Yamaha FZS1000S Bedienungsanleitung

Yamaha Motorrad FZS1000S

Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Yamaha FZS1000S (92 Seiten) in der Kategorie Motorrad. Dieser Bedienungsanleitung war für 19 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet

Seite 1/92
GEDRUKT OP KRINGLOOPPAPIER
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
PRINTED IN JAPAN
2004.09-0.3×1 CR
(D)
1C2-28199-D1
FZS1000
FZS1000S
HANDLEIDING
U1C2D1D0.book Page 2 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
INLEIDING
DAU10100
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de FZS1000/FZS1000S profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van
producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw
FZS1000/FZS1000S. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook
wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel
dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
U1C2D1D0.book Page 1 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU10150
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
OPMERKING:
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet altijd bij de machine blijven, ook
als deze ooit wordt verkocht.
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn
van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest
recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha
dealer.
WAARSCHUWING
DWA10030
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS GAAT GEBRUIKEN.
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden
tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder of omstanders of degene die de motor-
fiets inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden
genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.
De aanduiding NB staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of verhelde-
ren.
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
U1C2D1D0.book Page 1 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU10200
FZS1000/FZS1000S
HANDLEIDING
©2004 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e uitgave, juli 2004
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd ge-
bruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Printed in Japan.
U1C2D1D0.book Page 2 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
INHOUDSOPGAVE
VEILIGHEIDSINFORMATIE ..............1-1
BESCHRIJVING ................................2-1
Aanzicht linkerzijde..........................2-1
Aanzicht rechterzijde .......................2-2
Bedieningen en instrumenten..........2-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN
EN BEDIENINGEN.............................3-1
Contactslot/stuurslot .......................3-1
Controle- en
waarschuwingslampjes ...............3-2
Snelheidsmeterunit .........................3-3
Toerentellerunit ...............................3-4
Zelfdiagnosesystemen ....................3-5
Brandstofniveaumeter ....................3-5
Antidiefstal-alarmsysteem (optie) ...3-6
Stuurschakelaars ............................3-6
Koppelingshendel ...........................3-7
Schakelpedaal ................................3-7
Remhendel .....................................3-8
Rempedaal .....................................3-8
Tankdop ..........................................3-8
Brandstof ........................................3-9
Tankbeluchtingsslang ...................3-10
Uitlaatkatalysator ..........................3-10
Chokehendel ................................3-11
Zadel .............................................3-11
Helmbevestiging ...........................3-12
Opbergcompartiment ....................3-12
Afstellen van de voorvork .............3-13
Afstellen van de
schokdemperunit ...................... 3-14
EXUP-systeem ............................. 3-16
Zijstandaard ................................. 3-16
Startspersysteem ......................... 3-17
CONTROLES VOOR HET
STARTEN........................................... 4-1
Controlelijst voor gebruik ................ 4-2
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE .............................. 5-1
Starten van een koude motor .........5-1
Starten van een warme motor ........ 5-2
Schakelen ...................................... 5-3
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................5-3
Inrijperiode ..................................... 5-4
Parkeren .........................................5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
KLEINERE REPARATIES ................. 6-1
Boordgereedschapsset .................. 6-1
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema ....................6-2
Panelen verwijderen en
aanbrengen ................................. 6-6
Controleren van de bougies ........... 6-7
Motorolie en oliefilterpatroon .......... 6-8
Koelvloeistof ................................. 6-11
Reinigen van het
luchtfilterelement ...................... 6-13
Afstellen van de carburateurs ...... 6-15
Afstellen van het stationair
toerental ................................... 6-15
Controleren van de vrije slag
gaskabel ................................... 6-16
Klepspeling .................................. 6-16
Banden ........................................ 6-17
Gietwielen .................................... 6-19
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen .................................... 6-20
Remlichtschakelaar afstellen ....... 6-20
Controleren van voor- en
achterremblokken ..................... 6-21
Controleren van
remvloeistofniveau ................... 6-21
Verversen van remvloeistof ......... 6-22
Spanning aandrijfketting .............. 6-23
Smeren van de aandrijfketting ..... 6-24
Controleren en smeren van
kabels ....................................... 6-24
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel .............. 6-25
Controleren en smeren van
rem- en schakelpedalen ........... 6-25
Controleren en smeren van
rem- en koppelingshendels ...... 6-25
Controleren en smeren van
middenbok en zijstandaard ...... 6-26
U1C2D1D0.book Page 1 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
INHOUDSOPGAVE
De achterbrugscharnierpunten
smeren ......................................6-26
Smeren van de
achterwielophanging .................6-26
Voorvork controleren ....................6-27
Controle van stuursysteem ...........6-27
Controleren van wiellagers ...........6-28
Accu .............................................6-28
Zekeringen vervangen ..................6-29
Koplampgloeilamp vervangen ......6-30
Gloeilamp in remlicht/achterlicht
vervangen .................................6-31
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen .................................6-32
Vervangen van een
parkeerlichtgloeilamp ................6-32
Voorwiel ........................................6-33
Achterwiel .....................................6-34
Problemen oplossen .....................6-36
Storingzoekschemas ...................6-37
VERZORGING EN STALLING VAN
DE MOTORFIETS ..............................7-1
Verzorging ......................................7-1
Stalling ............................................7-3
SPECIFICATIES ................................8-1
GEBRUIKERSINFORMATIE..............9-1
Identificatienummers ......................9-1
U1C2D1D0.book Page 2 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-2
1
Geef altijd richting aan voordat u af-
slaat of van rijstrook wisselt. Zorg
dat andere weggebruikers u kunnen
zien.
De zithouding van de bestuurder en de
passagier is belangrijk voor een goede
besturing.
De bestuurder moet tijdens het rij-
den beide handen aan het stuur
houden en beide voeten op de be-
stuurdersvoetsteunen, om zo de
macht over het stuur te behouden.
