Triumph Thruxton RS (2022) Bedienungsanleitung
Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Triumph Thruxton RS (2022) (208 Seiten) in der Kategorie Motor. Dieser Bedienungsanleitung war für 17 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet
Seite 1/208

GEBRUIKERSHANDLEIDING 01
Bonneville T100 (alle modellen),
Bonneville T120 (alle modellen),
Speed Twin (alle modellen),
Scrambler 900 and Thruxton RS
Deze handleiding bevat informatie over de Triumph-motorfietsen Bonneville T100 (alle modellen), Bonneville T120
(alle modellen), Speed Twin (alle modellen), Scrambler 900 and Thruxton RS. Bewaar deze gebruikershandleiding altijd
bij de motorfiets en raadpleeg de informatie indien nodig.
De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van publicatie beschikbare informatie.
Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde, zonder voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te
brengen.
Deze publicatie mag niet in zijn geheel, noch gedeeltelijk worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van
Triumph Motorcycles Limited.
© Copyright 01.2022 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Engeland.
Publicatie onderdeelnummer 3850211-NL versie 1

INHOUDSOPGAVE
02
Deze gebruikershandleiding bevat een aantal verschillende hoofdstukken.
Onderstaande inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken,
waar u – in het geval van grotere hoofdstukken – een meer gedetailleerde
inhoudsopgave aantreft, die u helpt het betreffende onderwerp te vinden.
03 VOORWOORD
07 VEILIGHEID VOOROP
16 PLAATS VAN DE WAARSCHUWINGSLABELS
18 ONDERDELENOVERZICHT
31 SERIENUMMERS
33 ALGEMENE INFORMATIE
81 RIJDEN OP DE MOTORFIETS
93 ACCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
97 ONDERHOUD EN AFSTELLING
155 REINIGING EN STALLING
167 GARANTIE
179 SPECIFICATIES
201 INDEX
205 GOEDKEURINGSINFORMATIE

VOORWOORD
03
Waarschuwingen en
opmerkingen
In deze gebruikershandleiding wordt
belangrijke informatie op de volgende
manier gepresenteerd:
Waarschuwing
Dit waarschuwingssymbool geeft
speciale instructies of procedures aan,
die persoonlijk letsel of levensgevaar
tot gevolg kunnen hebben wanneer ze
niet goed worden opgevolgd.
Voorzichtig
Dit symbool maant tot voorzichtig-
heid en gaat vergezeld van speciale
instructies of procedures die bescha-
diging of vernieling van apparatuur
tot gevolg kunnen hebben wanneer ze
niet strikt worden opgevolgd.
Let op
Dit opmerkingssymbool geeft punten
van speciaal belang voor efficiëntere en
gemakkelijkere bediening aan.
Waarschuwingslabels
Bovenstaand symbool wordt op
bepaalde plaatsen op de motorfiets
weergegeven. Het symbool betekent
'VOORZICHTIG: RAADPLEEG DE HAND-
LEIDING' en wordt gevolgd door een
grafische voorstelling van het betref-
fende onderwerp.
Probeer nooit op de motorfiets te rijden
of een aanpassing uit te voeren zonder
de in deze handleiding beschreven rele-
vante instructies te raadplegen.
Raadpleeg het gedeelte Locaties van de
waarschuwingslabels voor de locatie van
alle labels met dit symbool. Dit symbool
wordt zo nodig ook weergegeven op de
pagina's met de relevante informatie.
Onderhoud
Om een lang, veilig en probleemloos
gebruik van uw motorfiets te garan-
deren, dient het onderhoud te worden
uitgevoerd door een erkende Triumph-
-dealer.
Alleen een erkende Triumph-dealer
beschikt over de noodzakelijke kennis,
apparatuur en vakkundigheid om uw
Triumph-motorfiets goed te onder-
houden.
Bezoek de Triumph-website op
www. triumph. co. uk of neem telefonisch
contact op met de bevoegde distribu-
teur in uw land voor informatie over de
dichtstbijzijnde erkende Triumph-dealer.
De adressen zijn ook vermeld in het bij
deze handleiding geleverde onderhouds-
boekje.

