Volvo V70 - 2005 Bedienungsanleitung

Volvo Personenwagen V70 - 2005

Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Volvo V70 - 2005 (226 Seiten) in der Kategorie Personenwagen. Dieser Bedienungsanleitung war für 9 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet

Seite 1/226
2005
V70, V70 R & XC70
VOLVO
2005
TP 7553 (German). AT 0446. Printed in Sweden, Elanders Infologistics Väst AB, Mölnlycke 2004
TP 7553
BETRIEBSANLEITUNG
WEB EDITION
1
Inhoud
Achter in dit instructieboekje vind u een alfabetisch register.
Pag.
Veiligheid 9
Instrumenten, schakelaars, bedieningsorganen 29
Klimaatregeling 53
Interieur 65
Sloten en alarm 85
Starten, rijden, schakelen 95
Wielen en banden 123
Zekeringen, gloeilampen vervangen 137
Onderhoud, service 149
Specificaties 165
Audiosysteem 177
Telefoon 199
Register 213
© Volvo Car Corporation
De specificaties, constructiegegevens en afbeeldingen in dit instructie-
boekje zijn niet bindend. We behouden ons het recht voor om zonder
voorafgaande mededeling wijzigingen aan te brengen.
Naast de standaarduitrusting worden in dit instructieboekje ook
optionele en extra uitrusting beschreven. Ook worden uitrustingsvari-
anten beschreven, zoals handgeschakelde en automatische versnel-
lingsbakken. In bepaalde landen zijn de wettelijke voorschriften van
invloed op het uitrustingsniveau. Hierdoor kan het zijn dat op
bepaalde paginas van het instructieboekje uitrusting wordt beschre-
ven die niet op uw auto is aangebracht.
2
HU-403
DOLBYBNR
SPORT
COMFORT ADVANCED
8504954m
Dashboard – auto’s met stuur links
Elektronische klimaatregeling, ECC .................. 56
Handmatige klimaatregeling met AC ................. 60
Elektrische stoelverwarming ............................. 45
Elektrische verwarming achterruit,
buitenspiegels ................................................... 45
Alarmlichten .............. 45
Radio ...... 177
Stuurwielafstelling ................... 41
Airbag ...................................... 12
Cruise control .......................... 39
Bedieningspaneel voor radio .. 184
Ruitensproeier/-wisser ............. 43
Richtingaanwijzerhendel .......... 42
Boordcomputer ........................ 38
Toerenteller ............................ 30
Automatische
versnellingsbak ....................... 30
Klok ....................................... 30
Buitentemperatuursensor ...... 30
Brandstofmeter ...................... 30
Temperatuurmeter ................. 30
Snelheidsmeter ....................... 30
Kilometerteller ....................... 30
Dagteller ................................. 30
Waarschuwingslampjes .......... 31
Display .................................. 35 Actief chassis, FOUR-C.
(V70 R).... 37, 102
Groot licht/Dimlicht ............... 40
Breedtelichten/Parkeerlichten .. 40
Mistlampen ............................ 40
Instrumentenverlichting .......... 40
Koplamphoogteverstelling ...... 40
3
DOLBYBNR
HU-403
ADVANCED
COMFORT
SPORT
8504955m
Dashboard – auto’s met stuur rechts
Toerenteller ............................ 30
Automatische
versnellingsbak ....................... 30
Klok ....................................... 30
Buitentemperatuursensor ...... 30
Brandstofmeter ...................... 30
Temperatuurmeter ................. 30
Snelheidsmeter ....................... 30
Kilometerteller ....................... 30
Dagteller ................................. 30
Waarschuwingslampjes .......... 31
Display .................................. 35
Actief chassis, FOUR-C.
(V70 R).... 37, 102
Alarmlichten .............. 45
Radio ...... 177
Groot licht/Dimlicht ............... 40
Breedtelichten/Parkeerlichten .. 40
Mistlampen ............................ 40
Instrumentenverlichting .......... 40
Koplamphoogteverstelling ...... 40
Stuurwielafstelling ................... 41
Airbag ...................................... 12
Cruise control .......................... 39
Bedieningspaneel voor radio .. 184
Ruitensproeier/-wisser ............. 43
Richtingaanwijzerhendel .......... 42
Boordcomputer ........................ 38
Elektronische klimaatregeling, ECC .................. 56
Handmatige klimaatregeling met AC ................. 60
Elektrische stoelverwarming ............................. 45
Elektrische verwarming achterruit,
buitenspiegels ................................................... 45
4
Interieur autos met stuur links
8502691M
Handgeschakelde
versnellingsbak ..................... 99
Automatische
versnellingsbak ..................... 100
Handrem .............................. 46
Schakelaars
in middenconsole .................. 36
Achterbank omlaag klappen .... 76
Hoofdsteun omlaag klappen .... 75
Hoofdsteun bijstellen ............... 75
Geïntegreerd kinderzitje ........... 25
Handschoenenkastje ....... 70
Handmatig verstelbare voorstoelen ........ 66
Elektrisch verstelbare voorstoelen ......... 68
Stoelverwarming .................................... 45
Bekleding reinigen ................................ 153
Portieren en sloten .................. 86
Alarmsysteem ......................... 91
Elektrisch bediende ramen ...... 47
Bediening elektrisch bediende
buitenspiegels ......................... 48
5
8502703m
Interieur autos met stuur rechts
Portieren en sloten .................. 86
Alarmsysteem ......................... 91
Elektrisch bediende ramen ...... 47
Bediening elektrisch bediende
buitenspiegels ......................... 48
Handschoenenkastje ....... 70
Handmatig verstelbare voorstoelen ........ 66
Elektrisch verstelbare voorstoelen ......... 68
Stoelverwarming .................................... 45
Bekleding reinigen ................................ 153
Handgeschakelde
versnellingsbak ..................... 99
Automatische
versnellingsbak ..................... 100
Handrem .............................. 46
Schakelaars
in middenconsole .................. 36
Achterbank omlaag klappen .... 76
Hoofdsteun omlaag klappen .... 75
Hoofdsteun bijstellen ............... 75
Geïntegreerd kinderzitje ........... 25
6
8000256M
Exterieur
Gloeilampen vóór vervangen ..... 143
Schuifdak .................... 49
Carrosserie reinigen ................. 152
Roestwering ............................ 150
Lakwerk bijwerken ................. 151
Banden ......................... 124
Wielen .......................... 124
Remmen ......................... 21
Reservewiel .................. 127
Wielen verwisselen ....... 128
Achterklep .................................................... 88
Gloeilampen achter vervangen ................... 147
Vuldop van brandstoftank ...... 96
Tanken .................................... 96
Zuinig rijden ............................ 97
Koplampwisserblad vervangen ... 164
7
Volvo Car Corporation en het milieu
Milieubeleid van Volvo
Zorg voor het milieu, veiligheid en kwaliteit zijn
de drie kernwaarden van de Volvo Car Corpora-
tion die van invloed zijn op alle activiteiten. De
auto's van Volvo voldoen aan strenge internatio-
nale milieueisen en worden in fabrieken geprodu-
ceerd die zeer schoon zijn en efficiënt met midde-
len omgaan. De meeste eenheden binnen de Volvo
Car Corporation zijn gecertificeerd voor de
milieunorm ISO 14001, hetgeen tot voortdurende
verbeteringen op milieugebied leidt. Alle Volvo-
modellen hebben een milieuverklaring waarin de
klant de invloed op het milieu van de verschillen-
de modellen en motoren kan vergelijken.
Op www.epd.volvocars.se kunt u meer lezen.
Schoon aan de binnen- en aan
de buitenkant
Uw Volvo is gebouwd volgens het concept
Schoon aan de binnen- en aan de buitenkant,
een concept dat een schone passagiersruimte
combineert met een zeer efficiënt uitlaatgasrei-
nigingssysteem. Uw auto bespaart brandstof en
stoot een minimale hoeveelheid schadelijke
stoffen uit. Het zorgt er ook voor dat u en uw
mede-inzittenden de uitlaatgassen van andere
auto's niet inademen omdat de lucht die de passa-
giersruimte binnenkomt wordt gereinigd. Een
geavanceerd luchtreinigingssysteem, AQS1 (ex-
tra), zorgt ervoor dat de lucht in de passagiersru-
imte schoner is dan de lucht buiten in het verke-
er. Het systeem bestaat uit een elektronische
sensor en een koolstoffilter. De sensor houdt de
hoeveelheid koolmonoxide in de binnenkomende
lucht in de gaten en sluit de luchtinlaat af, zodat
het percentage koolmonoxide in het interieur
niet te hoog wordt  bijvoorbeeld in druk stads-
verkeer, files en tunnels. Het koolstoffilter re-
gelt dat de instroom van stikstofoxiden, laag-
hangend ozon en koolwaterstoffen wordt tegen-
gegaan. Het textiel in de auto voldoet aan de
ecologische norm Öko-Tex2. Op de radiateur zit
een speciale laag, PremAir®3, die schadelijk laag-
hangend ozon omzet in zuurstof.
Een Volvo voldoet aan strenge internationale
milieueisen en heeft een laag brandstofverbruik
om de uitstoot van kooldioxide, dat een van de
oorzaken van het broeikaseffect is, te vermin-
deren. De auto's van Volvo zijn uiterst concurrerend
in hun klasse wat het brandstofverbruik betreft.
1Air Quality System
2Internationale norm voor textiel.
3PremAir® is een gedeponeerd handelsmerk
van de Engelhard Corporation.
8
Volvo Car Corporation en het milieu
000032
4
Erkende Volvo-werkplaatsen
en het milieu
Regelmatig onderhoud in een werkplaats van
Volvo zorgt voor een lager brandstofverbruik
en draagt daarom bij aan een schoner milieu.
Het personeel heeft de kennis en het ge-
reedschap om een optimale zorg voor het
milieu te garanderen.
Spaar het milieu
Wij denken dat onze klanten onze zorgen over
het milieu delen. U kunt helpen het milieu te
beschermen door milieuvriendelijke onder-
houdsproducten te kopen en de auto te laten
onderhouden en zelf te onderhouden aan de
hand van de aanwijzingen in het instructie-
boekje.
Hieronder volgen enkele tips voor hoe u het
milieu kunt ontzien:
·Zorg er altijd voor dat de banden de juiste
spanning hebben. Een te lage bandenspan-
ning leidt tot een verhoogd brandstofver-
bruik.
·Imperiaals en skiboxen re-
sulteren in een grotere
luchtweerstand waardoor
het brandstofverbruik aan-
zienlijk toeneemt. Verwij-
der deze daarom direct na gebruik.
·Laat spullen niet onnodig in de auto liggen.
Hoe groter de belasting van de auto, des te
hoger het brandstofverbruik.
·Gebruik altijd de motorverwarmer voor een
koudestart, als de auto hiermee is uitgerust.
Hierdoor nemen het brandstofverbruik en
de uitstoot af.
·Rijd rustig. Vermijd onnodig
snel optrekken en krachtig
remmen.
·Rijd in de hoogst mogelijke
versnelling. Een laag mot-
ortoerental zorgt voor een lager verbruik.
·Laat het gaspedaal los wanneer u van een
helling afrijdt.
·Rem op de motor. Laat het gaspedaal los en
schakel terug.
·Voorkom stationair draaien.
Zet de motor af wanneer u
lang stilstaat in een file.
·Hanteer afvalstoffen die
schadelijk voor het milieu
zijn, zoals accu's en olie, op een milieuv-
riendelijke manier. Neem contact op met
uw erkende Volvo-werkplaats, als u niet
zeker weet hoe u dergelijk afval moet ver-
werken.
·Onderhoud uw auto regelmatig.
Door deze tips op te volgen kan het brandstof-
verbruik worden verlaagd zonder dat dit van
invloed is op de reistijd of het plezier in het
autorijden. U spaart uw auto, bespaart geld en
gebruikt minder van de hulpbronnen op aarde.
9
Veiligheid
Veiligheidsgordels 10
Airbags 12
SIPS-airbags 15
Opblaasgordijnen 18
WHIPS-systeem 19
Remsysteem 21
Stabiliteitssysteem 23
Kinderen en veiligheid 24
10
8801947d
Veiligheidsgordels
Let op het volgende:
·gebruik geen klemmen of andere accessoires
die ervoor zorgen dat u de gordel niet strak
langs uw lichaam kunt trekken
·zorg dat er geen slagen in de gordel zitten
·de heupgordel moet laag zitten - niet over
de buik
·trek de heupgordel over de heupen door aan
de diagonale schoudergordel te trekken (zie
de bovenstaande afbeelding).
Elke gordel is bestemd ter bescherming van
slechts één persoon!
Doe het volgende om de gordel los te
maken: Druk op de rode knop van de sluiting.
Laat het oprolmechanisme de gordel naar
binnen trekken. Als de gordel niet volledig
wordt opgerold, moet u de gordel handmatig zo
ver terugrollen dat deze niet langer slap hangt.
Doe altijd de
veiligheidsgordel om
Zelfs bij alleen hard remmen kan het niet
dragen van een veiligheidsgordel ernstige
gevolgen hebben! Vraag daarom altijd aan uw
passagiers om de veiligheidsgordel om te doen!
Dit om te voorkomen dat bij een aanrijding de
passagiers op de achterbank tegen de rugleu-
ning van de voorstoelen worden geslingerd.
Alle inzittenden kunnen daarbij gewond raken.
Gebruik de veiligheidsgordel als volgt: trek de
gordel langzaam uit en maak deze vast door de
borglip in de vergrendeling te steken. Een
duidelijke klik geeft aan dat de gordel vastzit.
De gordel is normaal gesproken niet geblokke-
erd, zodat u zich ongehinderd kunt bewegen.
In de volgende gevallen is de gordel geblokkeerd,
zodat deze niet verder worden uitgetrokken:
·wanneer u de gordel te snel uittrekt
·wanneer u remt of optrekt
·als de auto sterk overhelt.
Voor optimale bescherming van de veiligheidsg-
ordel is het van belang dat de gordel goed tegen
het lichaam ligt. Laat de rugleuning niet te ver
achteroverhellen. De veiligheidsgordel biedt de
beste bescherming bij een normale rijhouding.
Heupgordel strak trekken.
Veiligheidsgordel en
zwangerschap
Tijdens de zwangerschap dient u extra
voorzichtig te zijn bij het gebruik van de
veiligheidsgordels. Let erop dat de gordel strak
langs het lichaam loopt. Het diagonale gedeelte
van de gordel moet daarbij schuin tussen de
borsten en langs de zijkant van de buik lopen.
De heupgordel moet zo laag mogelijk en strak
over de heupen liggen. Zorg dat de gordel niet
tegen de buik omhoog kan glijden.
Aanstaande moeders moeten de stoel helemaal
naar achteren zetten om met de buik zo ver
mogelijk van het stuurwiel af te zitten. Zet het
stuurwiel vervolgens zo ver naar voren dat u
nog net comfortabel kunt zitten.
8803443a
11
Veiligheidsgordels en gordelspanners
Veiligheidsgordels en
gordelspanners
Alle veiligheidsgordels zijn uitgerust met
gordelspanners. Een geringe hoeveelheid
springstof, ingebouwd in het oprolmechanis-
me, wordt bij een botsing tot ontploffing
gebracht. Hierdoor wordt de veiligheidsgordel
strak over het lichaam van de inzittende
getrokken om eventuele speling door dikke
kledingstukken weg te nemen. De gordel houdt
de inzittende zo beter tegen.
WAARSCHUWING!
Als de gordel zwaar belast werd, bijvoorbe-
eld tijdens een aanrijding, moet de complete
gordel worden vervangen. Dit houdt in dat
ook het oprolmechanisme, de bevestigingen,
de bouten en de sluitingen vervangen moeten
worden. Sommige beschermende ei-
genschappen van de gordel kunnen verloren
zijn gegaan, zelfs als deze ogenschijnlijk niet
beschadigd is. Vervang de gordel ook als
deze versleten of beschadigd is. De nieuwe
veiligheidsgordel moet zijn goedgekeurd en
bedoeld voor montage op dezelfde positie
als de vervangen gordel.
Breng nooit zelf wijzigingen aan de vei-
ligheidsgordels aan en probeer ze nooit zelf
te repareren. Neem contact op met een er-
kende Volvo-werkplaats.
Keurmerk op
veiligheidsgordels
met gordelspanner
12
Airbags (SRS)
Airbag (SRS) aan
bestuurderszijde
Om de passieve veiligheid van uw auto nog
verder te verhogen is uw auto uitgerust met een
airbag (SRS*) als aanvulling op de driepuntsg-
ordels. De airbag, een opblaasbare luchtzak, is
opgevouwen in het hart van het stuurwiel
gemonteerd. Het stuurwiel is voorzien van het
opschrift SRS AIRBAG.
Omdat de airbag aan de bestuurderszijde op
het stuurwiel gemonteerd zit, is de airbag
kleiner dan die aan de passagierszijde. Beide
airbags bieden echter een even goede bescher-
ming.
Airbag (SRS) aan
passagierszijde (extra)
De airbag aan de passagierszijde ligt opge-
vouwen in een ruimte boven het handschoe-
nenkastje. Het dashboardpaneel is voorzien
van het opschrift SRS AIRBAG.
WAARSCHUWING!
Breng geen klemmen of iets dergelijk op het
dashboard of het stuurwiel aan!
Ze kunnen verwondingen veroorzaken en/of
de beschermende werking van de airbags
negatief beïnvloeden bij activering van de
airbags.
WAARSCHUWING!
De airbags (SRS) vormen een aanvulling op
(en dus geen alternatief voor) de veiligheids-
gordels. Voor optimale bescherming moet u
altijd gebruik maken van de veiligheids-
gordel.
8802099m
* Supplemental Restraint System.
8802092M
8801889e
8801907e
Auto met rechtse
besturing
Auto met linkse
besturing
Positie van airbag aan passagierszijde
13
Airbags (SRS)
WAARSCHUWING!
Airbag (SRS), passagierszijde
·Breng nooit een kind aan in een kinderzit-
je of comfortkussen op de passagiersstoel
als de airbag (SRS) is geactiveerd*.
·Laat kinderen nooit voor de passagierstoel
zitten of staan.
·Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit
op de passagiersstoel plaatsnemen als de
airbag (SRS) is geactiveerd*.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situaties
opleveren voor uw kind.
WAARSCHUWING!
Airbag (SRS), passagierszijde
·Laat de passagier zoveel mogelijk rechtop
zitten met de voeten op de vloer en de rug
tegen de rugleuning. De passagier moet de
veiligheidsgordel omdoen.
·Breng voorwerpen of accessoires nooit op
of in de buurt van het SRS-paneel (boven
het handschoenenkastje) of binnen de ac-
tieradius van de airbag aan.
·Vervoer geen losse voorwerpen op de vlo-
er, de stoel, of het dashboard.
·Verricht nooit zelf werkzaamheden aan de
onderdelen van het airbagsysteem. Repa-
ratiewerkzaamheden mogen alleen worden
uitgevoerd door een erkende Volvo-
werkplaats.
Waarschuwingslampje in
instrumentenpaneel
Het airbagsysteem wordt continu gecontrole-
erd door de sensor/regeleenheid. Op het
instrumentenpaneel bevindt zich een waar-
schuwingslampje. Dit lampje gaat branden,
wanneer u de contactsleutel in stand I, II of III
draait. Het lampje dooft, wanneer de sensor/
regeleenheid heeft vastgesteld dat er geen
storingen zijn in het airbagsysteem. Een
dergelijke controle neemt doorgaans ca.
7 seconden in beslag.
WAARSCHUWING!
Als het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem blijft branden of tijdens het rij-
den kortstondig oplicht, betekent dit dat het
airbagsysteem niet naar behoren werkt. Het
lampje kan ook een storing in de gordelsluit-
ing, het SIPS-systeem, het SRS-systeem of
het IC-systeem aangeven. Neem onmiddel-
lijk contact op met een erkende Volvo-
werkplaats.
* Zie pagina 16 voor informatie over een
geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
3800776m
14
Airbags (SRS)
SRS-systeem, auto met linkse besturing
Airbag (SRS)
Het systeem bestaat uit een gasgenerator met
daaromheen een opblaasbare airbag. Bij een
voldoende krachtige aanrijding wordt de
ontsteking van de gasgenerator geactiveerd
door een sensor. De airbag wordt opgeblazen
en wordt tegelijkertijd warm. Om de klap op te
vangen loopt de airbag leeg wanneer de
inzittende de airbag raakt. Daarbij treedt er
rookvorming in de auto op. Dit is volkomen
normaal. Het totale verloop, van het opblazen
tot het leeglopen van de airbag, neemt enkele
tienden van seconden in beslag.
SRS-systeem, auto met rechtse besturing
N.B. De reactie van de sensor hangt af van de
ernst van de aanrijding en of de veiligheidsgor-
del aan de bestuurderszijde of de passagierszij-
de al dan niet wordt gedragen. Steek de
veiligheidsgordel daarom altijd in de juiste
gordelsluiting.
Op grond van het bovenstaande kan het
gebeuren dat er bij ongelukken slechts een (of
geen enkele) van de airbags wordt opgeblazen.
Airbags (SRS)
De airbags werken dusdanig dat de capaciteit
ervan wordt afgestemd op de botskrachten
waaraan de auto blootstaat.
WAARSCHUWING!
Probeer onderdelen van het airbagsysteem
nooit zelf te repareren. Ingrepen in het syste-
em kunnen aanleiding geven tot storingen in
de werking en ernstige verwondingen
veroorzaken. Laat dergelijke ingrepen daa-
rom over aan een erkende Volvo-werkplaats.
8803417d
8803418d
15
SIPS-bag
Het SIPS-airbagsysteem is een elektrisch
systeem dat is opgebouwd uit twee hoofdon-
derdelen: de SIPS-airbags en de sensoren. De
SIPS-airbags zijn in de frames van de rugleu-
ningen van de voorstoelen gemonteerd, terwijl
de sensoren aan de binnenkant van de middelste
en achterste dakstijlen zitten. Bij een voldoende
krachtige aanrijding reageren de sensoren, die
op hun beurt weer de gasgeneratoren activeren.
De SIPS-airbags worden vervolgens opgeblazen
tussen de inzittende en het portierpaneel.
Daarmee wordt de klap van de aanrijding
opgevangen, waarna de airbags weer leeglopen.
De SIPS-airbags worden normaal gesproken
Opgeblazen SIPS-airbagAirbags en kinderzitjes gaan niet samen!
SRS (airbag) en SIPS-airbag (zij-airbag)
Kinderzitjes en airbags (SRS)
Kinderen kunnen ernstig letsel oplopen,
wanneer u ze in een kinderzitje of comfort-
kussen op de passagiersstoel vervoert met een
geactiveerde* airbag aan passagierszijde.
Bij auto's met een geactiveerde* passagier-
sairbag is de veiligste plaats voor een kind
een kinderzitje of comfortkussen op de
achterbank.
Laat kinderen (tot een lengte van 1,40 m) nooit
op de passagiersstoel plaatsnemen, als uw auto
is uitgerust met een geactiveerde* airbag (SRS)
aan passagierszijde.Vervoer kinderen in een
kinderzitje of comfortkussen op de achterbank.
WAARSCHUWING!
Vervoer een kind nooit in een kinderzitje
of comfortkussen op de passagiersstoel,
als uw auto is uitgerust met een geactive-
erde* airbag (SRS) aan passagierszijde.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren voor het kind.
8801909e
8801908e
alleen opgeblazen aan de kant waar de aanrij-
ding plaatsvindt.
Kinderzitjes en SIPS-airbags
(zij-airbags)
Een SIPS-airbag heeft wat kinderzitjes betreft
geen negatieve gevolgen voor de beschermende
functies van de auto.Er kan een kinderzitje of
comfortkussen op de voorstoel worden
geplaatst, als de auto aan de passagierszijde
niet is uitgerust met een geactiveerde* airbag.
* Zie pagina 16 voor informatie over een
geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
16
8803406m
Airbag (SRS) aan passagierszijde activeren/deactiveren (extra)
Hiermee wordt aangeduid dat de airbag (SRS)
aan passagierszijde gedeactiveerd is.