De passagier hoort steeds de be-
stuurder, de zadelband of de hand-
greep, indien aanwezig, met beide
handen vast te houden en beide
voeten op de passagiersvoetsteu-
nen te houden.
Neem nooit een passagier mee die
niet in staat is om beide voeten ste-
vig op de passagiersvoetsteunen te
zetten.
Rijd nooit onder invloed van alcohol of
andere drugs.
Deze motorfiets is uitsluitend ontwor-
pen voor gebruik op verharde wegen.
De machine is niet bedoeld voor off-
road gebruik.
Beschermende kleding
Motorongelukken met dodelijke afloop be-
treffen meestal hoofdletsel. Het dragen van
een helm is de belangrijkste factor bij het
voorkomen of reduceren van hoofdletsel.
Draag altijd een goedgekeurde helm.
Draag ook een gezichtskap of een vei-
ligheidsbril. Zonder oogbescherming
kan uw zicht door de rijwind verslech-
teren, waardoor u gevaren mogelijk te
laat opmerkt.
Door een jack, stevige schoenen, een
lange broek, handschoenen e.d. te
dragen verkleint u de kans op schaaf-
wonden of ontvellingen.
Draag nooit loszittende kleding, deze
kan blijven haken aan bedienings-
handgrepen of door de wielen worden
gegrepen en zo een ongeval of letsel
veroorzaken.
Raak nooit de motor of het uitlaatsys-
teem aan terwijl de motor draait. Deze
onderdelen worden zeer heet en kun-
nen zo brandwonden veroorzaken.
Draag altijd beschermende kleding die
uw benen, enkels en voeten bedekt.
De hierboven vermelde voorzorgs-
maatregelen gelden ook voor passa-
giers.
Technische wijzigingen
Door het aanbrengen van technische wijzi-
gingen die niet door Yamaha zijn goedge-
keurd, of door originele onderdelen te
verwijderen, kan deze motor onveilig wor-
den in het gebruik en ernstig persoonlijk let-
sel veroorzaken. Door dergelijke
wijzigingen kan het gebruik van uw motor
ook onwettig worden.
Bagage en accessoires
Het monteren van accessoires of het ver-
voer van bagage kan een negatief effect
hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag
als hierdoor de gewichtsverdeling van de
motor verandert. Wees uiterst voorzichtig
bij het monteren van accessoires of het be-
laden van uw motor, om zo mogelijke onge-
vallen te vermijden. Pas extra op wanneer u
op een motor rijdt die beladen is of waaraan
accessoires zijn gemonteerd. Hier volgen
enkele algemene richtlijnen bij het beladen
van de motor of het monteren van accessoi-
res:
Beladen
Het totale gewicht van de bestuurder, pas-
sagier, accessoires en bagage mag de
maximale gewichtslimiet niet overschrijden.
Maximale belasting:
189 kg (417 lb)
U1C2D1D0.book Page 2 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-3
1
Let op het volgende wanneer u tot deze ge-
wichtslimiet belaadt:
Het zwaartepunt van bagage en ac-
cessoires moet zo laag mogelijk liggen
en zo dicht mogelijk bij de motor. Zorg
dat het gewicht zo gelijkmatig mogelijk
over beide zijden van de motor wordt
verdeeld, om zo onbalans of instabili-
teit te beperken.
Als gewicht gaat schuiven kan zich
een plotselinge onbalans voordoen.
Controleer voordat u gaat rijden of ac-
cessoires en bagage stevig aan de
motor zijn bevestigd. Controleer de be-
vestigingspunten voor accessoires en
bagage regelmatig.
Bevestig nooit omvangrijke of zware
goederen aan het stuur, de voorvork of
het voorwielspatbord. Dergelijke voor-
werpen, inclusief bagage als slaap-
zakken, plunjezakken of tenten,
kunnen een instabiel weggedrag of
een te trage reactie op het stuur ver-
oorzaken.
Accessoires
Originele Yamaha accessoires werden spe-
ciaal ontworpen voor montage aan deze
motor. Yamaha is niet in staat om alle ove-
rige leverbare accessoires te testen. U bent
dus zelf verantwoordelijk voor de juiste keu-
ze, installatie en gebruik van niet-Yamaha
accessoires. Wees zorgvuldig bij de keuze
en installatie van accessoires.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje Beladen.
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
motor. Inspecteer het accessoire zorg-
vuldig alvorens het te gebruiken, om
zeker te zijn dat het de grondspeling of
de hellinghoek op geen enkele manier
vermindert, de veerweg, de stuuruit-
slag of de bediening beperkt of lampen
of reflectors afdekt.
Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit ver-
oorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aërody-
namische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork
moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aërodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
motor. De motor kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-
biel worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires noodzaken
de bestuurder om een andere dan
de normale zitpositie in te nemen.
Zon verkeerde zitpositie beperkt de
bewegingsvrijheid van de bestuur-
der en kan een comfortabele bedie-
ning hinderen, zodat we dergelijke
accessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de motor-
fiets te boven gaan, kan zich een ge-
vaarlijke elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de motor
uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
BENZINE IS ZEER GEMAKKELIJK
ONTVLAMBAAR:
Zet de motor altijd af als u benzine
tankt.
Pas op en mors tijdens het tanken
geen benzine op de motor of op het
uitlaatsysteem.
Tank niet terwijl u rookt of in de na-
bijheid bent van open vuur.
U1C2D1D0.book Page 3 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
Start de motor nooit in een afgesloten
ruimte en laat hem dan niet draaien.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
al heel snel bewusteloosheid of dode-
lijk letsel veroorzaken. Start de motor
alleen in de open lucht of in een ruimte
die voldoende ventilatie heeft.