VOORWOORD
04
Geluiddempingssysteem
Wijzigen van het geluiddempingssys-
teem is verboden.
Eigenaars worden gewaarschuwd dat
het wettelijk verboden kan zijn om:
1. onderdelen of designelementen van
nieuwe voertuigen die bedoeld zijn
voor geluiddemping, voorafgaand
aan de verkoop of aflevering aan de
koper of daarna te verwijderen of
buiten werking te stellen, behalve
als dat nodig is voor onderhoud,
reparatie of vervanging, en,
2. het voertuig te gebruiken nadat
zo'n onderdeel of designcomponent
is verwijderd of buiten werking is
gesteld.
Onder knoeien worden onder meer de
volgende handelingen verstaan:
▼ Verwijderen of doorboren van de
geluiddemper, schotten, uitlaat-
bochten of enig ander onderdeel dat
uitlaatgassen geleidt.
▼ Verwijderen of doorboren van enig
onderdeel van het inlaatsysteem.
▼ Gebrek aan goed onderhoud.
▼ Vervanging van bewegende delen
van het voertuig, of delen van de
uitlaat of het inlaatsysteem, door
onderdelen die niet door de fabri-
kant zijn aangegeven.
Gebruikershandleiding
Waarschuwing
Deze gebruikershandleiding en alle
overige instructies die bij uw motor-
fiets worden geleverd, maken integraal
deel uit van uw motorfiets en moeten
bij de motorfiets blijven, ook wanneer
deze wordt doorverkocht.
Iedereen die uw motorfiets gaat
berijden, dient deze gebruikershand-
leiding en alle overige instructies die
bij uw motorfiets worden geleverd,
aandachtig te lezen om volledig
vertrouwd te raken met de werking
van de bedieningselementen, de
kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets.
Leen uw motorfiets niet aan anderen
uit, omdat rijden zonder vertrouwd
te zijn met de werking van de bedie-
ningselementen, de kenmerken, de
capaciteiten en de beperkingen van de
motorfiets kan leiden tot een ongeval.
Dank u voor het kiezen van een
Triumph-motorfiets. Deze motorfiets is
het resultaat van Triumph's toepassing
van beproefde technieken, grondige
tests en het voortdurend streven naar
superieure betrouwbaarheid, veiligheid
en prestaties.
Lees voordat u gaat rijden deze gebrui-
kershandleiding aandachtig door om
volledig vertrouwd te raken met de
werking van de bedieningselementen,
de kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets.
Deze handleiding bevat tips voor veilig
rijden, maar beschrijft niet alle tech-
nieken en vaardigheden die nodig zijn
om veilig op een motorfiets te rijden.

VOORWOORD
05
Triumph adviseert motorrijders
nadrukkelijk de nodige lessen te nemen
om deze motorfiets veilig te kunnen
bedienen.
Deze handleiding is bij uw plaatselijke
dealer verkrijgbaar in het:
▼ Engels
▼ Amerikaans Engels
▼ Arabisch
▼ Chinese
▼ Nederlands
▼ Frans
▼ Duits
▼ Italiaans
▼ Japans
▼ Portugees
▼ Spaans
▼ Zweeds
▼ Thais
▼ Fins (online beschikbaar op
www. triumphmotorcycles. com).
De beschikbare talen voor deze handlei-
ding zijn afhankelijk van het specifieke
motorfietsmodel en land.
Praat met Triumph
Onze relatie met u stopt niet bij de
aankoop van uw Triumph. Uw feedback
over de ervaringen tijdens aankoop en
bezit zijn zeer belangrijk voor ons om
onze producten en diensten voor u te
ontwikkelen.
U helpt ons daarmee door ervoor te
zorgen dat uw erkende Triumph-dealer
uw e-mailadres heeft en dat bij ons
registreert. U ontvangt dan van ons op
uw e-mailadres een uitnodiging voor
een online-klanttevredenheidsonderzoek
waarmee u ons deze feedback kunt
geven.
Het Triumph-team.

VEILIGHEID VOOROP
07
De motorfiets
Alle modellen behalve Scrambler 900
Waarschuwing
Deze motorfiets is uitsluitend bedoeld
voor gebruik op de weg. Hij is niet
geschikt voor gebruik op onverhard
terrein.
Gebruik in ruw terrein kan het
verliezen van de controle over de
motorfiets veroorzaken, wat kan leiden
tot een ongeval met letsel of de dood
als gevolg.
Alleen Scrambler 900
Waarschuwing
De motorfietsen zijn bedoeld voor
gebruik op de weg en licht terrein-
rijden. Onder licht terreinrijden wordt
gebruik op ongeplaveide zand- of
grindwegen verstaan, maar niet het
rijden op een motorcrossbaan, deel-
name aan een offroadwedstrijd (zoals
motorcross of enduro), of terreinrijden
met een passagier.
Licht terreinrijden strekt zich niet uit
tot springen met de motorfiets of het
rijden over obstakels. Probeer niet
over bulten of obstakels te springen.
Probeer niet over obstakels te rijden.
Extreem terreinrijden kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Alle modellen
Waarschuwing
Deze motorfiets is ontworpen voor
gebruik als tweewielig voertuig om een
bestuurder alleen of een bestuurder
met één passagier te vervoeren
(mits een achterzadel en achterste
voetsteunen zijn aangebracht).
Het totale gewicht van de berijder,
een eventuele passagier, accessoires
en bagage mag het in de specificaties
vermelde maximale laadvermogen niet
overschrijden.
Waarschuwing
Deze motorfiets is niet ontworpen voor
het trekken van een aanhanger of het
gebruik van een zijspan.
Het gebruik van een zijspan en/of
aanhanger kan het verliezen van de
controle over de motorfiets of een
ongeval tot gevolg hebben.
Waarschuwing
Het off-the-roadrijden met de motor-
fiets kan resulteren in het losraken
van de spaken.
Zorg ervoor dat de spaken worden
gecontroleerd voor en na het motor-
rijden op onverharde wegen. Draai
losse spaken vast en controleer op
velgschade.
Spaken die los zitten, kunnen het rijge-
drag en de stabiliteit beïnvloeden, met
als gevolg schade aan de motorfiets,
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