Activeren/deactiveren
De schakelaar zit aan de passagierszijde aan de
zijkant van het dashboard en u kunt erbij door
het portier aan die kant te openen. Controleer
of de schakelaar in de gewenste stand staat.
Volvo adviseert u de contactsleutel te gebruiken
om de stand te wijzigen. (U kunt ook andere
voorwerpen gebruiken die qua vorm op een
sleutel lijken.)
PACOS (extra)
De airbag (SRS) aan passagierszijde kan
gedeactiveerd worden.
Dit is bijvoorbeeld noodzakelijk als daar een
kind in een kinderzitje moet zitten.
Aanduiding
Een tekst op de achteruitkijkspiegel geeft aan
dat de airbag (SRS) aan passagierszijde is
gedeactiveerd.
WAARSCHUWING!
Geactiveerde airbag (passagiersstoel):
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje op
de passagiersstoel. Laat evenmin personen
men.
Gedeactiveerde airbag (passagiersstoel):
plaatsnemen op de passagiersstoel.
Het niet opvolgen van de bovenstaande aan-
bevelingen kan levensgevaarlijke situaties
opleveren.
8803403
m
PACOS (Passenger Airbag Cut Off Switch)
WAARSCHUWING!
Als de auto uitgerust is met een airbag (SRS)
aan de passagierszijde, maar geen PACOS
heeft, is de airbag altijd geactiveerd.
Laat personen groter dan 1,40 m nooit
kleiner dan 1,40 m op deze stoel plaatsne-
17
In welke stand moet de
schakelaar staan?
ON = De airbag (SRS) is geactiveerd.
Met de schakelaar in deze stand kunnen
passagiers langer dan 1,40 m aan passagierszij-
de op de voorstoel zitten, maar kinderen in een
kinderzitje beslist niet.
8803405m
Airbag (SRS) aan passagierszijde activeren/deactiveren (extra) (vervolg)
OFF = De airbag (SRS) is gedeactiveerd.
Met de schakelaar in deze stand kunnen
kinderen in een kinderzitje aan passagierszijde
op de voorstoel zitten, maar passagiers langer
dan 1,40 m beslist niet.
WAARSCHUWING!
Laat geen passagier op de passagiersstoel
plaatsnemen, als het waarschuwingssymbool
voor het airbagsysteem op het instrumenten-
paneel oplicht terwijl de tekst op de achteru-
itkijkspiegel aangeeft dat de airbag (SRS) aan
die kant gedeactiveerd is.
Het duidt op een ernstige storing.
Bezoek onmiddellijk een erkende Volvo-
werkplaats.
8803404
18
IC-systeem (opblaasgordijn)
Gebruik altijd de veiligheidsgordels!
Als er passagiers op de achterbank zitten, moet u ervoor zorgen dat de
beide buitenste hoofdsteunen van de achterbank rechtop staan en dat de
middelste steun juist is afgesteld.
8802260n
8802259m
IC-systeem (Inflatable Curtain)
Het opblaasgordijn van het IC-systeem (Inflatable Curtain) beschermt de
inzittenden tegen hoofdletsel, wanneer ze met hun hoofd tegen de zijkant
of het plafond van de auto stoten. Het opblaasgordijn biedt eveneens
bescherming tegen de obstakels waar de auto tegenop botst. Het IC-
systeem beschermt de inzittenden voor en achter in de auto. Het opblaas-
gordijn gaat schuil achter de plafondbekleding. Het IC-systeem (het
opblaasgordijn) bedekt het bovenste gedeelte van het interieur bij de
voorstoelen en de achterbank.
Bij een aanrijding van opzij wordt het IC-systeem geactiveerd door het
opblaasgordijn van het SIPS-airbagsysteem. Na activering van het IC-
systeem wordt het opblaasgordijn gevuld met gas uit de gasgenerator die
zich bij het achtereind van het gordijn bevindt.
WAARSCHUWING!
·Schroef of bevestig geen onderdelen aan de plafondbekleding, de
portierstijlen of de zijpanelen. De beschermende werking kan
erdoor verloren gaan.
·Wanneer u het ruggedeelte van de achterbank hebt neergeklapt, moet
u zorgen dat de lading niet uitsteekt boven de denkbeeldige,
horizontale lijn op 50 mm onder de bovenkant van de ramen in de
achterportieren. Anders kan het zijn dat het opblaasbare gordijn dat
schuilgaat achter de plafondbekleding geen bescherming meer biedt.
19
WHIPS (Whiplash-beschermingssysteem)
8502213e
WHIPS-systeem
Het WHIPS-systeem bestaat uit energie-absorberende rugleuningen en
speciaal ontwikkelde hoofdsteunen voor de voorstoelen.
Stoel met WHIPS-systeem
Het WHIPS-systeem wordt geactiveerd bij een aanrijding van achteren,
afhankelijk van de aanrijdingshoek, snelheid en eigenschappen van het
voertuig dat bij de aanrijding betrokken is. Na activering worden de
rugleuningen van de voorstoelen (als deze bezet zijn) naar achteren
geplaatst, waardoor de zitpositie van de bestuurder en passagier
verandert. Zo verkleint u het risico van whiplash-letsel aan de nek.
Juiste zithouding
Voor optimale bescherming moeten de bestuurder en de voorpassagier
zoveel mogelijk in het midden van de stoelen plaatsnemen en de afstand
tussen het hoofd en de hoofdsteun zo klein mogelijk houden.
WAARSCHUWING!
Als de stoel heeft blootgestaan aan grote krachten, zoals bijvoorbeeld
bij een aanrijding van achteren, moet u het WHIPS-systeem laten
controleren in een erkende Volvo-werkplaats. Zelfs als de stoel op het
oog intact is, kan het zijn dat het WHIPS-systeem geactiveerd werd
zonder zichtbare schade aan de stoel. De beschermende eigenschap-
pen van het WHIPS-systeem kunnen daarbij verloren zijn gegaan.
Laat ook na een lichte aanrijding van achteren het systeem nakijken in
een erkende Volvo-werkplaats. Verricht nooit zelf reparaties aan of
wijzigingen in de stoel of het WHIPS-systeem!
8502379e
WAARSCHUWING!
Let erop dat u de werking van
het WHIPS-systeem niet beïnv-
loedt!
Als u één van de ruggedeelten
van de achterbank hebt neerge-
klapt, moet u de voorstoel aan
dezelfde kant dusdanig bijstellen
dat de rugleuning van de stoel
niet tegen het neergeklapte rug-
gedeelte van de achterbank aan-
komt.
Plaats geen koffers en dergelijke
tussen het zitgedeelte van de
achterbank en de rugleuning van
de voorstoelen.
WHIPS-systeem en kinderzitjes
Het WHIPS-systeem heeft geen negatieve invloed op de beschermende werking
van de kinderzitjes/comfortkussens. Zolang de auto geen geactiveerde* airbag
(SRS) aan de passagierszijde heeft, mag u een kinderzitje/comfortkussen op de
passagiersstoel aanbrengen. Het WHIPS-systeem werkt eveneens naar behoren,
als u een kinderzitje achterstevoren op de achterbank hebt aangebracht, met het
ruggedeelte van het zitje tegen de rugleuning van de voorstoel aan.
* Zie pagina 16 voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
20
Activering van de airbags en de
opblaasgordijnen
Het SRS-systeem registreert een aanrijding door het meten van de
afremsnelheid en de snelheidsvermindering veroorzaakt door de aanrijding.
De sensor stelt vast of de aard van de aanrijding het activeren van de
airbags vereist.
Vermeld dient te worden dat de sensoren niet alleen door vervorming van
de carrosserie worden geactiveerd, maar ook door de snelheidsverminde-
ring op het moment van de aanrijding. Dit houdt in dat de sensoren
waarnemen in welke situatie de inzittenden beschermd dienen te worden
tegen een harde aanraking met het dashboard of stuurwiel.
Het bovenstaande geldt ook voor het SIPS-systeem en de opblaasgordij-
nen. SIPS-airbags en opblaasgordijnen worden echter alleen geactiveerd bij
botsingen van opzij met voldoende kracht.
N.B. SRS-, SIPS- en IC-systemen worden alleen geactiveerd bij
aanrijdingen in de betreffende richting.
Na activering van de airbags/opblaasgordijn adviseren wij u het volgende:
·Sleep de auto naar een Volvo-werkplaats. Rijd niet in een auto met
geactiveerde airbags, zelfs niet als u na het ongeluk nog verder kunt
rijden.
·Laat het vervangen van de onderdelen van het SRS-, SIPS-airbag- of
IC-systeem over aan een erkende Volvo-werkplaats.
SRS (airbag), SIPS-airbag (zij-airbag) en IC-systeem
WAARSCHUWING!
De sensor van het SRS-systeem zit in de middenconsole van de auto.
Als de vloer van de passagiersruimte doorweekt geraakt is, moet u de
accukabels in de bagageruimte loskoppelen. Probeer de auto niet te
starten omdat de airbags hierbij geactiveerd kunnen worden. Sleep de
auto naar een erkende Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING!
Rijd nooit met geactiveerde airbags! Dit kan het sturen van de auto
hinderen. Andere veiligheidssystemen kunnen ook beschadigd raken.
Intensieve blootstelling aan rook en stof dat vrijkomt bij activering
van de airbags kan oog- en huidirritatie veroorzaken. Spoel bij
irritatie met koud water en/of neem contact op met een arts. De
snelheid van activering kan, in combinatie met het materiaal van de
airbag, schaaf-/brandwonden veroorzaken.
22
Remsysteem/ABS/EBD
WAARSCHUWING!
Als de waarschuwingslampjes voor het rem-
systeem en het ABS tegelijkertijd oplichten,
kan er een storing zijn opgetreden in het
remsysteem.
Als het remvloeistofpeil in dat geval in orde is,
moet u de auto voorzichtig naar de dichtstbij-
zijnde erkende Volvo-werkplaats rijden om het
remsysteem te laten controleren.
Als de remvloeistof onder het MIN-streepje
van het remvloeistofreservoir ligt, mag u pas
verder rijden wanneer u remvloeistof hebt
bijgevuld.
Spoor de oorzaak van het remvloeistofverlies
op.
Elektronische
remkrachtverdeling (EBD)
Het EBD-systeem (Electronic Brakeforce
Distribution) vormt een geïntegreerd onderdeel
van het ABS-systeem. Het EBD-systeem
regelt de remkracht op de achterwielen altijd
zodanig af dat de optimale remwerking wordt
verkregen. Wanneer het systeem de remkracht
afregelt, treden er merkbare pulsaties in het
rempedaal op.
Remkrachtverhoging, EBA
Het EBA-systeem (Emergency Brake Assis-
tance) vormt een geïntegreerd onderdeel van
het DSTC-systeem. Het EBA-systeem is
dusdanig geconstrueerd dat u, wanneer u
krachtig moet afremmen, altijd meteen het
maximale remvermogen kunt afnemen. Het
systeem registreert het moment waarop u
krachtig wilt afremmen door de snelheid te
meten waarmee u het rempedaal intrapt. Het
EBA-systeem is op alle snelheden actief en
kan om veiligheidsredenen niet buiten werking
worden gesteld.
Wanneer het EBA-systeem geactiveerd wordt,
zakt het rempedaal omlaag en kunt u het
maximale remvermogen van de auto afnemen.
Breng gedurende de totale remmanoeuvre
evenveel druk aan op het rempedaal.
Het EBA-systeem wordt uitgeschakeld,
wanneer u de druk van het rempedaal haalt.
24
Kinderen in de auto
·Laat het ruggedeelte van het kinderzitje te-
gen het dashboard steunen.
·Zorg dat het kinderzitje niet met de boven-
kant tegen de voorruit aan komt.
·Bevestig nooit een kinderzitje op de passagi-
ersstoel, wanneer uw auto uitgerust is met een
geactiveerde* airbag (SRS) aan de passagiers-
zijde.
N.B. Bij problemen tijdens de montage van
kinderveiligheidsproducten moet u contact
opnemen met de fabrikant voor nadere inlich-
tingen over de montage.
* Zie pagina 16 voor informatie over een
geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
Kinderen moeten
comfortabel en veilig zitten
Onthoud dat alle kinderen, ongeacht hun
leeftijd en lengte, een veiligheidsgordel
moeten dragen. Laat kinderen nooit bij
passagiers op schoot zitten!
Aan de hand van het gewicht van het kind
bepaalt u welke uitrusting u nodig hebt en
waar u deze moet aanbrengen.
De veiligheidsuitrusting voor kinderen die
Volvo biedt is afgestemd op het gebruik in
uw auto. Als u voor de uitrusting van Volvo
kiest, dan weet u ook zeker dat de bevesti-
gingspunten en bevestigingsonderdelen op
de juiste wijze worden aangebracht en sterk
genoeg zijn.
Kleinere kinderen moet u in kinderzitjes
vervoeren die achterstevoren zijn gemonte-
erd. Dergelijke zitjes bieden kinderen tot 3
jaar optimale bescherming.
N.B. In veel landen gelden er wettelijke
voorschriften voor het vervoer van
kinderen in de auto. Informeer ook naar de
bepalingen die gelden in de landen die u
tijdens buitenlandse reizen aandoet.
WAARSCHUWING!
Vervoer een kind nooit in een kinderzitje
of comfortkussen op de passagiersstoel,
als uw auto is uitgerust met een geactive-
erde* airbag (SRS) aan passagierszijde.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren voor het kind.
Belangrijke adviezen!
Bij het gebruik van andere in de handel zijnde vei-
ligheidsproducten voor kinderen is het belangrijk
dat u de meegeleverde montagevoorschriften zorg-
vuldig doorleest en nauwkeurig opvolgt. Hier vol-
gen enkele punten waar u op moet letten:
·Gebruik geen comfortkussens/kinderzitjes met
stalen beugels of andere constructies die tegen
de ontgrendelingsknop van de gordelvergrende-
ling aan kunnen komen. Dit om te voorkomen
dat de gordels plotseling kunnen ontgrendelen.
·Volvo heeft veiligheidsuitrusting voor kinderen
die afgestemd is op uw Volvo en uitvoerig door
Volvo getest is.
·Breng kinderzitjes altijd volgens de instructies
van de fabrikant aan.
·Zet de bevestigingsbanden van het kinderzitje
nooit aan de hendel vast waarmee u de voorsto-
el in de lengterichting verstelt of aan veren,
rails of balken met scherpe randen onder de
stoel.
26
Isofix-bevestigingssysteem voor kinderzitjes (extra), accessoire
WAARSCHUWING!
Als het geïntegreerde comfortkussen aan
grote krachten blootgestaan heeft, zoals
bijvoorbeeld bij een aanrijding, moet u het
comfortkussen met de gordel in zijn geheel,
d.w.z. inclusief de schroeven, vervangen
door een nieuw kussen en nieuwe schroe-
ven. Ook als het geïntegreerde comfortkus-
sen er op het oog intact uitziet, kan het
kussen een deel van zijn beschermende
eigenschappen hebben verloren.
Het comfortkussen moet eveneens worden
vervangen, als het erg versleten of bescha-
digd is. Let er echter op dat het kussen
vakkundig wordt vervangen, omdat het
voor de overige inzittenden van groot
belang is dat het nieuwe kussen op de juiste
wijze wordt gemonteerd. Laat het vervang-
en en repareren van het comfortkussen
daarom over aan een erkende Volvo-
werkplaats. Als het kussen vuil geworden
is, moet u het ter plekke schoonmaken. Als
de bekleding dusdanig vuil is dat u deze
apart moet reinigen, gelden de bovenstaan-
de aanwijzingen voor vervanging en
montage van het kussen.
Verricht geen wijzigingen in of aanvullingen
op de constructie van comfortkussen.
Isofix-bevestigingssysteem
voor kinderzitjes
Het Isofix-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes wordt in de fabriek bij de beide
buitenste zitplaatsen van de achterbank
aangebracht. Neem contact op met uw Volvo-
dealer voor meer informatie over de
verkrijgbare veiligheidsuitrusting voor
kinderen.
8802355m
8802408m
Isofix-bevestigingspunten Rail
Accessoires voor de
veiligheid van kinderen
Volvo is de marktleider wat de veiligheid van
kinderen betreft. Volvo ontwikkelt voortdurend
nieuwe producten en verbetert de bestaande.
Neem gerust contact op met uw Volvo-dealer,
wanneer u inlichtingen wenst over de nieuwste
producten op het gebied van kinderen en
veiligheid. De kinderveiligheidsproducten van
Volvo zijn speciaal bestemd voor gebruik in uw
auto. Ze garanderen uw kinderen een maximum
aan veiligheid.
N.B. De Isofix-bevestigingspunten zitten op de
beide buitenste zitplaatsen van de achterbank. U
kunt de rail zo nodig verplaatsen.
27
Plaats van kinderen in de auto
Gewicht
(leeftijd)
Voorstoelen, alternatieven* Middelste zitplaatsen
achterbank, alternatieven
Buitenste zitplaatsen
achterbank, alternatieven
<10 kg
(tot 9 maanden)
918 kg
(936 maanden)
1536 kg
(312 jaar)
1. Achterstevoren gemonteerd kinderzit-
je, te bevestigen met veiligheidsgordel.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03160
2. Achterstevoren gemonteerd kinderzit-
je, te bevestigen met ISOFIX-systeem.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03162
3. Achterstevoren gemonteerd kinderzit-
je, te bevestigen met veiligheidsgordel
en bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met veiligheidsgordel en steunbeen.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03160
2. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met ISOFIX-systeem en steunbeen.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03162
3. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met veiligheidsgordel, steunbeen en
bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd kinderzit-
je, te bevestigen met veiligheidsgordel.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03161
2. Achterstevoren gemonteerd kinderzit-
je, te bevestigen met ISOFIX-systeem.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03163
3. Achterstevoren gemonteerd kinderzit-
je, te bevestigen met veiligheidsgordel
en bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met veiligheidsgordel en steunbeen.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03161
2. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met ISOFIX-systeem en steunbeen.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03163
3. Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te be-
vestigen met veiligheidsgordel, steunbeen en
bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd
kinderzitje, te bevestigen met
veiligheidsgordel, steunbeen
en bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring
nr. E5 03135
1. Achterstevoren gemonteerd
kinderzitje, te bevestigen met
veiligheidsgordel, steunbeen
en bevestigingsband.
L: Typegoedkeuring
nr. E5 03135
1. Comfortkussen met of zonder
rugleuning.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03139
1. Comfortkussen met of
zonder rugleuning.
L: Typegoedkeuring
nr. E5 03139
1. Comfortkussen met of zonder rugleuning.
L: Typegoedkeuring nr. E5 03139
2. Geïntegreerd comfortkussen.
B: Typegoedkeuring nr. E5 03159
L: Geschikt voor speciale kinderzitjes, zie overzicht. Kinderzitjes kunnen
bestemd zijn voor één bepaald merk auto, voor een beperkte groep merken,
semi-universeel of universeel zijn.
B: Ingebouwd en goedgekeurd voor deze leeftijdscategorie.
** Zie pagina 16 voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
WAARSCHUWING!
*Vervoer een kind nooit in een kinderzitje of comfortkussen op
de passagiersstoel, als uw auto is uitgerust met een geactiveerde**
airbag (SRS) aan passagierszijde. Het niet opvolgen van de bo-
venstaande aanbevelingen kan levensgevaarlijke situaties opleve-
ren voor het kind.
28
29
Instrumenten, schakelaars, bedieningsorganen
Instrumentenpaneel 30
Controle- en waarschuwingslampjes 31
Displaybericht 35
Schakelaars op middenconsole 36
Boordcomputer 38
Cruise control 39
Koplamp, Mistlamp 40
Koplamphoogteverstelling, Instrumentenverlichting 40
Contactslot en stuurslot, Stuurwielafstelling 41
Richtingaanwijzers 42
Ruitenwissers/-sproeiers 43
Alarmlichten, Achterruitverwarming, Stoelverwarming 45
Handrem, Elektrische aansluitingen 46
Elektrisch bediende ramen 47
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels 48
Schuifdak 49
Gelaagde zijruiten (extra) 50
30
Instrumentenpaneel
1. Temperatuurmeter
De temperatuurmeter geeft de temperatuur in
het koelsysteem van de motor aan. Op het dis-
play verschijnt een bericht, als de temperatuur
abnormaal hoog is en de naald tot in het rode
gebied uitslaat. Let erop dat verstralers voor de
radiateurgrille het koelvermogen verminderen
bij een hoge buitentemperatuur en een zware
belasting van de motor.
2. Display
Op het display worden informatieve berichten
en waarschuwingsberichten weergegeven.
3. Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid van de auto
aan.
4. Dagtellers, T1 en T2
De dagtellers gebruikt u om kortere afstanden op
te meten. Het rechter cijfer geeft de afstand in
honderden meters aan. U kunt de dagteller op nul
zetten door de knop langer dan 2 seconden in te
drukken. U wisselt van dagteller door de knop
korte tijd in te drukken.
5. Indicatie voor Cruise control
Zie pagina 39.
6. Kilometerteller
De kilometerteller geeft het totale aantal kilome-
ters aan dat er met de auto is gereden.
7. Groot licht aan/uit
8. Waarschuwingslampje
Als er een storing optreedt, licht het waarschu-
wingslampje op en verschijnt er een bericht op
het display.
9. Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental aan in
duizenden toeren per minuut. Laat de naald van
de toerenteller niet tot in het rode gebied uitslaan.
10. Indicatie voor automatische
versnellingsbak
U ziet hier welk schakelprogramma er wordt
aangehouden. Als uw auto is uitgerust met een
Geartronic automatische versnellingsbak en u het
handmatige schakelprogramma gebruikt, ziet u
hier welke versnelling u hebt ingeschakeld.
11. Buitentemperatuursensor
De buitentemperatuurmeter geeft de buitentem-
peratuur aan. Wanneer de temperatuur in het in-
terval van –5 °C tot +2 °C ligt, verschijnt er een
sneeuwvlokje op het display. Het lampje wijst
op het gevaar voor gladheid.
Wanneer de auto stilstaat of geparkeerd gestaan
heeft, kan het zijn dat de buitentemperatuurme-
ter een te hoge waarde aangeeft.
12. Klok
Draai aan de knop om het klokje op de juiste
tijd in te stellen.
13. Brandstofmeter
Er zit nog ongeveer 8 liter brandstof in de tank,
wanneer het lampje op het instrumentenpaneel
oplicht.
14. Controle- en waarschuwingslampjes
15. Indicatorlampjes richtingaanwijzers,
links - rechts
5
14
367 89
3800838m
10
15
212
11 13 14
31
Controle- en waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje
midden op het
instrumentenpaneel
Het waarschuwingslampje licht rood of geel op
afhankelijk van de ernst van de storing. Zie de
volgende pagina voor meer informatie!
De controle- en waarschuwingslampjes lichten
korte tijd op, wanneer u vóór het starten de
contactsleutel in de rijstand (stand II) draait. Dit
geeft aan dat de lampjes naar behoren werken.
Wanneer de motor is aangeslagen, doven alle
lampjes weer.
Als de motor niet binnen 5 seconden aanslaat,
doven alle lampjes behalve de lampjes en
.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van uw
auto kan het zijn dat bepaalde lampjes geen
functie vervullen. Het lampje voor de handrem
dooft, wanneer u de auto van de handrem haalt.
3800839m
Rood lampje
Breng de auto tot stilstand. Lees de display-
tekst.
Het lampje blijft branden en de displaytekst
staan totdat de storing is verholpen.
Oranje lampje
Lees de displaytekst en verhelp de bijbehorende
storing.
U kunt de displaytekst verwijderen met een
druk op de knop READ (zie pagina 35).
Wanneer u 2 minuten niets doet, verdwijnt de
displaytekst automatisch.
N.B.
Wanneer de displaytekst "TIJD VOOR
REG. SERVICE" verschijnt, kunt u het
waarschuwingslampje en de displaytekst
doen doven met een druk op de knop
READ. Wanneer u 2 minuten niets doet,
doven ze vanzelf.
32
WAARSCHUWING!
