten als u gaat afdrukken, zelfs als u slechts één soort inkt gebruikt. Als
de kleuren FINE-cartridge of de zwarte FINE-cartridge niet is geplaatst, treedt er een fout op en kan
het apparaat niet afdrukken.
Zie De te gebruiken inktpatroon instellen voor informatie over het configureren van deze instelling.
Mogelijk wordt toch kleureninkt verbruikt wanneer u een document in zwart-wit afdrukt of wanneer u
hebt aangegeven een zwart-witafdruk te willen maken.
Ook bij reiniging en diepte-reiniging van de printkop, die nodig kunnen zijn om het apparaat goed te
laten werken, worden zowel kleureninkt als zwarte inkt verbruikt. Vervang de FINE-cartridge direct
door een nieuwe cartridge zodra de inkt op is.
Handige informatie over inkt
1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld, open de voorklep (C) en open daarna de
papieruitvoerlade (D).
2. Open de papieruitvoerklep (E).
Als de FINE-cartridgehouder naar de vervangingspositie wordt verplaatst, wordt het klepje over kop
(F) AUTOMATISCH GEOPEND.
Let op
Houd de FINE-cartridgehouder niet vast om deze te stoppen of te verplaatsen. Raak de FINE-
cartridgehouder niet aan voordat deze helemaal stilstaat.
Belangrijk
Het klepje over kop wordt automatisch geopend nadat u de papieruitvoerklep hebt geopend.
Als u het klepje over kop hebt gesloten terwijl u een FINE-cartridge vervangt, sluit u de
papieruitvoerklep en opent u deze opnieuw.
Als u het klepje over kop met uw handen probeert te openen, kan dit ertoe leiden dat het
apparaat niet meer goed functioneert.
Raak geen metalen delen of andere delen binnen in het apparaat aan.
Als de papieruitvoerklep langer dan 10 minuten heeft opengestaan, wordt de FINE-
cartridgehouder naar de rechterzijde verplaatst en brandt het Alarm-lampje. Sluit in dat geval
de papieruitvoerklep en open deze vervolgens opnieuw.
3. Verwijder de lege FINE-cartridge.
(1) Duw de inktcartridgevergrendeling omlaag totdat deze vastklikt.
(2) Verwijder de FINE-cartridge.
Belangrijk
Wees voorzichtig met de FINE-cartridge om vlekken op kleding en dergelijke te voorkomen.
Houd bij het weggooien van een lege FINE-cartridge rekening met de plaatselijke regelgeving
met betrekking tot afvalverwerking.
4. Bereid een nieuwe FINE-cartridge voor.
(1) Haal de nieuwe FINE-cartridge uit de verpakking en verwijder de oranje
beschermtape (G) voorzichtig.
Belangrijk
Als u schudt met een FINE-cartridge, kunt u inkt morsen en vlekken op uw handen en dergelijke
krijgen. Ga voorzichtig te werk met FINE-cartridges.
Zorg dat er geen vlekken op uw handen en dergelijke komen door de inkt op de verwijderde
beschermtape.
Plaats de beschermtape niet terug nadat u deze hebt verwijderd. Houd bij het weggooien
rekening met de lokale wet- en regelgeving met betrekking tot de afvalverwerking.
Raak de elektrische contactpunten of spuitopeningen van printkop van een FINE-cartridge niet
aan. Als u ze toch aanraakt, drukt het apparaat mogelijk niet goed meer af.
5. Plaats hier de FINE-cartridge.
(1) Schuif de nieuwe FINE-cartridge volledig en recht in de FINE-cartridgehouder
totdat deze de achterzijde raakt.
De kleuren FINE-cartridge moet in de linkersleuf worden geplaatst en de zwarte FINE-cartridge in
de rechtersleuf.
Belangrijk
Plaats de FINE-cartridge voorzichtig, zodat deze de elektrische contacten op de FINE-
cartridgehouder niet raakt.
(2) Duw de inktcartridgevergrendeling omhoog om de FINE-cartridge op zijn plaats
vast te zetten.
De FINE-cartridge is op zijn plaats vergrendeld wanneer de inktcartridgevergrendeling klikt.
Belangrijk
Controleer of de FINE-cartridge correct is geïnstalleerd.
Het apparaat kan alleen afdrukken maken als zowel de kleuren FINE-cartridge als de zwarte
FINE-cartridge is geplaatst. Plaats daarom beide cartridges.
6. Sluit de papieruitvoerklep (H).
Opmerking
Als het foutbericht wordt weergegeven nadat de papieruitvoerklep is gesloten, voert u de
vereiste stappen uit.
Een bericht verschijnt op het scherm
Het apparaat reinigt de printkop automatisch zodra u begint met afdrukken nadat u de FINE-
cartridge hebt vervangen. Voer geen andere handelingen uit totdat het apparaat klaar is met het
reinigen van de printkop.
Als de printkop niet correct is uitgelijnd, wat u merkt doordat evenwijdige lijnen niet correct
worden afgedrukt of doordat er vergelijkbare problemen optreden, past u de positie van de
printkop aan.
De printkop uitlijnen
Het apparaat kan hierbij geluid maken.
De inktstatus controleren
De inkstatus controleren met het LCD op het aparaat
U kunt de inktstatus ook controleren op het computerscherm.
De inktstatus controleren vanaf uw computer
De inkstatus controleren met het LCD op het aparaat
Opmerking
De inktvoorraaddetector is op het apparaat bevestigd om de resterende inktvoorraad te detecteren.
De voorraad wordt als vol beschouwd wanneer u een nieuwe FINE-cartridge installeert. Daarna
detecteert het apparaat de resterende inktvoorraad. Als u een gebruikte FINE-cartridge installeert, is
de aangegeven inktvoorraad mogelijk niet correct. In dat geval moet u de informatie over de
inktvoorraad slechts zien als een benadering.
Wanneer de inkt opraakt of zich fouten voordoen, wordt het bericht weergegeven om u op de hoogte
te brengen van het probleem. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven.
Een bericht verschijnt op het scherm
1. Controleer of het apparaat is ingeschakeld en druk op de knop Instellingen
(Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
2. Gebruik de knop of om Inktinformatie (Ink information) te selecteren en
druk op de knop OK.
LCD en bedieningspaneel
3. Gebruik de knop of om Resterende inkt (Remaining ink) te selecteren en
druk op de knop OK.
De resterende inkt wordt in het gebied (A) weergegeven.
Voorbeeld:
De inkt is bijna op. Bereid een nieuwe inktpatroon voor.
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
Als u het modelnummer van de FINE-cartridge wilt weergeven, selecteert u Inktinformatie (Ink
information) in het Instellingenmenu (Setup menu) en selecteert u vervolgens Inktnr.
afdrukken (Print ink number).
U kunt de inktstatus ook controleren op het LCD wanneer u op de knop KOPIËREN (COPY),
FAXEN (FAX), SCANNEN (SCAN) of Instellingen (Setup) drukt. De hoeveelheid resterende
inkt wordt gedurende een aantal seconden op het LCD weergegeven.
U kunt de inktstatus ook controleren op het computerscherm.
De inktstatus controleren vanaf uw computer
Onderhoud
Vage afdrukken of onjuiste kleuren
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer
Het apparaat reinigen
Onderhoudsprocedure
Als de afdrukresultaten onduidelijk zijn of de kleuren niet correct worden afgedrukt, zijn de spuitopeningen
van printkop (FINE-cartridge) waarschijnlijk verstopt. Voer de onderstaande procedure uit om het
controleraster voor de spuitopeningen af te drukken, de conditie van de spuitopeningen van de printkop te
controleren en vervolgens de printkop te reinigen.
Als evenwijdige lijnen niet correct worden afgedrukt of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten,
kunt u de afdrukkwaliteit mogelijk verbeteren door de printkop uit te lijnen.