Zet de motor altijd uit voordat u de mo-
torfiets onbeheerd achterlaat en neem
de sleutel uit het contactslot. Let op het
volgende als u de motor gaat parke-
ren:
De motor en het uitlaatsysteem kun-
nen heet zijn, parkeer de motorfiets
daarom op een plek waar voetgan-
gers en kinderen hier geen last van
hebben.
Parkeer de motor niet op een helling
of op een zachte ondergrond, om
omvallen te voorkomen.
Parkeer de motor niet nabij een
brandend toestel (bijv. een petro-
leumkachel) of bij open vuur, hij zou
zo vlam kunnen vatten.
Als u de motor in een ander voertuig
vervoert, zorg dan dat deze rechtop
staat. Als de motor schuin staat, kan er
benzine uit de carburateur of de brand-
stoftank stromen.
Roep onmiddellijk medische hulp in
nadat u benzine heeft ingeslikt, veel
benzinedamp heeft ingeademd of ben-
zine in uw ogen is terecht gekomen.
Morst u benzine op uw huid of kleding,
spoel de bewuste plek dan direct met
zeepwater en trek andere kleding aan.
U1C2D1D0.book Page 4 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
1. Stelschroef voor inveerdemping voorvork (pagina 3-13)
2. Stelschroef voor uitveerdemping voorvork (pagina 3-13)
3. Stelbout voor veervoorspanning voorvork (pagina 3-13)
4. Luchtfilterelement (pagina 6-13)
5. Hoofdzekering (pagina 6-29)
6. Zekeringenkastje (pagina 6-29)
7. Opbergcompartiment (pagina 3-12)
8. Handgreep
9. Zadelslot/helmbevestiging (pagina 3-11/pagina 3-12)
10.Stelschroef voor inveerdemping schokdemperunit (pagina 3-14)
11.Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-14)
12.Stelknop voor uitveerdemping schokdemperunit (pagina 3-14)
13.Schakelpedaal (pagina 3-7)
U1C2D1D0.book Page 1 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
1. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
2. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-21)
3. Accu (pagina 6-28)
4. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-21)
5. Radiatorvuldop (pagina 6-11)
6. Oliefilterpatroon (pagina 6-8)
7. Kijkglas olieniveau (pagina 6-8)
8. Rempedaal (pagina 3-8)
9. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-11)
U1C2D1D0.book Page 2 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
BESCHRIJVING
2-3
2
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
1. Koppelingshendel (pagina 3-7)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-6)
3. Chokehendel (pagina 3-11)
4. Snelheidsmeterunit (pagina 3-3)
5. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
6. Toerentellerunit (pagina 3-4)
7. Brandstofniveaumeter (pagina 3-5)
8. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-6)
9. Remhendel (pagina 3-8)
10.Gasgreep (pagina 6-16)
U1C2D1D0.book Page 3 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
DAU11350
Waarschuwingslampje brandstofniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 4.1 L (1.08 US gal) (0.90
Imp.gal). Vul in dat geval zo snel mogelijk
brandstof bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar ON te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
DAU11440
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zon geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar ON te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
LET OP:
DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
DAU11810
Snelheidsmeterunit
De snelheidsmeterunit is voorzien van het
volgende:
een kilometerteller
twee rittellers
Indien ingesteld op ODO wordt de totale
afstand aangegeven die door de machine is
afgelegd.
Indien ingesteld op TRIP 1 of op TRIP 2
wordt de afstand aangegeven die door de
machine werd afgelegd sinds de ritteller het
laatst werd teruggesteld op nul. De ritteller
kan samen met de brandstofniveaumeter
worden gebruikt om de afstand te schatten
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller/rittellers
3. SELECT-toets
4. RESET-toets
U1C2D1D0.book Page 3 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU12100
Zelfdiagnosesystemen
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor de volgende elektrische cir-
cuits:
gasklepsensor
rijsnelheidssensor
EXUP-systeem
valschakelaar
Als een van deze circuits defect is, zal de
toerenteller bij herhaling de volgende fout-
code weergeven:
Gebruik het schema hierna om het defecte
elektrisch circuit te identificeren.
Als de toerenteller een dergelijke foutcode
weergeeft, noteer dan de circuitnumme-
raanduiding aangegeven in tpm en vraag
een Yamaha dealer de machine te controle-
ren.
LET OP:
DCA10040
Wanneer de toerenteller een foutcode
aangeeft, moet de machine zo spoedig
mogelijk worden gecontroleerd om mo-
torschade te voorkomen.
DAU12110
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
naald beweegt naar E (Empty) naarmate
het brandstofniveau daalt. Wanneer de
aanwijsnaald bij E staat, is er nog ca. 4.1
L (1.08 US gal) (0.90 Imp.gal) brandstof in
de tank aanwezig. Vul in dat geval zo snel
mogelijk brandstof bij.
OPMERKING:
Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
Specifiek nummer in tpm voor het
defecte circuit
Gasklepsensor:
3000 tpm
Rijsnelheidssensor:
4000 tpm
EXUP-systeem:
7000 tpm
Valschakelaar:
9000 tpm
Het actuele
motortoerental
gedurende 3
seconden
Circuitspecifiek
nummer in tpm
gedurende 2.5
seconden (zie
de tabel hierna.)
0 tpm
gedurende
3 seconden
1. Brandstofniveaumeter
U1C2D1D0.book Page 5 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
DAU12330
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
DAU12343
Stuurschakelaars
Links
Rechts
DAU12370
Lichtsignaalschakelaar PASS
Druk deze schakelaar in om met de koplam-
pen een lichtsignaal te geven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar /
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht
en op “” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar /
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar /
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “”. Zet deze schakelaar op “” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
1. Lichtsignaalschakelaar PA S S
2. Dimlichtschakelaar /
3. Richtingaanwijzerschakelaar /
4. Claxonschakelaar “”
5. Schakelaar alarmverlichting “”
1. Noodstopschakelaar /
2. Startknop “”
U1C2D1D0.book Page 6 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
DAU12930
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechter-
stuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor afstelpositie. Om de afstand tussen de
remhendel en de stuurgreep af te stellen,
wordt het stelwiel gedraaid terwijl de hendel
van het stuur vandaan wordt gehouden.