Als de waarschuwingslampjes voor het
remsysteem en het ABS-systeem tegelij-
kertijd oplichten, bestaat het gevaar dat de
achtertrein bij krachtig afremmen de neiging
heeft om uit te breken.
Als de waarschuwingslamp-
jes voor het remsysteem en
het ABS-systeem tegelijker-
tijd branden, kan er een storing in de remkracht-
verdeling zijn opgetreden.
·Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af.
·Start de motor opnieuw.
·Als de beide lampjes weer doven, kunt u
verder rijden. Er was dan geen sprake van
een permanente storing.
·Als de waarschuwingslampjes echter
blijven branden, moet u het peil in het
remvloeistofreservoir controleren.
·Als het peil lager is dan het MIN-streepje
van het remvloeistofreservoir, kunt u beter
niet verder rijden met de auto. Laat de auto
in plaats daarvan naar een erkende Volvo-
werkplaats slepen om het remsysteem te
laten controleren.
·Als de lampjes blijven branden ondanks dat
het niveau in het remvloeistofreservoir
normaal is, kunt u voorzichtig naar een
erkende Volvo-werkplaats rijden om het
remsysteem te controleren.
Waarschuwing -
storing in remsysteem
Als het waarschuwingslampje voor
het remsysteem oplicht, kan het zijn dat het
remvloeistofpeil te laag is.
·Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand om het remvloeistofpeil in het
reservoir te controleren.
·Als het peil lager is dan het MIN-merkje
van het reservoir, kunt u beter niet verder
rijden met de auto. Laat de auto naar een
erkende Volvo-werkplaats slepen om het
remsysteem te controleren.
Waarschuwing – storing in ABS-
systeem
Als het waarschuwingslampje voor het
ABS-systeem oplicht, werkt het ABS-systeem
niet meer. Het normale remsysteem van de
auto werkt dan nog, zij het zonder ABS-
regeling.
·Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af.
·Start de motor opnieuw.
·Als het waarschuwingslampje dooft, kunt
u verder rijden. Er was dan geen sprake
van een permanente storing.
·Als het waarschuwingslampje echter blijft
branden, moet u de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats rijden om het ABS-
systeem te laten controleren.
Controle- en waarschuwingslampjes
33
Controle- en waarschuwingslampjes
De controle- en waarschuwingslampjes lichten korte tijd op, wanneer
u vóór het starten de contactsleutel in de rijstand (stand II) draait. Dit
geeft aan dat de lampjes naar behoren werken. Wanneer de motor is
aangeslagen, doven alle lampjes weer. Als de motor niet binnen
5 seconden aanslaat, doven alle lampjes behalve de lampjes en
. Afhankelijk van het uitrustingsniveau van uw auto kan het zijn
dat bepaalde lampjes geen functie vervullen. Het lampje voor de
handrem dooft, wanneer u de auto van de handrem haalt.
Storing in STC/DSTC-systeem
Als het waarschuwingssymbool oplicht en
continu brandt, terwijl u geen van de systemen
hebt uitgeschakeld is er sprake van een storing
in één van de systemen. De tekst "ANTI-SKID
SERVICE VEREIST" verschijnt op het display.
·Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af. Start de motor
opnieuw.
·Als het waarschuwingssymbool dooft, was
er geen sprake van een werkelijke storing.
U hoeft dan geen bezoek aan een werkplaats
te brengen.
·Als het waarschuwingssymbool echter blijft
branden, moet u de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats rijden om het systeem te
laten controleren.
3800839m
WAARSCHUWING!
Onder normale omstandigheden zorgt het
STC/DSTC-systeem voor een betere weglig-
ging. Dit mag echter voor u geen reden zijn
om sneller te gaan rijden. Wees altijd voor-
zichtig bij het nemen van bochten en het rijden
op gladde wegen.
* Het STC- of DSTC-systeem is extra op
bepaalde markten. Het systeem behoort tot de
standaarduitrusting van de R-versie.
Stabiliteitssysteem STC* en
DSTC*
Het STC/DSTC-systeem dat meerdere
deelsystemen omvat, staat uitvoeriger
beschreven op pagina 23.
Het symbool licht op om na ca.
twee seconden weer te doven
Het symbool licht tijdens het starten van de
motor op om aan te geven dat er een systeem-
test plaatsvindt.
Het symbool knippert
De SC-regeling voorkomt dat de aangedreven
wielen van de auto doorslippen. De TC-
regeling verbetert de grip van de auto op de
weg. De AYC-regeling voorkomt dat de auto in
de slip raakt.
Het oranje waarschuwingssymbool
brandt continu
Het symbool brandt en de melding TRACTIE-
CONTROLE TIJDELIJK UIT verschijnt op
het informatiedisplay.
De TC-regeling is wegens een te hoge remtem-
peratuur tijdelijk beperkt.
De regeling wordt automatisch opnieuw
ingeschakeld, wanneer de remtemperatuur weer
normaal is.
Het oranje waarschuwingssymbool
brandt continu
Het symbool licht op en de melding ANTI -
SKID SERVICE VEREIST verschijnt op het
informatiedisplay.
Het STC- of DSTC-systeem werd door een
storing uitgeschakeld.
·Breng de auto op een veilige plaats tot stil-
stand en zet de motor af.
·Start de motor opnieuw.
Als het waarschuwingssymbool echter blijft
branden, moet u de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats rijden om het systeem te laten
controleren.
34
Controle- en waarschuwingslampjes
De controle- en waarschuwingslampjes lichten korte tijd op,
wanneer u vóór het starten de contactsleutel in de rijstand (stand II)
draait. Dit geeft aan dat de lampjes naar behoren werken. Wanneer de
motor is aangeslagen, doven alle lampjes weer. Als de motor niet
binnen 5 seconden aanslaat, doven alle lampjes behalve de lampjes
en . Afhankelijk van het uitrustingsniveau van uw auto
kan het zijn dat bepaalde lampjes geen functie vervullen. Het lampje
voor de handrem dooft, wanneer u de auto van de handrem haalt.
Storing in SRS-systeem
Als het waarschuwingslampje voor het
SRS-systeem blijft branden of
kortstondig oplicht tijdens het rijden, is er een
storing in het SRS geregistreerd. Rijd de auto
naar een erkende Volvo-werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Storing in uitlaatgasreinigings-
systeem
Rijd de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Mistachterlicht
Het lampje brandt, wanneer u het
mistachterlicht hebt ingeschakeld.
Controlelampje aanhanger
Het controlelampje knippert, wanneer
u de richtingaanwijzers op de auto en
op de aanhanger gebruikt. Als het lampje niet
knippert, is één van de richtingaanwijzers op de
auto of de aanhanger defect.
Te lage oliedruk
Als het lampje tijdens het rijden
oplicht, is de druk van motorolie te
laag. Zet de motor onmiddellijk af en controleer
het motoroliepeil.
Handrem aangetrokken
Let erop dat het lampje alleen
aangeeft dát u de handrem hebt
aangetrokken en niet hoe hard. Controleer dit
laatste door aan de hendel te trekken! U moet
altijd zo hard aan de hendel te trekken, dat
deze in een nokje blijft steken.
Dynamo laadt niet bij
Als het lampje tijdens het rijden
oplicht, is er waarschijnlijk sprake
van een storing in het elektrische systeem.
Breng een bezoek aan een erkende Volvo-
werkplaats.
Gordelwaarschuwing
Het waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels brandt, zolang de
bestuurder de gordel niet heeft omgedaan.
Voorgloeifuntie motor (diesel)
Het lampje licht op, wanneer de voorg-
loeifunctie van de motor actief is. Wanneer het
lampje dooft, kunt u de motor starten. Geldt
alleen voor dieselmodellen.
35
Displaybericht
A
3
Displaybericht
Wanneer er een controle- of waarschuwingslampje oplicht, verschijnt er tevens een bericht op het
display. Wanneer u het bericht gelezen en begrepen hebt, kunt u op de knop READ (A) drukken.
Het bericht wordt dan van het display gewist en in het geheugen opgeslagen. Het bericht blijft in
het geheugen opslagen, totdat u de onderliggende storing hebt laten verhelpen.
Berichten die duiden op zeer ernstige storingen kunt u niet van het display wissen. De
berichten blijven op het display staan, totdat u de onderliggende storing hebt laten
verhelpen.
N.B. Als er een waarschuwingsbericht verschijnt terwijl u zich bijv. in een menu van de boord-
computer bevindt of wilt telefoneren, moet u eerst bevestigen dat u het bericht hebt gezien. U doet
dat door op de knop READ (A) te drukken.
Berichten die in het geheugen liggen opgeslagen kunt u op een later tijdstip nogmaals doorlezen.
Druk op de knop READ (A), als u de opgeslagen berichten wilt bekijken. U kunt door de
berichten bladeren door op de knop READ (A) te drukken. Druk nogmaals op de knop READ
(A) om de berichten weer in het geheugen op te slaan.
Bericht: Betekenis/Actie:
STOP AUTO Z.S.M. Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
ZET DE MOTOR AF Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
SERVICE SPOED Breng uw auto voor controle naar de werkplaats.
ZIE HANDLEIDING Raadpleeg het instructieboekje
SERVICE VEREIST Laat uw auto zo snel mogelijk controleren.
BIJ ONDERHOUD Laat uw auto tijdens de volgende servicebeurt controleren.
TIJD VOOR REG. SERVICE Als de displaytekst verschijnt, moet de auto voor een servicebeurt naar de werkplaats. Wanneer de tekst
verschijnt, hangt af van de afgelegde afstand, het aantal maanden dat verstreken is sinds de laatste servicebeurt
en het aantal draaiuren van de motor.
1) OLIEPEIL LAAG - BIJVULLEN* Het oliepeil van de motor is te laag. Controleer het peil en vul zo spoedig mogelijk olie bij, zie pagina 159 voor
meer informatie.
2) OLIEPEIL LAAG - STOP AUTO Het oliepeil van de motor is te laag. Breng de auto op een veilige manier tot stilstand om het oliepeil te
Z.S.M.* controleren. Zie pagina 159.
2) OLIEPEIL LAAG - ZET MOTOR Het oliepeil van de motor is te laag. Breng de auto op een veilige manier tot stilstand en zet de motor af om het
UIT* oliepeil te controleren. Zie pagina 159.
2) OLIEPEIL LAAG - ZIE Het oliepeil van de motor is te laag. Breng de auto op een veilige manier tot stilstand om het oliepeil te
HANDLEIDING* controleren. Zie pagina 159.
1) Verschijnt samen met een oranje waarschuwingssymbool.
2) Verschijnt samen met een rood waarschuwingssymbool
* Geldt alleen voor motorvarianten met oliepeilsensor.
36
STC/DSTC-systeem*
Met deze knop kunt u de functie
van het STC/DSTC-systeem
beperken of een geldende
beperking opheffen.
Wanneer de LED in de knop
brandt, is het STC/DSTC-
systeem actief (voor zover er
geen sprake is van een storing).
Om veiligheidsredenen moet u
de knop minstens een halve
seconde lang ingedrukt houden
om de functie van het STC/DSTC-systeem te
beperken. (Bij de R-versie moet u de procedure
3603553m
3603549m
3603546m
Kinderslot op
achterportieren
(extra)
Met deze knop kunt u het
elektrische kinderslot op de
achterportieren in- of uitscha-
kelen. De contactsleutel moet daarbij in stand I
of II staan. Wanneer het kinderslot geactiveerd
is, brandt de LED in de knop. Er verschijnt een
bericht op het display, wanneer u het kinderslot
in- of uitschakelt.
Schakelaars op middenconsole
3603558m
Actief chassis,
FOUR-C (extra)
U hebt de keuze uit drie
verschillende standen:
Comfort, Sport of Advanced
(zie ook pagina 102).
3603554m
* Extra op bepaalde markten.
Het systeem behoort tot de standaarduitrusting
op de V70 R.
voor het beperken/reactiveren van het systeem
driemaal herhalen om de regeling volledig uit te
schakelen.)
De tekst STC SPIN CONTROL UIT /
DSTC SPIN CONTROL UIT verschijnt op
het display. Op de R-versie verschijnt de tekst:
DSTC FUNCTIE BEPERKT
Beperk de functie van het systeem als u een
wiel met een afwijkende maat gebruikt. De
volgende keer dat u de motor start, is het STC/
DSTC-systeem weer actief.
N.B. De onderlinge positie van de knoppen kan variëren. WAARSCHUWING!
Let erop dat de rijeigenschappen van de auto
veranderen, als u het DSTC-systeem uitschakelt.
3603680m
BLIS - Blind Spot
Information System
(extra)
Druk op de knop om het
systeem te deactiveren of te
heractiveren (zie pagina 120
voor meer informatie).
37
3603551m
3603550m
Schakelaars op middenconsole en instrumentenpaneel
Safelock-functie en
alarmsensoren
uitschakelen
Met deze knop kunt u de
safelock-functie desgewenst
uitschakelen (safelock houdt
in dat portieren na vergrendeling niet meer van
de binnenkant te openen zijn). Met deze knop
kunt u ook de bewegingsmelder en de niveau-
sensoren van het alarmsysteem buiten werking
stellen*. De LED in de knop brandt, wanneer
de functies zijn uitgeschakeld c.q. buiten
werking zijn gesteld.
Verstralers (extra)
Druk op deze knop als u de
verstralers van de auto's
tegelijk met het groot licht wilt
voeren of als u de verstralers
uit wilt schakelen. De LED in
de knop brandt om aan te
geven dat de functie actief is.
Elektrische aansluiting/
Aansteker (extra)
U kunt de elektrische aansluit-
ing voor verschillende acces-
soires gebruiken die op een
spanning van 12 V werken,
zoals een autotelefoon of koelbox. U activeert
de aansteker door de knop in te drukken. Wan-
neer de aansteker heet genoeg is, veert de knop
automatisch uit. Haal de aansteker uit de ope-
ning en gebruik het roodgloeiende stuk metaal
3603552m
3603563m
ADVANCED
ACTIVE CHASSIS SETTINGS
COMFORT
SPORT
4303270
m
Actief chassis, FOUR-C (V70 R)
Met de knoppen op het instrumentenpaneel
kunt u op ieder gewenst een van de drie mogelij-
ke standen kiezen: Comfort, Sport of Advanced
(zie pagina 102 voor meer informatie).
Inklapbare buitenspiegels
(extra)
Met deze knop kunt u de
elektrisch bediende buitenspie-
gels in- en uitklappen.
Ga als volgt te werk, als één
van de buitenspiegels per
ongeluk in- of uitgeklapt is:
·Haal de buitenspiegel zover mogelijk naar
voren toe.
·Draai de contactsleutel in stand II.
·Klap de buitenspiegel met behulp van de
knop eerst naar binnen en vervolgens weer
naar buiten toe. De buitenspiegels staan
daarna weer in hun oorspronkelijke stand.
“Parking Support” (extra)
Het systeem is bij het starten
van de motor altijd geactiveerd.
Druk op de knop om de
Parking Support uit te
schakelen of opnieuw in te
schakelen (zie ook pagina 103).
3603555m
* Extra
om een sigaar of sigaret aan te steken. Om vei-
ligheidsredenen moet u het deksel op de aanslu-
iting laten zitten, wanneer deze niet in gebruik
is. U kunt maximaal 10 A via de aansluiting
afnemen.
38
Boordcomputer
Bediening boordcomputer
Om toegang te krijgen tot de informatie in de
boordcomputer moet u de ring (B) op de hendel
stapsgewijs linksom of rechtsom draaien.
Wanneer u na het laatste menu nogmaals aan de
ring draait, keert u terug in de uitgangspositie.
Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid sinds de laatste maal
dat u de waarde op nul hebt gezet (RESET).
Wanneer u het contact uitschakelt, wordt de
gemiddelde snelheid opgeslagen om als
uitgangswaarde te dienen bij het vervolg van de
rit. U kunt de waarde op nul zetten met een druk
op de knop RESET (C) op de hendel.
AB C
3601859d
Huidig brandstofverbruik
In het menu voor het huidige brandstofverbruik
wordt het brandstofverbruik voortdurend
bijgehouden. Het brandstofverbruik wordt
eenmaal per seconde berekend. De waarde op
het display wordt om de paar seconden
bijgewerkt. Wanneer de auto stilstaat, geeft het
display ---- aan.
N.B. Na gebruik van een standverwarming op
brandstof kan de displaywaarde iets afwijken.
Gemiddeld brandstofverbruik
Het gemiddelde brandstofverbruik sinds de
laatste maal dat u de waarde op nul hebt gezet
(RESET). Wanneer u het contact uitschakelt,
wordt het gemiddelde brandstofverbruik
opgeslagen. De waarde blijft in het geheugen
liggen, totdat u deze met een druk op de knop
RESET (C) op nul zet.
N.B. Na gebruik van een standverwarming op
brandstof kan de displaywaarde iets afwijken.
Bereik tot lege brandstoftank
Het bereik tot lege brandstoftank is de afstand
die kan worden afgelegd met de resterende
hoeveelheid brandstof in de tank (d.w.z. de
actieradius). De waarde is berekend aan de
hand van het gemiddelde brandstofverbruik
over de laatste
30 km en de resterende hoeveelheid brandstof.
Wanneer de actieradius kleiner is dan 20 km,
geeft het display ---- aan.
N.B. Na gebruik van een standverwarming op
brandstof kan de displaywaarde iets afwijken.
Boordcomputer
De boordcomputer toont de volgende
informatie:
GEMIDDELDE SNELHEID
SNELHEID IN MILES PER HOUR1
HUIDIG BRANDSTOFVERBRUIK
GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK
BEREIK TOT LEGE BRANDSTOFTANK
N.B. Als er een waarschuwingsbericht verschijnt
terwijl u zich in een menu van de boordcomputer
bevindt, moet u eerst bevestigen dat u het bericht
hebt gezien. U doet dat door op de knop READ
(A) te drukken. U keert dan terug naar het menu
van de boordcomputer waarin u zich bevond.
1. Bepaalde landen
Snelheid in miles per hour1
De huidige snelheid wordt weergegeven in
mph.
39
Cruise control (extra)
Tijdelijk uitschakelen
Druk op 0 om de Cruise control tijdelijk uit te
schakelen. Op het instrumentenpaneel ver-
schijnt CRUISE. De eerder ingestelde snelheid
blijft na een tijdelijke uitschakeling in het
geheugen opgeslagen.De Cruise control wordt
bovendien uitgeschakeld, als:
·u het rempedaal of koppelingspedaal
bedient
·de snelheid heuvelop lager wordt dan
30 km/h
·u de keuzehendel in stand N zet
·de wielen de neiging hebben te gaan slippen
of blokkeren
·een tijdelijke snelheidsverhoging langer
dan een minuut heeft geduurd.
Snelheid hervatten
Wanneer u op drukt, neemt de auto de
eerder ingestelde snelheid weer aan. CRUISE-
ON verschijnt dan op het instrumentenpaneel.
Uitschakelen
Druk op CRUISE om de Cruise control uit te
schakelen. CRUISE-ON verdwijnt van het
instrumentenpaneel.
Toetsenblok op stuurwiel (V70 en V70 R)
3603564
m
Inschakelen
De bedieningsorganen voor de Cruise control
vindt u links op het stuurwiel.
Gewenste snelheid instellen:
·Druk op de knop CRUISE. Op het
instrumentenpaneel verschijnt de tekst
CRUISE.
·Druk lichtjes op + of om de snelheid van
de auto vast te zetten. Op het instrumenten-
paneel verschijnt CRUISE-ON.
De Cruise control kan niet worden ingeschak-
eld bij snelheden lager dan 30 km/h of hoger
dan 200 km/h.
Snelheid verhogen of
verlagen
·U kunt de snelheid verhogen of verlagen
door de knop + of in te drukken. De
snelheid die de auto heeft op het moment dat
u de knop loslaat, zal vervolgens worden
geprogrammeerd.
·Een korte druk (minder dan een halve
seconde) op + of komt overeen met een
snelheidswijziging van 1 km/h.
·Een tijdelijke verhoging van de snelheid
(korter dan een minuut) met het gaspedaal,
zoals bij het inhalen, is niet van invloed op
de instelling van de Cruise control. Als u het
gaspedaal loslaat, neemt de auto automatisch
de ingestelde snelheid weer aan.
3905085m
40
Koplampen, Mistlampen, Koplamphoogteverstelling, Instrumentenverlichting
D E
A B C
3500824d
A Koplampen en
breedtelichten/
parkeerlichten
Alle lichten uit.
Autos met automatisch dimlicht:
Contactsleutel in stand II:
Dimlicht aan (plus breedtelichten/parkeerlichten
voor en achter, kentekenplaatverlichting en
instrumentenverlichting).
Het dimlicht gaat automatisch aan,
wanneer u de contactsleutel naar stand II
draait en kan niet worden uitgeschakeld.
Breedtelichten/parkeerlichten voor en
achter.
Contactsleutel in stand 0: Alle
lichten uit.
Contactsleutel in stand II: Koplampen (plus
breedtelichten/parkeerlichten voor en achter,
kentekenplaatverlichting en instrumentenver-
lichting) aan.
N.B. U moet de verlichtingsdraaiknop altijd in
stand zetten, voordat u het groot licht kunt
inschakelen.
B Koplamphoogteverstelling
Bepaalde modellen zijn uitgerust met stelmo-
toren bij de beide koplampen, waarmee u de
koplamphoogte kunt afstellen op de belading
van de auto. U stelt de koplamphoogte bij met
de bijbehorende draaiknop op het dashboard.
Auto's met Bi-Xenonverlichting (extra) zijn
voorzien van automatische koplamphoogtever-
stelling, zodat draaiknop B ontbreekt.
C Instrumentenverlichting
Draaiknop omhoog - fellere verlichting
Draaiknop omlaag - zwakkere verlichting
D Mistlampen, vóór (extra)
Contactsleutel in stand II. Druk op de knop.
De mistlampen vóór branden in combinatie met
de breedtelichten/parkeerlichtenen het groot
licht/dimlicht. De LED in de knop brandt,
wanneer u de mistlampen hebt ingeschakeld.
N.B. In sommige landen mag u geen dimlicht
voeren in combinatie met mistlampen.
E Mistachterlicht
Contactsleutel in stand II. Druk op de knop.
Het mistachterlicht brandt in combinatie met het
groot licht/dimlicht. De LED in de knop en het
lampje op het instrumentenpaneel branden,
wanneer u het mistachterlicht hebt ingeschakeld.
Opgelet: De regels voor het gebruik van de
mistlampen vóór en achter verschillen van land
tot land.
Autos met automatisch
dimlicht
Als dat voor buitenlandse reizen noodzakelijk
is, kunt u het automatische dimlicht in uw
Volvo-werkplaats buiten werking laten stellen.
41
WAARSCHUWING!
Stel het stuurwiel af, voordat u gaat rijden
en nooit tijdens het rijden. Controleer of het
stuurwiel in de gekozen stand geblokkeerd
staat.
Stuurwielafstelling
U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in
de lengte verstellen.
Duw de hendel aan de linkerzijde van de
stuurkolom omlaag. Zet vervolgens het
stuurwiel in de gewenste stand. Zorg dat het
stuurwiel in deze positie vastklikt (nok). Duw
de hendel weer terug om het stuurwiel in de
nieuwe stand te blokkeren.
6400296A
Contactslot en stuurslot
0 Blokkeerstand
Het stuurslot blokkeert het stuurwiel, wanneer u de contactsleutel uitneemt.
3300013A
Contactslot en stuurslot, Stuurwielafstelling
WAARSCHUWING!
Schakel tijdens het rijden nooit het contact uit (sleutel in stand
0) en neem de contactsleutel evenmin uit het contactslot. U loopt
dan het gevaar dat het stuurslot wordt geactiveerd, waarbij de
auto onbestuurbaar wordt.
I Tussenstand radiostand
Sommige onderdelen van het elektrische systeem kunnen worden ingeschakeld. Het
elektrische systeem van de motor is echter uitgeschakeld.
II Rijstand
De stand waarin de contactsleutel tijdens het rijden staat. Het complete elektrische
systeem van de auto is ingeschakeld. Diesel: Wacht tot het voorgloeien is beëindigd.
Zie pagina 96.