Belangrijk
Spoel de FINE-cartridge niet af en veeg deze niet schoon. Dit kan problemen met de FINE-cartridge
veroorzaken.
Opmerking
Voordat u onderhoud verricht
Controleer of er nog inkt in de FINE-cartridge zit.
De inkstatus controleren met het LCD op het aparaat
Controleer of de FINE-cartridge correct is geïnstalleerd.
Vervangingsprocedure
Controleer ook of de beschermtape aan de onderzijde van de FINE-cartridge is verwijderd.
Als er een foutbericht wordt weergegeven op het LCD, raadpleegt u Een bericht verschijnt op het
scherm.
Stel de afdrukkwaliteit hoger in via de instellingen van het printerstuurprogramma. Hierdoor kunnen
de afdrukresultaten verbeteren.
De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren
Onduidelijke of ongelijkmatige afdrukresultaten:
Stap 1
Druk het controleraster voor de
spuitopeningen af.
Vanaf het apparaat
Controleraster voor de spuitopeningen
afdrukken
Vanaf de computer
De computer gebruiken om een
controleraster voor de spuitopeningen af te
drukken
Bekijk het controleraster voor de
spuitopeningen.
Controleraster voor de spuitopeningen
bekijken
Druk na het reinigen van de
printkop het controleraster
voor spuitopeningen af en
controleer dit.
Als er lijnen ontbreken of er horizontale witte strepen
voorkomen in dit raster:
Stap 2
Reinig de printkop.
Vanaf het apparaat
De printkop reinigen
Vanaf de computer
De printkoppen reinigen vanaf de computer
Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop
tweemaal hebt gereinigd:
Stap 3
Voer een diepte-reiniging van de
printkop uit.
Vanaf het apparaat
Een diepte-reiniging van de printkop
uitvoeren
Vanaf de computer
De printkoppen reinigen vanaf de computer
Als het probleem niet is opgelost, schakelt u het
apparaat uit en voert u de diepte-reiniging van de
printkop 24 uur later nogmaals uit. Verwijder de
stekker niet als u het apparaat uitschakelt.
Als het probleem hiermee nog steeds niet is
verholpen:
Stap 4
Vervang de FINE-cartridge.
Een FINE-cartridge vervangen
Opmerking
Als het probleem nog steeds niet is verholpen nadat de FINE-cartridge is vervangen, neemt u contact
op met het ondersteuningscentrum.
Als de afdrukresultaten niet gelijkmatig zijn (de evenwijdige lijnen zijn
bijvoorbeeld niet correct afgedrukt):
Lijn de printkop uit.
Vanaf het apparaat
De printkop uitlijnen
Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken
Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de
spuitopening van printkop wordt gespoten.
Opmerking
Als de inkt bijna op is, wordt het controleraster niet goed afgedrukt. Vervang de FINE-cartridge die
bijna leeg is.
Een FINE-cartridge vervangen
U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letter-
formaat
1. Controleer of het apparaat aan staat.
2. Plaats een vel normaal papier van A4- of Letter-formaat in de voorste lade.
3. Open het verlengstuk van uitvoerlade, open de papieruitvoerlade en trek de
papieruitvoersteun uit.
4. Druk het controleraster voor de spuitopeningen af.
(1) Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
(2) Gebruik de knop of om Onderhoud (Maintenance) te selecteren en druk
op de knop OK.
LCD en bedieningspaneel
(3) Gebruik de knop of om Contr. spuitopening (Nozzle check) te
selecteren en druk op de knop OK.
Het controleraster voor de spuitopening wordt afgedrukt.
5. Bekijk het controleraster voor de spuitopeningen.
Controleraster voor de spuitopeningen bekijken
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
Controleraster voor de spuitopeningen bekijken
Bekijk het controleraster voor de spuitopeningen en reinig zo nodig de printkop.
1. Controleer het raster (1) op ontbrekende lijnen en (2) de aanwezigheid van
horizontale witte strepen.
(A) Aantal vellen dat tot nog toe is afgedrukt
Als er lijnen ontbreken in het raster (1):
De printkop moet worden gereinigd.
De printkop reinigen
(B) Goed
(C) Niet goed (er ontbreken lijnen)
Als er horizontale witte strepen voorkomen in raster (2):
De printkop moet worden gereinigd.
De printkop reinigen
(D) Goed
(E) Niet goed (horizontale witte strepen aanwezig)
Opmerking
Op de afdruk van het controleraster voor de spuitopeningen wordt het totale aantal vellen dat tot nog
toe is afgedrukt weergegeven in stappen van 50 vellen.
De printkop reinigen
De printkop moet worden gereinigd als er in het afgedrukte controleraster voor de spuitopeningen lijnen
ontbreken of horizontale witte strepen worden weergegeven. Door een reiniging uit te voeren worden de
spuitopeningen vrij gemaakt en de toestand van de printkop hersteld. Bij het reinigen van de printkop wordt
inkt verbruikt. Reinig de printkop daarom alleen als het echt nodig is.
1. Controleer of het apparaat aan staat.
2. Reinig de printkop.
(1) Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
(2) Gebruik de knop of om Onderhoud (Maintenance) te selecteren en druk
op de knop OK.
LCD en bedieningspaneel
(3) Gebruik de knop of om Reinigen (Cleaning) te selecteren en druk op de
knop OK.
Het apparaat start de reiniging van de printkop.
Voer geen andere handelingen uit totdat het apparaat klaar is met het reinigen van de printkop.
Dit duurt 1 tot 2 minuten.
3. Controleer de conditie van de printkop.
Als u de conditie van de printkop wilt controleren, drukt u het controleraster voor de spuitopeningen af.
Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop tweemaal hebt gereinigd, voert u de diepte-
reiniging van de printkop uit.
Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren
Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren
Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd door de normale reiniging van de printkop, moet u een diepte-
reiniging van de printkop uitvoeren. Bij een diepte-reiniging van de printkop wordt meer inkt verbruikt dan
bij een normale reiniging van de printkop. Het is daarom raadzaam de diepte-reiniging van de printkop
alleen uit te voeren als het echt nodig is.
1. Controleer of het apparaat aan staat.
2. Voer een diepte-reiniging van de printkop uit.
(1) Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
(2) Gebruik de knop of om Onderhoud (Maintenance) te selecteren en druk
op de knop OK.
LCD en bedieningspaneel
(3) Gebruik de knop of om Diepte-reiniging (Deep cleaning) te selecteren
en druk op de knop OK.
Het apparaat start de diepte-reiniging van de printkop.
Voer geen andere handelingen uit totdat het apparaat klaar is met de diepte-reiniging van de
printkop. Dit duurt 1 tot 2 minuten.
3. Controleer de conditie van de printkop.
Als u de conditie van de printkop wilt controleren, drukt u het controleraster voor de spuitopeningen af.
Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken
Als het probleem niet is opgelost, schakelt u het apparaat uit en voert u de diepte-reiniging van de printkop
24 uur later nogmaals uit. Verwijder de stekker niet als u het apparaat uitschakelt.
Als het probleem nog steeds niet is opgelost, vervangt u de FINE-cartridge door een nieuwe.
Een FINE-cartridge vervangen
Als het probleem nog steeds niet is verholpen nadat de FINE-cartridge is vervangen, neemt u contact op
met het ondersteuningscentrum.
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
Belangrijk
Raak de afdruk op het uitlijningsblad niet aan.
Voorkom dat het uitlijningsblad vuil wordt. Als het blad vlekken vertoont of gekreukt is, wordt
het mogelijk niet juist gescand.
(4) Als het bericht 'Zijn de rasters correct? (Are the patterns fine?)' wordt
weergegeven, bevestigt u dat het raster goed is afgedrukt, selecteert u Ja (Yes)
en drukt u op OK.
5. Scan het uitlijningsblad om de positie van de printkop aan te passen.
(1) Bevestig het bericht en leg het uitlijningsblad voor de printkop op de glasplaat.
