Yamaha XJR1300 (2015) Bedienungsanleitung
Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Yamaha XJR1300 (2015) (192 Seiten) in der Kategorie Motorrad. Dieser Bedienungsanleitung war für 17 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet
Seite 1/192

XJR1300C
HANDLEIDING
2PN-F8199-D0
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze
machine gaat gebruiken.

U2PND0D0.book Page 1 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

DAU50921
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze machine gaat g be ruiken. Deze handleiding edient bij d
machine te eze worblijven als d dt verkocht.
General manager of quality assurance div.
Date of issue: 1 Aug. 2002
Place of issue: Shizuoka, Japan
DECLARATION of CONFORMITY
YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.
1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan
Company: YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.
We
Address: 1450-6, Mori, Mori-Machi, Shuchi-gun, Shizuoka-Ken, 437-0292 Japan
Kind of equipment: IMMOBILIZER
Hereby declare that the product:
Type-designation: 5SL-00
is in compliance with following norm(s) or documents:
R&TTE Directive(1999/5/EC)
EN300 330-2 v1.3.1(2006-01), EN300 330-2 v1.5.1(2010-02)
EN60950-1:2006/A11:2009
Two or Three-Wheel Motor Vehicles Directive(97/24/EC: Chapter 8, EMC)
1
2
3
4
Version up the norm of EN60950 to EN60950-1
To change company name
version up of the following norm:
• EN300 330-2 v1.1.1 to EN300 330-2 v1.3.1 and EN300 330-2 v1.5.1
• EN60950-1:2001 to EN60950-1:2006/A11:2009
27 Feb. 2006
1 Mar. 2007
8 Jul. 2010
Revision record
No. Contents
To change contact person and integrate type-designation.
Date
9 Jun. 2005
Algemeen directeur afdeling kwaliteitsbeheer
Datum van afgifte: 1 augustus 2002
Plaats van afgifte: Shizuoka, Japan
CONFORMITEITSVERKLARING
YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.
1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan
Bedrijf: YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.
Wij,
Adres: 1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan
Type apparaat: STARTBLOKKERING
Verklaren hierbij dat het product:
Typeaanduiding: 5SL-00
in overeenstemming is met de volgende norm(en) of documenten:
R&TTE richtlijn(1999/5/EG)
EN300 330-2 v1.3.1(2006-01), EN300 330-2 v1.5.1(2010-02)
EN60950-1:2006/A11:2009
Richtlijn betreffende motorvoertuigen op twee of drie wielen(97/24/EG: Hoofdstuk 8, EMC)
1
2
3
4
Overgang van norm EN60950 naar EN60950-1
Om bedrijfsnaam te wijzigen
overgang naar de volgende norm:
•
van EN300 330-2 v1.1.1 naar EN300 330-2 v1.3.1 en EN300 330-2 v1.5.1
• van EN60950-1:2001 naar EN60950-1:2006/A11:2009
27 februari 2006
1 maart 2007
8 juli 2010
Overzicht van wijzigingen
Nr. Inhoud
Om contactpersoon te wijzigen en typeaanduiding te integreren.
Datum
9 juni 2005

U2PND0D0.book Page 1 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

INLEIDING
DAU10103
Welkom in de wereld van Yamaha!
Als eigenaar van de XJR1300C profiteert u van de enorme ervaring en technische kennis van Yamaha op het gebied van het ontwerpen
en fabriceren van hoogwaardige producten, waarmee Yamaha zijn reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw XJR1300C. De
Handleiding geeft instructies voor de bediening, inspectie en het onderhoud van de machine en beschrijft hoe u uzelf en anderen kunt
beschermen tegen persoonlijk letsel of schade.
Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw machine in optimale conditie te houden. Als er ten slotte toch nog vragen zijn, aarzel
dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn van
kleine tegenstrijdigheden tussen uw machine en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente
productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen hebt over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA10032
Lees achtideze handleiding aand g helemaal door voordat u deze machine g gaat ebruiken.

U2PND0D0.book Page 1 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU10134
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.
Dit is het Safety Alert-symbool. Het wordt g be ruikt om u te waarschuwen voor risico’s op
persoonlijk letsel. Volg alle veili it symg d g b dhei saanwijzin en ij bool op om mogelijk letsel of
overlijden te voorkomen.
Een WAARSCHUWING d dui t een gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan re-
sulteren in ernstig letsel of overlijden.
De aand d gui in LET OP staat bij speciale voorzorg den ie moeten worden genomen om scha-
d d de aan e machine of an ere eigendommen te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken
of verhelderen.
WAARSCHUWING
LET OP
OPMERKING

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU36391
XJR1300C
HANDLEIDING
©2014 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e uitgave, augustus 2014
Alle rechten voorb dehou en.
Elke vorm van herdruk
of onb g bevoegd e ruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verb do en.
Gedrukt in Nederland.