Controleer of het correcte instelpunt op het
stelwiel tegenover het pijlteken staat op de
koppelingshendel.
DAU12941
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU13070
Tankdop
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan een
kwartslag rechtsom. Het slot wordt ontgren-
deld en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de sleu-
tel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
1. Remhendel
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. Pijlteken
4. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
1. Rempedaal 1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
U1C2D1D0.book Page 8 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
OPMERKING:
De tankdop kan alleen worden gesloten met
de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct gesloten en vergren-
deld is.
WAARSCHUWING
DWA11090
Controleer voor u gaat rijden of de
tankdop correct is afgesloten.
DAU13210
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brand-
stoftank tot onderaan de vulpijp zoals ge-
toond.
WAARSCHUWING
DWA10880
Overvul de brandstoftank niet, an-
ders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
LET OP:
DCA10070
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onderde-
len.
DAU13320
LET OP:
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren en
ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 91 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE LOOD-
VRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
21.0 L (5.55 US gal) (4.62 Imp.gal)
Brandstofreserve:
4.1 L (1.08 US gal) (0.90 Imp.gal)
U1C2D1D0.book Page 9 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-
vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskosten
beperkt.
DAU13410
Tankbeluchtingsslang
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de tank-
beluchtingsslang.
Controleer de tankbeluchtingsslang op
scheuren of beschadiging en vervang
indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de tank-
beluchtingsslang niet verstopt is en
reinig die indien nodig.
DAU13440
Uitlaatkatalysator
Deze machine heeft een uitlaatkatalysator
die gemonteerd is in de uitlaatdemper.
WAARSCHUWING
DWA10860
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Controleer of het uit-
laatsysteem is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voe-
ren.
LET OP:
DCA10700
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand of
andere schaderisicos te voorkomen.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzi-
ne. Bij gebruik van loodhoudende
benzine zal onherstelbare schade
worden toegebracht aan de uitlaat-
katalysator.
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aaneen
stationair draaien.
1. Tankbeluchtingsslang
2. Oorspronkelijke positie (wit merkteken)
U1C2D1D0.book Page 10 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
DAU13590
Chokehendel “”
Voor het starten van een koude motor is
een rijker lucht/brandstof mengsel nodig;
via de choke wordt dit mengsel geleverd.
Beweeg de hendel in richting (a) om de cho-
ke aan te zetten.
Beweeg de hendel in richting (b) om de cho-
ke uit te zetten.
DAU13940
Zadel
Verwijderen van het zadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en
draai rechtsom.
2. Houd de sleutel in deze stand vast,
trek het zadel aan de achterzijde om-
hoog en trek dan het zadel los.
Aanbrengen van het zadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het zadel in de zadelbevestiging,
zoals getoond in de afbeelding.
2. Druk het zadel aan de achterzijde om-
laag om te vergrendelen.
3. Neem de sleutel uit.
OPMERKING:
Controleer of het zadel stevig is vergrendeld
alvorens te gaan rijden.
1. Chokehendel “”
1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
U1C2D1D0.book Page 11 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
3
DAU14350
Helmbevestiging
Steek de sleutel in het zadelslot en draai
deze dan zoals getoond om de helmbeves-
tiging te openen.
Vergrendel de helmbevestiging door de
sleutel in de oorspronkelijke positie te
draaien en deze dan uit te nemen.
WAARSCHUWING
DWA10160
Rijd nooit met een helm bevestigd aan
de helmbevestiging, de helm kan zo
voorwerpen raken waardoor de machine
mogelijk onbestuurbaar wordt en een
ongeval niet uitgesloten is.
DAU14411
Opbergcompartiment
Dit opbergcompartiment is bedoeld voor het
opbergen van een origineel Yamaha U-slot.
(Andere typen sloten passen mogelijk niet.)
Bij het opbergen van een U-slot in het op-
bergcompartiment moet dit stevig met de
riemen worden bevestigd. Als het U-slot
niet in het opbergcompartiment is opgebor-
gen, maak dan de riemen vast om deze niet
te verliezen.
Als de gebruikershandleiding of andere do-
cumentatie in het opbergcompartiment
wordt opgeborgen, doe ze dan in een plas-
tic zak om nat worden te voorkomen. Zorg
bij het wassen van de motorfiets dat geen
water het opbergcompartiment kan binnen-
dringen.
1. Helmbevestiging
2. Ontgrendelen.
1. Opbergcompartiment
1. Stang u-slot (optie)
2. Riem
3. Yamaha U-slot (optie)
U1C2D1D0.book Page 12 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
3
DAU14751
Afstellen van de voorvork
Deze voorvork is voorzien van stelbouten
voor veervoorspanning, stelschroeven voor
uitveerdemping en stelschroeven voor in-
veerdemping.
WAARSCHUWING
DWA10180
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderde rijstabiliteit het gevolg
zijn.
Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (a).
Draai om de veervoorspanning te verlagen
en zo de vering zachter te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (b).
OPMERKING:
Breng de gewenste groef op het stelmecha-
nisme in lijn met het bovenvlak van de vork-
plug.
Uitveerdemping
Draai om de uitveerdemping te verhogen en
zo de vering stugger te maken de stel-
schroef op beide vorkpoten in de richting
(a). Draai om de uitveerdemping te verla-
gen en zo de vering zachter te maken de
stelschroef op beide vorkpoten in de richting
(b).