VEILIGHEID VOOROP
08
Waarschuwing
Controleer de velgen en spaken regel-
matig op slijtage en beschadigingen.
Controleer de spaakspanning op alle
intervallen in het onderhoudsschema.
Draai losse spaken vast.
Verkeerd vastgedraaide spaken
kunnen van invloed zijn op het rijge-
drag en de stabiliteit, met als gevolg
schade aan de motorfiets, verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Brandstof en uitlaatgassen
Waarschuwing
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
Schakel de motor altijd uit vóór u gaat
tanken.
Niet tanken of de vuldop van de tank
openen terwijl u rookt of in de buurt
van open vuur (vlammen).
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen of de dempers wordt
gemorst.
Indien brandstof wordt ingeslikt, inge-
ademd of in de ogen komt, dient direct
medische hulp te worden ingeroepen.
Indien benzine op de huid terechtkomt,
dient deze onmiddellijk te worden
gewassen met water en zeep en met
brandstof verontreinigde kleding dient
onmiddellijk te worden uitgetrokken.
Contact met brandstof kan
brandwonden en andere ernstige
huidaandoeningen veroorzaken.
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik de motorfiets altijd in de open
lucht of op een plaats met voldoende
ventilatie.

VEILIGHEID VOOROP
09
Valhelm en kleding
Waarschuwing
Tijdens het rijden op de motorfiets
dienen de berijder en de passagier
(bij modellen waarop een passagier
vervoerd mag worden) altijd geschikte
kleding te dragen, waaronder valhelm,
oogbescherming, handschoenen,
laarzen, broek (nauw aansluitend rond
de knieën en de enkels) en een felge-
kleurd jack.
Tijdens off-the-roadgebruik (op
modellen die geschikt zijn voor off-the-
-roadgebruik), moet de rijder altijd
geschikte kleding dragen, inclusief
broek en laarzen.
Felgekleurde kleding verhoogt de
zichtbaarheid van de rijder (of de
passagier) voor andere weggebruikers
aanzienlijk.
Hoewel volledige bescherming niet
mogelijk is, kan het dragen van de
juiste beschermende kleding het risico
op verwondingen tijdens het rijden
verlagen.
Waarschuwing
Een valhelm is een van de belang-
rijkste uitrustingsstukken, omdat deze
bescherming biedt tegen hoofdletsel.
Uw valhelm en die van uw passagier
dienen met zorg te worden gekozen
en comfortabel en stevig om het
hoofd te passen. Een felgekleurde
helm verhoogt de zichtbaarheid van
de rijder (of passagier) voor andere
weggebruikers aanzienlijk.
Een valhelm met open voorzijde biedt
enige bescherming bij een ongeval,
maar een integraalhelm biedt betere
bescherming.
Draag altijd een vizier of een goedge-
keurde beschermende bril voor beter
zicht en ter bescherming van uw ogen.