U2PND0D0.book Page 1 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

INHOUDSOPGAVE
VEILIGHEIDSINFORMATIE .............. 1-1
BESCHRIJVING ................................ 2-1
Aanzicht linkerzijde......................... 2-1
Aanzicht rechterzijde ...................... 2-2
Bedieningen en instrumenten......... 2-3
WERKING VAN DE
BEDIENINGSELEMENTEN EN
INSTRUMENTEN .............................. 3-1
Startblokkeersysteem..................... 3-1
Contactslot/stuurslot ...................... 3-2
Controle- en
waarschuwingslampjes............... 3-3
Snelheidsmeter............................... 3-5
Toerenteller..................................... 3-5
Multifunctioneel display.................. 3-5
Stuurschakelaars............................ 3-8
Koppelingshendel........................... 3-9
Schakelpedaal .............................. 3-10
Remhendel ................................... 3-10
Rempedaal ................................... 3-11
Tankdop ....................................... 3-11
Brandstof...................................... 3-12
Tankbeluchtingsslang en
overloopslang............................ 3-13
Uitlaatkatalysatoren...................... 3-14
Zadel............................................. 3-14
Voorvork afstellen......................... 3-15
Schokdemperunit afstellen........... 3-17
Bagageriembevestiging................ 3-19
EXUP-systeem ..............................3-19
Zijstandaard ..................................3-20
Startspersysteem..........................3-20
VOOR UW VEILIGHEID –
CONTROLES VOOR HET RIJDEN ...4-1
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE ..............................5-1
Starten van de motor ......................5-1
Schakelen .......................................5-2
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................5-3
Inrijperiode ......................................5-3
Parkeren..........................................5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
AFSTELLINGEN ................................6-1
Boordgereedschapsset...................6-2
Periodiek onderhoudsschema voor
het uitstootcontrolesysteem ........6-3
Algemeen smeer- en
onderhoudsschema.....................6-5
Panelen verwijderen en
aanbrengen..................................6-9
Controleren van de bougies..........6-10
Motorolie en oliefilterelement........6-11
Vervangen van het
luchtfilterelement en reinigen
van de aftapslang ......................6-14
De vrije slag van de gasgreep
controleren................................ 6-15
Klepspeling................................... 6-16
Banden ........................................ 6-16
Gietwielen..................................... 6-18
Koppelingshendel......................... 6-19
Vrije slag van remhendel
controleren................................ 6-19
Remlichtschakelaars..................... 6-20
Controleren van voor- en
achterremblokken ..................... 6-20
Niveaus van rem- en
koppelingsvloeistof
controleren................................ 6-21
Rem- en koppelingsvloeistof
verversen................................... 6-22
Spanning aandrijfketting............... 6-23
Aandrijfketting reinigen en
smeren ...................................... 6-24
Kabels controleren en smeren...... 6-25
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel............... 6-25
Rem- en schakelpedalen
controleren en smeren .............. 6-25
Rem- en koppelingshendels
controleren en smeren .............. 6-26
Zijstandaard controleren en
smeren ...................................... 6-27
Achterbrugscharnierpunten
smeren ...................................... 6-27
Voorvork controleren .................... 6-27

U2PND0D0.book Page 2 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

INHOUDSOPGAVE
Stuursysteem controleren .............6-28
Controleren van wiellagers............6-28
Accu ..............................................6-29
Zekeringen vervangen...................6-30
Koplampgloeilamp vervangen.......6-31
Parkeerlichtgloeilamp
vervangen ..................................6-32
Achterlicht/remlichtunit .................6-33
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen ..................................6-33
Gloeilamp kentekenverlichting
vervangen ..................................6-34
Ondersteunen van de
motorfiets...................................6-35
Voorwiel.........................................6-36
Achterwiel......................................6-37
Problemen oplossen .....................6-39
Storingzoekschema.......................6-40
VERZORGING EN STALLING VAN
DE MOTORFIETS ..............................7-1
Matkleur, let op ...............................7-1
Verzorging .......................................7-1
Stalling.............................................7-3
SPECIFICATIES .................................8-1
GEBRUIKERSINFORMATIE..............9-1
Identificatienummers.......................9-1
INDEX...............................................10-1

U2PND0D0.book Page 1 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

1-1
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
DAU1028B
Wees een verantwoordelijke eigenaar
Als eigenaar van de machine bent u verant-
woordelijk voor de veilige en juiste bedie-
ning ervan.
Motorfietsen zijn tweewielige voertuigen.
Voor een veilig gebruik zijn de toepassing
van de juiste rijtechnieken en de ervaring
van de bestuurder van belang. Elke be-
stuurder moet bekend zijn met de volgende
vereisten alvorens met deze motorfiets te
gaan rijden.
Hij of zij moet:
Door een competente informatiebron
grondig zijn ingelicht over alle aspec-
ten van het motorrijden.
Zich houden aan de waarschuwingen
en onderhoudseisen zoals vermeld in
deze Gebruikershandleiding.
Grondig getraind zijn in veilige en cor-
recte rijtechnieken.
Gebruikmaken van professionele
technische service, zoals aangegeven
in deze Gebruikershandleiding en/of
wanneer de mechanische condities
dit vereisen.
Ga nooit rijden met een motorfiets
zonder passende rijopleiding of in-
structies. Neem rijlessen. Beginners
moeten les krijgen van een gediplo-
meerd instructeur. Neem contact op
met een bevoegde motorfietsdealer
voor informatie over rijlessen bij u in
de buurt.
Veilig rijden
Voer vóór elke rit de controles voor het rij-
den uit om u ervan te verzekeren dat de
machine in veilige staat verkeert. Onvol-
doende inspectie of onderhoud van de ma-
chine vergroot het risico op ongeval of
schade. Zie pagina 4-1 voor een lijst met
controles voor het rijden.
Deze motorfiets is gebouwd voor het
vervoer van de bestuurder plus een
passagier.
Het niet opmerken en herkennen van
motorfietsen door andere weggebrui-
kers vormt de belangrijkste oorzaak
van auto-/motorongevallen. Vaak
worden ongevallen veroorzaakt door-
dat een autobestuurder de motor niet
heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat
blijkt het meest effectief om het risico
op een dergelijk type ongeval te ver-
minderen.
Dus:
• Draag een jack in felle kleuren.
• Wees extra voorzichtig bij het nade-
ren en passeren van kruisingen,
daar doen ongelukken met motor-
fietsen zich namelijk het meest
voor.
• Ga daar rijden waar andere wegge-
bruikers u kunnen zien. Ga niet rij-
den in de dode zichthoek van een
andere weggebruiker.
• Pleeg nooit onderhoud aan een
motorfiets zonder voldoende ken-
nis. Neem contact op met een be-
voegde motorfietsdealer voor
informatie over het basisonderhoud
van een motorfiets. Bepaalde on-
derhoudswerkzaamheden kunnen
alleen worden uitgevoerd door ge-
diplomeerd personeel.
Bij veel ongevallen zijn onervaren be-
stuurders betrokken. Veelal zijn be-
stuurders die bij een ongeval
betrokken waren zelfs niet in het bezit
van een geldig motorrijbewijs.
• Zorg dat u bekwaam bent om te rij-
den en leen uw motorfiets alleen uit
aan ervaren motorrijders.
• Weet wat u wel en niet aankunt.
Door rekening te houden met uw
beperkingen helpt u ongelukken
voorkomen.