Plaats het uitlijningsblad voor de printkop MET DE BEDRUKTE ZIJDE OMLAAG en zorg dat de
markering in de linkerbovenhoek van het blad is uitgelijnd met de positiemarkering .
Opmerking
Het uitlijningsblad kan niet worden gescand als dit in de ADF (automatische
documentinvoer) is geplaatst.
(2) Sluit de documentklep voorzichtig en druk op de knop Kleur (Color) of Zwart
(Black).
Het apparaat scant het uitlijningsblad en de printkoppositie wordt automatisch aangepast.
Nadat de positie van de printkoppen is aangepast, verwijdert u het uitlijningsblad van de
glasplaat.
Belangrijk
Open de documentklep niet en verwijder het uitlijningsblad niet van de glasplaat voordat het
aanpassen van de printkoppositie is voltooid.
Als het foutbericht wordt weergegeven op het LCD, drukt u op de knop OK om de fout te
wissen en de benodigde actie te ondernemen.
Een bericht verschijnt op het scherm
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
Als u nog steeds niet tevreden bent over de afdrukresultaten nadat de printkoppositie is aangepast
op de hiervoor omschreven wijze, kunt u de printkoppositie aanpassen vanaf de computer.
De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer
Selecteer Waarde kopuitl. afdr. (Print align value) in het menu Onderhoud (Maintenance) als u
de huidige aanpassingswaarden voor de printkoppositie wilt afdrukken en controleren.
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer
De printkoppen reinigen vanaf de computer
De papierinvoerrollen reinigen vanaf de computer
De printkop uitlijnen
De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer
De computer gebruiken om een controleraster voor de spuitopeningen af te drukken
De binnenkant van het apparaat reinigen
De printkoppen reinigen vanaf de computer
Met de functie voor het reinigen van de printkop kunt u verstopte spuitopeningen van de printkop weer
vrijmaken. Reinig de printkoppen wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt,
ook al is er genoeg inkt.
De procedure voor het reinigen van de printkop is als volgt:
Reiniging (Cleaning)
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2. Klik op Reiniging (Cleaning) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)
Als u het dialoogvenster Reiniging printkop (Print Head Cleaning) opent, selecteert u de inktgroep
die moet worden gereinigd.
Klik op Initiële controle-items (Initial Check Items) om de items te bekijken die u moet controleren
voordat u deze reinigt.
3. Voor de reiniging uit
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Uitvoeren (Execute).
Het reinigen van de printkop wordt gestart.
4. Voltooi de reiniging
Het dialoogvenster Controle spuitopening (Nozzle Check) wordt geopend na het
bevestigingsbericht.
5. Controleer de resultaten
Klik op de knop Controleraster afdrukken (Print Check Pattern) om te controleren of de
afdrukkwaliteit is verbeterd. Klik op Annuleren (Cancel) als u deze controle niet wilt uitvoeren.
Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop eenmaal hebt gereinigd, herhaalt u het
reinigingsproces.
Belangrijk
Bij Reiniging (Cleaning) wordt een kleine hoeveelheid inkt gebruikt.
Wanneer u de printkop vaak reinigt, zal de inktvoorraad van uw printer snel afnemen. Voer daarom
alleen een reiniging uit wanneer dit noodzakelijk is.
Diepte-reiniging (Deep Cleaning)
Diepte-reiniging (Deep Cleaning) is grondiger dan een normale reiniging. U gebruikt deze functie als een
probleem met de printkop niet is opgelost nadat u de functie Reiniging (Cleaning) tweemaal hebt
uitgevoerd.
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2. Klik op Diepte-reiniging (Deep Cleaning) op het tabblad Onderhoud
(Maintenance)
Nadat u het dialoogvenster Diepte-reiniging (Deep Cleaning) hebt geopend, selecteert u de
inktgroep die een diepte-reiniging moet ondergaan.
Klik op Initiële controle-items (Initial Check Items) om de items te bekijken die u moet controleren
voordat deze een diepte-reiniging ondergaan.
3. Voer de diepte-reiniging uit
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Uitvoeren (Execute).
Klik op OK in het bevestigingsbericht.
De diepte-reiniging wordt gestart.
4. Voltooi de diepte-reiniging
Het dialoogvenster Controle spuitopening (Nozzle Check) wordt geopend na het
bevestigingsbericht.
5. Controleer de resultaten
Klik op de knop Controleraster afdrukken (Print Check Pattern) om te controleren of de
afdrukkwaliteit is verbeterd. Klik op Annuleren (Cancel) als u deze controle niet wilt uitvoeren.
Belangrijk
Bij Diepte-reiniging (Deep Cleaning) wordt meer inkt gebruikt dan bij Reiniging (Cleaning).
Wanneer u de printkop vaak reinigt, zal de inktvoorraad van uw printer snel afnemen. Voer daarom
alleen een reiniging uit wanneer dit noodzakelijk is.
Opmerking
Als na Diepte-reiniging (Deep Cleaning) geen verbetering optreedt, schakelt u het apparaat uit,
wacht u 24 uur en voert u Diepte-reiniging (Deep Cleaning) opnieuw uit. Als er nog steeds geen
verbetering optreedt, leest u 'Er wordt geen inkt toegevoerd'.
Verwant onderwerp
De computer gebruiken om een controleraster voor de spuitopeningen af te drukken
De papierinvoerrollen reinigen vanaf de computer
U kunt de papierinvoerrollen reinigen. U doet dit als er stukjes papier aan de papierinvoerrollen vastzitten
en het papier niet goed wordt ingevoerd.
De procedure voor het reinigen van de papierinvoerrol is als volgt:
Reiniging rollen (Roller Cleaning)
1. Bereid het apparaat voor
Verwijder al het papier uit de voorste lade.
2. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
3. Klik op Reiniging rollen (Roller Cleaning) op het tabblad Onderhoud
(Maintenance)
Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
4. Voer het reinigen van de papierinvoerrollen uit
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik daarna op OK.
Het reinigen van de papierinvoerrol wordt gestart.
5. Voltooi het reinigen van de papierinvoerrollen
Nadat de rollen zijn gestopt, volgt u de aanwijzingen in het bericht, plaatst u drie vellen normaal papier
in de voorste lade en klikt u op OK.
Het papier wordt uitgevoerd en het reinigen van de invoerrollen wordt voltooid.
De printkop uitlijnen
Wanneer u de positie van de printkop aanpast, worden fouten in de printkoppositie gecorrigeerd en
foutieve kleuren en streepvorming verbeterd.
Als het afdrukresultaat ongelijkmatig is vanwege verschoven lijnen of andere fouten, past u de positie van
de printkop aan.
Op dit apparaat kunt u de printkop automatisch of handmatig aanpassen.
Als u de positie van de printkop automatisch wilt aanpassen, voert u de aanpassing van de
printkoppositie uit vanaf het bedieningspaneel van het apparaat.
De printkop uitlijnen
Als u de positie van de printkop handmatig wilt aanpassen, voert u de aanpassing van de
printkoppositie uit vanaf de computer.
De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer
De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer
Bij het uitlijnen van de printkop worden de installatieposities van de printkop gecorrigeerd waardoor kleuren
en lijnen beter worden afgedrukt.
Dit apparaat ondersteunt twee methoden voor het uitlijnen van de printkop: automatische uitlijning en
handmatige uitlijning.
Voor automatische uitlijning van de printkop raadpleegt u 'De printkop uitlijnen' en voert u vervolgens de
functie uit met het bedieningspaneel van het apparaat.
De procedure voor het handmatig uitlijnen van de printkop is als volgt:
Uitlijning printkop (Print Head Alignment)
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2. Klik op Aangepaste instellingen (Custom Settings) op het tabblad Onderhoud
(Maintenance).
Het dialoogvenster Aangepaste instellingen (Custom Settings) wordt geopend.
3. Uitlijning printkop wijzigen in handmatig
Schakel het selectievakje Koppen handmatig uitlijnen (Align heads manually) in.