VEILIGHEID VOOROP
10
Parkeren
Waarschuwing
Altijd de motor uitschakelen en de
contactsleutel verwijderen voordat u
uw motorfiets onbeheerd achterlaat.
Door het verwijderen van de contact-
sleutel wordt het risico van gebruik
door onbevoegde en onervaren
personen verkleind.
Denk aan het volgende als u uw
motorfiets parkeert:
- Zet de motorfiets in de eerste
versnelling om te voorkomen dat hij
van de standaard rolt.
- De motor en het uitlaatsysteem zijn
heet na het rijden. Parkeer NOOIT op
plaatsen waar voetgangers, dieren
en/of kinderen de motorfiets kunnen
aanraken.
- Parkeer nooit op een zachte onder-
grond of op een hellend oppervlak.
Indien de motorfiets onder deze
omstandigheden wordt geparkeerd,
kan deze omvallen.
Zie voor nadere informatie het hoofd-
stuk 'Het berijden van de motorfiets' in
deze gebruikershandleiding.
Onderdelen en accessoires
Waarschuwing
De eigenaar dient zich ervan bewust
te zijn dat onderdelen, accessoires
en aanpassingen voor een Triumph-
-motorfiets alleen goedgekeurd zijn
wanneer ze door Triumph voorzien zijn
van een officiële goedkeuring en door
een erkende Triumph-dealer op de
motorfiets zijn aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk
om onderdelen of accessoires aan te
brengen of te vervangen waarvoor
het noodzakelijk is om het elektrische
of het brandstofsysteem te demon-
teren, of hierop uitbreidingen aan
te brengen. Dergelijke aanpassingen
kunnen de veiligheid in gevaar
brengen.
Het aanbrengen van niet-goedge-
keurde onderdelen, accessoires of
wijzigingen kan een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit
en andere aspecten van de werking
van de motorfiets. Dat kan leiden tot
een ongeval met letsel of de dood tot
gevolg.
Triumph aanvaardt geen aansprakelijk-
heid voor gebreken die zijn veroorzaakt
door het aanbrengen van niet-goed-
gekeurde onderdelen, accessoires of
wijzigingen of door het aanbrengen van
goedgekeurde onderdelen, accessoires
of wijzigingen door onbevoegd perso-
neel.

VEILIGHEID VOOROP
11
Onderhoud en apparatuur
Waarschuwing
Raadpleeg uw erkende Triumph-dealer
indien u twijfelt aan de juiste of veilige
werking van deze Triumph-motorfiets.
Onthoud dat het blijven gebruiken van
een niet goed werkende motorfiets
een fout kan verergeren en de veilig-
heid in gevaar kan brengen.
Waarschuwing
Controleer of alle wettelijk vereiste
apparatuur is gemonteerd en correct
functioneert.
Verwijderen of wijzigen van de
verlichting, dempers, uitstoot- en
geluiddempingssystemen van de
motorfiets kunnen een overtreding
van de wet betekenen.
Onjuiste of niet toegestane aanpas-
singen kunnen een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit
en andere aspecten van de werking
van de motorfiets, waardoor een
ongeval kan worden veroorzaakt met
letsel of de dood als gevolg.
Waarschuwing
Indien de motorfiets betrokken is bij
een ongeval, aanrijding of valpartij
dient deze voor inspectie en reparatie
naar een erkende Triumph-dealer te
worden gebracht.
Elk ongeval kan schade aan de motor-
fiets veroorzaken, die – indien niet
op de juiste wijze gerepareerd – een
tweede ongeval kan veroorzaken met
letsel of de dood als gevolg.

VEILIGHEID VOOROP
12
Rijden
Waarschuwing
Nooit op de motorfiets rijden indien
u moe bent of onder invloed verkeert
van alcohol of andere verdovende
middelen.
Onder invloed van alcohol of andere
verdovende middelen op een motor-
fiets rijden is verboden.
Het berijden van een motorfiets terwijl
u moe bent of onder invloed van
alcohol of andere verdovende middelen
verkeert, vermindert het vermogen
van de berijder om de motorfiets
onder controle te houden waardoor
een ongeval kan worden veroorzaakt.
Waarschuwing
Alle rijders moeten in het bezit zijn van
een rijbewijs voor motorfietsen.
Het zonder rijbewijs besturen van een
motorfiets is verboden en kan gerech-
telijke vervolging tot gevolg hebben.
Het rijden op een motorfiets zonder
formele training in de juiste rijtech-
nieken die nodig zijn om een rijbewijs
te halen, is gevaarlijk en kan leiden tot
verlies van de controle over de motor-
fiets en een ongeval.
Waarschuwing
Rijd altijd defensief en draag de elders
in dit voorwoord genoemde bescher-
mende uitrusting.
Onthoud dat een motorfiets bij een
ongeval minder bescherming biedt dan
een auto.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Neem altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals
slecht weer of druk verkeer.
Waarschuwing
Wees altijd bedacht op veranderingen
in het wegdek, het verkeer en de wind
en pas uw rijgedrag hierop aan. Alle
tweewielige voertuigen zijn onderhevig
aan externe factoren die een ongeval
kunnen veroorzaken. Deze factoren
zijn onder andere:
- windstoten van passerende voer-
tuigen
- gaten in de weg, oneffenheden of
beschadigingen in het wegdek
- slecht weer
- fouten van de bestuurder.
Rijd altijd met matige snelheid en
vermijd druk verkeer, totdat u zich
volledig vertrouwd hebt gemaakt met
het rijgedrag en de rijeigenschappen
van de motorfiets. Overschrijd nooit de
wettelijk geldende snelheidslimiet.