U2PND0D0.book Page 2 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-2
1
• We raden aan om het motorrijden te
oefenen op plekken waar geen ver-
keer is, totdat u grondig bekend
bent met de motor en zijn bedie-
ning.
Ongelukken worden vaak veroorzaakt
door een fout van de motorbestuur-
der. Veel bestuurders houden bij het
ingaan van een bocht een te hoge rij-
snelheid aan of gaan onvoldoende
schuinliggen voor de rijsnelheid,
waardoor ze wijd uit de bocht komen.
• Neem altijd de maximumsnelheid in
acht en rijd nooit sneller dan de
wegcondities en het verkeer toe-
staan.
• Geef altijd richting aan voordat u af-
slaat of van rijstrook wisselt. Zorg
dat andere weggebruikers u kun-
nen zien.
De zithouding van de bestuurder en
de passagier is belangrijk voor een
goede besturing.
• De bestuurder moet tijdens het rij-
den beide handen aan het stuur
houden en beide voeten op de be-
stuurdersvoetsteunen, om zo de
macht over het stuur te behouden.
• De passagier hoort steeds de be-
stuurder, de zadelband of de hand-
greep, indien aanwezig, met beide
handen vast te houden en beide
voeten op de passagiersvoetsteu-
nen te houden. Neem nooit een
passagier mee die niet in staat is
om beide voeten stevig op de pas-
sagiersvoetsteunen te zetten.
Rijd nooit onder invloed van alcohol of
andere drugs.
Deze motorfiets is uitsluitend ontwor-
pen voor gebruik op verharde wegen.
De machine is niet bedoeld voor off-
roadgebruik.
Beschermende uitrusting
Motorongelukken met dodelijke afloop be-
treffen meestal hoofdletsel. Het dragen van
een helm is de belangrijkste factor bij het
voorkomen of reduceren van hoofdletsel.
Draag altijd een goedgekeurde helm.
Draag ook een vizier of een veilig-
heidsbril. Zonder oogbescherming
kan uw zicht door de rijwind verslech-
teren, waardoor u gevaren mogelijk te
laat opmerkt.
Door een jack, stevige schoenen, een
lange broek, handschoenen e.d. te
dragen verkleint u de kans op schaaf-
wonden of ontvellingen.
Draag nooit loszittende kleding, deze
kan blijven haken aan bedienings-
handgrepen of door de wielen worden
gegrepen en zo een ongeval of letsel
veroorzaken.
Draag altijd beschermende kleding
die uw benen, enkels en voeten be-
dekt. De motor en het uitlaatsysteem
kunnen tijdens en na het rijden zeer
heet zijn en brandwonden veroorza-
ken.
De hierboven vermelde voorzorgs-
maatregelen gelden ook voor passa-
giers.
Voorkom koolmonoxid g gever ifti ing
De uitlaatgassen van verbrandingsmotoren
bevatten koolmonoxide, een dodelijk gas.
Inademing van koolmonoxide kan hoofd-
pijn, duizeligheid, sufheid, misselijkheid,
verwarring en uiteindelijk de dood veroor-
zaken.
Koolmonoxide is een kleurloos, reukloos,
smaakloos gas dat ook aanwezig kan zijn
als u geen uitlaatgassen ziet of ruikt. Het
koolmonoxideniveau kan zeer snel oplo-
pen, waardoor u het bewustzijn kunt verlie-
zen en uzelf niet meer kunt redden. In
afgesloten of slecht geventileerde ruimtes
kunnen dodelijke hoeveelheden koolmo-
noxide dagenlang blijven hangen. Als u