III Startstand
De startmotor wordt ingeschakeld. Laat de sleutel los, wanneer de motor is
aangeslagen. De sleutel veert dan automatisch terug in de rijstand.
Als het u moeite kost om de sleutel om te draaien, kan het zijn dat de stand van de
voorwielen voor spanningen in het stuurslot zorgt. Draai de contactsleutel in dat
geval om, terwijl u het stuurwiel heen en weer draait.
Zorg dat het stuurwiel geblokkeerd is, wanneer u de auto verlaat. Zo beperkt
u de kans op diefstal.
Contactsleutels en elektronische startblokkering
Laat de contactsleutel nooit samen met andere sleutels of metalen voorwerpen aan
dezelfde sleutelbos hangen. Als u dat wel doet, kan de elektronische startblokkering
per ongeluk worden geactiveerd zodat de motor niet aanslaat. Wanneer dat gebeurt,
moet u de andere sleutels van de sleutelbos halen en de motor opnieuw starten.
42
3601913d
3
1
2
1
2
Richtingaanwijzers, Follow-Me-Home-verlichting
Richtingaanwijzers, wisselen groot licht/
dimlicht en grootlichtsignalen
1 Terugverende stand
Bij kleine stuurbewegingen (wisselen van rijstrook, inhalen) duwt u de
hendel lichtjes omhoog of omlaag en houdt u deze met een vinger vast.
De hendel keert onmiddellijk terug naar de ruststand, wanneer u deze
loslaat.
2 Normale bochten
3 Grootlichtsignalen
U kunt lichtsignalen geven, wanneer u de hendel voorzichtig naar het
stuurwiel toe trekt (totdat u een lichte weerstand voelt). Het groot licht
blijft branden, totdat u de hendel weer loslaat.
3 Wisselen groot licht/dimlicht
(ingeschakelde koplampen)
Haal de hendel via de lichtsignaalstand naar het stuurwiel toe en laat de
hendel vervolgens weer los. De koplampen wisselen tussen groot licht
en dimlicht.
Follow-Me-Home-verlichting
Doe het volgende, als u bij donker uw auto verlaat:
·Neem de contactsleutel uit het contactslot.
·Haal de linker stuurhendel recht naar achteren toe (zoals bij groot-
lichtsignalen).
·Vergrendel de portieren.
Het dimlicht, de breedtelichten/parkeerlichten, de kentekenplaatverlich-
ting, de zijmarkeringslichten en de verlichting van de buitenspiegels
lichten vervolgens op. De lampen blijven 30, 60 of 90 seconden lang
branden. In een erkende Volvo-werkplaats kunt u een passende inscha-
kelduur laten instellen.
43
Ruitenwissers/-sproeiers
Regensensor (extra)
De regensensor registreert de hoeveelheid regen
op de voorruit en zorgt ervoor dat de ruitenwis-
sers automatisch sneller of langzamer gaan
bewegen. De gevoeligheid van de regensensor
is af te stellen met de ring (1).
·Draai de ring omhoog voor een grotere ge-
voeligheid en omlaag voor een geringere
gevoeligheid (de wissers maken een extra
slag, als u de ring omhoogdraait).
Aan/Uit
Als u de regensensor activeert, moet de
contactsleutel ten minste in stand I staan en de
hendel van de ruitenwissers in stand 0. U
activeert u de regensensor door:
·op de knop (2) te drukken. De LED in de
knop gaat branden om aan te geven dat de
regensensor actief is.
U schakelt de regensensor op een van de
volgende manieren weer uit:
·druk op de knop (2) of
·haal de hendel omlaag naar een ander wis-
programma. Als u de hendel omhoogduwt,
blijft de regensensor actief. De wissers ma-
ken een extra slag en keren terug naar de
regensensorstand, wanneer u de hendel laat
terugveren naar stand 0.
De regensensor wordt automatisch uitgeschak-
eld, wanneer u de sleutel uit het contactslot
neemt of vijf minuten nadat u de auto van het
contact hebt gezet.
Voorruitwisser
0 - Voorruitwissers uitgeschakeld. Wanneer u
de hendel vanuit stand 0 omhoogduwt, maken
de wissers extra slagen zolang u de hendel
vasthoudt.
- Intervalstand
U kunt de snelheid van wissers voor de
intervalstand bijstellen. Wanneer u de ring - 1
op de afbeelding - omhoogdraait neemt de
frequentie van de wisserslagen toe. Wanneer u
de ring omlaagdraait, neemt de frequentie van de
wisserslagen af.
- De wissers werken op normale
snelheid.
- De wissers werken op hoge snelheid.
Ruitenwisser/-sproeier, voorruit
3603483j
0
BELANGRIJK!
In automatische wasstraten: Schakel de regen-
sensor uit door op knop (2) te drukken, ter-
wijl de contactsleutel ten minste in stand I
staat. De ruitenwissers kunnen anders in be-
weging komen en daarbij beschadigd raken.
Ruitensproeiers
Schakel de ruitensproeiers in door de hendel
naar achteren te trekken.
Koplampsproeiers
(extra in bepaalde landen)De koplampsproeiers
worden automatisch geactiveerd bij het gebruik
van de ruitensproeiers.De koplampsproeiers
verbruiken grote hoeveelheden sproeivloeistof.
Om vloeistof te besparen worden de koplam-
pen alleen iedere vijfde keer dat u de voorruits-
proeiers activeert gesproeid (gerekend over een
periode van tien minuten). Wanneer er meer
dan tien minuten zijn verstreken sinds de
laatste sproeibeurt van de voorruit, worden
ook de koplampen weer gesproeid bij het
activeren van de ruitensproeiers.
Gereduceerde sproeifunctie
Wanneer er nog ca. 1 liter sproeiervloeistof in
het reservoir zit, worden de koplampen en de
achterruit niet langer schoongesproeid. Dit
omdat de sproeifunctie van de voorruit de
voorrang heeft.
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers (V70 R)
U activeert de ruitensproeiers en de koplamps-
proeiers door de hendel naar het stuurwiel toe te
trekken.
44
Ruitenwisser/-sproeier - achterklep
Ruitensproeier en wisser,
achterklep
Wanneer u de hendel naar voren duwt,
schakelt u de ruitensproeier op de achterklep in.
1. Ruitenwisser achterklep, intervalstand
2. Ruitenwisser achterklep, normale
wissnelheid
3603482m
Ruitensproeier en wisser, achterklep
Ruitenwissers achterklep, achteruitrijden
Als u de auto in de achteruitversnelling zet
terwijl de voorruitwissers actief zijn, zal de
achterruitwisser automatisch in de interval-
stand* gaan staan. Als de achterruitwisser
echter al op normale snelheid werkt, vindt er
geen wijziging in de wisfunctie plaats.
* Deze functie (intervalfunctie tijdens het
achteruitrijden) kunt u desgewenst uitschakelen.
Neem daarvoor contact op met uw Volvo-dealer.
45
Alarmlichten, Achterruitverwarming, Stoelverwarming
Alarmlichten
Gebruik de alarmlichten (alle richtingaanwijzers
knipperen), wanneer u de auto noodgedwongen
tot stilstand moet brengen of moet parkeren op
een plaats waar deze gevaar of hinder voor het
overige verkeer oplevert.
Opgelet: De wetgeving voor het gebruik van de
alarmlichten verschillen van land tot land.
Schakelaars stoelverwarming
Elektrische stoelverwarming
Doe het volgende als u gebruik wilt maken van
de stoelverwarming:
·Eenmaal indrukken: Maximale verwarming
- beide LEDs in de schakelaar(s) gaan
branden.
·Nogmaals indrukken: Minimale verwarming
- één van de LEDs in de schakelaar(s) gaat
branden.
·Nogmaals indrukken: de verwarming is
uitgeschakeld (geen van de LEDs in de
schakelaar(s) brandt).
U kunt de temperatuur van de verwarming in
uw Volvo-werkplaats laten bijstellen.
8702784d
8702783d
Buitenspiegelverwarming
Achterruitverwarming
Schakel de elektrische verwarming in om ijs en
wasem van de achterruit en buitenspiegels te
verwijderen. Wanneer u eenmaal op de schake-
laar drukt, worden de verwarming van de
achterruit en die van de buitenspiegels geactive-
erd. De LED in de schakelaar gaat branden. Een
ingebouwde tijdschakelaar zorgt ervoor dat de
buitenspiegelverwarming na ongeveer 4
minuten en de achterruitverwarming na
ongeveer 12 minuten wordt uitgeschakeld.
8702787d
3602314M
46
Handrem, Elektrische aansluitingen/Aansluitingen voor aanstekers
64
68 72 76
80 64
68 72 76
80
3601943e
Handrem (parkeerrem)
De handremhendel zit tussen de beide voorstoe-
len. De handrem werkt op de achterwielen.
Wanneer u de handrem hebt aangetrokken,
brandt het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel. Om de auto van de
handrem te halen moet u de hendel iets omhoog-
trekken en de knop indrukken.
Let erop dat het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel ook brandt, als u de
handrem slechts een stukje hebt aangetrokken.
Controleer of u de hendel goed hebt aangetrok-
ken. U moet altijd zo hard aan de hendel
trekken, dat deze in een nokje blijft
steken.
Aansteker achterinAansteker voorin
5500067m
Elektrische aansluiting/
aansluiting voor aansteker
Zorg dat het kapje op de aansluiting zit, wanneer
u geen stroom via de aansluiting afneemt of
gebruik maakt van de aansteker.
Elektrische aansluiting/
Aansteker, achterin
U kunt de elektrische aansluiting voor verschil-
lende accessoires gebruiken die op een spanning
van 12 V werken, zoals een mobiele telefoon of
koelbox.
U activeert de aansteker door de knop in te
drukken. Wanneer de aansteker heet genoeg is,
veert de knop automatisch uit. Haal de aansteker
uit de opening en gebruik het roodgloeiende stuk
metaal om een sigaar of sigaret aan te steken.
Om veiligheidsredenen moet u het klepje sluiten,
wanneer u de aansluiting niet gebruikt.
3603522
m
Handremhendel
47
Elektrisch bediende ramen
* Ook wanneer de auto stilstaat en u de
contactsleutel hebt uitgenomen, kunt u de ramen
nog steeds openen en sluiten zolang u geen
van de voorportieren hebt geopend.
Schakelaar voor blokkering van de
achterraambediening
1. Druk de schakelaars voorzichtig omlaag of
trek ze voorzichtig omhoog. De elektrisch
bediende ramen gaan dan steeds verder omhoog
of omlaag zolang u de schakelaars bedient.
2. Druk de schakelaars volledig omlaag of trek
ze volledig omhoog en laat ze vervolgens weer
los. De zijramen gaan dan automatisch volledig
open of dicht (AUTO-DOWN - AUTO-UP).
Er wordt een geïntegreerde klemfunctie tegen
geactiveerd, als één van de voorramen
geblokkeerd raakt bij het gebruik van de AUTO-
functie.
N.B. Alleen op bepaalde markten werkt de
automatische sluitingsfunctie ook aan de
passagierszijde.
WAARSCHUWING!
Als er kinderen in de auto zitten:
·Let er bij het verlaten van de auto op dat
u de stroomtoevoer naar de elektrisch
bediende zijramen verbreekt door de
contactsleutel uit te nemen.
·Zorg er bij het sluiten van de zijramen
voor dat kinderen of andere inzittenden
niet met hun handen bekneld kunnen
raken.
Bij het sluiten van de achterste zijramen
vanaf het bestuurdersportier of de
afstandsbediening:
·Zorg er bij het sluiten van de zijramen
voor dat achterpassagiers niet met hun
handen bekneld kunnen raken.
Elektrisch bediende ramen
Met de schakelaars op de armleuning van de
portieren kunt u de ramen elektrisch bedienen.
U kunt de ramen alleen bedienen, wanneer de
contactsleutel in de radiostand of de rijstand*
staat. De ramen gaan open, wanneer u de
voorzijde van de schakelaar omlaagdrukt, of
dicht, wanneer u de voorzijde van de schakelaar
omhoogtrekt.
U kunt de ramen op twee manieren vanaf de
voorstoelen openen.
3602316M
8301395M
U kunt de elektrische bediening van de ramen
in de achterportieren blokkeren met de schake-
laar op het bedieningspaneel op het bestuurder-
sportier. Let erop dat u altijd de stroomtoevoer
voor de elektrisch bediende ramen verbreekt
(d.w.z. de contactsleutel verwijdert en één van
de voorportieren opent*), wanneer u kinderen
alleen in de auto achterlaat.
De LED in de schakelaar brandt niet:
U kunt de ramen in de achterportieren zowel
met de schakelaars op de beide achterportieren
als met de schakelaars op het bestuurdersportier
bedienen.
De LED in de schakelaar brandt:
U kunt de ramen in de achterportieren uitslui-
tend vanaf het bestuurdersportier bedienen.
48
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
8301394M
Achteruitkijkspiegel
A. normale stand.
B. anti-verblindingsstand. Gebruik deze stand,
als u de koplampenvan het achteropkomende
verkeer als hinderlijk ervaart.
Bepaalde modellen zijn voorzien van een zoge-
heten autodim-functie, hetgeen inhoudt dat de
achteruitkijkspiegel automatisch in de anti-verb-
lindingsstand gaat staan afhankelijk van de
lichtinval.
Gordelwaarschuwing
Het waarschuwingslampje voor de veiligheidsg-
ordels op de bovenkant van de achteruitkijkspie-
gel knippert, zolang de bestuurder zijn of haar
gordel niet heeft omgedaan.
Schakelaars, elektrisch bediende buitenspiegels
Buitenspiegels
De schakelaars waarmee u de twee buitenspie-
gels bedient vindt u voor op de armleuning van
het bestuurdersportier.
Druk de schakelaar L of R in. (L = linker
buitenspiegel, R = rechter buitenspiegel) De
LED in de schakelaar brandt. U stelt de stand
van de buitenspiegels bij met het centrale
hendeltje. Druk vervolgens eenmaal op de
schakelaar. De LED mag niet langer branden.
Buitenspiegels met
geheugen (extra)
Als de auto is uitgerust met buitenspiegels met
geheugen, werkt het geheugen synchroon met
dat van de bestuurdersstoel (zie pagina 68).
N.B. Het bovenstaande geldt alleen wanneer
uw auto is uitgerust met een elektrisch bediende
bestuurdersstoel.
Geheugenfunctie in afstandsbediening
Wanneer u de auto met één van de afstandsbe-
dieningen ontgrendelt en de instelling van de
buitenspiegels wijzigt, wordt de nieuwe positie
van de spiegels in het geheugen van de
afstandsbediening opgeslagen. De volgende
keer dat u de auto ontgrendelt met dezelfde
afstandsbediening en het bestuurdersportier
binnen twee minuten na ontgrendeling opent,
gaan de buitenspiegels in de opgeslagen positie
staan.
WAARSCHUWING!
Stel de buitenspiegels af, voordat u gaat
rijden!Voor optimaal zicht is de buitenste
helft van de buitenspiegels groothoekig.
Voorwerpen kunnen daardoor verder weg
lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
8802799r
AB
BELANGRIJK!
Gebruik de spiegelverwarming (zie pagina 45)
om de buitenspiegels van ijs te ontdoen en
geen ijskrabber. Een krabber kan krassen op
het spiegelglas veroorzaken.
49
Schuifdak
Elektrisch bediend schuifdak
(extra)
De bedieningsknoppen voor het schuifdak zitten
op het plafond. U kunt het schuifdak op twee
manieren bedienen:
·achterkant omhoog/omlaag (ventilatiestand)
·achteruit/vooruit (openingsstand/
comfortstand*)
De contactsleutel moet daarbij in stand I of II
staan.
Ventilatiestand
Openen: Duw de achterkant van de schakelaar
(5) omhoog.
Sluiten: Trek de achterkant van de schakelaar
(6) omlaag.
Handmatige bediening
Openen: Trek de schakelaar achteruit naar het
drukpunt (3). Het schuifdak schuif steeds
verder open zolang u de schakelaar in deze
stand vasthoudt.
Sluiten: Duw de schakelaar naar vooruit in het
drukpunt (2). Het schuifdak schuift steeds
verder dicht zolang u de schakelaar in deze
stand vasthoudt.
Zorg dat u het schuifdak volledig hebt
gesloten, voordat u de auto verlaat.
8301747m
8302234r
1. Automatisch sluiten
2. Handmatig sluiten
3. Handmatig openen
4. Automatisch openen
5. Openen tot in ventilatiestand
6. Sluiten vanuit ventilatiestand
1
2
34
5
6
·Zorg er bij het sluiten van het schuifdak
voor dat kinderen of andere inzittenden niet
met hun handen bekneld kunnen raken.
Als er kinderen in de auto zitten:
·Let er bij het verlaten van de auto op dat u
de stroomtoevoer naar het schuifdak
verbreekt door de contactsleutel uit te
nemen.
WAARSCHUWING!
Openingsstand/comfortstand*
Automatische bediening
Duw de schakelaar door het drukpunt (3) in de
achterste eindstand (4) of via het drukpunt (2)
in de voorste eindstand (1) en laat de schakelaar
vervolgens los. Het schuifdak schuift dan tot in
de comfortstand* open of helemaal dicht.
Doe het volgende om het schuifdak vanuit de
comfortstand* volledig te openen: trek de
schakelaar nogmaals achteruit in de eindstand
(4) en laat de schakelaar vervolgens los.
U kunt het schuifdak vanuit de ventilatiestand
rechtstreeks in de comfortstand* zetten: Trek
de schakelaar achteruit in de eindstand (4) en
laat de schakelaar los.
* In de comfortstand staat het schuifdak op een
kier om de rijwindgeluiden te beperken.
50
Zonnescherm, Gelaagd glas in zijramen voor en achter (extra)
Zonnescherm
Aan de binnenkant van het schuifdak zit een
handbediend zonnescherm. Het zonnescherm
glijdt automatisch naar achteren bij het openen
van het schuifdak.
8301256d
Beveiliging tegen
overbelasting
N.B. Het schuifdak is voorzien van een
beveiliging tegen overbelasting die wordt
geactiveerd, als het schuifdak door een bepaald
voorwerp wordt gehinderd. Het schuifdak komt
dan tot stilstand en neemt daarna automatisch de
laatst gebruikte stand weer in. Deze functie
werkt alleen wanneer het schuifdak op de
normale manier openstaat.
WAARSCHUWING!
De beveiliging tegen overbelasting werkt
alleen in de openingsstand, niet in de
ventilatiestand.
Gelaagde zijruiten (extra)
De zijramen van gelaagd glas in de voor- en
achterportieren zorgen voor een verbeterde
geluidsisolatie van de passagiersruimte en
leveren een verhoogde bescherming tegen
inbraak op.
51
Buitenspiegels
In bepaalde weersomstandigheden werkt de
vuilafstotende laag beter, als u de elektrische
verwarming van de buitenspiegels inschakelt
(zie pagina 45).
Verwarm de buitenspiegels:
·als er sneeuw of ijs op de spiegels zit
·bij hevige regenval of vieze wegen
·bij beslagen spiegels.
BELANGRIJK!
· Gebruik geen metalen ijskrabber om de
ramen van ijs te ontdoen. De water- en
vuilafstotende laag kan beschadigd raken.
· Gebruik de elektrische verwarming om de
buitenspiegels van ijs te ontdoen!
Zijramen en buitenspiegels
met de speciale water- en
vuilafstotende laag zijn
voorzien van een klein
symbool.
Water- en vuilafstotende laag
op voorste zijramen en/of
buitenspiegels (extra)
De voorste zijramen en/of de buitenspiegels zijn
voorzien van een speciale laag die bij regen
voor een beter zicht zorgen. Zie pagina 154
voor informatie over het onderhoud van
dergelijk glaswerk.
Zijramen met water- en vuilafstotende laag (extra)
52
53
Klimaatregeling
Luchtverdeling 54
Tips en adviezen 55
Elektronische klimaatregeling, ECC 56
Handmatige klimaatregeling met airconditioning 60
Standverwarming op brandstof 62
54
Luchtverdeling
Blaasmonden in dashboard
A. Open
B. Dicht
C. Luchtstroom naar links of rechts
D. Luchtstroom omhoog of omlaag
·Richt de blaasmonden op de voorste zijra-
men om ze te ontwasemen.
·Bij koud weer: Doe de middelste blaasmon-
den dicht om de temperatuur in de auto zo
comfortabel mogelijk te houden en de ruiten
optimaal te ontwasemen.
Blaasmond in dashboard
8702835d
B
A
CD
Blaasmonden in portierstijlen
A. Open
B. Dicht
C. Luchtstroom naar links of rechts
D. Luchtstroom omhoog of omlaag
·Richt de blaasmonden op de achterste zijra-
men om ze te ontwasemen.
·Richt de blaasmonden naar binnen toe voor
een behaaglijke temperatuur achter in de auto.
·Let erop dat kinderen gevoelig kunnen zijn
voor luchtstromen en tocht.
Blaasmond in portierstijl
8703156M
Luchtverdeling
De binnenkomende lucht wordt verdeeld over
14 blaasmonden die op verschillende punten in
de auto zijn aangebracht.
C
D
D
C
B
A
8703155M
55
Klimaatregeling – tips en adviezen
Beslagen ramen
Een probaat middel om het beslaan van de
voorruit en andere ramen tegen te gaan is
poetsen. Gebruik een normaal poetsmiddel voor
glaswerk. Let erop dat u vaker moet poetsen, als
er in de auto gerookt wordt.
Sneeuw en ijs
Veeg sneeuw en ijs van de luchtinlaat voor de
klimaatregeling (het rooster tussen de motorkap
en de voorruit).
Interieurfilter
Zorg dat u het interieurfilter van tijd tot tijd
vervangt. Informeer bij uw Volvo-dealer.
Werkelijke temperatuur – ECC
De door u gekozen temperatuur komt overeen
met de gevoelstemperatuur op grond van de
heersende omstandigheden in en rond de auto
wat de luchtsnelheid, de luchtvochtigheidsgraad,
de ingestraalde warmte enz. betreft.
Sensoren – ECC
De zonnesensor zit boven op het dashboard. Let
erop dat u de zonnesensor niet mag afdekken.
Dek de interieurtemperatuursensor op het
bedieningspaneel van de klimaatregeling
evenmin af.
Koudemiddel
Het AC-systeem bevat het koudemiddel R134a.
Het bevat geen chloor, hetgeen inhoudt dat het
koudemiddel volledig onschadelijk is voor de
ozonlaag.
Voor het bijvullen/verversen van koudemiddel
mag u alleen gebruik maken van R134a. Laat
dergelijke werkzaamheden over aan een
erkende werkplaats.
Brandstofbesparing,
automatische klimaatregeling
(ECC)
Bij gebruik van ECC wordt ook het AC-
systeem automatisch geregeld en alleen dan
ingeschakeld wanneer de lucht in de passagi-
ersruimte moet worden afgekoeld en de
binnenkomende lucht van vocht moet worden
ontdaan. Zo wordt meer brandstof bespaard
dan bij gebruik van conventionele systemen,
waarbij het AC-systeem tot net boven het
vriespunt de lucht voortdurend afkoelt.
Energiebesparingsfunctie
ventilator
Wanneer de motor is afgezet (ook al staat de
contactsleutel in stand I of II), zal de ventilator
automatisch worden uitgeschakeld. Om de
ventilator in dat geval te activeren, moet u de
ventilatorknop in de gewenste stand draaien.
De ventilator gaat twee minuten later op een
lagere snelheid draaien om te voorkomen dat de
accu uitgeput raakt.
Zijramen en schuifdak
Voor een goede werking van het AC-systeem
moet u de zijramen en een eventueel schuifdak
gesloten houden. Let er tevens op dat u de
afvoerkanalen in de zijpanelen van de bagage-
ruimte niet mag afdekken.
Snelheid meerderen
Wanneer u volgas optrekt, wordt het AC-
systeem tijdelijk uitgeschakeld. De temperatuur
kan dan tijdelijk iets oplopen.
Condensatie
In warme weersomstandigheden kan er ter
hoogte van de airconditioning een plasje water
onder de auto ontstaan. Dit is volkomen
normaal.