VEILIGHEID VOOROP
13
Trilling/slingering
Een slingering is een relatief lang-
zame, op en neer gaande beweging
van de achterkant van de motorfiets,
terwijl een trilling een snelle, soms
sterke beving van het stuur is. Dit zijn
verwante, maar aparte stabiliteits-
problemen die gewoonlijk veroorzaakt
worden door te veel gewicht op de
verkeerde plaats of door een mecha-
nisch probleem zoals versleten of
loszittende lagers, te slappe of ongelijk-
matig versleten banden.
De oplossing is in beide gevallen
hetzelfde. Houd het stuur stevig vast
zonder de armen op slot te zetten of
de stuurbeweging tegen te gaan. Draai
het gas gelijkmatig terug om geleidelijk
vaart te minderen. Rem niet en acce-
lereer niet in een poging om het trillen
of slingeren te stoppen. Soms helpt het
om het lichaamsgewicht naar voren te
verplaatsen door over de tank te buigen.
Copyright © 2005 Motorcycle Safety
Foundation. Alle rechten voorbehouden.
Gebruikt met toestemming.
Handgrepen en voetsteunen
Waarschuwing
De bestuurder dient de motorfiets
onder controle te houden door te
allen tijde de handen aan het stuur te
houden.
De besturing en stabiliteit van de
motorfiets worden nadelig beïnvloed
als de bestuurder het stuur loslaat. Dit
leidt tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De bestuurder en de passagier
(indien van toepassing) dienen tijdens
het rijden altijd de voetsteunen te
gebruiken.
Door de voetsteunen te gebruiken
wordt voor zowel de bestuurder als
de passagier het risico op onbedoeld
contact met onderdelen van de
motorfiets verminderd. Ook de kans op
verwondingen doordat kledingstukken
vast komen te zitten neemt op die
manier af.

VEILIGHEID VOOROP
15
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

PLAATS VAN DE WAARSCHUWINGSLABELS
16
De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke
veiligheidsinformatie in dit handboek. Zie erop toe dat iedereen die op de motorfiets
gaat rijden, vooraf alle informatie waarop deze labels betrekking hebben, heeft
begrepen en nageleefd.
DAILY SAFETY CHECKS
TÄGLICHE SICHERHEITSKONTROLLEN
CONTROLES DE SECURITE QUOTIDIENS
CHEQUEOS DE SEGURIDAD DIARIOS
VERIFICAÇÕES DIÁRIAS DE SEGURANÇA
VERIFICHE GIORNALIERE DI SICUREZZA
DAGELIJSKE VEILIGHEIDSINSPECTIES
DAGLIG SÄKERHETSKONTROLL
運行前点検
87 6
1 2 3 4
5
MAX LOAD
5 kg (11 lbs)
R.P.M.
MAX LOAD
3 kg (6.6 lbs)
1. Koplamp (pagina )149
2. Inrijden (pagina 77)
3. Helm (pagina 09)
4. Bagagerek (indien gemonteerd)
5. Koffers (indien gemonteerd) (pagina 93)
6. Banden (alle modellen behalve
Speed Twin 1200) (pagina )137
7. Dagelijkse veiligheidscontrole (pagina )78
8. Koelvloeistof (pagina )107

PLAATS VAN DE WAARSCHUWINGSLABELS
17
Locaties van de waarschuwingslabels (vervolg)
Voorzichtig
Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label voor inrijden,
worden op de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen
worden labels aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag.
Daarom zal elke poging om de waarschuwingslabels te verwijderen, schade veroor-
zaken aan lakwerk of carrosserie.
1 2
7 6
RON/ROZ 95 min.91
E5 E10
3900691
Unleaded fuel only
Carburant sans plomb
Gasolina si n pl omo
Bleifreies Benzin
Endast blyfri bensin
Benzina senza piombo
Ongelode Brandstof
Combustival sem schumbo
4
5
3
8
1. Motorolie (pagina )103
2. E5- en E10-brandstof (indien aanwezig)
(pagina 66)
3. Loodvrije brandstof (pagina 66)
4. Spiegels (pagina 126)
5. Windscherm (indien gemonteerd)
(pagina 162)
6. Bandspanningscontrolesysteem (indien
gemonteerd) (pagina 54)
7. Aandrijfketting (pagina 113)
8. Banden (alleen Speed Twin 1200)
(pagina )137