U2PND0D0.book Page 3 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-3
1symptomen van koolmonoxidevergiftiging
ervaart, verlaat de ruimte dan onmiddellijk,
ga naar de open lucht en ROEP MEDISCHE
HULP IN.
Laat de motor niet binnen draaien.
Zelfs als u ventileert met ventilatoren
of open ramen en deuren kan de hoe-
veelheid koolmonoxide snel oplopen
tot gevaarlijke niveaus.
Laat de motor niet draaien in slecht
geventileerde of deels afgesloten
ruimtes zoals schuren of garages.
Laat de motor niet buiten draaien op
plaatsen waar de uitlaatgassen in een
gebouw kunnen worden getrokken via
openingen zoals ramen en deuren.
Beladen
Het monteren van accessoires of het ver-
voer van bagage kan een negatief effect
hebben op de rijstabiliteit en het wegge-
drag als hierdoor de gewichtsverdeling van
de motor verandert. Wees uiterst voorzich-
tig bij het monteren van accessoires of het
beladen van uw motor, om zo mogelijke
ongevallen te vermijden. Pas extra op wan-
neer u op een motor rijdt die beladen is of
waaraan accessoires zijn gemonteerd.
Hieronder volgen naast de informatie over
accessoires enkele richtlijnen voor het be-
laden van uw motorfiets:
Het totale gewicht van de bestuurder, pas-
sagier, accessoires en bagage mag de
maximale gewichtslimiet niet overschrij-
den. Rijden met een te zwaar belaste
machine kan leiden tot een ongeval.
Let op het volgende wanneer u tot deze ge-
wichtslimiet belaadt:
Het zwaartepunt van bagage en ac-
cessoires moet zo laag mogelijk lig-
gen en zo dicht mogelijk bij de motor.
Bevestig zware goederen zo dicht
mogelijk bij het midden van de machi-
ne en verdeel het gewicht zo gelijkma-
tig mogelijk over beide zijden om
onbalans of instabiliteit te minimalise-
ren.
Als gewicht gaat schuiven kan zich
een plotselinge onbalans voordoen.
Controleer voordat u gaat rijden of ac-
cessoires en bagage stevig aan de
motor zijn bevestigd. Controleer de
bevestigingspunten voor accessoires
en bagage regelmatig.
• Pas de vering aan de te vervoeren
bagage aan (alleen voor modellen
met instelbare vering) en controleer
de toestand en spanning van uw
banden.
• Bevestig nooit omvangrijke of zwa-
re goederen aan het stuur, de voor-
vork of het voorwielspatbord.
Dergelijke voorwerpen, inclusief
bagage als slaapzakken, plunjezak-
ken of tenten, kunnen een instabiel
weggedrag of een te trage reactie
op het stuur veroorzaken.
Deze machine is niet ontworpen
voor het trekken van een aanhanger
of bevestiging van een zijspan.
Originele Yamaha accessoires
De keuze van accessoires voor uw machi-
ne vormt een belangrijke beslissing. Origi-
nele Yamaha accessoires, die alleen
verkrijgbaar zijn bij de Yamaha dealer, zijn
door Yamaha ontwikkeld, getest en goed-
gekeurd voor gebruik op uw machine.
Veel bedrijven die niet zijn gelieerd aan
Yamaha produceren onderdelen en acces-
soires of bieden aanpassingssets voor
Yamaha voertuigen. Yamaha kan niet alle
producten testen die deze bedrijven produ-
ceren. Om die reden kan Yamaha acces-
soires die niet door Yamaha zijn verkocht of
wijzigingen die niet door zijn Yamaha zijn
aangeraden niet goedkeuren of aanbeve-
len, zelfs niet als deze zijn verkocht en
geenstalleerd door een Yamaha dealer.
Maximale belasting:
210 kg (463 lb)

U2PND0D0.book Page 4 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
In de hand d del verkrijgbare on er elen,
accessoires en aanpassingssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die
qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op ori-
ginele Yamaha accessoires, dient u te be-
seffen dat sommige in de handel
verkrijgbare accessoires of aanpassings-
sets niet geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen.
Het monteren van in de handel verkrijgbare
producten of het verrichten van aanpassin-
gen die de ontwerp- of bedieningskenmer-
ken van uw machine wijzigen kan het risico
op ernstig letsel of overlijden van uzelf of
anderen vergroten. U bent verantwoordelijk
voor letsel dat voortvloeit uit wijzigingen
aan de machine.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
motor. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruiken
om te waarborgen dat het de grond-
speling of de hellinghoek op geen en-
kele manier vermindert, de veerweg,
de stuuruitslag of de bediening niet
beperkt en geen lampen of reflectors
afdekt.
• Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve ge-
wichtsverdeling of door aerodyna-
mische effecten. Accessoires aan
het stuur of nabij de voorvork moe-
ten zo licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
motor. De motor kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-
biel worden. Zulke accessoires
kunnen ook instabiliteit veroorza-
ken terwijl u grote voertuigen in-
haalt of door deze wordt ingehaald.
• Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de motor-
fiets te boven gaan, kan zich een ge-
vaarlijke elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de motor
uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en vel-
gen
De banden en velgen die bij uw motorfiets
werden geleverd, zijn ontworpen om de
mogelijkheden van de motorfiets te onder-
steunen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-16
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
De motorfiets vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
motorfiets in een ander voertuig wilt ver-
voeren.
Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de motorfiets.
Controleer of de brandstofkraan (in-
dien aanwezig) in de “OFF”-stand
staat en er geen brandstoflekkage is.

U2PND0D0.book Page 5 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
1Zorg dat het voorwiel recht naar voren
wijst op de aanhanger of de laadvloer
en zet het wiel vast in een goot om be-
weging te voorkomen.
Schakel een versnelling in (bij model-
len met een handgeschakelde ver-
snellingsbak).
Zet de motorfiets vast met spanban-
den of andere geschikte banden aan
stevige delen van de motorfiets, zoals
het frame of de bovenste voorvork-
klem (en niet aan, bijvoorbeeld, het
stuur, de richtingaanwijzers of onder-
delen die kunnen afbreken). Kies de
plaats voor de spanbanden zorgvuldig
om te voorkomen dat deze tijdens het
transport schuurplekken op de lak
veroorzaken.
Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de motorfiets tijdens het trans-
port niet overmatig kan stuiteren.

BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10411
Aanzicht linkerzijde
1 2,3 4 5 6 7
11 10 9 8
1. Stelschroef voor inveerdemping voorvork (pagina 3-15)
2. Stelbout voor veervoorspanning voorvork (pagina 3-15)
3. Stelschroef voor uitveerdemping voorvork (pagina 3-15)
4. Zekeringenkastje (pagina 6-30)
5. Zadelslot (pagina 3-14)
6. Hoofdzekering (pagina 6-30)
7. Stelknop voor inveerdemping schokdemperunit (pagina 3-17)
8. Stelknop voor uitveerdemping schokdemperunit (pagina 3-17)
9. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-17)
10.Schakelpedaal (pagina 3-10)
11.Oliefilterelement (pagina 6-11)

BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10421
Aanzicht rechterzijde
2 631 4 5
7891011
1. Boordgereedschapsset (pagina 6-2)
2. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-21)
3. Accu (pagina 6-29)
4. Luchtfilterelement (pagina 6-14)
5. Tankdop (pagina 3-11)
6. Koplamp (pagina 6-31)
7. Olievuldop (pagina 6-11)
8. Olieaftapplug (pagina 6-11)
9. Kijkglas olieniveau (pagina 6-11)
10.Rempedaal (pagina 3-11)
11.Remlichtschakelaar (pagina 6-20)

U2PND0D0.book Page 3 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

U2PND0D0.book Page 1 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-1
3
DAU10978
Startblokkeersysteem
Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
twee standaardsleutels (met een
zwart bovendeel) die opnieuw kunnen
worden gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd in
de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een controlelampje van de startblok-
kering (Zie pagina 3-4.)
De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voer-
tuig daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP
DCA11822
ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT
CONTACT OP MET UW DEALER
ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als
d de co eersleutel verloren is, kun-
nen de standaardsleutels niet op-
nieuw gecodeerd worden. U kunt
het voertuig d g dan no stee s starten
met de standaardsleutels, maar als
ze opnieuw g deco eerd moeten
worden (d.w.z. als er een nieuwe
stand d gaar sleutel is emaakt of als
alle sleutels verloren zijn), dient het
g behele start lokkeersysteem ver-
vangen te worden. Daarom wordt u
sterk aangeraden een van de stan-
d d g b daar sleutels te e ruiken en e
codeersleutel op een veilige plek te
bewaren.
Dompel de sleutels nooit in water.
Stel de sleutels nooit bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
Leg d b ge sleutels nooit vlak ij ma ne-
tische voorwerpen (zoals bijvoor-
b deel speakers enz.).
Plaats nooit voorwerpen die elektri-
sche signalen uitzenden vlakb dij e
sleutels.
Plaats nooit zware voorwerpen op
de sleutels.
U mag d de sleutels nooit slijpen of e
vorm ervan wijzigen.
U mag g d het plastic e eelte van de
sleutels nooit demonteren.
Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelfde
sleutelring.
Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
b dlokkeersystemen altij op een an-
d dere plek an de co eersleutel vand
het voertuig.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kun-
nen ze sig gnaalstorin veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)

U2PND0D0.book Page 2 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

U2PND0D0.book Page 3 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in het contactslot en draai
deze dan naar “OFF”. Houd de sleutel hier-
bij ingedrukt.
DAU34342
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richting-
aanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11021
Gebruik d d g de parkeerstan niet e urende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
DAU49397
Controle- en waarschu-
wingslampjes
DAU11032
Controlelampjes richtingaanwijzers
“ ” en “ ”
Elk controlelampje gaat knipperen wanneer
de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.
1. Drukken.
2. Draaien.
1 2
1. Controlelampje linker richtingaanwijzers
“ ”
2. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
3. Vrijstandcontrolelampje “ ”
4. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
5. Controlelampje grootlicht “ ”
6. Controlelampje rechter richtingaanwijzers
“ ”
7. Controlelampje startblokkering
1 2 3 4 5 6 7

U2PND0D0.book Page 4 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-4
3
DAU11061
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11124
Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
OPMERKING
Bij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knippe-
ren bij rijden op een helling of bij plotseling
afremmen of optrekken, er is dan echter
geen sprake van een storing.
DAU59110
Waarschuwingslampje motorstoring
“ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem wordt
aangegeven in het elektrisch circuit dat de
motor controleert. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te
controleren. (Zie pagina 3-7 voor uitleg over
de werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
OPMERKING
Het waarschuwingslampje motorstoring
gaat branden als de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU38626
Controlelampje startb glokkerin
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-7 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesy-
steem.)

U2PND0D0.book Page 5 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-5
3
DAU11602
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.
DAU11873
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de mo-
torrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot aan het hoogste aantal toe-
ren per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.
LET OP
DCA10032
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 9500 tpm en hoger
DAU65401
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12313
Zet de machine stil voordat u wijzigin-
g b g den aan ren t in e instellingen van het
multifunctionele display. Het aanbren-
g g g d den van wijzi in en tij ens het rij en
kan u afleiden en vergroot het risico op
een ongeval.
Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een kilometerteller
1. Snelheidsmeter
1
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
1
2
1. Klok
2. Brandstofniveaumeter
3. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-
serve
4. Resettoets
5. Selectietoets
1 2 3
5 4

U2PND0D0.book Page 6 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-6
3
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afstand aangeeft die wordt afge-
legd op de brandstofreserve)
een brandstofniveaumeter
een klok
een voorziening voor zelfdiagnose
een helderheidsregeling
OPMERKING
Draai de sleutel naar “ON” alvorens de se-
lectie- en resettoets te gebruiken om het
multifunctionele display in te stellen, behal-
ve bij het wisselen naar de helderheidsre-
geling.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de selectietoets wisselt
de weergave tussen de kilometertellermo-
dus “ODO” en de rittellermodi “TRIP 1” en
“TRIP 2”, in de onderstaande volgorde:
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → ODO
Als nog ca. 3.1 L (0.82 US gal, 0.68 Imp.gal)
brandstof in de brandstoftank aanwezig is,
wisselt het display automatisch naar “TRIP
F”, de brandstofreserve-ritteller, en wordt
de afgelegde afstand vanaf dat punt aan-
gegeven. In dat geval wordt door het in-
drukken van de selectietoets in de
onderstaande volgorde gewisseld tussen
de diverse weergaven van rittellers en kilo-
meterteller:
TRIP F → ODO → TRIP 1 → TRIP 2 →
TRIP F
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de selectietoets te
drukken en dan de resettoets ten minste
twee seconden ingedrukt te houden. Wan-
neer u de brandstofreserve-ritteller niet zelf
met de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na het tan-
ken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt de
vorige weergavemodus weer.
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen richting “E” (leeg) naar-
mate het brandstofniveau verder daalt. Als
de indicator voor het brandstofniveau “ ”
begint te knipperen, dient u zo snel moge-
lijk te gaan tanken.
OPMERKING
Deze brandstofniveaumeter is voorzien van
een zelfdiagnosesysteem. Als een storing
wordt gedetecteerd in het elektrische cir-
cuit, wordt de volgende cyclus herhaald
totdat de storing is verholpen: Alle display-
segmenten en het symbool “ ” zullen acht
keer knipperen en gedurende ongeveer 3
1. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-
serve
1
1. Waarschuwingsindicator brandstofniveau
“ ”
2. Brandstofniveaumeter
21