Storingen opsporen
Uw Volvo-werkplaats beschikt over de juiste
uitrusting en instrumenten voor het opsporen
van storingen en het uitvoeren van reparaties
aan de klimaatregeling. Laat controle- en
reparatiewerkzaamheden alleen over aan
gekwalificeerd personeel.
56
22
18
20
26
24
8704253d
20
18
22 24
26
MAN AUT
Elektronische klimaatregeling, ECC
Stoelverwarming
rechterzijde
Ontdooier achterruit en
buitenspiegels
Ontdooier voorruit en
zijramen
Temperatuur linkerzijde
Temperatuursensor
passagiersruimte
Recirculatie
AUTO
AC Aan/Uit
Ventilator
Temperatuur
rechterzijde
Stoelverwarming
linkerzijde
Luchtverdeling
Recirculatie/Kwaliteitssysteem interieurlucht
(“Interior Air Quality System”)
57
Let op het volgende:
·U de “Air Quality Sensor” altijd hebt inge-
schakeld.
·Er bij koud weer beperkingen voor de recir-
culatiefunctie gelden om te voorkomen dat
de ramen beslaan.
· U de “Air Quality Sensor” uitschakelt,
wanneer de ramen beslaan.
·Wanneer de ramen beslaan, u beter ook de
ontdooiers van de voorruit, de zijramen en
de achterruit kunt inschakelen. Zie de vol-
gende pagina!
·Raadpleeg het serviceprogramma van Volvo
voor het aanbevolen vervangingsinterval
voor het combifilter.In zeer sterk verontrei-
nigde gebieden kan het zijn dat u het combi-
filter vaker moet vervangen.
Elektronische klimaatregeling, ECC met Interior Air Quality System (extra)
Bediening:
Druk op
8702780d
om de “Air Quality Sensor”
te activeren (normale instelling).
Of kies uit drie verschillende functies door
verschillende malen op de knop
8703250d
MAN AUT
te
drukken.
1. Druk op
8703250d
MAN AUT
: De LED AUT brandt om
aan te geven dat de “Air Quality Sensor” actief is.
2. Druk op
8703250d
MAN AUT
: Geen van de LED’s
brandt om aan te geven dat de recirculatiefunctie
niet is ingeschakeld (voor zover dat niet nodig is
om voor verkoeling te zorgen bij warm weer).
Combifilter met
Air Quality Sensor (extra)
Bepaalde auto’s zijn uitgerust met een zogehe-
ten combifilter met “Air Quality Sensor”. Het
combifilter ontdoet de binnenkomende lucht
van gassen en stofdeeltjes en beperkt zo eventu-
ele hinderlijke geuren en verontreinigingen. De
“Air Quality Sensor” meet de concentratie van
de verontreinigingen in de buitenlucht. Wanneer
de sensor een verhoogde concentratie registre-
ert, wordt de luchtinlaat afgesloten en recircule-
ert de lucht in de passagiersruimte. De lucht in
het passagiersruimte wordt ook tijdens de recir-
culatie door het combifilter gereinigd.
Wanneer de “Air Quality Sensor” actief is,
brandt de groene LED AUT in de knop
8703250d
MAN AUT
.
8703250d
MAN AUT
3. Druk op
8703250d
MAN AUT
: De LED MAN brandt
om aan te geven dat de recirculatiefunctie op-
nieuw ingeschakeld is.
U loopt deze drie functies in de aangegeven
volgorde door, wanneer u op
8703250d
MAN AUT
blijft
drukken.
58
Elektronische klimaatregeling, ECC (extra)
AUTO
Bij activering van de AUTO-functie wordt de kli-
maatregeling automatisch zodanig ingesteld dat de
gekozen temperatuur wordt bereikt. De automa-
tische functie regelt de verwarming, het AC-syste-
em, de ventilatorsnelheid, de recirculatie en de
luchtverdeling.
Ook als u één of meer van de genoemde functies handmatig instelt, wor-
den de resterende functies nog automatisch geregeld.
Alle handmatige instellingen worden uitgeschakeld, wanneer u op de
knop AUTO drukt.
8702780d
Temperatuur
Met de twee draaiknoppen kunt u de temperatuur aan
de bestuurderszijde en de passagierszijde instellen. Let
erop dat de passagiersruimte niet sneller warm of
koud wordt, wanneer u een hogere of lagere tempera-
tuur kiest dan de gewenste temperatuur.
22
20
18
8702779d
26
24
8702782d
Ontdooier voorruit en
zijramen
Met deze knop kunt u de voorruit en de zijramen
snel ontwasemen en ontdooien. De ventilator
draait dan op hoge snelheid en stuurt lucht naar
de zijramen. De LED in de ontdooierknop
brandt, wanneer de functie is ingeschakeld. Het AC-systeem wordt au-
tomatisch zodanig ingesteld, dat de binnenkomende lucht zoveel moge-
lijk van vocht ontdaan wordt. De lucht wordt niet gerecirculeerd.
8702783d
Ontdooier
achterruit en buitenspiegels
Met deze knop kunt u de achterruit en de bui-
tenspiegels snel ontdoen van condens of ijs. Zie pa-
gina 45 voor meer informatie over deze functie.
59
8702776d
AC Aan/Uit (ON/OFF)
Wanneer de LED bij ON brandt, wordt het AC-sys-
teem automatisch geregeld. De binnenkomende
lucht wordt dan automatisch afgekoeld en van vocht
ontdaan. Wanneer u gekozen hebt voor AC OFF en
de LED bij OFF brandt, blijft het AC-systeem uit-
geschakeld totdat u het weer handmatig inschakelt. De overige functies
van de klimaatregeling worden nog steeds automatisch geregeld. Het AC-
systeem werkt tot temperaturen tot ongeveer 0 °C.
Wanneer u de ontdooierfunctie selecteert, zorgt het AC-systeem dat
de lucht maximaal ontvochtigd wordt.
8702777d
8702784d
Stoelverwarming
Zie pagina 45 voor meer informatie.
Recirculatie
(zie ook pagina 60)
Bij warm weer kunt u voor
maximale verkoeling zorgen
door de AUTO-functie te kie-
zen. De recirculatie wordt vervolgens automatisch geregeld. U kunt de re-
circulatiefunctie handmatig activeren, als u vieze lucht, uitlaatgassen en der-
gelijk buiten wilt houden. De lucht in de passagiersruimte wordt gerecircu-
leerd, d.w.z. er wordt geen lucht van buiten de auto aangezogen wanneer de
functie geactiveerd is. De LED in de schakelaar brandt.
Als u de recirculatie lang laat aanstaan, kan er met name in de winter wa-
sem en ijs op de binnenkant van de ruiten ontstaan.
Met de timerfunctie (bij auto’s met een combifilter en “Air Quality
Sensor” ontbreekt de timerfunctie) beperkt u de kans op ijs, wasem en
bedompte lucht. Ga als volgt te werk om de timerfunctie te activeren: Druk
de knop langer dan 3 seconden in. De LED knippert gedurende 5 se-
conden. De lucht in de auto wordt gedurende 3 tot 12 minuten gerecircule-
erd, afhankelijk van de buitentemperatuur. Telkens wanneer u vervolgens
drukt, wordt de timerfunctie geactiveerd. Als u de timerfunctie wilt uit-
schakelen, moet u nogmaals op drukken maar dan langer dan 3 secon-
den. De LED gaat 5 seconden branden ter bevestiging van uw keuze.
Wanneer u de ontdooierfunctie kiest, wordt de recirculatiefunctie
altijd uitgeschakeld.
Druk op AUTO, wanneer u de automatische luchtverdeling weer wilt acti-
veren.
Ventilator
U kunt de snelheid waarmee de ventilator draait
verhogen of verlagen door aan de knop te draaien.
In de stand AUTO wordt de ventilatorsnelheid
automatisch geregeld. De eerder ingestelde
ventilatorsnelheid wordt dan genegeerd.
N.B. Als u de knop voor de ventilatorsnelheid zover linksom draait
dat alleen de oranje LED links boven de knop oplicht, zijn de ventila-
tor en het AC-systeem uitgeschakeld.
8703250d
MAN AUT
8702781d
Lucht naar de ramen.
Lucht naar hoofd en borstkas.
Lucht naar benen en voeten.
Luchtverdeling
Elektronische klimaatregeling (ECC) handmatige instellingen
8702778d
60
Handmatige klimaatregeling met airconditioning A/C
8702777d
8702831d
Ventilator
U kunt de snelheid
waarmee de ventilator
draait verhogen of
verlagen door aan de
knop te draaien. Als de draaiknop in stand 0
staat, is de airconditioning niet ingeschakeld.
Recirculatie
Bij warm weer kunt u de lucht in de passagiersru-
imte sneller laten afkoelen, wanneer u de recircula-
tiefunctie combineert met de airconditioning.
U kunt de recirculatiefunctie ook activeren, als u
vieze lucht, uitlaatgassen en dergelijk buiten wilt houden. De lucht in de
passagiersruimte wordt gerecirculeerd, d.w.z. er wordt geen lucht van
buiten de auto aangezogen wanneer de functie geactiveerd is. De
LED in de schakelaar brandt. Als u de recirculatie lang laat aanstaan, kan
er met name in de winter wasem en ijs op de binnenkant van de ruiten
ontstaan.
8702834d
Temperatuur -
linkerzijde
Draai aan de knop om de
temperatuur van de
binnenkomende lucht te
regelen. Koeling is alleen
mogelijk, wanneer de
airconditioning actief is.
8702834d
Temperatuur -
rechterzijde
Draai aan de knop om de
temperatuur van de bin-
nenkomende lucht te rege-
len. Koeling is alleen moge-
lijk, wanneer de airconditio-
ning actief is.
8702611d
8702776d
Met de timerfunctie beperkt u de kans op ijs, wasem en bedompte lucht.
Ga als volgt te werk om de timerfunctie te activeren: Druk de knop
langer dan 3 seconden in. De LED knippert gedurende 5 seconden. De
lucht in de auto wordt vervolgens gedurende 3 tot 12 minuten gerecircule-
erd, afhankelijk van de buitentemperatuur. Telkens wanneer u op
drukt, wordt de timerfunctie geactiveerd. Als u de timerfunctie wilt
uitschakelen, moet u de knop nogmaals indrukken maar dan langer
dan 3 seconden. De LED gaat 5 seconden branden ter bevestiging van uw
keuze.
Wanneer u de ontdooierfunctie kiest, is de recirculatie altijd
uitgeschakeld.
AC Aan/Uit
(ON/OFF)
De koel- en ontwase-
mingsfunctie van de
airconditioning is actief,
wanneer de LED ON
brandt. De airconditioning is uitgeschakeld,
wanneer de LED OFF brandt.
Wanneer u op de ontdooierknop drukt, is de
airconditioning ook altijd actief (voor zover de
draaiknop voor de ventilatorsnelheid niet in stand
0 staat).
61
Ontdooier -
achterruit en
buitenspiegels
Met deze knop kunt u de
achterruit en de buitenspie-
gels snel ontdoen van condens of ijs. Zie pagi-
na 45 voor meer informatie over deze functie.
Luchtverdeling Gebruik
8702787d
Lucht naar de vloer. Er komt
een bepaalde hoeveelheid lucht
uit de blaasmonden en uit de
ontdooieropeningen voor de
voorruit en de zijramen.
Lucht naar de ramen. In deze stand
vindt er geen luchtrecirculatie plaats.
Het AC-systeem is altijd ingeschak-
eld. Er komt een bepaalde hoeveel-
heid lucht uit de blaasmonden.
Lucht uit de blaasmonden voor- en
achterin.
Lucht naar de vloer en de ramen.
Voor verwarming van de voeten
Bij zonnig weer en matige buitentem-
peraturen.
Voor een comfortabel klimaat en een goe-
de ontwaseming bij koude weer. Laat de
ventilator niet te langzaam draaien!
Voor het verwijderen van ijs en wasem.
Laat de ventilator op hoge snelheid
draaien!
Voor een goede koeling bij warm weer.
Lucht naar de vloer en de ramen.
Er komt een bepaalde hoeveelheid
lucht uit de blaasmonden.
8702784d
Stoelverwarming
Zie pagina 45 voor
meer informatie over
deze functie.
Handmatige klimaatregeling met airconditioning A/C
Voor optimaal comfort kunt u de met stippen gemarkeerde luchtverdelingsstan-
den tussen de verschillende symbolen gebruiken om de luchtverdeling precies
af te stellen.
8702833d
Enkele aanvullende tips en
adviezen:
·Als u het AC-systeem wilt inschakelen,
moet u aan de ventilatorknap draaien (uit
stand 0).
·Gebruik het AC-systeem ook bij lage tempe-
raturen (0 tot 15 °C) om de inkomende lucht
van vocht te ontdoen.
62
Standverwarming op brandstof (extra)
A B C
3602296d
Algemene informatie
Voordat u de standverwarming kunt program-
meren, moet het elektrisch systeem worden
gewekt. Dat doet u het eenvoudigst door:
·op de knop READ te drukken, of
·grootlichtsignalen te geven, of
·het contact in te schakelen.
U kunt de standverwarming meteen inschakelen
of twee verschillende uitschakeltijden voor de
standverwarming instellen: TIMER 1 en
TIMER 2.
Onder de uitschakeltijd wordt het tijdstip verstaan
waarop de auto op de gewenste temperatuur is.
De elektronica van de auto rekent aan de hand
van de buitentemperatuur zelf uit wanneer de
standverwarming moet worden ingeschakeld
om de ingestelde uitschakeltijd te kunnen halen.
Bij een buitentemperatuur hoger dan 25°C vindt
geen activering van de standverwarming plaats.
Bij temperaturen van 10°C en lager is de maxi-
male bedrijfstijd van de standverwarming
60 minuten.
Als de standverwarming ondanks herhaalde
startpogingen niet aanslaat, verschijnt er een
bericht op het display. Neem in dat geval con-
tact op met een erkende Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van de standverwarming op
benzine of dieselolie moet de auto in de
buitenlucht staan.
WAARSCHUWING!
· Schakel voor het tanken de standverwar-
ming op brandstof uit. Gemorste brandstof
kan namelijk door de uitlaatgassen worden
ontstoken.
· Controleer op het informatiedisplay of de
verwarming uit is. (Als de standverwar-
ming werkt, verschijnt er PARK.VERW
AAN op het display.)
Displaybericht
Wanneer u de geprogrammeerde functies
TIMER 1, TIMER 2 en DIRECTE START
activeert, brandt het oranje waarschuwings-
symbool op het instrumentenpaneel. Op het
display verschijnt bovendien een verklarende
tekst.
Wanneer u de auto verlaat, ontvangt u een be-
richt met de status van de standverwarming.
Op een helling parkeren
Wanneer u de auto op een steile helling parke-
ert, moet u ervoor zorgen dat de voorkant naar
de top van de helling wijst. De standverwar-
ming krijgt dan voldoende brandstof.
Klokje en gebruik van de
timer(s)
Als u na het instellen van de timer(s) het klokje
bijstelt, worden alle timerinstellingen om vei-
ligheidsredenen geannuleerd.
WARNING!
AVERTISSEMENT!
ACHTUNG!
8903920d
Waarschuwingssticker op de tankvulklep
63
Standverwarming op brandstof (extra)
TIMER 1 en 2 instellen
Om veiligheidsredenen kunt u alleen uitschakel-
tijden voor het volgende etmaal programmeren
en dus niet voor meerdere dagen tegelijk.
1. Ga met de draairing (B) naar TIMER 1.
2. Druk kort op de knop RESET (C), zodat
de uuraanduiding gaat knipperen.
3. Ga met de draairing (B) naar het gewenste
tijdstip in uren.
4. Druk lichtjes op de knop RESET om toe-
gang te krijgen tot de knipperende minu-
tenaanduiding.
5. Ga met de draairing (B) naar het gewenste
tijdstip in minuten.
6. Druk lichtjes op de knop RESET om uw
instelling te bevestigen.
7. Druk op de knop RESET om de timer te
activeren.
Wanneer u TIMER 1 hebt ingesteld, kunt u
naar TIMER 2 gaan. U stelt deze timer op de-
zelfde manier in als TIMER 1.
Timergestuurde standverwarming
voortijdig uitschakelen
Doe het volgende om de timergestuurde verwar-
ming uit te schakelen voordat de timer dat doet:
1. Druk op de knop READ (A).
2. Ga met behulp van de draairing (B) naar
TIMER PARK.VERW 1 (of 2). De tekst
ON (AAN) knippert.
3. Druk op de knop RESET (C). De tekst
OFF (UIT) brandt continu en de verwar-
ming wordt uitgeschakeld.
Standverwarming meteen
inschakelen
1. Ga met de draairing (B) naar DIRECTE
START.
2. Druk op de knop RESET (C) om de opties
AAN of UIT te selecteren. Selecteer AAN.
De standverwarming zal vervolgens 60 minu-
ten lang blijven werken. De verwarming van
het interieur gaat van start, zodra de koelv-
loeistof in de motor de juiste temperatuur heeft
bereikt.
Standverwarming meteen uitschakelen
1. Ga met de draairing (B) naar DIRECTE
START.
2. Druk op de knop RESET (C) om een van
de opties AAN of UIT te selecteren.
Selecteer UIT.
De accu en brandstof
Als de accu niet voldoende opgeladen is of als
de brandstoftank bijna leeg is, wordt de stand-
verwarming uitgeschakeld.
Er verschijnt dan tevens een bericht op het
display. Bevestig het bericht met de knop
READ (A).
BELANGRIJK!
Herhaaldelijk gebruik van de standverwarming
bij korte ritten kan ertoe leiden dat de accu
uitgeput raakt en startproblemen opleveren.
Bij regelmatig gebruik van de standverwarming
moet u evenlang met de auto rijden als de
verwarming aanstond. Dit om te zorgen dat de
dynamo evenveel energie kan produceren als de
verwarming verbruikt.
A B C
3602296d
Extra verwarming (diesel)
(bepaalde landen)
Bij koud weer kan extra verwarming nodig zijn
om de passagiersruimte voldoende te verwar-
men.
De extra verwarming wordt automatisch inge-
schakeld wanneer er extra warmte nodig is ter-
wijl de motor loopt. De verwarming wordt au-
tomatisch uitgeschakeld, wanneer het warm
genoeg is of wanneer de motor wordt afgezet.
64
65
Interieur
Voorstoelen 66
Interieurverlichting 69
Opbergruimten 70
Achterbank en bagageruimte 75
Lading vervoeren 80
Bagagenet 81
Bagagerolhoes, Extra bankje in bagageruimte 83
Reservewiel 84
66
Voorstoelen
Zithouding
De bestuurders- en passagiersstoel kunnen
worden ingesteld voor een optimale zit- en
rijhouding.
1. Vooruit/achteruit, til de hendel omhoog
om de juiste afstand tot het stuurwiel en
de pedalen in te stellen. Controleer of de
stoel na het afstellen in de nieuwe stand
geblokkeerd staat.
2. Voorkant zitting hoger/lager zetten,
omhoog-/omlaagpompen*.
3. Stoel hoger/lager zetten, omhoog-/omlaag-
pompen.
4. Lendensteun wijzigen, aan de knop draaien.
5. Hellingshoek rugleuning wijzigen, aan de
knop draaien.
6. Bedieningspaneel voor elektrisch bediende
stoel.
* Niet alle stoelmodellen zijn voorzien van
hendel (2).
WAARSCHUWING!
·Stel de stand van de bestuurdersstoel in
voordat u gaat rijden en nooit tijdens het
rijden.
·Controleer of de stoel in zijn stand
vergrendeld staat.
8504932
m
67
Voorstoelen naar voren klappen
8501727A
Voorstoel passagierzijde naar voren klappen
U kunt de rugleuning van de passagiersstoel horizontaal vooroverklap-
pen om lange voorwerpen te kunnen vervoeren. Klap de rugleuning als
volgt naar voren:
·Schuif de stoel zo ver mogelijk naar achteren.
·Zet de rugleuning rechtop.
·Trek de pallen aan de achterzijde van de rugleuning omhoog.
·Klap tegelijkertijd de rugleuning naar voren.
·Duw de stoel zo ver naar voren dat de hoofdsteun onder het handsc-
hoenenkastje vast komt te zitten.
68
Voorstoelen
Elektrisch bediende voorstoel
(extra)
Voorbereidingen
U kunt de stoel normaal gesproken alleen
verstellen, wanneer de contactsleutel in stand I of
II staat. De stoel kan ook binnen 4,5 minuten na
ontgrendeling van het portier met de sleutel of
afstandbediening worden versteld. Als het
portier gesloten is en de contactsleutel nog niet
in het contactslot steekt of in stand 0 staat,
hebt u na sluiting van het portier nog 40
seconden de tijd om instellingen te verrichten.
Geheugen in afstandsbediening (extra)
De afstandsbediening die wordt gebruikt om de
auto te ontgrendelen slaat informatie op over
de stoelinstellingen die worden gewijzigd. Een
volgende keer dat de auto wordt ontgrendeld
met dezelfde afstandsbediening en het bestuur-
dersportier binnen vijf minuten wordt geo-
pend, gaan de bestuurdersstoel en de bui-
tenspiegels in de opgeslagen stand staan.
De elektrisch bediende stoelen zijn voorzien
van een beveiliging tegen overbelasting, die
geactiveerd wordt als een van de stoelen door
een obstakel wordt geblokkeerd. Als dit het
geval is, moet u de auto van contact zetten
(contactsleutel in stand 0) en ca. 20 seconden
wachten voordat u de stoel opnieuw probeert
te verstellen.
Stoel met geheugen (extra)
5. Instelling van stoel en buitenspiegels,
programma 1
6. Instelling van stoel en buitenspiegels,
programma 2
7. Instelling van stoel en buitenspiegels,
programma 3
8. Stoelinstelling opslaan
U kunt drie verschillende standen in het
geheugen opslaan. Na verstelling van de stoel
moet u de knop MEM (8) ingedrukt houden,
terwijl u op knop (5) drukt. Met de knoppen
(6) en (7) kunt u nog twee andere standen van
de stoel en de buitenspiegels in het geheugen
opslaan.
Stoel in opgeslagen stand zetten
Houd geheugenknop (5), (6) of (7) ingedrukt,
totdat de stoel tot stilstand komt. Om
veiligheidsredenen zal de instelling van de stoel
onmiddellijk worden beëindigd bij het loslaten
van de knop.
Noodstop
Als de stoel per ongeluk in beweging komt,
kunt u op één van de knoppen drukken om de
stoel tot stilstand te brengen.
WAARSCHUWING!
·Zorg dat er geen voorwerpen voor,
achter of onder de stoel liggen tijdens
het instellen.
·Zorg er tevens voor dat geen van de
passagiers op de achterbank bekneld
kan raken.
·Laat kinderen niet met de schakelaars
spelen vanwege het gevaar voor
beknelling.
1
2
3
M
M
E
8505020m
Stoel afstellen
Met de schakelaars kunt u het volgende
instellen:
1. Voorkant zitting omhoog/omlaag
2. Stoel vooruit/achteruit
3. Stoel omhoog/omlaag
4. Hellingshoek rugleuning
U kunt slechts één verstelfunctie van de stoel
tegelijk activeren.
69
Interieurverlichting
Leeslampjes achterAlgemene verlichting en leeslampjes voor
Algemene verlichting
De algemene verlichting gaat aan en uit wanneer
u op de knop drukt. De algemene verlichting
wordt automatisch* ingeschakeld om
30 seconden lang te blijven branden, wanneer u:
·De auto van de buitenzijde ontgrendelt met
de sleutel of de afstandsbediening.
·De motor hebt afgezet en de contactsleutel
in stand 0 draait.
De algemene verlichting wordt ingeschakeld*
om 10 minuten lang te blijven branden:
·Wanneer één van de portieren openstaat.
De algemene verlichting gaat uit, wanneer:
* De functie is afhankelijk van de lichtinval en
wordt alleen geactiveerd wanneer het donker is.
·U de motor start.
·U de auto van de buitenzijde vergrendelt met
de sleutel of de afstandsbediening.