4. Pas de instellingen toe
Klik op OK en vervolgens op OK in het bevestigingsbericht.
5. Klik op Uitlijning printkop (Print Head Alignment) op het tabblad Onderhoud
(Maintenance)
Het dialoogvenster Uitlijning printkop starten (Start Print Head Alignment) wordt geopend.
6. Plaats papier in het apparaat
Plaats drie vellen normaal papier van A4- of Letter-formaat in de voorste lade.
7. Voer het uitlijnen van de printkop uit
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Printkop uitlijnen (Align Print Head).
Volg de instructie in het bericht.
8. Controleer het afgedrukte patroon
Voer de nummers van de patronen met de minste streepvorming in de bijbehorende vakken in.
Zelfs als u op de patronen met de minste streepvorming klikt in het voorbeeldvenster, worden de
nummers automatisch in de bijbehorende vakken geplaatst.
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd.
Opmerking
Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale
strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn.
(A) Minst duidelijk zichtbare verticale strepen
(B) Meest zichtbare verticale strepen
11. Bevestig het weergegeven bericht en klik op OK
Het derde raster wordt afgedrukt.
12. Controleer het afgedrukte patroon
Voer de nummers van de patronen met de minst zichtbare horizontale strepen in de bijbehorende
vakken in.
Zelfs als u op de patronen met de minst zichtbare horizontal strepen klikt in het voorbeeldvenster,
worden de nummers automatisch in de bijbehorende vakken geplaatst.
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd.
Opmerking
Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, kiest u de instelling waarbij de horizontale strepen
het minst duidelijk zichtbaar zijn.
(A) Minst duidelijk zichtbare horizontale strepen
(B) Duidelijkst zichtbare horizontale strepen
Opmerking
Als u de huidige instelling wilt afdrukken en controleren, opent u het dialoogvenster Uitlijning
printkop starten (Start Print Head Alignment) en klikt u op Uitlijningswaarde afdrukken (Print
Alignment Value).
De binnenkant van het apparaat reinigen
Voer een reiniging van de onderste plaat uit voordat u dubbelzijdig afdrukt, om te voorkomen dat er vegen
op de achterzijde van het papier ontstaan.
Voer ook een reiniging van de onderste plaat uit als er inktvegen op een afdruk voorkomen die niet worden
veroorzaakt door de afdrukgegevens.
Zie 'Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat)' voor meer informatie over het
plaatsen van papier in het apparaat.
De procedure voor het reinigen van de onderste plaat is als volgt:
Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning)
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2. Klik op Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning) op het tabblad
Onderhoud (Maintenance)
Het dialoogvenster Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning) wordt geopend.
3. Plaats papier in het apparaat
Vouw het normale papier van A4- of Letter-formaat horizontaal doormidden en vervolgens weer uit,
zoals aangegeven in het dialoogvenster.
Vouw één zijde van het papier nogmaals doormidden, waarbij u de rand uitlijnt met de vouw in het
midden. Vouw het papier daarna weer open.
Plaats het papier met de rug van de vouwen naar boven gericht in de voorste lade, waarbij de rand
van de helft zonder vouw van u af is gericht.
4. Voer de reiniging van de onderste plaat uit
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Uitvoeren (Execute).
Het reinigen van de onderste plaat wordt gestart.
Het apparaat reinigen
De buitenkant van het apparaat reinigen
De glasplaat en de documentklep reinigen
De ADF (automatische documentinvoer) reinigen
De papierinvoerrol reinigen
Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat)
De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen
De buitenkant van het apparaat reinigen
Gebruik altijd een zachte en droge doek, bijvoorbeeld een brillendoekje, en veeg vuilresten voorzichtig van
het oppervlak. Strijk eventuele kreukels in de doek zo nodig glad voordat u de doek gebruikt.
Belangrijk
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.
- Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er
niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of
ontvangen van alle faxen is voltooid voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact
haalt.
- Het apparaat kan geen faxen verzenden of ontvangen als het is uitgeschakeld.
- Als u de stekker verwijdert, gaan de instellingen voor datum en tijd en alle documenten in het
apparaatgeheugen verloren. Verzend een benodigd document of druk het af, of sla het op een
USB-flashstation op voordat u de stekker verwijdert.
Gebruik voor het reinigen geen tissues, papieren handdoekjes, doeken met een grove structuur of
soortgelijk materiaal omdat deze krassen kunnen veroorzaken. Gebruik altijd een zachte en droge
doek.
Gebruik nooit vluchtige vloeistoffen zoals verdunners, wasbenzine, aceton of andere chemische
reinigingsmiddelen om het apparaat te reinigen. Deze kunnen de buitenkant van het apparaat
beschadigen.
De glasplaat en de documentklep reinigen
Belangrijk
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.
- Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er
niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of
ontvangen van alle faxen is voltooid voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact
haalt.
- Het apparaat kan geen faxen verzenden of ontvangen als het is uitgeschakeld.
- Als u de stekker verwijdert, gaan de instellingen voor datum en tijd en alle documenten in het
apparaatgeheugen verloren. Verzend een benodigd document of druk het af, of sla het op een
USB-flashstation op voordat u de stekker verwijdert.
Gebruik voor het reinigen geen tissues, papieren handdoekjes, doeken met een grove structuur of
soortgelijk materiaal omdat deze krassen kunnen veroorzaken. Gebruik altijd een zachte en droge
doek.
Gebruik nooit vluchtige vloeistoffen zoals verdunners, wasbenzine, aceton of andere chemische
reinigingsmiddelen om het apparaat te reinigen. Deze kunnen de buitenkant van het apparaat
beschadigen.
Veeg de glasplaat (A), de binnenkant van de documentklep (witte plaat) (B), het glas van de ADF
(automatische documentinvoer) (C) en de binnenkant van de ADF (witte gebied) (D) voorzichtig af met een
zachte, schone, pluisvrije en droge doek. Zorg dat er geen restanten achterblijven, vooral niet op de
glasplaat.
Belangrijk
De binnenzijde van de documentklep (witte plaat) (B) raakt snel beschadigd. Veeg deze dus
voorzichtig af.
Als een stof zoals lijm, inkt of correctievloeistof zich hecht aan het glas van de ADF (C), zoals in de
bovenstaande afbeelding, kunnen er zwarte strepen verschijnen op het gescande beeld.
In dit geval dient u het glas voorzichtig te reinigen.
De ADF (automatische documentinvoer) reinigen
Belangrijk
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.
- Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er
niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of
ontvangen van alle faxen is voltooid voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact
haalt.
- Het apparaat kan geen faxen verzenden of ontvangen als het is uitgeschakeld.
- Als u de stekker verwijdert, gaan de instellingen voor datum en tijd en alle documenten in het
apparaatgeheugen verloren. Verzend een benodigd document of druk het af, of sla het op een
USB-flashstation op voordat u de stekker verwijdert.
Gebruik voor het reinigen geen tissues, papieren handdoekjes, doeken met een grove structuur of
soortgelijk materiaal omdat deze krassen kunnen veroorzaken. Gebruik altijd een zachte en droge
doek.
Gebruik nooit vluchtige vloeistoffen zoals verdunners, wasbenzine, aceton of andere chemische
reinigingsmiddelen om het apparaat te reinigen. Deze kunnen de buitenkant van het apparaat
beschadigen.
1. Open de documentlade.
2. Open de klep van de documentinvoer.
3. Verwijder papierstof van de binnenkant van de klep van de documentinvoer (A) met
een zachte, schone, pluisvrije en droge doek.
4. Sluit daarna de klep van de documentinvoer door erop te drukken totdat deze
vastklikt.
5. Sluit de documentlade.
De papierinvoerrol reinigen
Als de papierinvoerrol vuil is of als er papierstof op ligt, wordt het papier mogelijk niet goed ingevoerd.