U2PND0D0.book Page 7 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-7
3
seconden uit gaan. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te tes-
ten.
Klok
De klok maakt gebruik van een 12-uursy-
steem.
Om de klok op tijd te zetten
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de selectietoets en de reset-
toets tegelijkertijd minstens twee se-
conden lang ingedrukt.
3. Als de uuraanduiding begint te knip-
peren, drukt u op de resettoets om de
uren in te stellen.
4. Druk op de selectietoets en de minu-
tenaanduiding zal gaan knipperen.
5. Druk op de resettoets om de minuten
in te stellen.
6. Druk op de selectietoets en laat deze
dan los om de klok te starten.
Zelfd iagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en
geeft het kilometerteller/rittellerdisplay een
foutcode weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in de circuits van het startblokkeersy-
steem een storing wordt gedetecteerd,
gaat het controlelampje startblokkering
knipperen en geeft het display een foutco-
de weer.
OPMERKING
Als het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het trans-
pondersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
OPMERKING
Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden
gestart.
1. Klok
2. Selectietoets
3. Resettoets
1
2 3
1. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
2. Weergave foutcode
3. Controlelampje startblokkering
1 2 3

U2PND0D0.book Page 8 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-8
3
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeer-
sleutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.
LET OP
DCA11791
Wanneer het multifunctionele display
een foutcode aangeeft, moet het voer-
tuig zo spoed gi mogelijk word gen econ-
troleerd om motorschade te voorkomen.
Helderheidsregeling
Met deze functie regelt u de helderheid van
het multifunctionele display, de snelheids-
meter en de toerenteller, afgestemd op het
aanwezige daglicht.
Om de helderheid in te stellen
1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de selectietoets in en houd deze
ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf
seconden en laat dan de selectietoets
los.
4. Druk op de resettoets om de gewens-
te displayhelderheid te kiezen.
5. Druk op de selectietoets om het gese-
lecteerde helderheidsniveau te beves-
tigen.
OPMERKING
Er zijn 8 helderheidsniveaus.
DAU1234H
Stuurschakelaars
Links
Rechts
1. Weergave helderheidsniveau
2. Selectietoets
3. Resettoets
1
2 3
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
1
2
3
4
5
1
2

U2PND0D0.book Page 9 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

U2PND0D0.book Page 10 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
3
De koppelingshendel is voorzien van een
stelwiel voor het instellen van de stand van
de koppelingshendel. Verstel de afstand
tussen de koppelingshendel en de stuur-
greep door het stelwiel te verdraaien terwijl
de hendel van het stuur vandaan wordt ge-
houden. Controleer of het correcte instel-
punt op het stelwiel tegenover het pijlteken
op de koppelingshendel staat.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-20.)
DAU12872
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij
het schakelen van de versnellingen van de
5-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU26825
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
1. Stelwiel voor afstelpositie koppelingshendel
2. Pijlteken
1. Schakelpedaal
1
1. Remhendel
1. “ ”-merkteken
2. Stelwiel afstelpositie remhendel

U2PND0D0.book Page 11 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
3
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de hendel van de gasgreep
vandaan wordt gehouden. Controleer of
het correcte instelpunt op het stelwiel te-
genover het “ ” merkteken op de rem-
hendel staat.
DAU12944
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU13075
Tank opd
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de
sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
1. Rempedaal 1. Ontgrendelen.
2. Slotplaatje tankdop
2
1

U2PND0D0.book Page 12 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-13
3
terechtkomt, was d deze an af met water
en zeep. Als u benzine op uw kled gin
morst, trek dan andere kled gin aan.
DAUM3111
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhouden e d benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwend gi e motor-
onderd gelen als kleppen en zui erveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.
DAU51172
Tankbeluchtingsslang en over-
loopslang
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer alle slangen op scheuren
of beschadiging en vervang indien no-
dig.
Controleer voor alle slangen of het uit-
einde ervan niet is verstopt en reinig
indien nodig.
Voorgeschreven brandstof:
Loodvrije superbenzine (Gasohol
(E10) acceptabel)
Inhoud b randstoftank:
14.5 L (3.83 US gal, 3.19 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
d g d b de waarschuwin sin icator ran -
stofniveau knippert):
3.1 L (0.82 US gal, 0.68 Imp.gal)
1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
21

U2PND0D0.book Page 14 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-14
3
DAU13446
Uitlaatkatalysatoren
Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nad dat e mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volg den e
om brandgevaar of brand dwon en te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
g d d gras of op an er materiaal at e-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetg gan ers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
LET OP
DCA10702
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
g be ruik van loodhoudend be enzine zal
onherstelbare schade worden toege-
b dracht aan e uitlaatkatalysator.
DAU13941
Zadel
Verwijderen van het zadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en
draai rechtsom.
2. Houd de sleutel in deze stand vast,
trek het zadel aan de achterzijde om-
hoog en trek dan het zadel los.
Aanbrengen van het zadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het zadel in de zadelbevestiging,
zoals getoond in de afbeelding.
1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
1
2