U kunt de algemene verlichting altijd in- en
uitschakelen door kort op de bijbehorende knop
te drukken. Wanneer u de verlichting inschakelt,
blijft deze 10 minuten lang branden.
U kunt de automatische inschakelfunctie buiten
werking stellen door de bijbehorende knop langer
dan 3 seconden ingedrukt te houden. Wanneer u
dezelfde knop nogmaals kort indrukt, stelt u de
automatische inschakelfunctie weer in werking.
De voorgeprogrammeerde inschakeltijden van
30 seconden en 10 minuten kunt u desgewenst
laten wijzigen.Neem contact op met uw Volvo-
werkplaats.
3500887e
8502006d
Make-upspiegel
Wanneer u het deksel van de make-upspiegel
opklapt gaat het ingebouwde lampje branden.
Leeslampjes voor en achter
U schakelt de leeslampjes voor- en achterin in
met een druk op de bijbehorende knop. De
leeslampjes gaan na 10 minuten automatisch
uit, voor zover u ze niet eerder handmatig hebt
uitgeschakeld.
3501410r
70
WAARSCHUWING!
Zorg dat harde, scherpe of zware voorwer-
pen altijd zodanig worden vervoerd dat ze
geen verwondingen kunnen veroorzaken bij
een krachtige remmanoeuvre. Maak zware
voorwerpen altijd vast met een van de
veiligheidsgordels.
Asbak (extra)
Leeg de asbakken als volgt:
Voorstoelen: Open de asbak en trek het
insteekelement naar buiten.
Achterbank: Zie boven.
Bekerhouder (extra)
Bepaalde modellen zijn uitgerust met beker-
houders voor de voor- en achterpassagiers.
U kunt ook cds en dergelijke kwijt in de
opbergruimte van de middenconsole.
Handset plus houder (extra)
Sommige modellen zijn uitgerust met een
handset (zie het hoofdstuk Telefoon voor meer
informatie).
Opbergruimten bij voorstoelen en achterbank
8504940m
8504945m
71
1. Achterste opbergvak
(onder de armleuning)
U kunt het achterste opbergvak in de midden-
console gebruiken om cd's e.d. in op te bergen.
Dit opbergvak is bovendien uit te rusten met
een:
- Handset plus houder (extra)
2. Voorste opbergvak
(V70: Voorzien van klepje)
Het voorste opbergvak in de middenconsole is
uit te rusten met het volgende:
- Bekerhouder (extra)
- Asbak (extra)
3. 12V-aansluiting
4. Asbak (extra)
Bekerhouder in achterste
opbergvak voor achterbank
·Druk op de linker knop van de armleuning
en klap het deksel van de middentunnel naar
achteren toe open om bij het opbergvak of
de handset te komen. Druk op de rechter
knop van de armleuning en klap het
bovenste gedeelte van het deksel op de
middentunnel naar achteren toe open om de
bekerhouder te gebruiken.
·De bekerhouder en het deksel zijn elk apart
te sluiten.
Bekerhouder in opbergvak
(extra)
De bekerhouder is eenvoudig te verwijderen:
1. Klik de bekerhouder aan de achterkant los.
2. Duw de bekerhouder naar achteren.
3. Kantel de voorkant van de bekerhouder
omhoog en verwijder houder.
Breng de bekerhouder in omgekeerde volgorde
weer aan.
8505049m
Opbergruimten
Opbergvak in middenconsole
8504938m
8504939m
72
Extra steunhandgreep, XC70
Extra steunhandgreep
De XC70 van Volvo is uitgerust met een extra
steunhandgreep aan de passagierszijde van de
middenconsole. Deze steunhandgreep biedt extra
steun bij ritten over hobbelige grindwegen e.d.
WAARSCHUWING!
Let erop dat de handgreep erg heet kan wor-
den, als de auto in de felle zon/warmte ge-
parkeerd heeft gestaan.
8504941
m
73
Opbergruimten bij voorstoelen
Kleerhaak
De kledinghaak is alleen bestemd voor niet al te
zware kledingsstukken.
Bekerhouder (extra)
·Druk op de houder om de bekerhouder uit
te doen schuiven.
·Duw de houder na gebruik weer in het
dashboard.
N.B. Plaats nooit glazen flesjes in de bekerhou-
ders. Let er bovendien op dat u geen hete
dranken over u heen krijgt.
Opbergmogelijkheden in het
handschoenenkastje
In het handschoenenkastje kunt u bijv. het
instructieboekje, wegenkaarten, pennen en een
tankpas bewaren.
8903729
m
74
Afvalbak, Uitklapbaar tafeltje voor achterbank
8802312m
Flessenhouder achterin
(extra)
Doe het volgende om de flessenhouder te
gebruiken:
1Klap de houder uit.
2. Breng de fles aan.
De flessenhouder is tevens te gebruiken als
afvalbak. Breng van onderaf een afvalzak in de
houder aan en vouw de randen van de zak om.
N.B.
·Er bestaan geen speciale afvalzakken voor
de houder. U kunt gebruik maken van
gewone plastic tassen.
·Om veiligheidsredenen kunt u beter geen
glazen flessen in de auto bewaren!
Uitklapbaar tafeltje (extra)
8503131m
8503132m
Trek aan het bandje en
klap het zitgedeelte
naar voren toe om.
Sluit het tafeltje als
volgt: Klap het tafelge-
deelte in.Klap de arm
onder het tafeltje naar
binnen toe weg. Zorg
dat u niet met uw hand
bekneld raakt.
Klap de armleuning
tegen de achterbank
op. Trek aan het bandje en klap het zitgedeelte
terug.
Om het tafeltje in zijn
geheel uit te klappen
moet u de armleuning
van de achterbank eerst
vooroverklappen. Klap
het tafelgedeelte open
en laat het op de armle-
uning rusten. Druk op
de bekerhouder om deze uit te klappen.
Als u alleen de bekerhouders wilt gebruiken,
hoeft u het tafelgedeelte niet uit te klappen.
8901908m
8504929
m
Bekerhouder in armleuning,
achterbank
76
B
A
8503020m
Rugleuning omlaag klappen
Duw de pal van de rugleuning naar achteren en
klap de rugleuning naar voren.
Middelste ruggedeelte
neerklappen (XC70)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
Het linker en het middelste ruggedeelte kunt u
elk apart neerklappen. Om het rechter rugge-
deelte neer te klappen moet u echter ook het
middelste gedeelte neerklappen.
Om het middelste ruggedeelte (zonder de beide
A - Pal in geblokkeerde stand
B - Pal in ontgrendelde stand
Achterbank en bagageruimte
8503341m
WAARSCHUWING!
Wanneer u de ruggedeelten weer opklapt,
moet u ervoor zorgen dat ze goed vastzitten.
Het opschrift UNLOCKED (ontgrendeld)
op de knop mag niet zichtbaar zijn.
buitenste) neer te klappen, moet u het
volgende doen:
Zorg dat de hoofdsteun in de laagste stand
staat. Druk de knop boven op het middelste
ruggedeelte in om de blokkering op te heffen.
Klap het ruggedeelte vervolgens voorover.
Middelste ruggedeelte (XC70 met een
achterbank in drie delen)
Afscheiding met
opbergzakken
(XC70 – accessoire)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
Er is een afscheiding met opbergzakken
verkrijgbaar als accessoire voor de XC70 met
een achterbank in drie delen. De afscheiding
voorkomt dat voorwerpen vanuit de bagage-
ruimte de passagiersruimte in kunnen worden
geslingerd bij een krachtige remmanoeuvre.
Voor de montage van de afscheiding, zie de
instructies die bij de kit werden geleverd of
neem contact op met een Volvo-dealer.
8902058m
77
Achterbank en bagageruimte
WAARSCHUWING!
(XC70 met een achterbank in drie delen)
·Laat het ruggedeelte en het zitgedeelte, na
demontage, om veiligheidsredenen niet los
in de auto liggen.
·Wanneer u het middelste ruggedeelte hebt
verwijderd, kunnen losse voorwerpen in
de bagageruimte bij een krachtige remman-
oeuvre tussen de beide buitenste ruggede-
elten door naar voren worden geslingerd.
·Het rechter ruggedeelte moet in de neerge-
klapte stand staan, wanneer u het mid-
delste ruggedeelte terugplaatst. Als u dat
niet doet, kunt u het middelste ruggedeelte
niet vergrendelen en geen gebruik maken
van de middelste veiligheidsgordel.
8503317m
Het middelste ruggedeelte doet dienst als armleuning
Middelste ruggedeelte
verwijderen (XC70)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
·Duw de knop boven op het middelste
ruggedeelte in om de blokkering op te heffen.
·Klap het ruggedeelte voorover.
·Trek aan de handgreep achter op het ruggede-
elte (zie bovenstaande afbeelding) om de
onderkant van het ruggedeelte los te koppelen
van de stang. Til het ruggedeelte uit de auto.
Neem contact op met uw Volvo-dealer voor
informatie over de verkrijgbare accessoires voor
montage tussen de beide buitenste ruggedeelten.
8503343m
Middelste armleuning (XC70)
(Modellen met een achterbank in drie delen)
Wanneer u het middelste ruggedeelte van de
achterbank omkeert, kunt u het gebruiken als
armleuning.
·Verwijder het middelste ruggedeelte zoals
beschreven in de kolom uiterst links.
·Keer het ruggedeelte om (zodat de voor-
kant van het ruggedeelte omhoog wijst).
·Duw het ruggedeelte zover op de stang
terug dat het wordt geblokkeerd.
·Plaats het ruggedeelte terug door de
onderkant van het ruggedeelte zover over
de stang omlaag te drukken dat het
geblokkeerd wordt.
Neem contact op met uw Volvo-dealer voor
meer informatie over de mogelijke accessoires
die u tussen de buitenste onderdelen van het
rug- en zitgedeelte kunt aanbrengen.
WAARSCHUWING!
Als u het middelste ruggedeelte van de
achterbank gebruikt als armleuning, moet u
de afscheiding (zie voorgaande pagina)
aanbrengen. Dit om te voorkomen dat
voorwerpen uit de bagageruimte tussen de
beide buitenste ruggedeelten door de
passagiersruimte in kunnen worden
geslingerd bij een krachtige remmanoeuvre.
Om het ruggedeelte weer in de normale stand
terug te brengen, moet u aan de handgreep
trekken (die nu aan de voorzijde zit) om het
gedeelte van de stang te kunnen halen. Plaats
het ruggedeelte vervolgens terug zoals aange-
geven in de linker en de middelste kolom.
Middelste ruggedeelte aanbrengen
(Modellen met een achterbank in drie delen)
·Bij het terugplaatsen van het middelste
ruggedeelte moet het rechter ruggedeelte in
neergeklapte stand staan.
78
Achterbank en bagageruimte
8503150m
A - Pal in geblokkeerde stand
B - Pal in ontgrendelde stand
Rugleuning van achterbank
De beide ruggedeelten de achterbank kunnen
qua hellingshoek worden versteld. Zet de
rugleuning als volgt in de laadstand*:
·Druk op de pal totdat de rode indicatiepen
zichtbaar wordt.
·Trek de rugleuning naar voren in de nieuwe
vergrendelde stand.
·Controleer of de rugleuning werkelijk in de
nieuwe stand vergrendeld is en ga na of de
rode indicatiepen nog zichtbaar is.
U kunt de rugleuning op dezelfde manier iets
schuiner zetten.
* De laadstand zorgt voor meer laadruimte.
B
A
8503125m
N.B. Zorg dat de opening in de kunststof
bekleding boven op de rugleuning in de haken
aan de onderzijde van het zitgedeelte vastgrijpt.
Wanneer u de rugleuning en het zitgedeelte
terugklapt, moet u ook de hoofdsteunen weer in
de normale stand terugklappen.
WAARSCHUWING!
Duw zware lading niet te dicht tegen de voorstoelen aan om te voorkomen dat de rugleuning van
de achterbank onnodig zwaar belast wordt. Zorg dat de lading nooit boven de rugleuning van de
voorstoelen uitsteekt! Als dat namelijk wel het geval is, kan de lading bij een krachtige remman-
oeuvre of een aanrijding naar voren worden geslingerd en eventuele passagiers ernstig verwonden.
Let er ook op dat u lading altijd goed verankert (vastbindt).
Zitgedeelte verwijderen
(Achterbank in twee of drie delen)
Het zitgedeelte van de achterbank kan eenvou-
dig worden verwijderd. Zo kunt u de bagageru-
imte nog verder vergroten. Haal de rode borg-
nokken naar voren om de blokkering van het
zitgedeelte op te heffen. Til het zitgedeelte ver-
volgens uit de auto. Voer de beschrijving in om-
gekeerde volgorde uit, wanneer u het zitgedeelte
weer in de auto aanbrengt.
8501274A
80
WAARSCHUWING!
·Duw zware lading niet te dicht tegen de
voorstoelen aan om te voorkomen dat de
rugleuning van de achterbank onnodig
zwaar belast wordt. Zorg dat de lading nooit
boven de rugleuning van de voorstoelen uit-
steekt! Als dat namelijk wel het geval is, kan
de lading bij een krachtige remmanoeuvre
of een aanrijding naar voren worden ges-
lingerd en eventuele passagiers ernstig ver-
wonden. Let er ook op dat u lading altijd
goed verankert (vastbindt).
·Wanneer u het ruggedeelte van de achter-
bank hebt neergeklapt, moet u zorgen dat de
lading niet uitsteekt boven de denkbeeldige,
horizontale lijn op 50 mm onder de boven-
kant van de ramen in de achterportieren.
Anders kan het zijn dat het opblaasbare gor-
dijn dat schuilgaat achter de plafondbekle-
ding geen bescherming meer biedt.
Lading vervoeren
8501266A
8502786m
Lading in de bagageruimte
Veiligheidsgordels en airbags bieden de be-
stuurder en een eventuele voorpassagier een
goede bescherming, met name bij frontale bot-
singen. Zorg ook voor een goede afscherming
in de rug. Let er bij het vervoer van lading in de
bagageruimte op dat voorwerpen die niet goed
zijn vastgezet of op de juiste manier zijn ingela-
den bij een aanrijding of een krachtige remman-
oeuvre met hoge snelheid en met grote kracht
naar voren kunnen worden geslingerd en daar-
bij ernstige verwondingen kunnen toebrengen.
Let erop dat een voorwerp met een gewicht
van 20 kg bij een frontale botsing bij een
snelheid van 50 km/h zich gedraagt als een
voorwerp met een gewicht van 1.000 kg.
Let op het volgende bij het inladen:
·Breng de lading zo dicht mogelijk tegen de
rugleuning van de achterbank aan.
·Leg zware voorwerpen zo veel mogelijk
plat op de vloer.
·Breng zware lading zo aan dat deze recht
voor de deellijn in de rugleuning van de
achterbank komt te zitten.
·Zet de lading met sjorbanden aan de
verankeringsogen vast.
·Zorg dat de lading nooit boven de rugleu-
ning uitsteekt, wanneer ugeen gebruik
maakt van een bagagenet.
Algemene informatie
Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaar
gewicht van de auto verminderd met dat van de
gemonteerde accessoires. Bij het rijklaar
gewicht zijn het gewicht van de bestuurder, dat
van de brandstoftank die voor 90% gevuld is
en dat van de resterende oliën/vloeistoffen
inbegrepen. De gemonteerde accessoires zoals
een trekhaak, lastdragers, skibox e.d. zijn niet
inbegrepen.
Het laadvermogen van de auto wordt boven-
dien beïnvloed door het aantal passagiers en
hun gezamenlijke gewicht.
WAARSCHUWING!
Afhankelijk van de belading van de auto en
het zwaartepunt van de lading treden er
wijzigingen in de rijeigenschappen op.
81
Bagagenet
8503129m
A
B
Veiligheidsrek XC70
Als uw auto is uitgerust met een veiligheidsrek
in de bagageruimte, moet u dit rek voor de
veiligheid altijd op de juiste manier bevestigen
en verankeren.
Breng het veiligheidsrek als volgt aan:
·Klap de beide ruggedeelten voorover.
·Druk de draaiknop (1) met een Torx-
schroevendraaier* in en draai deze in de rode
stand (vergrendelde stand).
·Steek de afgeveerde uiteinden van het
veiligheidsrek in de bevestigingspunten (zie
afbeelding).
·Druk de draaiknop (1) in en draai deze in de
groene stand (onvergrendelde stand).
N.B. Het groene merkje op de console (2) en het
merkje op de draaiknop (1) moeten na montage
recht tegenover elkaar staan. Als dat niet het
geval is, biedt het rekje onvoldoende bescherming.
U kunt het veiligheidsrek als volgt verwijderen:
·Klap de beide ruggedeelten voorover.
·Druk de draaiknop (1) in met een Torx-
schroevendraaier en draai deze in de rode
stand, zodat het merkje op de draaiknop
overeenkomt met dat op de console.
·Duw het veiligheidsrek in de richting van de
tegenoverliggende bevestiging, zodat het van
het plafondpaneel loskomt. Zodra u het rek
langs het plafondpaneel en de bevestiging
hebt gehaald moet u minder kracht uitoefenen
en het rek voorzichtig naar u toe trekken
zodat het rek ook aan de andere kant
loskomt. Kantel het rek niet te veel, omdat
het dan klem kan komen te zitten en
moeilijk te verwijderen kan zijn.
Nylon bagagenet V70
(achterbank in 2 delen)
Uw auto is uitgerust met een bagagenet gemaakt
van stevig nylonmateriaal, dat van het ruggedeelte
van de achterbank kan worden uitgerold. Het
bagagenet wordt ca. 1 minuut na het uitrollen
automatisch geblokkeerd, als de ruggedeelten
van de achterbank in opgeklapte stand staan.
·Trek het rechter bagagenet uit.
·Haak eerst de stand in de bevestiging aan de
rechterzijde (A) vast, trek de stang vervol-
gens uit en haak deze ook aan de linkerzijde
(B) vast.
·Trek het linker bagagenet uit en bevestig het
aan de stang.
·Demonteer het bagagenet in omgekeerde
volgorde.
Het bagagenet kan ook worden gebruikt
wanneer de achterbank naar voren geklapt is.
Rood merkje - onvergrendelde stand
Groen merkje- vergrendelde stand
1
2
8504154
m
82
Bagagenet XC70
Nylon bagagenet
(Modellen met een achterbank in drie delen)
De Volvo XC70 kan worden uitgerust met een
bagagenet van stevig nylonmateriaal, dat u aan
de daarvoor bestemde plafondbevestigingen en
de ogen op de vloer kunt bevestigen*.
U kunt het net achter de opgeklapte ruggedeel-
ten van de achterbank langs vastzetten of,
wanneer u de achterbank vooroverklapt, achter
de voorstoelen (zie de figuren).
De stangen boven en onder zijn in het midden
voorzien van scharnieren, zodat het mogelijk is
het bagagenet op te vouwen. Klap de stangen
zo nodig zover uit dat ze geblokkeerd worden.
* Als uw auto is uitgerust met een achterstevo-
ren gemonteerd extra bankje.
8901984m
CD
8901980m
Scharnier/Knop
A
B
WAARSCHUWING!
·Om veiligheidsredenen mag u geen gebruik
maken van het bagagenet, als u kinderen
vervoert op het extra bankje in de
bagageruimte.
·Controleer altijd of de bovenste bevesti-
gingen van het bagagenet goed zijn
aangebracht en of de banden stevig
vastzitten.
·U mag geen beschadigde netten gebruiken.
·Haak de bovenste stang aan de voorste of
achterste plafondbevestiging (A) vast.
·Haak het andere uiteinde van de stang aan
de tegenoverliggende plafondbevestiging
vast.
·Haak de banden van het bagagenet aan de
ogen op de vloer (B) vast, wanneer u het
net aan de achterste plafondbevestigingen
hebt vastgezet, of bij (D), wanneer u het
net aan de voorste plafondbevestigingen
hebt vastgezet.
·Trek het bagagenet strak met de banden.
N.B.
·Als u het bagagenet aan de voorste
plafondbevestigingen hebt vastgezet terwijl
de zitgedeelten van de achterbank vooro-
vergeklapt zijn, moet u het bagagenet
tussen de zitgedeelten en het ruggedeelte
van de voorstoelen langs trekken (C).
·U mag de trekbanden van het bagagenet
niet bevestigen aan de ogen onder aan de
voorstoelen. Als u dat wel doet, bestaat het
gevaar dat het net of de plafondbevestiging-
en beschadigd raakt/raken, wanneer u de
stoelen naar achteren schuift.
Bagagenet opvouwen
Op modellen met een extra basluidspreker
(extra) of een extra bankje (extra) kunt u het
bagagenet opvouwen en opbergen onder de
vloerplaat van de bagageruimte.
Druk de knoppen op de scharnieren van het
bagagenet (zie de afbeelding uiterst links) in om
de scharnieren te ontgrendelen en het net op te
vouwen.
83
Bagagerolhoes, Extra bankje in bagageruimte
WAARSCHUWING!
Als uw auto is uitgerust met een extra
bankje, moet de achterklep zijn voorzien van
een cilinderslot. U kunt de achterklep dan
op de normale manier van buitenaf openen
(met de sleutel in het bestuurdersportier en/of
met de afstandsbediening) en met de sleutel
in het cilinderslot van de achterklep.
3903067m
Extra bankje (extra)
Het extra bankje is afgestemd op het vervoer
van twee kinderen met elk een gewicht van 15
tot 36 kg en een lengte van maximaal 1,40 m.
Het maximale totaalgewicht bedraagt 72 kg.
Opklappen
·Verwijder de bagagerolhoes voor zover uw
auto van iets dergelijks is voorzien.
·Klap het ruggedeelte naar voren in de
geblokkeerde stand.
·Klap het zitgedeelte naar voren.
Neerklappen
·Klap het zitgedeelte naar achteren.
·Trek het ruggedeelte aan de handgreep
open en klap het omlaag.
Bagagerolhoes (extra)
Trek de bagagerolhoes over de bagage heen uit
en haak de hoes vast in de openingen die in de
achterste stijlen van de bagageruimte zitten.
Bagagerolhoes verwijderen:
·Druk het eindstuk van de bagagerolhoes
naar binnen en trek het naar boven toe los.
·Bij het aanbrengen moet u de eindstukken
van de bagagerolhoes in de houders omlaag
drukken.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van het extra bankje moeten de
beide ruggedeelten van de achterbank in
opgeklapte stand staan, het bagagenet zijn
verwijderd en het kinderslot zijn ontgrend-
eld. Dit om ervoor te zorgen dat de kinderen
bij een eventuele aanrijding uit de auto
kunnen komen.
Als uw auto is uitgerust met een stalen rek
moet u dit altijd verwijderen, voordat u het
extra bankje gebruikt.
N.B. Als u bij het gebruik van het extra bankje
in de bagageruimte ook de bagagerolhoes
moet meenemen, moet u bij voorkeur het
volgende doen:
·Zet de beide ruggedeelten van de achter-
bank rechtop (zie pagina 76).
·Plaats de losse bagagerolhoes vervolgens
tussen de rugleuning van de achterbank en
het extra bankje. Klap de hoofdsteun van
het extra bankje omhoog.
8503151m
84
Reservewiel
Reservewiel
Bevestiging
Reservewiel, gereedschap, krik – modellen
met basluidsprekers (extra)
De krik en de gereedschapstas vindt u in het opbergvak boven het
reservewiel. Ga als volgt te werk om het reservewiel te verwijderen:
·Verwijder het achterste vloerluik door het omhoog te klappen en 45°
naar achteren te halen. Zet het voorste vloerluik in opgeklapte stand
vast.
·Verwijder de mat die over de basluidspreker heen zit.
·Neem de draaiknop los en verdraai de klem 90° (1).
·Til de basluidspreker omhoog. Pak de luidspreker bij de rechter
bovenhoek en die linksachter beet, kantel de luidspreker schuin naar
voren toe omhoog. Laat vervolgens de basluidspreker tegen de
linkerwand van de bagageruimte rusten.
·Plaats de basluidspreker, sluit de kabel aan en zet alles in omgekeerde
volgorde vast. Zorg dat het reservewiel stevig ligt en dat de krik en de
gereedschapstas goed vast zitten.