Reinig in dat geval de papierinvoerrol. Als u de papierinvoerrol reinigt, slijt deze. Reinig de rol daarom
alleen als dat nodig is.
U moet het volgende voorbereiden: drie vellen gewoon papier van A4- of Letter-
formaat
1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en verwijder het papier uit de voorste lade.
2. Open de papieruitvoerlade.
3. Reinig de papierinvoerrol zonder papier.
(1) Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
(2) Gebruik de knop of om Onderhoud (Maintenance) te selecteren en druk
op de knop OK.
LCD en bedieningspaneel
(3) Gebruik de knop of om Reiniging rollen (Roller cleaning) te selecteren
en druk op de knop OK.
Tijdens het reinigen draait de papierinvoerrol enkele malen rond.
4. Reinig de papierinvoerrol met papier.
(1) Controleer of de papierinvoerrol is gestopt met draaien, sluit de
papieruitvoerlade en plaats drie of meer vellen normaal papier van A4- of
Letter-formaat in de voorste lade.
(2) Open het verlengstuk van uitvoerlade, open de papieruitvoerlade en trek de
papieruitvoersteun uit.
(3) Controleer of Reiniging rollen (Roller cleaning) is geselecteerd en druk op de
knop OK.
Het apparaat begint met de reiniging. Het reinigen is voltooid als het papier wordt uitgeworpen.
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
Als het probleem nog steeds niet is verholpen na het reinigen van de papierinvoerrol, neemt u contact op
met het ondersteuningscentrum.
Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste
plaat)
Hiermee verwijdert u vlekken van de binnenkant van het apparaat. Als het binnenste van het apparaat vuil
wordt, kan bedrukt papier ook vuil worden. Daarom raden we u aan de binnenkant van het apparaat
regelmatig te reinigen.
U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letter-
formaat*
* Zorg ervoor dat u een nieuw vel papier gebruikt.
1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en verwijder het papier uit de voorste lade.
2. Bereid het papier voor.
(1) Vouw een vel gewoon papier van het formaat A4 of Letter in de breedte dubbel
en vouw het papier weer open.
(2) Vouw één zijde van het geopende papier nogmaals doormidden, waarbij u de
rand uitlijnt met de vouw in het midden. Vouw het papier daarna weer open.
(3) Plaats alleen dit vel papier met de rug van de vouwen naar boven gericht in de
voorste lade, waarbij de rand van de helft zonder vouw van u af is gericht.
3. Open het verlengstuk van uitvoerlade, open de papieruitvoerlade en trek de
papieruitvoersteun uit.
4. Reinig de binnenkant van het apparaat.
(1) Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
(2) Gebruik de knop of om Onderhoud (Maintenance) te selecteren en druk
op de knop OK.
LCD en bedieningspaneel
(3) Gebruik de knop of om Bodemplaat reinigen (Bottom cleaning) te
selecteren en druk op de knop OK.
Het papier reinigt de binnenkant van het apparaat terwijl het wordt doorgevoerd door het
apparaat.
Controleer de gevouwen gedeelten van het uitgevoerde papier. Als deze inktvlekken bevatten,
moet u de onderste plaat opnieuw reinigen.
Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de onderste plaat nogmaals hebt gereinigd, zijn de
uitstekende delen aan de binnenkant van het apparaat mogelijk vuil. Reinig ze op de manier zoals in de
instructies is beschreven.
De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen
Opmerking
Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen.
Gebruik een nieuw vel papier wanneer u de onderplaat opnieuw reinigt.
De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen
Belangrijk
Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.
- Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er
niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of
ontvangen van alle faxen is voltooid voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact
haalt.
- Het apparaat kan geen faxen verzenden of ontvangen als het is uitgeschakeld.
- Als u de stekker verwijdert, gaan de instellingen voor datum en tijd en alle documenten in het
apparaatgeheugen verloren. Verzend een benodigd document of druk het af, of sla het op een
USB-flashstation op voordat u de stekker verwijdert.
U moet het volgende voorbereiden: wattenstaafje
Als er inktresten aanwezig zijn op de uitstekende delen binnen in het apparaat, reinigt u deze delen met
bijvoorbeeld een wattenstaafje.
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen
Afdrukopties wijzigen
Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren
De te gebruiken inktpatroon instellen
De stroomvoorziening van het apparaat beheren
Het geluidsvolume van het apparaat verlagen
De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen
Afdrukopties wijzigen
U kunt de gedetailleerde instellingen voor het printerstuurprogramma wijzigen voor afdrukgegevens die
worden verzonden vanuit een toepassing.
Geef deze optie aan als u te maken hebt met afdrukproblemen, zoals een deel van beeldgegevens dat
wordt afgesneden.
De procedure voor het wijzigen van de afdrukopties is als volgt:
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2. Klik op Afdrukopties... (Print Options...) op het tabblad Pagina-instelling (Page
Setup)
Het dialoogvenster Afdrukopties (Print Options) wordt geopend.
Opmerking
Als u het XPS-printerstuurprogramma gebruikt, verschillen de functies die beschikbaar zijn.
3. Wijzig de individuele instellingen
Wijzig desgewenst de instelling van elk item en klik op OK.
Het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) wordt opnieuw weergegeven.
Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren
U kunt een veelgebruikt afdrukprofiel registreren bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used
Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup). Afdrukprofielen die u niet meer nodig hebt, kunt u
op elk gewenst moment verwijderen.
De procedure voor het opslaan van een afdrukprofiel is als volgt:
Een afdrukprofiel registreren
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2. Stel de benodigde items in
Selecteer het afdrukprofiel dat u wilt gebruiken bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used
Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) en wijzig zo nodig de instellingen onder Extra
functies (Additional Features).
U kunt de gewenste items ook instellen op de tabbladen Afdruk (Main) en Pagina-instelling (Page
Setup).
3. Klik op Opslaan... (Save...)
Het dialoogvenster Veelgebruikte instellingen opslaan (Save Commonly Used Settings) wordt
geopend.
4. Sla de instellingen op
Geef een naam op in het veld Naam (Name). Klik zo nodig op Opties... (Options...) om opties in te
stellen en klik vervolgens op OK.
De te gebruiken inktpatroon instellen
Met deze functie kunt u de meest geschikte FINE-cartridge van de geïnstalleerde cartridges opgeven voor
een bepaald doel.
Wanneer een van de FINE-cartridges leegraakt en niet onmiddellijk door een nieuwe kan worden
vervangen, kunt u de andere FINE-cartridge opgeven die nog inkt bevat, en verder gaan met afdrukken.
U geeft als volgt de FINE-cartridge op:
Inktcartridge-instellingen (Ink Cartridge Settings)
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2. Klik op Inktcartridge-instellingen (Ink Cartridge Settings) op het tabblad
Onderhoud (Maintenance).
Het dialoogvenster Inktcartridge-instellingen (Ink Cartridge Settings) wordt weergegeven.
3. Selecteer de FINE-cartridge die u wilt gebruiken
Selecteer de FINE-cartridge die u wilt gebruiken om af te drukken en klik op OK.
De opgegeven FINE-cartridge wordt voor de volgende afdruktaak gebruikt.
Belangrijk
Als de volgende instellingen worden opgegeven, werkt Alleen zwart (Black Only) niet omdat het
apparaat de kleuren FINE-cartridge gebruikt om documenten af te drukken.
Een andere optie dan Normaal papier (Plain Paper), Envelop (Envelope), Hagaki A of Hagaki
is geselecteerd voor Mediumtype (Media Type) op het tabblad Afdruk (Main)
Zonder marges (Borderless) is geselecteerd in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het
tabblad Pagina-instelling (Page Setup)
Verwijder een niet-gebruikte FINE-cartridge niet. Er kan niet worden afgedrukt als een van de FINE-
cartridges is verwijderd.
De stroomvoorziening van het apparaat beheren
Met deze functie kunt u de stroomvoorziening van het apparaat vanuit het printerstuurprogramma beheren.