U2PND0D0.book Page 15 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-15
3
2. Druk het zadel aan de achterzijde om-
laag om te vergrendelen.
3. Neem de sleutel uit.
OPMERKING
Controleer of het zadel stevig is vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
DAU14744
Voorvork afstellen
WAARSCHUWING
DWA10181
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderd be rijsta iliteit het gevolg
zijn.
Deze voorvork is voorzien van stelbouten
voor veervoorspanning, stelschroeven voor
uitgaande demping en stelschroeven voor
ingaande demping.
LET OP
DCA10102
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.
Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (a).
Draai om de veervoorspanning te verlagen
en zo de vering zachter te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (b).
Breng de gewenste groef op het stelme-
chanisme in lijn met het bovenvlak van de
vorkplug.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1
2
1. Stelbout veervoorspanning
1. Huidige instelling
2. Vorkplug
1
(a)
(b)
2
1
1
2
3
4
5
6
7
8

U2PND0D0.book Page 16 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-16
3
Uitgaande d gempin
Draai om de uitgaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelschroef op beide vorkpoten in de rich-
ting (a). Draai om de uitgaande demping te
verlagen en zo de vering zachter te maken
de stelschroef op beide vorkpoten in de
richting (b).
Ingaande demping
Draai om de ingaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelschroef op beide vorkpoten in de rich-
ting (a). Draai om de ingaande demping te
verlagen en zo de vering zachter te maken
de stelschroef op beide vorkpoten in de
richting (b).
OPMERKING
Door geringe productie-afwijkingen zal het
totaal aantal klikken van een instelmecha-
nisme voor veerdemping niet altijd exact
met bovenstaande specificaties overeen-
komen; het werkelijke aantal klikken vormt
echter wel altijd het complete afstelbereik.
Voor een precieze afstelling is het aan te ra-
den het aantal klikken van elk veerdem-
pingsinstelmechanisme te controleren en
de specificaties dienovereenkomstig aan te
passen.
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
8
Standaard:
5
Maximum (hard):
1
1. Stelschroef voor uitveerdemping
1
(a)
(b)
Afstelling uitgaan e d demping:
Minimum (zacht):
10 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
5 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig ge-
draaid in de richting (a)
1. Stelschroef voor inveerdemping
Afstelling ingaan e d demping:
Minimum (zacht):
13 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
6 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig ge-
draaid in de richting (a)

U2PND0D0.book Page 18 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-18
3
3. Draai de borgschroef vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
Uitgaande d gempin
Draai om de uitgaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelknop in de richting (a). Draai om de uit-
gaande demping te verlagen en zo de ve-
ring zachter te maken de stelknop in de
richting (b).
Ingaande demping
Draai om de ingaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelknop in de richting (a). Draai om de in-
gaande demping te verlagen en zo de ve-
ring zachter te maken de stelknop in de
richting (b).
LET OP
DCA10102
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.
OPMERKING
Om een nauwkeurige afstelling te bereiken,
is het raadzaam om het aantal klikken of
slagen te tellen waarmee elk afstelmecha-
nisme van de demping wordt verdraaid.
Het kan voorkomen dat dit afstelbereik
vanwege kleine productieverschillen niet
exact overeenkomt met de opgegeven
specificaties.
Aanhaalmoment:
Borgschroef:
0.1 Nm (0.01 m·kgf, 0.07 ft·lbf)
1. Stelknop voor uitveerdemping
Afstelling uitgaan e d demping:
Minimum (zacht):
36 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
10 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelknop volledig gedraaid
in de richting (a)
1. Stelknop voor inveerdemping
Afstelling ingaan e d demping:
Minimum (zacht):
20 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
16 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelknop volledig gedraaid
in de richting (a)

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-19
3
WAARSCHUWING
DWA10232
Deze schokdemperunits zijn gevuld met
stikstofgas onder hog d de ruk. Lees e
onderstaande informatie zorgvul id g
d door alvorens werkzaamhe en uit te
voeren aan de schokdemperunits.
Probeer de g dascilin ers niet te ope-
nen en blijf er verder vanaf.
Stel de schokdemperunits niet
b dloot aan open vuur of een an ere
hittebron. Hierdoor kan d g de as ruk
zo hoog oplopen d dat e unit explo-
deert.
Voorkom vervorming b d of escha i-
g gin van de cilinders. Schade aan
d de cilin ers zal resulteren in slechte
d gempin sprestaties.
Werp een b descha igde of versleten
schokdemperunit niet zelf weg.
Breng de schokdemperunit voor elk
onderhoud naar een Yamaha-dea-
ler.
DAU15211
Bag ga eriembevestiging
Er zijn vier bevestigingspunten voor de ba-
gageriemen: een aan beide passagiers-
voetsteunen en twee onder het
passagierszadel.
DAU15283
EXUP-systeem
Dit model is uitgerust met het Yamaha
EXUP-systeem (regelsysteem voor uitlaat-
druk). Dit systeem verhoogt het motorver-
mogen door een klep die de
binnendiameter van de uitlaatpijp reguleert.
De stand van de EXUP-klep wordt door een
computergestuurde servomotor constant
aangepast overeenkomstig het motortoe-
rental.
LET OP
DCA10192
Het EXUP-systeem werd afg destel
en uitg b d ge rei etest op de Yamaha
fabriek. Als deze afstellingen wor-
d gen ewijzigd zonder dat voldoen-
d ge technische kennis aanwezi is,
kan de werking van de motor ach-
teruit t gaan of word de motor be-
schadigd.
Als het EXUP-systeem niet hoor-
b gaar is wanneer contact is e-
maakt, laat het d dan oor een
Yamaha dealer controleren.
1. Bagageriembevestiging
1
1