1. Stelbout veervoorspanning
1. Huidige instelling
2. Vorkplug
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
5*
Standaard:
2
Maximum (hard):
1
* Stelbout volledig gedraaid in de rich-
ting (b)
1. Stelschroef voor uitveerdemping
Afstelling uitveerdemping:
Minimum (zacht):
17 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
7 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelknop volledig gedraaid in
de richting (a)
U1C2D1D0.book Page 13 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
Inveerdemping
Draai om de inveerdemping te verhogen en
zo de vering stugger te maken de stel-
schroef op beide vorkpoten in de richting
(a). Draai om de inveerdemping te verlagen
en zo de vering zachter te maken de stel-
schroef op beide vorkpoten in de richting
(b).
LET OP:
DCA10100
Probeer nooit een stelmechanisme voor-
bij de maximum- of minimuminstelwaar-
den te verdraaien.
OPMERKING:
Door geringe productie-afwijkingen zal het
totaal aantal klikken van een instelmecha-
nisme voor veerdemping niet altijd exact
met bovenstaande specificaties overeenko-
men; het werkelijke aantal klikken vormt
echter wel altijd het complete afstelbereik.
Voor een precieze afstelling is het aan te ra-
den het aantal klikken van elk veerdem-
pingsinstelmechanisme te controleren en
de specificaties dienovereenkomstig aan te
passen.
DAU15041
Afstellen van de
schokdemperunit
Deze schokdemperunit is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning, een stel-
knop voor uitveerdemping en een stel-
schroef voor inveerdemping.
LET OP:
DCA10100
Probeer nooit een stelmechanisme voor-
bij de maximum- of minimuminstelwaar-
den te verdraaien.
Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
ring in de richting (a). Draai om de veervoor-
1. Stelschroef voor inveerdemping
Afstelling inveerdemping:
Minimum (zacht):
21 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
6 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelknop volledig gedraaid in
de richting (a)
1. Stelring veervoorspanning
2. Speciale sleutel
3. Positie-indicator
U1C2D1D0.book Page 14 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-17
3
DAU15321
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de
sperschakelaar voor de zijstandaard, de
sperschakelaar voor de koppelingshendel
en de vrijstandschakelaar deel uitmaken)
heeft de volgende functies.
Het verhindert starten wanneer de ver-
snellingsbak in een versnelling ge-
schakeld is en de zijstandaard is
opgeklapt, terwijl de koppelingshendel
niet is ingetrokken.
Het verhindert starten wanneer de ver-
snellingsbak in een versnelling ge-
schakeld is en de koppelingshendel is
ingetrokken, terwijl de zijstandaard
nog omlaag staat.
Het schakelt een draaiende motor uit
wanneer de versnellingsbak in een
versnelling staat en de zijstandaard
omlaag wordt bewogen.
Controleer de werking van het startspersys-
teem regelmatig, ga daarbij als volgt te
werk.
WAARSCHUWING
DWA10260
Bij deze inspectie moet de machine
op de middenbok worden gezet.
Als zich een storing voordoet,
vraag dan alvorens te gaan rijden
een Yamaha dealer het systeem te
controleren.
U1C2D1D0.book Page 17 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-18
3
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar aanstaat.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.
Deze controle is vooral betrouwbaar als hij
wordt uitgevoerd met een warme motor.
De vrijstandschakelaar is mogelijk defect.
De motorfiets mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
De sperschakelaar van de zijstandaard is
mogelijk defect.
De motorfiets mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
De sperschakelaar van de koppelingshendel is
mogelijk defect.
De motorfiets mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
JA NEE
JA NEE
JA NEE
OPMERKING:
U1C2D1D0.book Page 18 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-1
4
DAU15591
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van zijn voertuig. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind
vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van
de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren
en bovendien de volgende punten te controleren.
OPMERKING:
Voordat de machine wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zon inspectie neemt maar weinig tijd
in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
WAARSCHUWING
DWA11150
Als een onderdeel uit de Controlelijst voor gebruik niet naar behoren werkt, laat het dan controleren en repareren alvorens de
machine te gebruiken.
U1C2D1D0.book Page 1 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-2
4
DAU15603
Controlelijst voor gebruik
ITEM CONTROLES PAGINA
Brandstof
Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Vul indien nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.
3-9
Motorolie
Controleer het olieniveau in de motor.
Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage.
6-8
Koelvloeistof
Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
Controleer het koelsysteem op lekkage.
6-11
Voorrem
Controleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
6-21, 6-21
Achterrem
Controleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
6-21, 6-21
U1C2D1D0.book Page 2 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-3
4
Koppeling
Controleer de werking.
Smeer indien nodig de kabel.
Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel indien nodig bij.
6-20
Gasgreep
Controleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen,
en de kabel en het kabelhuis te smeren.
6-16, 6-25
Bedieningskabels Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig. 6-24
Aandrijfketting
Controleer of de ketting correct is aangespannen.
Stel indien nodig bij.
Controleer de conditie van de ketting.
Smeer indien nodig.
6-23, 6-24
Wielen en banden
Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.
6-17, 6-19
Rem- en schakelpedalen Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de pedaalscharnierpunten. 6-25
Rem- en koppelingshendels Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten. 6-25
Middenbok, zijstandaard Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de scharnierpunten. 6-26
Framebevestigingen Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast.
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
Controleer de werking.
Corrigeer indien nodig.
ITEM CONTROLES PAGINA
U1C2D1D0.book Page 3 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-4
4
Sperschakelaar voor de zij-
standaard
Controleer de werking van het startspersysteem.
Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken. 3-16
ITEM CONTROLES PAGINA
U1C2D1D0.book Page 4 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15950
WAARSCHUWING
DWA10270
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afgeslo-
ten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uit-
laatgassen zijn giftig en het inade-
men ervan kan al binnen korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en do-
delijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
Controleer of de zijstandaard is in-
getrokken alvorens weg te rijden.