Reservewiel, gereedschap, krik
Het reservewiel met de krik en de gereedschapstas vindt u onder de
bodem van de bagageruimte. Ga als volgt te werk om het reservewiel te
verwijderen:
·Verwijder het achterste vloerluik door het omhoog te klappen en 45°
naar achteren te halen. Zet het voorste vloerluik in opgeklapte stand
vast.
·Draai de knoppen op de beide zijden van de kunststof bagagebak
(accessoire) los en til de bak uit de auto.
·Til de krik en de gereedschapstas naar buiten.
·Draai de bevestiging van het reservewiel los en til het reservewiel uit
de bagageruimte.
·Schroef de bevestiging weer vast en breng alles in omgekeerde
volgorde aan. Zorg ervoor dat het reservewiel vastzit en dat de krik en
het gereedschap stevig op hun plaats zitten.
Gevarendriehoek (bepaalde landen)
Houd u aan de wetgeving inzake het gebruik van gevarendriehoeken in uw
land. N.B. Als de auto is uitgerust met een extra bankje in de bagageruimte, zit
de gevarendriehoek in een speciaal vakje in de ruimte voor het reservewiel.
Krik
Gereedschapstas
met sleepoog
7700566m
8505050m
1
Gevarendriehoek
(andere positie op
auto’s met een extra
bankje)
85
Sloten en alarm
Immobilizer, Afstandsbediening 86
Vergrendelen en ontgrendelen 87
Batterij in afstandsbediening vervangen 88
Wanneer het donker is, Safelock-functie 89
Kinderslot 90
Alarmsysteem 91
87
Vergrendelen en ontgrendelen
Auto van de buitenzijde
vergrendelen en ontgrendelen
Met de hoofdsleutel of de bijbehorende
afstandsbediening kunnen alle portieren en de
achterklep van de buitenzijde tegelijkertijd wor-
den vergrendeld. De vergrendelingsknoppen en
portierhendels van de zijportieren zijn dan ont-
koppeld. Met de hoofdsleutel of de afstandsbe-
diening kunnen alle portieren en de achterklep
van de buitenzijde tegelijkertijd worden ont-
grendeld.
Wanneer u de auto van de buitenzijde vergren-
delt, wordt de tankvulklep pas na een vertra-
ging van 10 minuten vergrendeld.
8301395M
Auto van de binnenzijde
vergrendelen en
ontgrendelen
Alle portieren en de achterklep kunnen
tegelijkertijd worden ontgrendeld en vergren-
deld met de schakelaars op het portierpaneel
(op voorwaarde dat de auto met de hoofdsleutel
geopend werd).
U kunt alle portieren ook ieder apart vergrende-
len met de vergrendelingsknop en ontgrendelen
met de handgreep.
Het bovenstaande geldt, zolang u de auto niet
van de buitenzijde hebt vergrendeld!
4. “Approach”-verlichting
Doe het volgende, wanneer u op de auto
toeloopt:
Druk op de gele knop (4) van uw afstandsbe-
diening.
De interieurverlichting, de breedtelichten/
parkeerlichten, de kentekenplaatverlichting en
de lampjes in de buitenspiegels (extra) gaan
branden. Als er een aanhanger achter de auto
hangt, gaat ook de verlichting van de aan-
hanger branden. De lampen blijven 30, 60 of
90 seconden branden. In een erkende Volvo-
werkplaats kunt u een passende inschakelduur
laten instellen.
Doe het volgende om de Approach-verlich-
ting uit te schakelen:
Druk nogmaals op de gele knop van uw
afstandsbediening.
5. Vergrendelen
Met knop (5) vergrendelt u alle portieren, de
achterklep en de tankvulklep.
Voor de tankvulklep geldt een vertraging van
ca. 10 minuten.
6. Sleutel in-/uitklappen
U kunt de sleutel inklappen door knop (6) in te
drukken, terwijl u het mechanische gedeelte
inklapt.
De ingeklapte sleutel wordt automatisch
uitgeklapt met een druk op de knop.
8302186
m
88
Vergrendelen en ontgrendelen
Batterij vervangen
Als de sloten vanaf de gebruikelijke afstand niet
meer reageren op signalen van de afstandsbe-
diening moet de batterij worden vervangen:
·Haal de afdekking los door deze met een
smalle schroevendraaier aan de achterkant
voorzichtig open te wrikken.
·Vervang de batterij (type CR 2032, 3 volt)
en zorg dat de pluspool omhoogwijst. Kom
niet met uw vingers aan de polen van de
batterij of de contactvlakken.
·Plaats de afdekking terug. Zorg dat het
afdichtrubber goed zit en intact is, zodat er
geen vocht kan binnendingen.
· Geef de lege batterij af bij uw Volvo-dealer,
zodat de batterij op milieuvriendelijke wijze
wordt verwerkt.
8302195
m
Handschoenenkastje
vergrendelen
U kunt het handschoenenkastje met de hoofd-
sleutel vergrendelen.
Automatische
hervergrendeling
Als geen van de portieren noch de achterklep
binnen twee minuten na het ontgrendelen van
de buitenzijde met de afstandsbediening
worden geopend, dan worden alle sloten
automatisch weer vergrendeld. Deze functie
voorkomt dat u de auto per ongeluk onver-
grendeld achterlaat.
Voor autos met alarm, zie pagina 91.
Automatische vergrendeling
(extra)
De portieren worden automatisch vergrendeld
wanneer de snelheid van de auto oploopt tot een
waarde hoger dan 7 km/h. De portieren blijven
vergrendeld, totdat er een portier van de
binnenzijde wordt geopend of met behulp van
de knoppen voor centrale vergrendeling wordt
ontgrendeld.
Achterklep vergrendelen/
ontgrendelen met de
afstandsbediening
Als u alleen de achterklep wilt ontgrendelen:
druk tweemaal binnen 3 seconden langzaam
op de knop voor de achterklep op de afstands-
bediening (zie afbeelding). Als alle portieren
vergrendeld zijn wanneer u de achterklep sluit,
dan blijft de achterklep na het sluiten onver-
grendeld staan. De klep is tevens buitengesloten
van het alarm.
De resterende portieren zijn wel opgenomen in
het alarm en blijven vergrendeld. Om de
achterklep na het sluiten in het alarm te
betrekken en deze te vergrendelen moet u de
knop LOCK nogmaals indrukken.
N.B. Automatische vergrendeling:
Als u de achterklep met deze knop weliswaar
ontgrendelt maar niet opent, wordt de klep na
ca. 2 minuten automatisch weer vergrendeld.
Als u de achterklep echter opent en sluit, werkt
de automatische vergrendelingsfunctie niet.
Achterklep handmatig
openen
Druk op de openingsknop op de achterklep.
89
Wanneer het donker is, Safelock-functie
Safelock-functie*
Bij activering van de safelockfunctie kunnen de
portieren niet van binnenuit worden geopend
als ze vergrendeld zijn. De safelock-functie kan
alleen van de buitenzijde worden geactiveerd
door het bestuurdersportier te vergrendelen met
de sleutel of met de afstandsbediening. Alle
portieren moeten zijn gesloten, voordat u de
Safelock-functie kunt activeren. De portieren
kunnen nu niet van binnenuit worden geopend.
De portieren kunnen nu niet van binnenuit
worden geopend. De auto kan alleen van de
buitenzijde worden geopend via het bestuurder-
sportier of met de afstandsbediening.
De portieren van de auto zijn niet van buitenaf
te openen door manipulatie van de vergrende-
lingsknoppen.
De Safelock-functie treedt 25 seconden na het
sluiten van de portieren in werking. “Safelock”-functie tijdelijk
deactiveren
Als er iemand in de auto wil achterblijven en u
toch de portieren van buitenaf wilt vergrende-
len, kan de safelock-functie gedeactiveerd wor-
den. Tussen het uit stand II draaien van de con-
tactsleutel en het vergrendelen van de auto, of
zolang de voeding van de middenconsole is
ingeschakeld, kan de knop op elk willekeurig
moment worden ingedrukt. De LED in de knop
gaat branden en zal pas doven wanneer u de
auto met uw sleutel of de afstandsbediening
vergrendelt. Er verschijnt een bericht dat aange-
geven wordt zolang de sleutel in het contact zit.
De safelock-functie is daarmee gedeactiveerd.
De volgende keer dat u het contact aanzet,
wordt de safelock-functie weer geactiveerd.
WAARSCHUWING!
Laat niemand in de auto zitten zonder dat de
safelock-functie gedeactiveerd is.
3602376m
Wanneer het donker is
Approach-verlichting
Doe het volgende, wanneer u de auto nadert:
·Druk op de gele knop van uw afstandsbe-
diening.
De interieurverlichting, de breedtelichten/
parkeerlichten, de kentekenplaatverlichting en
de lampjes in de buitenspiegels (bepaalde
modellen) gaan branden
* Bepaalde landen
90
Bedieningscilinder kinderslot,
linker achterportier
Kinderslot
Bedieningscilinder kinderslot,
rechter achterportier
WAARSCHUWING!
Let erop dat de achterpassagiers de
portieren niet van de binnenzijde kunnen
openen, als u het kinderslot hebt geactive-
erd. Houd de vergrendelingsknoppen
van de portieren tijdens het rijden
omhoog! Bij ongelukken kunnen hulpver-
leners de portieren dan van de buitenzijde
openen.
Elektrische kindersloten
Elektrische kindersloten
achterste zijportieren (extra)
Gebruik de knop in de middenconsole om het
kinderslot op de achterportieren in of uit te
schakelen. Het contactslot moet daarbij in stand
I of II staan. De LED in de knop brandt om aan
te geven dat het kindersloten is ingeschakeld. Er
verschijnt tevens een melding op het display,
wanneer u het kinderslot in- of uitschakelt.
N.B. Zolang de elektrische kindersloten zijn
ingeschakeld, kunnen de achterste zijramen niet
vanaf de binnenzijde worden geopend.
N.B. Op auto's met elektrische kindersloten
zitten geen handmatige kindersloten op de
achterste zijportieren.
Handmatig kinderslot,
achterportieren
De bedieningscilinders van de kindersloten
vindt u achter op de korte kant van de achterpor-
tieren, zodat ze alleen bereikbaar zijn wanneer
de portieren openstaan. Gebruik de contactsleu-
tel van de auto om de bedieningscilinder te
verdraaien en zo de kindersloten in of uit te
schakelen.
A. De portieren kunnen niet van de binnenzijde
worden geopend (naar buiten toe draaien).
B. De portieren kunnen wel van de binnenzijde
worden geopend (naar binnen toe draaien).
3602377m
B
A
8301235d
B
A
8301289d
91
Het alarmsysteem
Wanneer het alarm is ingeschakeld, worden alle beveiligde onderdelen
continu gecontroleerd. Het alarm gaat af, als:
·de motorkap wordt geopend;
·de achterklep wordt geopend;
·één van de zijportieren wordt geopend;
·het contactslot wordt omgedraaid met een verkeerde sleutel of wordt
gemanipuleerd;
·een beweging in het passagiersruimte wordt geregistreerd (accessoi-
re - bij autos met bewegingsmelder);
·de auto wordt opgetild of weggesleept (accessoire - bij autos met
niveausensor);
·de accukabel wordt ontkoppeld;
·iemand de sirene probeert uit te schakelen.
Inschakelen van het alarm
Druk op LOCK op de afstandsbediening. De auto geeft een lang
knippersignaal met de richtingaanwijzers als bevestiging dat het alarm is
ingeschakeld en dat alle portieren zijn gesloten. In bepaalde landen kan
de sleutel of de schakelaar in het bestuurdersportier worden gebruikt om
het alarm in te schakelen.
Automatische activering van het alarm
In bepaalde landen (zoals in België, Israël e.d.) wordt het alarm na enige
vertraging automatisch ingeschakeld, wanneer het bestuurdersportier
werd geopend en gesloten maar daarna niet werd vergrendeld.
Uitschakelen van het alarm
Druk op de knop UNLOCK van de afstandsbediening. De richtingaan-
wijzers van de auto geven twee korte lichtsignalen af ter bevestiging dat
het alarm is uitgeschakeld. In bepaalde landen kunt u het alarm ook met
de sleutel uitschakelen.
Alarm
Uitschakelen van geactiveerd alarm
Om het alarm uit te schakelen wanneer het eenmaal is afgegaan, moet u op
de knop UNLOCK van de afstandsbediening drukken. De richtingaanwij-
zers van de auto geven ter bevestiging twee korte lichtsignalen af.
Alarmsignalen
Een sirene met reservebatterij geeft de geluidssignalen voor het alarm af. De
geluidssignalen duren telkens 25 seconden.
Wanneer het alarm afgaat, gaan alle richtingaanwijzers 5 minuten lang
knipperen of korter wanneer u het alarm volgens de bovenstaande aanwij-
zingen eerder uitschakelt.
Automatische inschakeling van het alarm
Als geen van de portieren noch de achterklep binnen twee minuten na het
deactiveren van het alarm worden geopend terwijl u de auto met de afstands-
bediening hebt ontgrendeld, dan wordt het alarm automatisch weer geactive-
erd. Deze functie voorkomt dat u de auto per ongeluk kunt achterlaten met
het alarm uitgeschakeld.
92
Alarm
Aanduiding alarmstatus m.b.v. controlelampje
Een controlelampje (LED) bovenop het dashboard geeft de status van het
alarmsysteem aan:
·Het lampje brandt niet: Het alarm is uitgeschakeld.
·Het lampje licht eenmaal per twee seconden op: Het alarm is inge-
schakeld.
·Het lampje knippert snel vanaf het moment van uitschakelen van het
alarm tot het moment van inschakelen van het contact: Het alarm is
afgegaan.
·Als er een storing is opgetreden in het alarmsysteem, verschijnt er een
displaybericht met aanwijzingen voor de te nemen maatregelen.
BELANGRIJK!
Voer nooit zelf reparaties aan of wijzigingen in het alarmsysteem uit.
Dergelijke ingrepen kunnen van invloed zijn op de verzekeringsvoorwaar-
den.
3602415d
Sensoren tijdelijk deactiveren
Om te voorkomen dat het alarm afgaat wanneer u bijv. uw hond in de auto
achterlaat of gebruik maakt van een veerboot, kunt u de bewegingsmelder
en de niveausensor tijdelijk deactiveren. Wanneer u de contactsleutel uit
stand II draait, kunt u tot aan het moment van vergrendelen
of zolang de middenconsole spanning krijgt op de bovenstaande knop
drukken. De LED in de knop licht op en blijft branden, totdat u de auto
met de sleutel of de afstandsbediening vergrendelt. Er verschijnt een
bericht op het display zolang de sleutel in het contactslot steekt. De
volgende keer dat u het contact inschakelt, worden de sensoren weer
geactiveerd.
Als uw auto is uitgerust met de zogeheten safelock-functie, wordt ook
deze functie tegelijkertijd geactiveerd, zie pagina 89.
93
Alarm
Alarmsysteem testen
Test van de bewegingsmelder:
1. Open alle portierramen.
2. Activeer het alarm. De LED knippert langzaam om aan te geven dat het
alarm op scherp staat.
3. Wacht 30 seconden.
4. Test de bewegingsmelder in de passagiersruimte door een tas of iets
dergelijks van de stoelzitting te nemen. Het alarmsysteem moet
vervolgens geluids- en knippersignalen afgeven.
5. Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te
ontgrendelen.
Test van de portieren:
1. Activeer het alarm.
2. Wacht 30 seconden.
3. Ontgrendel de auto met de sleutel in het bestuurdersportier.
4. Open één van de portieren. Het alarm moet daarbij afgaan.
5. Herhaal deze test voor het andere voorportier.
6. Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te
ontgrendelen.
Test van de motorkap:
1. Ga in de auto zitten en deactiveer de bewegingsmelder zoals aange-
geven op pagina 92.
2. Activeer het alarm (blijf in de auto zitten en vergrendel de portieren
met de lock-knop op de afstandsbediening.
3. Wacht 30 seconden.
4. Ontgrendel de motorkap met de hendel onder het dashboard. Het alarm
moet vervolgens geluids- en lichtsignalen afgeven.
5. Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te
ontgrendelen.
Test van de achterklep (als de achterklep voorzien is van een cilinders-
lot):
1. Activeer het alarm.
2. Wacht 30 seconden.
3. Ontgrendel de achterklep met behulp van de sleutel in het bestuurders-
portier.
4. Open de achterklep. Het alarm moet vervolgens geluids- en
lichtsignalen afgeven.
5. Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te
ontgrendelen.
94
95
Starten, Rijden, Schakelen
Tankvulklep, Motor starten 96
Zuinig rijden 97
Motor starten 98
Handgeschakelde versnellingsbak 99
Automatische versnellingsbak 100
All Wheel Drive, Actief chassis, FOUR-C 102
Parkeerhulp 103
Slepen 105
Starten met hulpaccu 106
Rijden met een aanhanger 107
Lichtbundel aanpassen 116
BLIS - Blind Spot Information System 120
96
Tankvulklep, Motor starten
Brandstof tanken
De tankvuldop vindt u achter de tankvulklep in
het spatscherm rechtsachter.
Bij hoge buitentemperaturen kan er overdruk in
de brandstoftank ontstaan. Open de vuldop
langzaam. Giet niet te veel brandstof in de tank.
Haal het vulpistool na de eerste afslag uit de
opening! Bij een hoge buitentemperatuur kan
de tank overstromen, als deze te veel brandstof
bevat!
Breng na het tanken de tankvuldop weer aan en
draai deze zover dicht dat u één of meer klikken
hoort.
Tankvulklep openen
De tankvulklep is onvergrendeld en kan worden
geopend, wanneer de auto onvergrendeld is.
N.B. Wanneer u de auto van de buitenzijde
vergrendelt, wordt de tankvulklep pas na een
vertraging van 10 minuten vergrendeld.
2302129d
Start de motor als volgt
(benzine)
1Trek de handrem (parkeerrem) aan.
2 Automatische versnellingsbak: Zet de
keuzehendel in stand P of N.
Handgeschakelde versnellingsbak: Zet
de versnellingspook in de vrijstand en trap
het koppelingspedaal volledig in. Dit is
vooral van belang bij strenge kou.
3Draai de contactsleutel in de startstand. Als
de motor niet binnen 5 tot 10 seconden
aanslaat, moet u de sleutel loslaten en een
nieuwe startpoging doen.
Benzine tanken
N.B. Voeg nooit zelf schoonhoudende toevoe-
gingsmiddelen toe zonder het uitdrukkelijke
advies van een Volvo-werkplaats.
Belangrijk!
Giet benzinemodellen altijd met loodvrije
benzine vol om te voorkomen dat de katalysator
beschadigd raakt.
WAARSCHUWING!
Draag tijdens het tanken nooit een ingeschakel-
de mobiele telefoon bij u. Bij binnenkomst van
een gesprek kan het belsignaal aanleiding geven
tot vonkvorming en daarbij de brandstofdampen
ontsteken met gevaar voor brand en verwon-
dingen.
U start de motor als volgt
(diesel)
1. Trek de handrem (parkeerrem) aan.
2. Automatische versnellingsbak: Zet de
keuzehendel in stand P of N.
Handgeschakelde versnellingsbak: Zet de
versnellingspook in de vrijstand en trap het
koppelingspedaal volledig in. Dit is vooral
van belang bij strenge kou.
3. Draai de contactsleutel in de rijstand. Een
controlelampje op het instrumentenpaneel
licht op om aan te geven dat de voorgloei-
functie van de motor actief is. Draai de
sleutel in de startstand, wanneer het
controlelampje is gedoofd.
Diesel tanken
Bij lage temperaturen (–5°C tot –40°C) kan de
paraffine in de dieselolie uitvlokken, wat tot
startproblemen kan leiden. Zorg er daarom voor
dat u tijdens de wintermaanden speciale
winterbrandstof gebruikt.
N.B. Afhankelijk van de motortemperatuur kan
het tijdens de koude start gebeuren dat het
motortoerental van bepaalde motortypes - korte
tijd – iets hoger is dan normaal.
Dit omdat Volvo ernaar streeft de uitstoot te
beperken van stoffen die schadelijk zijn voor
het milieu door het uitlaatgasreinigingssysteem
van de motor zo snel mogelijk op bedrijfstem-
peratuur te brengen.
97
Rijd anticiperend
Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en
rustig rijdt en uw rijstijl en snelheid afstemt op
de heersende verkeerssituatie.
Let op het volgende:
·Laat de motor zo snel mogelijk op bedrijfs-
temperatuur komen! D.w.z. dat u de motor
niet stationair moet laten lopen, maar zo
snel mogelijk moet wegrijden en de motor
licht moet belasten.
·Een koude motor verbruikt meer brandstof
dan een warme.
·Laat de auto zoveel mogelijk staan voor de
kortere ritten, waarbij de motor niet op
temperatuur komt.
·Rijd rustig! Vermijd onnodig snel optrekken
en krachtig remmen.
·Laat zware lading niet onnodig lang in de
auto liggen.
·Gebruik geen winterbanden op sneeuwvri-
je en droge wegen.
·Verwijder de lastdrager, wanneer u deze
niet meer nodig hebt.
·Open de zijramen niet onnodig.
Immobilizer
Maak altijd gebruik van de juiste contactsleutel.
Let er bij het starten op dat de transponders van
de sleutels aan dezelfde sleutelbos niet tegen
elkaar aan hangen.
Zuinig rijden, Belangrijke tips!
Snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging (extra)
Als de auto is uitgerust met snelheidsafhankelij-
ke stuurbekrachtiging, is de auto gemakkelijker
te besturen op lage snelheden zodat bijvoorbe-
eld het parkeren minder moeite kost.
Naarmate de snelheid hoger wordt nemen de
stuurkrachten toe, waardoor u een beter gevoel
met de weg krijgt.
Niet met een geopende
achterklep rijden!
Als u met een geopende achterklep rijdt,
kunnen er uitlaatgassen en daarmee ook giftig
koolmonoxide via de bagageruimte de auto in
worden gezogen. Als u echter toch een stukje
met een open achterklep moet rijden, moet u
het volgende doen:
·Doe alle ramen dicht.
·Stuur de lucht naar de voorruit en de vloer
en laat de ventilator op de hoogste snelheid
draaien.
De nieuwe auto - gladde
wegen
Het rijgedrag van de auto varieert afhankelijk
van de vraag of uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde of een automatische versnel-
lingsbak. Aarzel daarom niet om onder
gecontroleerde omstandigheden (zoals op een
slipbaan) te testen hoe de auto bij gladheid
reageert.
Accu niet overmatig belasten
De elektrische functies van de auto belasten de
accu in verschillende mate. Laat de contactsleu-
tel niet te lang achtereen in stand II staan,
wanneer u de motor hebt afgezet. Gebruik
liever stand I. Op die manier wordt er minder
stroom afgenomen.
De 12V-aansluiting in de bagageruimte levert
ook spanning, wanneer u de contactsleutel hebt
uitgenomen.
Voorbeelden van onderdelen/systemen die veel
stroom afnemen zijn:
·interieurventilator
·ruitenwissers
·audiosysteem
·parkeerlichten.
Let er tevens op dat de verschillende accessoi-
res het elektrische systeem belasten. Maak
daarom geen gebruik van functies die veel
stroom afnemen, wanneer u de motor hebt
afgezet. Als de accuspanning laag is, verschijnt
er een bericht op het display. Het bericht blijft
op het display staan, totdat de motor is aang-
eslagen. De energiebesparingsfunctie schakelt
bepaalde onderdelen/systemen uit of verlaagt de
belasting van de accu door bijv. de ventilators-
nelheid of het volume van het audiosysteem te
verlagen.
Laad de accu in dat geval op door de motor te
starten.
98
Motor starten
Voorkom oververhitting van
de motor en het koelsysteem
In speciale omstandigheden, bijv. op steile
hellingen en bij het vervoer van een zware
lading, bestaat het gevaar dat de motor en het
koelsysteem oververhit raken. Dit geldt in het
bijzonder bij warm weer.
Doe het volgende om oververhitting van het
koelsysteem te voorkomen:
·Houd een lage snelheid aan, wanneer u met
een aanhanger achter de auto een lange,
steile helling oprijdt.