U2PND0D0.book Page 20 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-20
3
DAU15306
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de linker-
zijde van het frame. Trek of druk de zijstan-
daard met uw voet omhoog of omlaag
terwijl u de machine rechtop houdt.
OPMERKING
De ingebouwde sperschakelaar voor de zij-
standaard maakt deel uit van het startsper-
systeem, dat in bepaalde situaties de
werking van het ontstekingssysteem blok-
keert. (Zie de volgende paragraaf voor een
uitleg over het startspersysteem.)
WAARSCHUWING
DWA10242
Met d g de machine ma nooit wor en gere-
den terwijl de zijstand daar omlaag staat
of niet behoorlijk kan worden opgetrok-
ken (of niet omhoog b dlijft), an ers kan de
zijstandaar e d d grond raken en zo de
b destuur er afleid d den, waar oor e ma-
chine mogelijk onb bestuur aar wordt.
Het Yamaha startspersysteem is ont-
worpen om d b de estuur er te helpen bij
zijn verantwoord d delijkhei e zijstan-
d daar op te trekken alvorens weg te rij-
d d den. Controleer it systeem aarom
regelmatig en laat het repareren door
e en Yamaha dealer als de werking niet
naar behoren is.
DAU44893
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de zijstan-
daardschakelaar, de koppelingshen-
delschakelaar en de vrijstandschakelaar
deel uitmaken) heeft de volgende functies.
Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling is
geschakeld en de zijstandaard is op-
geklapt, terwijl de koppelingshendel
niet is ingetrokken.
Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling is
geschakeld en de koppelingshendel is
ingetrokken, terwijl de zijstandaard
nog omlaag staat.
Het schakelt een draaiende motor uit
wanneer de versnellingsbak in een
versnelling staat en de zijstandaard
omlaag wordt bewogen.
Controleer de werking van het startspersy-
steem regelmatig volgens de onderstaande
procedure.

U2PND0D0.book Page 21 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-21
3
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. De motorstopknop moet in de stand staan.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.
De vrijstandschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De koppelingsschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE
JA NEE
JA NEE
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens
te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te
controleren.
WAARSCHUWING
“ ”

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-1
4
DAU15598
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en proce-
dures voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING
DWA11152
Onvold doen e inspectie of ond derhou van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Rijd niet met de machine als u
een probleem heb g dt evon en. Als een probleem niet kan worden opgelost via de procedures in deze hand d glei in , laat de machi-
ne dan nazien door een Yamaha dealer.
Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLES PAGINA
Brandstof
• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
• Vul indien nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.
• Controleer de tankbeluchtingsslang en overloopslang op obstakels, scheuren of
beschadiging en controleer de slangaansluitingen.
3-12, 3-13
Motorolie
• Controleer het olieniveau in de motor.
• Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.
6-11
Voorrem
• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge-
schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
6-20, 6-21

U2PND0D0.book Page 2 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

U2PND0D0.book Page 3 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

U2PND0D0.book Page 1 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvold doen e vertrouwd d dhei met e
b de ieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU48712
OPMERKING
Dit model is uitgerust met:
een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. In dit geval
geeft het display foutcode 30 weer,
maar dit is geen storing. Draai de sleu-
tel naar “OFF” en vervolgens naar
“ON” om de foutcode te wissen. Als u
dat niet doet zal de motor niet starten,
ondanks dat de motor wordt aange-
zwengeld als u op de startknop drukt.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Als de motor
stopt, druk dan simpelweg op de
startknop om de motor opnieuw te
starten.
DAU3372A
Starten van de motor
Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-20 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en het controlelampje moeten enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieni-
veau
Waarschuwingslampje motor-
storing
Controlelampje startblokkering
LET OP
DCA11834
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet g b daat ran en wanneer de
sleutel naar “ON” word g dt e raaid, of
wanneer een waarschuwings- of contro-
lelampje niet dooft, zie an pad gina 3-3

U2PND0D0.book Page 2 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

U2PND0D0.book Page 1 Monday, September 1, 2014 1:17 PM

U2PND0D0.book Page 4 Monday, September 1, 2014 1:17 PM
Produktspezifikationen
Marke: | Yamaha |
Kategorie: | Motorrad |
Modell: | XJR1300 (2015) |
Brauchst du Hilfe?
Wenn Sie Hilfe mit Yamaha XJR1300 (2015) benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten
Bedienungsanleitung Motorrad Yamaha

26 November 2024

18 Juni 2024

14 Mai 2024

12 Mai 2024

2 Mai 2024

30 April 2024

30 April 2024

23 April 2024

22 April 2024

21 April 2024
Bedienungsanleitung Motorrad
- Motorrad Juki
- Motorrad Mitsubishi
- Motorrad Beta
- Motorrad Husqvarna
- Motorrad BMW
- Motorrad Honda
- Motorrad Aprilia
- Motorrad Ducati
- Motorrad KTM
- Motorrad Suzuki
- Motorrad Danfoss
- Motorrad Triumph
- Motorrad GasGas
- Motorrad Hero
- Motorrad Kawasaki
- Motorrad Cagiva
- Motorrad ELAC
- Motorrad Harley-Davidson
- Motorrad Texas
- Motorrad Bajaj
- Motorrad Piaggio
- Motorrad Victory
- Motorrad Zero
- Motorrad Hyosung
- Motorrad Sherco
- Motorrad Indian
- Motorrad Mash
- Motorrad Royal Enfield
- Motorrad CRRCpro
Neueste Bedienungsanleitung für -Kategorien-

3 Dezember 2024

3 Dezember 2024

3 Dezember 2024

3 Dezember 2024

3 Dezember 2024

3 Dezember 2024

3 Dezember 2024

3 Dezember 2024

30 November 2024

11 August 2024