Als de zijstandaard niet behoorlijk
is ingetrokken, kan deze de grond
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor u de macht over het stuur
verliest.
DAU16220
Starten van een koude motor
Het startspersysteem staat starten alleen
toe als aan een van de volgende voorwaar-
den is voldaan.
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
WAARSCHUWING
DWA10290
Controleer voor het starten van de
motor de werking van het startsper-
systeem en volg daarbij de werkwij-
ze beschreven op pagina 3-17.
Ga nooit rijden terwijl de zijstan-
daard omlaag staat.
1. Draai de contactsleutel naar ON en
controleer of de noodstopschakelaar
op “” is gezet.
LET OP:
DCA11430
De waarschuwingslampjes voor olieni-
veau en voor koelvloeistoftemperatuur
en het waarschuwingslampje voor
brandstofniveau moeten enkele secon-
den oplichten en dan doven. Als een
waarschuwingslampje niet uit gaat,
vraag dan een Yamaha dealer het elek-
trisch circuit te testen.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.
OPMERKING:
Als de versnellingsbak in de vrijstand staat,
moet het vrijstandcontrolelampje branden;
zo niet, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
3. Zet de choke aan en draai de gas-
greep helemaal dicht. (Zie pagina
3-11.)
4. Start de motor door de startknop in te
drukken.
OPMERKING:
Als de motor niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar seconden en
probeer het dan opnieuw. Iedere startpo-
ging moet zo kort mogelijk duren om de
accu te sparen. Laat de startmotor nooit lan-
ger dan 10 seconden aaneen draaien.
LET OP:
DCA11490
Als het olieniveaulampje knippert of
aan blijft na het starten, zet de mo-
tor dan direct af, controleer het olie-
niveau en let op eventuele
U1C2D1D0.book Page 1 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
olielekkage. Vul indien nodig mo-
torolie bij en controleer het waar-
schuwingslampje dan opnieuw. Als
bij het naar ON draaien van de
contactsleutel het waarschuwings-
lampje niet een paar seconden
brandt en dan dooft, of als het lamp-
je niet uitgaat na starten met vol-
doende motorolie, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit
te controleren.
Als het waarschuwingslampje voor
koelvloeistoftemperatuur knippert
of aan blijft na het starten, zet de
motor dan direct af, controleer het
koelvloeistofniveau en let op even-
tuele lekkage. Vul indien nodig
koelvloeistof bij en controleer het
waarschuwingslampje dan op-
nieuw. Als bij het naar ON draaien
van de contactsleutel het waar-
schuwingslampje niet een paar se-
conden brandt en dan dooft, of als
het lampje niet uitgaat na starten
met voldoende koelvloeistof, vraag
dan een Yamaha dealer het elek-
trisch circuit te controleren.
Als het waarschuwingslampje voor
brandstofniveau na starten blijft
branden, zet dan de motor af om het
brandstofniveau te controleren. Vul
indien nodig brandstof bij en con-
troleer dan het controlelampje op-
nieuw. Als bij het naar ON draaien
van de contactsleutel het waar-
schuwingslampje niet een paar se-
conden brandt en dan dooft, of als
het lampje niet uitgaat na starten
met voldoende brandstof, vraag
dan een Yamaha dealer het elek-
trisch circuit te controleren.
5. Zet na het starten van de motor de
starter (choke) tot halverwege terug.
LET OP:
DCA11040
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
6. Zet de choke uit zodra de motor warm
is.
OPMERKING:
De motor is warm wanneer hij normaal rea-
geert op de gasbediening terwijl de choke
uit is gezet.
DAU16640
Starten van een warme motor
Volg dezelfde procedure als bij starten van
een koude motor, alleen is het gebruik van
de choke niet nodig als de motor warm is.
U1C2D1D0.book Page 2 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU16671
Schakelen
Door de versnellingen te schakelen kunt u
het beschikbare motorvermogen doseren
bij het wegrijden, optrekken, tegen een hel-
ling oprijden etc.
De schakelstanden worden getoond in de
afbeelding.
OPMERKING:
Om de versnellingsbak in de vrijstand te
schakelen wordt het schakelpedaal enkele
malen ingetrapt totdat het einde van de slag
bereikt is, waarna het pedaal iets wordt op-
getrokken.
LET OP:
DCA10260
Rijd niet lange tijd met afgezette
motor, ook niet met de versnellings-
bak in de vrijstand, en sleep de mo-
torfiets niet over lange afstanden.
De versnellingsbak wordt alleen af-
doende gesmeerd terwijl de motor
draait. Door onvoldoende smering
kan de versnellingsbak worden be-
schadigd.
Gebruik altijd de koppeling om de
versnellingsbak te schakelen om zo
schade aan de motor, de versnel-
lingsbak en de aandrijving te voor-
komen; door hun constructie zijn
deze niet bestand tegen de schok-
ken die optreden bij belast schake-
len.
DAU16800
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Zet de choke zo snel mogelijk uit.
Schakel snel en soepel door en ver-
mijd hoge toerentallen terwijl u accele-
reert.
Geef geen gas tijdens het terugscha-
kelen en voorkom dat de motor onbe-
last met een hoog toerental draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
1. Schakelpedaal
2. Vrijstand
U1C2D1D0.book Page 3 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-1
6
DAU17240
De eigenaar is verplicht de optimale veilig-
heid te waarborgen. Door periodiek inspec-
ties, afstellingen en smeerbeurten uit te
laten voeren, zorgt u ervoor dat uw machine
in zo veilig en efficiënt mogelijke conditie
blijft. Op de volgende paginas wordt de be-
langrijkste informatie met betrekking tot in-
specties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden vermeld in het perio-
diek smeer- en onderhoudsschema moeten
worden beschouwd als een algemene richt-
lijn onder normale rijcondities Het is echter
mogelijk dat de INTERVALPERIODEN
VOOR ONDERHOUD MOETEN WORDEN
VERKORT AFHANKELIJK VAN HET
WEER, HET TERREIN, DE GEOGRAFI-
SCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL GE-
BRUIK.