De procedure voor het beheren van de stroomvoorziening van het apparaat is als volgt:
Printer uit (Power Off)
Met de functie Printer uit (Power Off) schakelt u het apparaat uit. Als u deze functie gebruikt, kunt u het
apparaat niet inschakelen vanuit het printerstuurprogramma.
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2. Voer het uitzetten van de printer uit
Klik op Printer uit (Power Off) op het tabblad Onderhoud (Maintenance). Klik op OK in het
bevestigingsbericht.
Het apparaat wordt uitgeschakeld en het tabblad Onderhoud (Maintenance) wordt opnieuw
weergegeven.
Belangrijk
U kunt geen faxen ontvangen wanneer het apparaat is uitgeschakeld.
Het geluidsvolume van het apparaat verlagen
Met de stille functie kunt u ervoor zorgen dat het apparaat minder geluid maakt. Selecteer deze functie als
u wilt dat de printer 's nachts of in andere omstandigheden minder geluid maakt.
Wanneer u deze functie selecteert, kan het afdrukken langzamer verlopen.
De procedure voor het gebruiken van de stille modus is als volgt:
Stille instellingen (Quiet Settings)
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2. Klik op Stille instellingen (Quiet Settings) op het tabblad Onderhoud
(Maintenance)
Het dialoogvenster Stille instellingen (Quiet Settings) wordt geopend.
Opmerking
Als het apparaat is uitgeschakeld of als communicatie tussen het apparaat en de computer is
uitgeschakeld, kan een foutbericht verschijnen omdat de computer de apparaatstatus niet kan
vaststellen.
3. Stel de stille modus in
Geef desgewenst een van de volgende items op:
Stille modus niet gebruiken (Do not use quiet mode)
Selecteer deze optie als u het apparaat wit gebruiken met het normale werkingsvolume.
Stille modus altijd gebruiken (Always use quiet mode)
Selecteer deze optie als u wilt dat het apparaat minder geluid maakt.
Stille modus gebruiken op opgegeven tijden (Use quiet mode during specified hours)
Selecteer deze optie als u wilt dat het apparaat minder geluid maakt op de opgegeven tijden.
Geef de Begintijd (Start time) en de Eindtijd (End time) op van de periode waarin de stille modus
actief moet zijn. Als beiden op dezelfde tijd zijn ingesteld, werkt de stille modus niet.
Belangrijk
U kunt de stille modus instellen vanuit het bedieningspaneel van het apparaat, het
printerstuurprogramma of ScanGear (scannerstuurprogramma).
Wat u ook gebruikt om de stille modus in te zetten, de modus wordt toegepast als u bewerkingen
uitvoert vanuit het bedieningspaneel van het apparaat of als u afdrukt of scant vanaf de computer.
4. Pas de instellingen toe
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op OK.
Klik op OK in het bevestigingsbericht.
De instellingen zijn geactiveerd.
Opmerking
De stille modus kan minder effect hebben, afhankelijk van de instellingen voor afdrukkwaliteit.
De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen
Indien nodig kunt u schakelen tussen verschillende bedieningsmodi van het apparaat.
De procedure voor het configureren van de Aangepaste instellingen (Custom Settings) is als volgt:
Aangepaste instellingen (Custom Settings)
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2. Zorg dat het apparaat aan staat en klik vervolgens op Aangepaste instellingen
(Custom Settings) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)
Het dialoogvenster Aangepaste instellingen (Custom Settings) wordt geopend.
Opmerking
Als het apparaat is uitgeschakeld of als communicatie tussen het apparaat en de computer is
uitgeschakeld, kan een foutbericht verschijnen omdat de computer de apparaatstatus niet kan
vaststellen.
Als dit gebeurt, klikt u op OK om de meest recente instellingen op de computer weer te geven.
3. Geef desgewenst de volgende instellingen op:
Schuring van papier voorkomen (Prevent paper abrasion)
Bij het gebruik van een hoge dichtheid kan het apparaat de ruimte tussen de printkop en het papier
vergroten om schuring van het papier te voorkomen.
Schakel dit selectievakje in om schuring van papier te voorkomen.
Koppen handmatig uitlijnen (Align heads manually)
De functie Uitlijning printkop (Print Head Alignment) op het tabblad Onderhoud (Maintenance) is
normaliter ingesteld op automatische uitlijning. U kunt dit echter wijzigen in handmatige uitlijning.
Als u een automatische printkopuitlijning uitvoert en het afdrukresultaat nog steeds niet naar wens is,
raadpleegt u 'De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer' en voert u een handmatige
uitlijning uit.
Schakel dit selectievakje in om de printkop handmatig uit te lijnen. Schakel dit selectievakje uit om de
printkop automatisch uit te lijnen.
Invoer van twee vellen voorkomen (Prevent paper double-feed)
Schakel dit selectievakje alleen in als het apparaat meerdere vellen normaal papier tegelijk invoert.
Belangrijk
Wanneer u deze functie selecteert, neemt de afdruksnelheid af.
90 graden naar links roteren als afdrukstand [Liggend] is (Rotate 90 degrees left when
orientation is [Landscape])
Op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) kunt u de draairichting van de optie Liggend
(Landscape) bij Afdrukstand (Orientation) wijzigen.
Als u de afdrukgegevens tijdens het afdrukken 90 graden naar links wilt draaien, selecteert u deze
optie. Als u de afdrukgegevens tijdens het afdrukken 90 graden naar rechts wilt draaien, schakelt u
deze optie uit.
Belangrijk
Wijzig deze instelling niet terwijl de afdruktaak wordt weergegeven in de afdrukwachtlijst. Als u
dat wel doet, kunnen tekens wegvallen of kan de indeling beschadigd raken.
Droogtijd inkt (Ink Drying Wait Time)
U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten totdat het afdrukken van de volgende pagina
begint. Wanneer u de schuifregelaar naar rechts schuift, is de wachttijd langer en wanneer u de
schuifregelaar naar links schuift, is de wachttijd korter.
Als het papier inktvlekken bevat, omdat de volgende pagina wordt uitgeworpen voordat de inkt op de
afgedrukte pagina heeft kunnen drogen, verhoogt u de droogtijd voor de inkt.
Wanneer u de droogtijd verlaagt, verloopt het afdrukken sneller.
4. Pas de instellingen toe
Klik op OK en vervolgens op OK in het bevestigingsbericht.
Daarna worden de aangepaste instellingen in het apparaat gebruikt.
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Faxinstellingen
Afdrukinstellingen
LAN-instellingen
Gebr.instell. appar.
Inst. mob. telefoon
Bluetooth-instell.
Firmware bijwerken
Instell. herstellen
Informatie over de Stille instelling
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
In dit gedeelte wordt de procedure voor het wijzigen van de instellingen in het scherm
Apparaatinstellingen (Device settings) beschreven. Daarbij worden de stappen voor het opgeven van de
optie Uitbr. Kop.hoevlheid (Extended copy amt.) als voorbeeld genomen.
Opmerking
Een * (sterretje) op het LCD geeft de huidige instelling aan.
1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.
Controleer of de printer is ingeschakeld
2. Druk op de knop Instellingen (Setup).
Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
3. Selecteer met de knop de optie Apparaatinstellingen (Device settings) en
druk vervolgens op de knop OK.
Wanneer u de faxinstellingen wijzigt, drukt u op de knop Instellingen (Setup) en selecteert u
Faxinstellingen (Fax settings).
4. Gebruik de knoppen om Afdrukinstellingen (Print settings) te selecteren en
druk op de knop OK.
5. Gebruik de knoppen om Uitbr. Kop.hoevlheid (Extended copy amt.) te
selecteren en druk op de knop OK.
6. Selecteer een instelling met de knoppen en druk vervolgens op de knop OK.
Meer informatie over de verschillende instellingsitems:
Faxinstellingen
Afdrukinstellingen
LAN-instellingen
Gebr.instell. appar.