ONDERDELENOVERZICHT
18
Bonneville T100 (alle modellen) en Bonneville T120 (alle modellen)
(Bonneville T120 afgebeeld)
1
2
3 4 56
7
891 011121314151617
1. Richtingaanwijzer voor
2. Koplamp
3. Koppelingshendel
4. Accu (onder zadel)
5. Gebruikershandleiding (onder het zadel) of
afzonderlijk geleverd
6. Rem-/achterlicht
7. Richtingaanwijzer achter
8. Achterremschijf
9. Achterremklauw
10. Koelvloeistofexpansietank
11. Dop koelvloeistofexpansietank
12. Zijstandaard
13. Schakelpedaal
14. Claxon
15. Radiateur
16. Remklauw voorrem
17. Remschijf voorrem

ONDERDELENOVERZICHT
19
Onderdelenoverzicht - vervolg
Bonneville T100 (alle modellen) en Bonneville T120 (alle modellen)
(Bonneville T120 afgebeeld)
1 3 4
6
891011121314 7
52
1. Brandstoftank
2. Drukdop koelvloeistofreservoir (onder
brandstoftank)
3. Tankdop
4. Vloeistofreservoir voorrem
5. Remhendel voorrem
6. Voorvork
7. Olievulplug
8. Kijkglas oliepeil
9. Rempedaal achterrem
10. Remvloeistofreservoir achterrem (achter
zijpaneel)
11. Afstelgereedschap (achter zijpaneel)
12. Aandrijfketting
13. Achterschokdemper
14. Geluiddemper

ONDERDELENOVERZICHT
20
Onderdelenoverzicht
Scrambler 900
1
2
3
4 5 6
7
8
9101112131415161718
1. Richtingaanwijzer voor
2. Koplamp
3. Koppelingshendel
4. Afstelgereedschap (achter zijpaneel)
5. Accu (onder zadel)
6. Gebruikershandleiding (onder zadel)
7. Rem-/achterlicht
8. Richtingaanwijzer achter
9. Achterremschijf
10. Achterremklauw
11. Koelvloeistofexpansietank
12. Dop koelvloeistofexpansietank
13. Zijstandaard
14. Schakelpedaal
15. Claxon
16. Radiateur
17. Remklauw voorrem
18. Remschijf voorrem

ONDERDELENOVERZICHT
21
Onderdelenoverzicht - vervolg
Scrambler 900
6
78
5
1 2
910
3
11
4
1213
1. Brandstoftank
2. Drukdop koelvloeistofreservoir (onder
brandstoftank)
3. Tankdop
4. Vloeistofreservoir voorrem
5. Remhendel voorrem
6. Voorvork
7. Olievulplug
8. Kijkglas oliepeil
9. Rempedaal achterrem
10. Remvloeistofreservoir achterrem (achter
zijpaneel)
11. Aandrijfketting
12. Achterschokdemper
13. Geluiddemper

ONDERDELENOVERZICHT
22
Onderdelenoverzicht
Speed Twin 1200
6
1
2
3 4 5
7891011121314
1. Richtingaanwijzer voor
2. Koplamp
3. Koppelingshendel
4. Accu (onder zadel)
5. Richtingaanwijzer achter
6. Rem-/achterlicht
7. Achterremschijf
8. Achterremklauw
9. Zijstandaard
10. Schakelpedaal
11. Claxon
12. Radiateur
13. Remklauw voorrem
14. Remschijf voorrem

ONDERDELENOVERZICHT
23
Onderdelenoverzicht - vervolg
Speed Twin 1200
1 3 4 5
78 91 0111213
6
141516
2
1. Brandstoftank
2. Drukdop koelvloeistofreservoir (onder
brandstoftank)
3. Tankdop
4. Vloeistofreservoir voorrem
5. Remhendel voorrem
6. Voorvork
7. Olievulplug
8. Koelvloeistofexpansietank
9. Kijkglas oliepeil
10. Dop koelvloeistofexpansietank
11. Rempedaal achterrem
12. Remvloeistofreservoir achterrem (achter
zijpaneel)
13. Afstelgereedschap (achter zijpaneel)
14. Aandrijfketting
15. Geluiddemper
16. Achterschokdemper

ONDERDELENOVERZICHT
24
Onderdelenoverzicht
Speed Twin 900
1
2
3
4 5
6
7
891011121314151617
1. Richtingaanwijzer voor
2. Koplamp
3. Koppelingshendel
4. Accu (onder zadel)
5. Gebruikershandleiding (onder zadel)
6. Rem-/achterlicht
7. Richtingaanwijzer achter
8. Achterremschijf
9. Achterremklauw
10. Koelvloeistofexpansietank
11. Dop koelvloeistofexpansietank
12. Zijstandaard
13. Schakelpedaal
14. Claxon
15. Radiateur
16. Remklauw voorrem
17. Remschijf voorrem