WAARSCHUWING
DWA10320
Vraag een Yamaha dealer het onder-
houdswerk uit te voeren als u hiermee
niet echt vertrouwd bent.
DAU17520
Boordgereedschapsset
De boordgereedschapsset is te vinden in
het opbergcompartiment onder het zadel.
(Zie pagina 3-11.)
De onderhoudsinformatie in deze handlei-
ding en het gereedschap in de boordge-
reedschapsset zijn bedoeld om u te
ondersteunen bij het uitvoeren van preven-
tief onderhoud en kleinere reparaties. Het
gebruik van extra gereedschap zoals een
momentsleutel kan echter nodig zijn om be-
paalde onderhoudswerkzaamheden cor-
rect uit te voeren.
OPMERKING:
Laat een Yamaha dealer onderhoud ver-
richten als u niet beschikt over het gereed-
schap of de ervaring die voor bepaalde
werkzaamheden vereist zijn.
WAARSCHUWING
DWA10350
Door modificaties die niet door Yamaha
zijn goedgekeurd kan het motorvermo-
gen achteruitgaan of de machine te on-
veilig worden om nog te gebruiken
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u
zelf wijzigingen aanbrengt.
1. Boordgereedschapsset
U1C2D1D0.book Page 1 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
6
8*Achterrem
Controleer de werking en het vloeistofniveau en contro-
leer de machine op vloeistoflekkage. √√√√√ √
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
9*Remslangen Controleer op scheurtjes en beschadigingen. √√√√ √
Vervangen. Elke 4 jaar
10 *Wielen Controleer de speling en controleer op beschadigingen. √√√√
11 *Banden
Controleer op slijtage en beschadigingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.
√√√√ √
12 *Wiellagers Controleer op speling of beschadigingen. √√√√
13 *Achterbrug
Controleer op een correcte werking en overmatige spe-
ling. √√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 50000 km
14 Aandrijfketting
Controleer de spanning, uitlijning en conditie van de aan-
drijfketting.
Stel de ketting af en smeer deze grondig met een speciale
smering voor o-ringkettingen.
Elke 1000 km en na elke wasbeurt of rit in de regen
15 *Balhoofdlagers Controleer de lagers op speling en oppervlakteruwheid. √√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km
16 *Framebevestigingen Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet. √√√√ √
17 Zijstandaard, midden-
bok
Controleer de werking.
Smeren. √√√√ √
18 *Zijstandaardschakelaar Controleer de werking. √√√√√ √
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURT
KILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE
1 10203040
U1C2D1D0.book Page 3 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
6
DAU18670
OPMERKING:
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
30 *Uitlaatdemper en uit-
laatpijp Controleer of de schroefklem goed vastzit. √√√√√
31 *Lampen, richtingaan-
wijzers en schakelaars
Controleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af. √√√√√ √
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURT
KILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE
1 10203040
U1C2D1D0.book Page 5 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
DAU18771
Panelen verwijderen en
aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeelde
panelen worden verwijderd. Neem deze pa-
ragraaf telkens door om een paneel te ver-
wijderen of aan te brengen.
DAU19292
Panelen A en C
Om een van de panelen te verwijderen
Verwijder de schroef en trek het paneel dan
los zoals getoond.
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroef aan.
1. Paneel A
2. Paneel B
1. Paneel C
2. Paneel D
1. Paneel A
2. Schroef
1. Paneel C
2. Schroef
U1C2D1D0.book Page 6 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
DAU36570
Panelen B en D
Verwijderen van een paneel
Verwijder de schroeven en de bout en haal
dan het paneel los.
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven en de bout
aan.
DAU19543
Controleren van de bougies
De bougies zijn belangrijke onderdelen van
de motor die gemakkelijk kunnen worden
gecontroleerd. Omdat door verhitting en
neerslag bougies altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
Een bougie verwijderen
1. Verwijder de bougiedop.
2. Verwijder de bougie zoals weergege-
ven met behulp van de bougiesleutel
uit de boordgereedschapsset.
Controleren van de bougies
1. Kijk of op elke bougie de porseleinen
isolator rond de centrale elektrode licht
tot gemiddeld bruin verkleurd is (de
ideale kleur als normaal met de machi-
ne wordt gereden).
2. Controleer of alle bougies in de motor
dezelfde kleur hebben.
OPMERKING:
Wanneer een bougie een heel andere kleur
vertoont, is de motor mogelijk defect. Pro-
beer dergelijke problemen niet zelf vast te
stellen. Laat in plaats daarvan uw motorfiets
nakijken door een Yamaha dealer.
3. Controleer bij elke bougie of de elek-
troden zijn afgesleten en let op over-
matige koolaanslag of andere
neerslag. Vervang indien nodig.
1. Paneel B
2. Schroef
3. Bout
1. Bougiedop
1. Bougiesleutel
U1C2D1D0.book Page 7 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
Een bougie aanbrengen
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/41/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
DAU19890
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
OPMERKING:
Zorg dat de machine rechtop staat wanneer
u het olieniveau controleert. Wanneer de
machine iets schuin staat, kan het niveau al
foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechtsonder
in het carter.
OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR9E
DENSO/U27ESR-N
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.70.8 mm (0.0280.031 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9.0 ft·lbf)
U1C2D1D0.book Page 8 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
O
PMERKIN
G
:
Sla de stappen 46 over als de oliefil-
terpatroon niet wordt vervangen.