Inst. mob. telefoon
Bluetooth-instell.
Firmware bijwerken
Instell. herstellen
Faxinstellingen
In dit gedeelte worden de instellingen van Faxinstellingen (Fax settings) beschreven.
Handmatige inst. (Easy setup)
Registratie telnr. (TEL no. registration)
Gebruikersinst. fax (FAX user settings)
Geavanc. faxinstell. (Adv. FAX settings)
Autom. afdrukinstell. (Auto print settings)
Instell. autom. opsl. (Auto save setting)
Beveiligingsbeheer (Security control)
Opmerking
Voordat u deze instellingen wijzigt, kunt u de huidige instellingen controleren door de LIJST
GEBRUIKERSGEGEVENS (USER'S DATA LIST) af te drukken.
Overzicht van rapporten en lijsten
Handmatige inst. (Easy setup)
Het apparaat moet zijn ingesteld op basis van uw telefoonlijn en het gebruik van de faxfunctie. Volg de
procedure volgens de instructies op het LCD-scherm.
Opmerking
U kunt de instellingen afzonderlijk opgeven of u kunt geavanceerde instellingen opgeven.
Meer informatie over het opgeven van de instelling:
Het faxen voorbereiden
Registratie telnr. (TEL no. registration)
U kunt het fax-/telefoonnummer van de ontvanger registreren op het apparaat.
Ontvangers registreren met het bedieningspaneel van het apparaat
Gebruikersinst. fax (FAX user settings)
Registr. toestelnr. (Unit TEL no. registr.)
Hiermee kunt u het fax-/telefoonnummer instellen dat wordt afgedrukt op verzonden faxen.
Gebruikersinformatie registreren
Regist. toestelnaam (Unit name registr.)
Hiermee kunt u uw naam afdrukken op verzonden faxen.
Gebruikersinformatie registreren
Type telefoonlijn (Telephone line type)
Hiermee stelt u het type telefoonlijn van het apparaat in.
Het telefoonlijntype instellen
Opmerking
Deze instelling is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land of de regio van aankoop.
Geavanc. faxinstell. (Adv. FAX settings)
Autom. nummerherh. (Auto redial)
Hiermee schakelt u automatische nummerherhaling in of uit.
Als u AAN (ON) selecteert, kunt u het maximale aantal pogingen voor de functie voor automatische
nummerherhaling instellen, evenals de tijd die het apparaat tussen de pogingen wacht.
Kiestoondetectie (Dial tone detect)
Met deze functie kunt u voorkomen dat het verzenden mislukt omdat het apparaat tegelijkertijd een fax
verzendt en ontvangt.
Als u AAN (ON) selecteert, verzendt het apparaat de fax pas nadat de kiestoon is gecontroleerd.
Opmerking
Deze instelling is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land of de regio van aankoop.
Instell. pauzeduur (Pause time settings)
Hiermee stelt u de wachttijd in voor elke keer dat u op de knop 'P' (Pauze) drukt.
TTI-positie (TTI position)
Hiermee kunt u de plaats opgeven van de informatie over de afzender (binnen of buiten het
beeldgebied).
RX op afstand (Remote RX)
Hiermee kunt u ontvangst op afstand in- en uitschakelen.
Als u AAN (ON) selecteert, kunt u de ID voor ontvangst op afstand instellen.
Externe ontvangst
Kleuroverdracht (Color transmission)
Hiermee stelt u in of u kleurendocumenten met de ADF wilt omzetten naar zwart-wit als het
faxapparaat van de ontvanger geen ondersteuning biedt voor faxen in kleur.
Als u Als incomp., einde (If incompatible, end) selecteert, worden er geen kleurendocumenten door
het apparaat verzonden als het faxapparaat van de ontvanger geen ondersteuning biedt voor faxen in
kleur.
Reductie RX-beeld (RX image reduction)
Hiermee stelt u in of het beeld van inkomende faxen verkleind moet worden zodat dit op het
geselecteerde papier past.
Als u AAN (ON) selecteert, kunt u opgeven in welke richting het beeld wordt verkleind.
Geav. communicatie (Adv. communication)
ECM TX
Selecteer of faxen worden verzonden in de ECM (Error Correction Mode, foutcorrectiemodus).
Faxen verzenden/ontvangen in de ECM
ECM RX
Selecteer of faxen worden ontvangen in de ECM (Error Correction Mode, foutcorrectiemodus).
Faxen verzenden/ontvangen in de ECM
TX-startsnelheid (TX start speed)
Hiermee selecteert u de verzendsnelheid voor faxen.
Voorbeeld:
De volgende instellingen zijn beschikbaar.
33600 bps/14400 bps/9600 bps/4800 bps
Een * (sterretje) op het LCD geeft de huidige instelling aan.
De startsnelheid voor het verzenden van faxen is hoger als de waarde hoger is.
Sommige instellingen zijn niet beschikbaar; dit is afhankelijk van het land of de regio van aankoop.
Als de telefoonlijn of verbinding slecht is, kunt u verzendingsproblemen verhelpen door een lagere
startsnelheid voor verzenden te selecteren.
RX-startsnelheid (RX start speed)
Hiermee selecteert u de ontvangstsnelheid voor faxen.
Voorbeeld:
De volgende instellingen zijn beschikbaar.
33600 bps/14400 bps/9600 bps/4800 bps
Een * (sterretje) op het LCD geeft de huidige instelling aan.
Verkeerd verzonden faxen voorkomen
Instelling handsfree (On-hook setting)
Als u Inschakelen (Enable) selecteert, kunt u nummers kiezen terwijl de telefoon op de haak ligt.
Faxontv. geweigerd (FAX RX reject)
Als u AAN (ON) selecteert, weigert het apparaat faxen zonder informatie over de afzender of faxen
van bepaalde afzenders.
Faxontvangst weigeren
Weigering beller (Caller rejection)
Als u bent geabonneerd op een service voor beller-ID, detecteert het apparaat het nummer van de
afzender. Als de ID van de afzender voldoet aan de voorwaarde die u hier hebt geselecteerd, weigert
het apparaat het telefoongesprek of de fax van de afzender.
Als u Geabonneerd (Subscribed) selecteert, kunt u de instellingen voor weigering opgeven.
Oproepen weigeren op basis van nummerherkenning
Opmerking
Deze instelling wordt mogelijk niet ondersteund, afhankelijk van het land of de regio van
aankoop. Neem contact op met uw telefoonmaatschappij om te vragen of deze service wordt
geboden.
Afdrukinstellingen
Pap.schuring voork. (Prevent abrasion)
Gebruik deze instelling alleen als er vlekken op het afdrukoppervlak ontstaan.
Belangrijk
Stel dit item na het afdrukken weer in op UIT (OFF), omdat dit tot een lagere afdruksnelheid of -
kwaliteit kan leiden.
Uitbr. Kop.hoevlheid (Extended copy amt.)
Met deze instelling selecteert u het gedeelte van de afbeelding dat buiten het papier valt als u kopieert
zonder marges.
De afbeelding kan aan de randen enigszins worden afgekapt omdat de gekopieerde afbeelding wordt
vergroot om de hele pagina te vullen. Zo nodig kunt u instellen tot welke breedte de randen van de
originele afbeelding worden bijgesneden.
Het uitgesneden gedeelte is groter als Hoeveelheid: groot (Amount: Large) is geselecteerd.
Opmerking
Als u afdrukt zonder marges, maar de kopieën toch marges bevatten, kunt u Hoeveelheid:
groot (Amount: Large) opgeven om dit probleem te verhelpen.
Dubb. invoer voork. (Prevent double-feed)
Selecteer AAN (ON) om invoer van twee vellen normaal papier te voorkomen.
Belangrijk
Selecteer AAN (ON) alleen als twee vellen normaal papier worden ingevoerd.