ONDERDELENOVERZICHT
25
Onderdelenoverzicht - vervolg
Speed Twin 900
1 4
6
89 1 0 11121314
2 3 5
1. Brandstoftank
2. Drukdop koelvloeistofreservoir (onder
brandstoftank)
3. Tankdop
4. Vloeistofreservoir voorrem
5. Remhendel voorrem
6. Voorvork
7. Olievulplug
8. Kijkglas oliepeil
9. Rempedaal achterrem
10. Remvloeistofreservoir achterrem (achter
zijpaneel)
11. Afstelgereedschap (achter zijpaneel)
12. Aandrijfketting
13. Achterschokdemper
14. Geluiddemper

ONDERDELENOVERZICHT
26
Onderdelenoverzicht
Thruxton RS
7
1
2
3 4 5 6
89101112131415
1. Richtingaanwijzer voor
2. Koplamp
3. Koppelingshendel
4. Accu (onder zadel)
5. Gebruikershandleiding (onder zadel)
6. Rem-/achterlicht
7. Richtingaanwijzer achter
8. Achterremschijf
9. Achterremklauw
10. Zijstandaard
11. Schakelpedaal
12. Claxon
13. Radiateur
14. Remklauw voorrem
15. Remschijf voorrem

ONDERDELENOVERZICHT
27
Onderdelenoverzicht - vervolg
Thruxton RS
1 3 4 5
78 91 0111213
6
141516
2
1. Brandstoftank
2. Drukdop koelvloeistofreservoir (onder
brandstoftank)
3. Tankdop
4. Vloeistofreservoir voorrem
5. Remhendel voorrem
6. Voorvork
7. Olievulplug
8. Koelvloeistofexpansietank
9. Kijkglas oliepeil
10. Dop koelvloeistofexpansietank
11. Rempedaal achterrem
12. Remvloeistofreservoir achterrem (achter
zijpaneel)
13. Afstelgereedschap (achter zijpaneel)
14. Aandrijfketting
15. Geluiddemper
16. Achterschokdemper

ONDERDELENOVERZICHT
28
Onderdelen in blikveld bestuurder
Bonneville T100 (alle modellen), Bonneville T120 (alle modellen), Speed Twin 1200 en
Thruxton RS
2
1 3 4
5 6 7 8 9
15
10 11
12131617 14
1. Koppelingshendel
2. Dimschakelaar koplamp
3. Scrollknop
4. Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
5. Snelheidsmeter
6. Waarschuwingslampjes
7. Dagteller/kilometerteller/
informatiescherm
8. Toerenteller
9. Informatiescherm
10. Vloeistofreservoir voorrem
11. Remhendel voorrem
12. Start-stopschakelaar motor
13. Modusknop (alleen
Bonneville T120 (alle modellen))
14. Knop alarmknipperlichten
15. Modusknop (alleen Speed Twin 1200 en
Thruxton RS)
16. Claxonknop
17. Richtingaanwijzerschakelaar

ONDERDELENOVERZICHT
29
Onderdelen in blikveld bestuurder
Scrambler 900 en Speed Twin 900
(Speed Twin 900 afgebeeld)
1 3
4 5 6
7 8
91 0
11
2
14 1213
1. Koppelingshendel
2. Dimschakelaar koplamp
3. Scrollknop
4. Snelheidsmeter
5. Waarschuwingslampjes
6. Kilometerteller/informatiedisplay
7. Vloeistofreservoir voorrem
8. Remhendel voorrem
9. Start-stopschakelaar motor
10. Knop alarmknipperlichten
11. Modusknop
12. Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
13. Claxonknop
14. Richtingaanwijzerschakelaar

ONDERDELENOVERZICHT
30
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

SERIENUMMERS
31
Voertuigidentificatienummer (VIN)
Het voertuigidentificatienummer is in
het balhoofdgedeelte van het frame
geslagen. Het staat ook op een label
ernaast.
12
1. VIN-stempel
2. VIN-label
Noteer het voertuigidentificatienummer
in de ruimte hieronder.
Motorserienummer
Het motorserienummer is rechtsachter
in het bovenste motorcarter geslagen,
vlakbij de achterzijde, en is te zien vanaf
de rechterzijde, achter de startmotor.
1
1. Motorserienummer
Noteer het motorserienummer in de
ruimte hieronder.