·Schakel van tijd tot tijd de airconditioning
uit.
·Laat de motor bij voorkeur niet stationair
lopen.
·Na een zware rit moet u de motor niet
meteen afzetten, maar nog enige tijd
stationair laten lopen.
·Verwijder verstralers die voor de grille
zitten, als u bij extreem warm weer rijdt.
Doe het volgende om oververhitting van de
motor te voorkomen:
Laat de motor geen hogere toeren maken dan
4500 omw/min, wanneer u met een aanhanger
of caravan achter de auto in heuvelachtig
gebied rijdt. Als u dat wel doet, kan de
olietemperatuur te hoog oplopen.
Automatische
versnellingsbak
Adaptief systeem
De versnellingsbak wordt afgeregeld aan de
hand van een zogeheten adaptief schakelsyste-
em dat voortdurend leert hoe de versnellings-
bak zich gedraagt. Het systeem registreert de
manier waarop de versnellingsbak schakelt, zodat
er in elke situatie optimaal wordt geschakeld.
Lock-Up-functie
De versnellingen zijn voorzien van Lock-Up
(geblokkeerde versnellingen) om beter op de
motor te kunnen afremmen en het brandstofver-
bruik te verlagen.
Veiligheidssystemen
Auto's met een automatische versnellingsbak
zijn uitgerust met een aantal speciale vei-
ligheidssystemen:
Sleutelblokkering, “Keylock”
De keuzehendel moet in stand P staan om de
contactsleutel te kunnen uitnemen. In alle
andere standen is de sleutel geblokkeerd.
Parkeerstand (stand P)
Stilstaande auto met draaiende motor:Houd uw
voet op het rempedaal, terwijl u de keuzehendel
verzet.
Elektrische schakelblokkering,
“Shiftlock”
Parkeerstand (stand P)
Om de keuzehendel uit stand P te kunnen halen
moet de contactsleutel in stand I of II staan en
het rempedaal worden bediend.
Neutraalstand (stand N)
Om de keuzehendel uit stand N te kunnen halen
moet de contactsleutel in stand I of II staan en
het rempedaal worden bediend.
Koude start
Als u bij lage temperatuur wegrijdt, kan het
gebeuren dat de schakelingen stug aandoen. Dit
komt doordat de versnellingsbak bij lage
temperaturen stroperiger wordt.
Om de uitstoot van uitlaatgassen te beperken
schakelt de versnellingsbak later op dan
normaal, wanneer u bij lage temperaturen
wegrijdt.
Wanneer u met een koude motor wegrijdt,
schakelt de versnellingsbak bij een hoger
toerental op dan normaal. Zo komt de katalysa-
tor sneller op bedrijfstemperatuur.
“Kickdown”
Als u het gaspedaal volledig intrapt (tot voorbij
de normale volgasstand), schakelt de versnel-
lingsbak automatisch terug naar een lagere vers-
nelling. Dit is de kickdown.
Wanneer de maximale snelheid voor de inge-
schakelde versnelling is bereikt of wanneer u
het gaspedaal uit de kickdown-stand loslaat,
schakelt de versnellingsbak automatisch op.
Gebruik de kickdown om zo snel mogelijk te
accelereren zoals bij het inhalen. Om overtoeren
te voorkomen is het stuurprogramma van de
versnellingsbak voorzien van een terugschakel-
blokkering.
U kunt de kickdown" niet gebruiken zolang
de keuzehendel in een van de handmatige*
schakelstanden staat. Zet de keuzehendel in dat
geval eerst terug in de automatische schakel-
stand D.
* Geldt voor Geartronic.
99
Handgeschakelde versnellingsbak
Schakelstanden,
vijfversnellingsbak
Trap bij het schakelen het koppelingspedaal
volledig in. Laat uw voet tussen het schakelen
niet op het koppelingspedaal rusten! Houd u
aan het aangegeven schakelpatroon.
Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te
houden, moet u zoveel mogelijk gebruik maken
van hoge versnellingen.
64
68 72 76
80 64
68 72 76
80
4302395n
M56
Blokkering
achteruitversnelling
Schakel de achteruitversnelling pas in,
wanneer de auto helemaal stilstaat.
Om de achteruitversnelling in te schakelen moet
u de versnellingspook eerst in de neutraalstand
zetten (tussen de 3de en 4de versnelling in).
Door de blokkering van de achteruitversnelling
kunt u de versnellingspook niet rechtstreeks
vanuit de stand voor de 5de versnelling in die
voor de achteruitversnelling zetten.
64
68 72 76
80 64
68 72 76
80
4301589e
M56
Schakelstanden
zesversnellingsbak
Trap het koppelingspedaal tijdens het schakelen
altijd zo ver mogelijk in. Haal uw voet na het
schakelen weer van het koppelingspedaal af!
Houdt u zich aan het aangegeven schakelpa-
troon.
Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te
houden, moet u zoveel mogelijk gebruik maken
van hoge versnellingen.
4303288m
100
Keuzehendelstanden
Automatische versnellingsbak
D Rijstand
Stand D is de normale rijstand. De versnel-
lingsbak schakelt automatisch op en terug,
afhankelijk van de stand van het gaspedaal en
de snelheid. Zorg dat de auto stilstaat, voordat u
de keuzehendel vanuit stand R in stand D zet.
4 Lage versnellingsstand
Het op- en terugschakelen tussen de 1ste, 2de,
3de en 4de versnelling gebeurt automatisch.
Er wordt niet opgeschakeld naar de 5de
versnelling.
Stand 4 leent zich voor:
·het rijden in de bergen;
·het rijden met een aanhanger;
·een verhoogde mate van afremmen op de
motor.
3 Lage versnellingsstand
Het op- en terugschakelen tussen de 1ste, 2de
en 3de versnelling gebeurt automatisch.
Er wordt niet opgeschakeld naar de 4d
versnelling.
Stand 3 leent zich voor:
·het rijden in de bergen;
·het rijden met een aanhanger;
·een verhoogde mate van afremmen op de
motor.
L Lage versnelling
Zet de keuzehendel in stand L, als u in de 1ste
of 2de versnelling wilt rijden. Bij het rijden in
de bergen is de motorrem het krachtigst met de
keuzehendel in stand L.
P Parkeerstand
Zet de keuzehendel in de parkeerstand, wanneer
u de motor start of de auto parkeert.
Voor het inschakelen van de P-stand moet
de auto stilstaan!
In stand P wordt de versnellingsbak mechanisch
vergeblokkeerd. Trek na het parkeren altijd de
handrem aan!
R Achteruitrijstand
Zet de keuzehendel alleen in stand R,
wanneer de auto stilstaat!
N Neutraalstand
Stand N is de neutraalstand. In deze stand kunt u de
motor starten, maar er is geen versnelling ingeschak-
eld. Trek de handrem aan, wanneer de auto stilstaat
en de keuzehendel in stand N staat.
W Winter-
programma
Met de knop W bij de
keuzehendel schakelt u het
winterprogramma W in of
uit. Bij inschakeling van
het winterprogramma licht
het lampje W op het
instrumentenpaneel op. In het winterprogramma
geldt de 3de versnelling als wegrijversnelling
om bij gladheid gemakkelijker weg te kunnen
komen. In het winterprogramma worden de
lagere versnellingen alleen bij kickdown
ingeschakeld.
Het winterprogramma W is alleen te selecteren
met de keuzehendel in stand D.
* Op V70 R met Geartronic zit de knop S.
101
Mechanische schakelblokkering
U kunt de hendel altijd ongehinderd heen en
weer halen tussen de stand N en D. Om de
hendel in één van de overige standen te zetten,
moet u een blokkering opheffen door op de
blokkeerknop op de keuzehendel te drukken.
Wanneer u de blokkeerknop indrukt, kunt u de
hendel vooruit of achteruit bewegen tussen de
verschillende schakelstanden.
Automatische versnellingsbak
4302106d
Geartronic*
Op V70R met Geartronic zit er een S-knop bij
de keuzehendel in plaats van een W-knop. Met
de knop S schakelt u het sportprogramma van de
64
68 72 76
80 64
68 72 76
80
4303307n
4301647d
versnellingsbak in of uit. Een brandende LED in
de knop geeft aan dat het programma actief is.
Het sportprogramma levert een sportiever rijge-
drag op en maakt het mogelijk om hogere toeren
te maken in de versnellingen. De motor reageert
bovendien sneller op de commando's die u met
het gaspedaal geeft. Bij inschakeling van het
sportprogramma wordt tevens de voorkeur ge-
geven aan de lagere versnellingen, zodat er met
enige vertraging wordt opgeschakeld.
Handmatige schakelstanden,
Geartronic
Als u vanuit de automatische rijstand D wilt
overgaan op de handmatige schakelstand, moet
u de hendel naar rechts halen. Om vanuit stand
MAN naar de automatische rijstand D te gaan,
moet u de hendel naar links in stand D zetten.
*Geartronic behoort tot de standaarduitrusting van
de V70 R.
De 3de versnelling is de hoogste versnelling die
u als wegrijversnelling kunt gebruiken.
Tijdens het rijden
De handmatige schakelstanden kunnen op elk
moment tijdens het rijden ingeschakeld worden.
De ingeschakelde versnelling is geblokkeerd,
totdat u een andere versnelling kiest. De ver-
snellingsbak schakelt alleen automatisch terug,
als u uw snelheid drastisch verlaagt.
Als u de keuzehendel naar de (min) beweegt,
schakelt de versnellingsbak automatisch een
versnelling terug terwijl er op de motor afge-
remd wordt. Als u de versnellingshendel naar
de + (plus) beweegt, schakelt de versnellings-
bak een versnelling op. Kickdown is niet mo-
gelijk in een handmatige schakelstand.
Keuzehendel automatische versnellingsbak Geartronic Keuzehendel Geartronic
102
Vierwielaandrijving, AWD (All Wheel Drive), Actief chassis, FOUR-C
Vierwielaandrijving, AWD
(extra)
De vierwielaandrijving is permanent ingeschak-
eld. Bij vierwielaandrijving worden alle vier de
wielen van de auto tegelijk aangedreven. Het
motorkoppel wordt automatisch over de voor-
en achterwielen verdeeld. Een elektronisch
gestuurd koppelingssysteem verdeelt het ver-
mogen over het wielpaar dat op dat moment de
beste grip op het wegdek heeft. Dit om optimale
wegligging te verkrijgen en te voorkomen dat
de wielen doorslippen.
Bij normaal rijden worden de voorwielen naar
verhouding iets sterker aangedreven dan de
achterwielen.
Deze verbeterde vorm van aandrijving verhoogt
de rijveiligheid tijdens regen en sneeuwval en
bij ijzel.
Actief chassis FOUR-C*
(extra)
De auto is uitgerust met een zeer geavanceerd
actief chassissysteem FOUR C (Continuous-
ly Controlled Chassis Concept) - dat elektron-
isch gestuurd is. Het systeem werkt op basis
van enkele sensoren die continu de bewegingen
en reacties van de auto in de gaten houden, zo-
als de verticale en zijdelingse versnelling, de
rijsnelheid en de wielbewegingen.
De regeleenheid van FOUR-C analyseert
gegevens afkomstig van de sensoren en regelt
zo nodig de schokdemperinstellingen tot
500 keer per seconde bij. Dit levert een
uitermate snelle en nauwkeurige afregeling van
elk van de schokdempers op.
Dit verklaart de verschillen in
de chassiseigenschappen.
Het systeem biedt u de
mogelijkheid om de chassisei-
genschappen van de auto aan
te passen, wanneer er
wijzigingen in het wegdek optreden of als u van
rijstijl verandert. Deze aanpassing neemt slechts
enkele milliseconden in beslag.Hoe de motor op
het gaspedaal reageert hangt af van de geselecteer-
de chassisstand.
Comfort
In de stand Comfort is de vering van het
chassis dusdanig afgestemd, dat de carrosserie
niets van de oneffenheden in het wegdek merkt
en de auto als het ware over de weg zweeft. De
schokdemping is soepeler dan normaal,
waardoor de bewegingen van de carrosserie
minimaal zijn. Deze stand wordt aanbevolen
tijdens lange ritten en bij gladheid.
Wanneer u het contact uitschakelt na een rit in
de stand Comfort, zal de volgende keer dat u
het contact inschakelt dezelfde stand worden
aangehouden.
Sport
In de stand Sport reageert de auto sneller op de
bewegingen van het stuurwiel dan in de stand
Comfort. De vering is stugger en de carrosserie
volgt het wegdek om bij het snelle bochtenwerk
de mate van overhellen te beperken. De auto
doet sportiever aan.
Wanneer u het contact uitschakelt na een rit in
de stand Sport, zal de volgende keer dat u het
contact inschakelt dezelfde stand worden
aangehouden.
Advanced*
In de stand Advanced zijn de bewegingen van
de schokdempers minimaal en geoptimaliseerd
voor maximale grip en minimale overhelling in
bochten. U wordt geadviseerd deze stand alleen
te activeren op zeer rechte en vlakke wegen. De
auto reageert sneller op het bijgeven van gas en
de automatische versnellingsbak hanteert een
sportier schakelpatroon. Wanneer u het contact
uitschakelt na een rit in de stand Advanced, zal
de volgende keer dat u het contact inschakelt de
stand Sport worden aangehouden.
* Geldt voor de V70 R
3603554m
Schakelaars V70 R
104
3603503m
Parkeerhulp
Aanduiding voor systeemstoringen
Het informatiesymbool brandt
continu
PARK.HULP SERVICE
VEREIST verschijnt op het
informatiedisplay in het midden
van het instrumentenpaneel.
Sensoren voor parkeerhulp
Sensoren schoonmaken
De sensoren werken alleen naar behoren,
wanneer u ze regelmatig schoonmaakt. Reinig
ze met water en autoshampoo.
De sensoren kunnen reageren op een laag
sneeuw en ijs.
105
Slepen, algemene informatie
Sleepoog, vóór Sleepoog, achter
A
B
C
8600422M
Als de auto gesleept moet
worden
·Hef het stuurslot op, zodat u de auto kunt
besturen.
·Let erop dat u maximaal toegestane
snelheid aanhoudt.
·Let erop dat de rem- en stuurbekrachtiging
niet werken, als u de motor hebt afgezet! U
moet ongeveer vijfmaal zo hard op het
rempedaal trappen en de auto stuurt
aanzienlijk zwaarder.
·Rijd rustig. Houd de sleepkabel gespannen
om schokkende bewegingen te voorkomen.
Modellen met een automatische versnel-
lingsbak
·Zorg dat de keuzehendel in stand N staat.
·De snelheidslimiet voor het wegslepen van
een auto met automatische versnellingsbak is
80 km/h. U mag de auto over een afstand
van maximaal 80 km verslepen.
·Autos met een automatische versnellings-
bak mogen alleen vooruit worden wegges-
leept.
·U kunt de motor niet op gang trekken. Voor
Starten met hulpaccu, zie de volgende
pagina.
Motor sleepstarten
Als u een auto met een handgeschakelde vers-
nellingsbak probeert aan te slepen, kan de kata-
lysator beschadigd raken. Autos met automa-
tische versnellingsbak kunnen niet worden
gestart door de auto te slepen. Als de accu leeg
is moet u een hulpaccu gebruiken.
* De opening in de afdekking kan variëren
afhankelijk van de variant.
** (bepaalde modellen) Om het sleepoog in de
achterbumper te bevestigen moet u eerst de
kunststof schroef uit de console voor het ach-
terste sleepoog verwijderen. Gebruik de wiels-
leutel om de kunststof schroef los te draaien.
Draai de kunststof schroef na gebruik van het
sleepoog weer vast.
Sleepoog
Het sleepoog vindt u in de gereedschapstas in de
bagageruimte. Schroef het sleepoog op zijn plaats
vóór het slepen. De aansluitingen en afdekkingen
voor het sleepoog bevinden zich aan de rechter-
zijde van de voor- en achterbumpers.
Ga als volgt te werk om een afdekking te
verwijderen:
A. Haal de onderkant van de afdekking*
voorzichtig los met bijv. een muntstuk.
B. Schroef het sleepoog tot** aan de flens vast
(C). Maak bij voorkeur gebruik van de
wielmoersleutel.
Draai het sleepoog na gebruik los en plaats de
afdekking terug.
Slepen
N.B. Het sleepoog mag alleen worden gebruikt
voor het slepen van een auto over de weg en
niet om een auto te bergen wanneer deze bij-
voorbeeld in een sloot is gereden. Voor ber-
gingswerkzaamheden dient professionele hulp
te worden ingeroepen.
106
Starten met hulpaccu
Start de auto als volgt met een hulpaccu
Als de accu om wat voor reden dan ook ontladen is, kunt u stroom
lenen van een losse reserveaccu of van een accu in een andere auto om
op die manier de motor te starten. Controleer altijd of de accuklemmen
goed vastzitten en of er geen vonken ontstaan tijdens de startpogingen.
Om explosiegevaar te voorkomen adviseren wij u de volgende aanwij-
zingen nauwkeurig op te volgen:
·Draai de contactsleutel in stand 0.
·Zorg dat de hulpaccu een spanning van 12 volt levert.
·Als de hulpaccu zich in een andere auto bevindt, moet u de motor van
deze auto afzetten en zorgen dat de twee autos elkaar niet kunnen raken.
·Sluit de rode kabel aan tussen de pluspool van de hulpaccu (1+) en de
rode aansluiting in de motorruimte van uw auto (2+).
Bevestig de klem aan het contactpunt dat onder een klein zwart luikje
met een plusteken erop zit. Het luikje vormt één geheel met het deksel
van het zekeringenkastje.
Sleepoog dieselmotor
(onder de motorkap rechts
in de motorruimte)
·Sluit de ene klem van de zwarte kabel aan op de minpool (3-) van de
hulpaccu.
·Bevestig de andere klem van de zwarte kabel aan de sleepogen van uw
auto, 4- in de afbeelding.
·Start de motor van de hulpauto. Laat de motor enkele minuten
draaien op een toerental dat iets hoger ligt dan normaal,
1500 omw/min.
·Start de motor van de auto met de uitgeputte accu.
·N.B. Beweeg de klemmen niet tijdens de startpoging (kans op
vonkvorming).
·Verwijder de kabels in omgekeerde volgorde.
3100088m
WAARSCHUWING!
Accu's kunnen het zeer explosieve knalgas
produceren. Een enkele vonk, veroorzaakt
door een onjuiste aansluiting van de startka-
bels, is voldoende om de accu tot ontploffing
te brengen, en zo schade aan de auto en letsel
te veroorzaken.
Accu's bevatten tevens zwavelzuur, wat
ernstige verwondingen door etsing kan
veroorzaken.
Als u accuzuur in uw ogen krijgt of op uw
huid of kleren morst, moet u onmiddellijk
met grote hoeveelheden water spoelen. Neem
onmiddellijk contact op met een arts, als u
accuzuur in uw ogen krijgt.
119
Afplakmallen voor Bi-Xenonkoplampen, model met linkse besturing
Afplakmallen voor Bi-Xenonkoplampen, model met rechtse besturing
Lichtbundel aanpassen
124
Algemene informatie
Nieuwe banden
Let erop dat banden een beperkte houdbaarheidsda-
tum hebben. Na enkele jaren worden banden steeds
harder en ook de grip op het wegdek neemt stukje
bij beetje af. Gebruik daarom zo mogelijk nieuwe
banden bij het verwisselen.
Dit geldt in het bijzonder voor winterbanden.
Het jaar en de week van productie worden aangedu-
id met 4 cijfers (zo betekent 1502 dat de band de
15de week van het jaar 2002 werd gemaakt).
Algemene informatie over wielen en banden
Op alle autobanden staat een bepaalde aanduiding. Een voorbeeld van een
dergelijke aanduiding is 215/55R16 93W.
Deze aanduiding die door alle bandenfabrikanten wordt toegepast houdt
het volgende in:
215 de breedte van de band (mm).
55 de verhouding tussen de hoogte en breedte van de band in
procenten.
R staat voor radiaalband.
16 velgdiameter van de band in inch (")
93 de index van het draagvermogen van de band, in dit geval 650 kg.
W de index van de snelheidslimiet van de band die aangeeft dat de
band bestemd is voor snelheden tot en met 270 km/h.
Uw auto is voorzien van een typegoedkeuring voor de uitvoering waarin
deze werd aangeleverd. Dit betekent dat u niet mag afwijken van de afme-
tingen en prestaties die staan aangegeven op de registratiepapieren van de
auto. De enige uitzondering daarop vormt het gebruik van winterbanden en
banden met “spikes”, voor zover deze met de snelheidsindex op het registra-
tiebewijs staan vermeld. Bij gebruik van dergelijke banden mag u niet snel-
ler rijden dan de maximumsnelheid die voor het gebruikte bandentype geldt.
De meest voorkomende snelheidsklassen staan in de onderstaande tabel.
Let erop dat de aangegeven snelheid de maximumsnelheid is.
Q 160 km/h, veelal toegepast voor banden met “spikes”
T 190 km/h
H 210 km/h
V 240 km/h
W 270 km/h
Let op het volgende bij het verwisselen van banden: Zorg dat alle vier de
banden van hetzelfde type zijn, dezelfde afmeting en aanduiding hebben
en bij voorkeur ook van hetzelfde merk zijn. Anders kunnen de rijeigenschap-
pen van de auto veranderen. Informeer bij uw dealer naar de bandenmaten
die verkrijgbaar zijn voor uw auto. Let erop dat de gestelheid van het
wegdek bepalend is voor uw maximumsnelheid en niet de snelheidsindex
van de banden.
7700444
129
Wielen verwisselen
7700245d
7700316m
7700244d
Krik bestemd voor auto’s met
vierwielaandrijving (AWD en XC)
De krik dient als volgt te worden
aangebracht
·Houd de krik tegen de pen in het krikpunt
zoals afgebeeld en draai de voet van de krik
naar beneden zodat de krik plat tegen de
grond aankomt.
·Controleer nogmaals of de krik juist is
aangebracht aan de hand van de
afbeelding en dat de voet van de krik
zich recht onder het krikpunt bevindt.
·Breng de auto zover omhoog dat het wiel
van de grond komt.
·Verwijder de wielbouten en het wiel.
Monteren
·Reinig de contactvlakken op het wiel en de
naaf.
·Breng het wiel aan en draai de wielbouten
vast.
N.B. Zie pagina 127 voor meer informatie over
het reservewiel.
·Breng de auto zover omlaag dat de wielen
niet meer kunnen draaien. Draai de bouten
kruiselings en geleidelijk aan. Aanhaalmo-
menten: 140 Nm (14,0 kpm). Het is
belangrijk dat de bouten met het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid. Het
aanhaalmoment moet met een momentsleutel
worden gecontroleerd.
·Breng de wieldop aan.
·Schroef de krik weer volledig in elkaar,
voordat u deze in de bagageruimte teruglegt.
·Zorg dat de krik en de gereedschapstas
stevig vastzitten en niet kunnen gaan
rammelen.
WAARSCHUWING!
·Kruip nooit onder de auto als deze op
de krik staat!
·De auto en de krik moeten op een
stevige, horizontale ondergrond staan.
·De originele krik dient alleen te worden
gebruikt voor het wisselen van het wiel.
Overige werkzaamheden dienen te
worden uitgevoerd met werkplaatskrik-
ken en assteunen onder het deel van de
auto dat omhoog wordt gebracht.
·Trek de handrem aan en schakel de
eerste versnelling of achteruitversnelling
in stand P voor auto’s met automatische
versnellingsbak.
·Plaats blokken voor en achter de wielen
die op de grond blijven staan. Gebruik
grote houten blokken of stenen.
·Zorg dat u schroef van de krik altijd
goed ingevet houdt.


Produktspezifikationen

Marke: Volvo
Kategorie: Personenwagen
Modell: V70 - 2005

Brauchst du Hilfe?

Wenn Sie Hilfe mit Volvo V70 - 2005 benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten




Bedienungsanleitung Personenwagen Volvo

Bedienungsanleitung Personenwagen

Neueste Bedienungsanleitung für -Kategorien-