Gebruik bij het aftappen van motorolie
een trechter of iets dergelijks om te
voorkomen dat de olie op de uitlaatpijp
terecht komt.
4. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
OPMERKING:
De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.
5. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.
1. Olievuldop
2. Kijkglas olieniveau
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
1. Olieaftapplug 1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
1. O-ring
U1C2D1D0.book Page 9 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
OPMERKING:
Zorg dat de o-ring goed in de groef valt.
6. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
7. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
8. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
monteer dan de olievuldop en zet deze
vast.
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen olieën
met een CD dieselspecificatie of
olieën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een ENERGY CONSER-
VING II of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
O
PMERKIN
G
:
Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan, als
het olieniveau correct is.
LET OP:
DCA10400
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controleren
door een Yamaha dealer.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.80 L (2.96 US qt) (2.46 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
3.00 L (3.17 US qt) (2.64 Imp.qt)
U1C2D1D0.book Page 10 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU20101
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op de middenbok.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor miniumumniveau
staat, verwijder dan paneel A (Zie pa-
gina 6-6.), verwijder de reservoirdop,
vul koelvloeistof bij tot de merkstreep
voor maximumniveau en breng de re-
servoirdop en het paneel weer aan.
LET OP:
DCA10470
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de tem-
peratuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-37 nadere instructies ver-
meld.
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.30 L (0.32 US qt) (0.26 Imp.qt)
U1C2D1D0.book Page 11 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
DAU20431
Verversen van de koelvloeistof
1. Zet de machine op de middenbok en
laat het motorblok indien nodig afkoe-
len.
2. Verwijder de panelen A en B. (Zie pa-
gina 6-6.)
3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
4. Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
5. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof om het koelsysteem leeg te ma-
ken.
6. Spoel het koelsysteem grondig door
met schoon leidingwater, nadat alle
koelvloeistof is uitgestroomd.
7. Breng de aftapplug voor koelvloeistof
aan en zet deze dan vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
O
PMERKIN
G
:
Controleer of de onderlegring beschadigd is
en vervang indien nodig.
8. Giet de aanbevolen koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator tot hij vol is.
LET OP:
DCA10470
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
1. Radiatorvuldop
1. Aftapplug koelvloeistof
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
7 Nm (0.7 m·kgf, 5 ft·lbf)
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Hoeveelheid koelvloeistof:
Inhoud radiator (inclusief alle leidin-
gen):
2.40 L (2.54 US qt) (2.11 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0.30 L (0.32 US qt) (0.26 Imp.qt)
U1C2D1D0.book Page 12 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
9. Breng de radiatorvuldop aan, start de
motor, laat een paar minuten stationair
draaien en zet hem dan uit.
10. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig zoveel
koelvloeistof bij tot het niveau bovenin
de radiator staat en breng dan de ra-
diatorvuldop aan.
11. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir. Verwijder indien nodig
de dop van het koelvloeistofreservoir,
vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de dop weer aan.
12. Start de motor en controleer dan of er-
gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
13. Monteer de panelen.
DAU20681
Reinigen van het
luchtfilterelement
Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-11.)
2. Verwijder de tankbevestigingsbouten.
3. Licht de brandstoftank op om hem van
het luchtfilterhuis te verwijderen.
(Maak de brandstofslangen niet los!)
WAARSCHUWING
DWA10410
Let erop dat de brandstoftank cor-
rect wordt ondersteund.
Kantel of trek de brandstoftank niet
te veel heen en weer, anders kun-
nen de brandstofslangen los raken
en zo lekkage veroorzaken.
4. Verwijder de panelen A en C. (Zie pa-
gina 6-6.)
5. Trek de rubber afdekking los van de
houders.
6. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
1. Bout
1. Rubberafdekking
2. Houder rubberafdekking
U1C2D1D0.book Page 13 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
14. Breng het zadel aan. DAU21290
Afstellen van de carburateurs
De carburateurs vormen een belangrijk on-
derdeel van de motor en moeten zeer pre-
cies worden afgesteld. Laat daarom de
meeste carburateurafstellingen over aan
een Yamaha dealer die over de benodigde
vakkennis en ervaring beschikt. De afstel-
ling die in het volgende hoofdstuk is be-
schreven, wordt echter als onderdeel van
het routineonderhoud beschouwd en kan
wel door de eigenaar worden uitgevoerd.
LET OP:
DCA10560
De carburateurs werden op de Yamaha
fabriek ingesteld en uitgebreid getest.
Als deze afstellingen worden gewijzigd
zonder dat voldoende technische kennis
aanwezig is, kan de werking van de mo-
tor achteruitgaan of wordt de motor be-
schadigd.
DAU21320
Afstellen van het stationair
toerental
Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
OPMERKING:
De motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening.
Controleer het stationair toerental en stel dit
indien nodig volgens de specificatie af door
de gasklepstelschroef te verdraaien. Draai
de schroef in de richting (a) om het statio-
nair toerental te verhogen. Draai de schroef
in de richting (b) om het stationair toerental
te verlagen.
1. Gasklepstelschroef
U1C2D1D0.book Page 15 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
OPMERKING:
Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
DAU21381
Controleren van de vrije slag
gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient 3.05.0
mm (0.120.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Stationair motortoerental:
10501150 tpm
1. Vrije slag gaskabel
U1C2D1D0.book Page 16 Wednesday, August 4, 2004 10:06 AM


Produktspezifikationen

Marke: Yamaha
Kategorie: Motorrad
Modell: FZS1000S

Brauchst du Hilfe?

Wenn Sie Hilfe mit Yamaha FZS1000S benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten




Bedienungsanleitung Motorrad Yamaha

Bedienungsanleitung Motorrad

Neueste Bedienungsanleitung für -Kategorien-