LAN-instellingen
WLAN actief/inact. (WLAN activ./inactiv.)
Hiermee schakelt u het draadloze LAN in of uit.
Inst. draadloos LAN (Wireless LAN setup)
Als uw toegangspunt compatibel is met WPS, stelt u het draadloze LAN in volgens de aanwijzingen op
het scherm. Als dit niet het geval is, selecteert u hieronder een van de instelmethoden.
Standaardinstallat. (Standard setup)
Selecteer deze optie wanneer u instellingen voor draadloos LAN handmatig uitvoert vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat.
WPS
Selecteer deze optie wanneer u instellingen voor een draadloos LAN wilt opgeven via WPS (Wi-Fi
Protected Setup. Selecteer Methode drukknop (Push button method) of Pincode gebruiken
(PIN code method), afhankelijk van de methode die uw toegangspunt ondersteunt, en volg de
instructies op het scherm.
Andere instelling (Other setup)
Selecteer Handmat. instelling (Manual setup) en volg de aanwijzingen op het scherm.
LAN-details afdruk (Print LAN details)
U kunt de netwerkinstellingen van het apparaat, zoals het IP-adres en de SSID, afdrukken.
Zie Info over netwerkinstellingen afdrukken voor meer informatie over het afdrukken van de
netwerkinstellingen van het apparaat.
Belangrijk
Deze afdruk bevat belangrijke informatie over uw computer. Bewaar deze zorgvuldig.
Andere instellingen (Other settings)
Printernaam instelln (Set printer name)
Hiermee geeft u de printernaam op. U kunt maximaal 15 tekens voor de naam invoeren.
Opmerking
U kunt niet dezelfde printernaam gebruiken als een naam die in gebruik is voor andere op
het LAN aangesloten apparaten.
Het eerste en laatste teken van de printernaam mag geen liggend streepje zijn.
TCP/IP-instellingen (TCP/IP settings)
Hiermee voert u een IPv4- of IPv6-instelling uit.
WSD-instelling (WSD setting)
Wanneer u items instelt wanneer u WSD gebruikt (een van de netwerkprotocollen die worden
ondersteund in Windows 7 en Windows Vista).
WSD activ./uitsch. (Enable/disable WSD)
Hiermee selecteert u of WSD is in- of uitgeschakeld.
Opmerking
Wanneer deze is ingeschakeld, wordt het printerpictogram weergegeven in de
netwerkverkenner in Windows 7 en Windows Vista.
WSD-scan vanaf app (WSD scan from dev.)
Als u Actief (Active) selecteert, kunt u de gescande gegevens via WSD naar de computer
verzenden.
Time-outinstelling (Timeout setting)
Hiermee geeft u de duur van de time-out op.
Bonjour-instelling. (Bonjour settings)
Hiermee kunt u LAN-items instellen met behulp van Bonjour voor Mac OS.
Bonjour act./uitsch. (Enab./disab. Bonjour)
Als u Actief (Active) selecteert, kunt u Bonjour gebruiken om de netwerkinstellingen uit te voeren.
Servicenaam opgev. (Enter service name)
Hiermee geeft u de Bonjour-servicenaam op. U kunt maximaal 48 tekens voor de naam invoeren.
Opmerking
U kunt niet dezelfde servicenaam gebruiken als een naam die in gebruik is voor andere op
het LAN aangesloten apparaten.
LPR-instelling (LPR setting)
Hiermee activeert of deactiveert u de LPR-instelling.
DRX-instelling (DRX setting)
Als u Actief (Active) selecteert, kunt u niet-continue ontvangst activeren wanneer u een
draadloos LAN gebruikt. Op deze manier kunt u elektriciteit besparen.
Opmerking
Afhankelijk van het toegangspunt dat u gebruikt, kan niet-continue ontvangst mogelijk niet
worden geactiveerd ook al is Actief (Active) geselecteerd.
Niet-continue ontvangst wordt alleen geactiveerd terwijl het apparaat stand-by staat. (Het
LCD-scherm staat in de schermbeveiligingsmodus.)
Herstel LAN-instell (Reset LAN settings)
Hiermee initialiseert u de netwerkinstellingen van het apparaat.
Belangrijk
Houd er rekening mee dat door initialisatie alle verbindingsinstellingen met computers worden
gewist en dat afdrukken of scannen wellicht onmogelijk wordt. Voer de installatie uit met de
installatie-cd-rom als u het apparaat via een netwerk wilt gebruiken. Let goed op wanneer u de
netwerkinstellingen op het apparaat initialiseert.
Opmerking
Wanneer u de netwerkinstellingen initialiseert met IJ Network Tool:
Netwerkinstellingen van het apparaat initialiseren
Gebr.instell. appar.
Instell. datum/tijd (Date/time setting)
Hiermee kunt u de huidige datum en tijd instellen.
Informatie over de afzender instellen
Ind. datumweergave (Date display format)
Hiermee selecteert u de notatie van datums die worden weergegeven op het LCD-scherm en die
worden afgedrukt op verzonden faxen en foto's.
Instelling zomertijd (Summer time setting)
Hiermee kunt u de opties voor zomertijd inschakelen. Als u AAN (ON) selecteert, kunt u aanvullende
instellingen opgeven. Deze instelling is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land of de regio
van aankoop.
Startdatum/tijd (Start date/time)
Hiermee kunt u de datum en tijd instellen waarop de zomertijd begint.
Maand instellen (Set month): geef hier de maand op.
Week instellen (Set week): geef hier de week op.
Dag instellen (Set day of week): geef hier de dag van de week op.
Tijdversch. instellen (Set shift time): geef hier de tijd op (24-uursindeling).
Einddatum/tijd (End date/time)
Hiermee kunt u de datum en tijd instellen waarop de zomertijd eindigt.
Maand instellen (Set month): geef hier de maand op.
Week instellen (Set week): geef hier de week op.
Dag instellen (Set day of week): geef hier de dag van de week op.
Tijdversch. instellen (Set shift time): geef hier de tijd op (24-uursindeling).
Geluidsregeling (Sound control)
Hiermee selecteert u het volume.
Volume toetsenblok (Keypad volume)
Hiermee selecteert u het volume van de pieptoon die wordt weergegeven als u op de knoppen op
het bedieningspaneel drukt.
Alarmvolume (Alarm volume)
Hiermee selecteert u het alarmvolume.
Telefoonlijnvolume (Line monitor volume)
hiermee stelt u het telefoonlijnvolume in.
Hoorn van haak (Offhook alarm)
Hiermee selecteert u het alarmvolume als de telefoonontvanger niet goed is opgehangen.
Land of regio (Country or region)
Hiermee kunt u het land of de regio selecteren waarin u het apparaat gebruikt.
Opmerking
Deze instelling is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land of de regio van aankoop.
Taal kiezen (Language selection)
Hiermee wijzigt u de taal voor berichten en menu's op het LCD-scherm.
Japans / Engels / Duits / Frans / Italiaans / Spaans / Nederlands / Portugees / Noors / Zweeds /
Deens / Fins / Russisch / Oekraïens / Pools / Tsjechisch / Slowaaks / Hongaars /Sloveens /
Roemeens / Bulgaars / Turks / Grieks / Estlands / Lets / Litouws / Vereenvoudigd Chinees /
Traditioneel Chinees / Koreaans / Indonesisch
Toetsherhaling (Key repeat)
Hiermee schakelt u herhaling van de invoer in of uit door de knoppen ingedrukt te houden terwijl
u het aantal kopieën, het zoompercentage en dergelijke instelt.


Produktspezifikationen

Marke: Canon
Kategorie: Drucker
Modell: Pixma MX450 serie

Brauchst du Hilfe?

Wenn Sie Hilfe mit Canon Pixma MX450 serie benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten




Bedienungsanleitung Drucker Canon

Bedienungsanleitung Drucker

Neueste Bedienungsanleitung für -Kategorien-