SERIENUMMERS
32
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

ALGEMENE INFORMATIE
33
Inhoudsopgave
Lay-out instrumentenpaneel 36
Waarschuwingslampjes 38
Storingslampje motormanagementsysteem 38
Waarschuwingslampje lage oliedruk 38
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur 38
Controlelampje startonderbreker/alarminstallatie 39
Waarschuwingslampje antiblokkeerremsysteem (ABS) 39
Controlelampje cruisecontrol 40
Controlelampje tractiecontrole (TC) 40
Waarschuwingslampje Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld 41
Richtingaanwijzers 41
Grootlicht 41
Dagrijlichten (DRL) (indien gemonteerd) 41
Vrijloop 41
Waarschuwingslampje laag brandstofpeil 42
Waarschuwingslampje bandenspanning 42
Algemeen waarschuwingssymbool 42
Instrumenten 43
Snelheidsmeter en kilometerteller 43
Toerenteller 43
Versnellingsstandweergave 43
Brandstofmeter 44
Resterende actieradius 44
Gemiddeld brandstofverbruik 45
Dagteller 45
Klok 46
Rijmodi 47
Een rijmodus selecteren – bij stilstaande motorfiets 49
Een rijmodus selecteren – tijdens het rijden op de motorfiets 49
Cruisecontrol (indien gemonteerd) 51
Cruisecontrol inschakelen 51
Cruisecontrol uitschakelen 52
Tractiecontrole (TC) 52
Instellingen tractiecontrole 53
De tractiecontrole uitschakelen 53

ALGEMENE INFORMATIE
34
Bandspanningscontrolesysteem (TPMS) (indien gemonteerd) 54
Serienummer bandspanningssensor 55
Systeemweergave 55
Sensorbatterijen 56
Bandspanning 56
Vervangende banden 56
Contactschakelaar/stuurslot 57
Startonderbreker 57
Contactsleutel 58
Schakelaars rechter handgreep 59
Stand STOP 60
Stand RUN 60
Stand START 60
Modusknop (indien gemonteerd) 60
Alarmknipperlichten 60
Schakelaars linker handgreep 61
Scrollknop 61
Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien gemonteerd) 61
Richtingaanwijzerschakelaar 61
Claxonknop 62
Cruisecontrolknop (indien gemonteerd) 62
Modusknop 62
Grootlichtlampje 62
Gasklepbediening 63
Stelschroeven koppelingshendel 64
Stelschroeven remhendel 65
Brandstof 66
Tankdop 67
Brandstoftank vullen 68
Zijstandaard 69
Middenbok (indien gemonteerd) 70
Zijpanelen 70
Gereedschapsset en handleiding 72
Helmhaak (indien aanwezig) 72

ALGEMENE INFORMATIE
35
Zadels 73
Zadelonderhoud 73
Zadelslot 73
Zadel demonteren en monteren 74
Zadel Scrambler 900 verwijderen 74
Zadel Scrambler 900 monteren 75
USB-aansluiting 76
Inrijden 77
Dagelijkse veiligheidscontrole 78

ALGEMENE INFORMATIE
36
Lay-out instrumentenpaneel
Scrambler 900 en Speed Twin 900
(Speed Twin 900 afgebeeld)
19
18 17 16 15
11
10
9
8
7
5
4
3
2
1
12
14 13
20
6
1. Snelheidsmeter
2. Waarschuwingslampje Tractiecontrole (TC)
uitgeschakeld
3. Controlelampje tractiecontrole (TC)
4. Indicator brandstofniveau laag
5. Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
6. Waarschuwingslampje lage oliedruk
7. Storingslampje (MIL)
Motormanagementsysteem
8. Waarschuwingslampje
antiblokkeerremsysteem (ABS)
9. Statuslampje startonderbreker/
alarminstallatie (alarminstallatie is
optionele accessoire)
10. Waarschuwingslampje bandenspanning
(mits bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) gemonteerd is)
11. Controlelampje rechter richtingaanwijzer
12. Neutraal-indicator
13. Toerenteller
14. Controlelampje onderhoudsinterval
15. Kilometerteller/dagteller/klok
16. Rijmodusweergave
17. Indicator gebruikte versnelling
18. Brandstofmeter
19. Controlelampje grootlicht
20. Controlelampje linker richtingaanwijzer

ALGEMENE INFORMATIE
37
Lay-out instrumentenpaneel
Bonneville T100 (alle modellen), Bonneville T120 (alle modellen), Speed Twin 1200 en
Thruxton RS
1
2
3
4
5
6
7 8
9
11 12
13
14
15
16
18
20
22
10
21
19 17
1. Controlelampje tractiecontrole (TC)
2. Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
3. Waarschuwingslampje
antiblokkeerremsysteem (ABS)
4. Snelheidsmeter
5. Storingslampje (MIL)
Motormanagementsysteem
6. Waarschuwingslampje lage oliedruk
7. Waarschuwingslampje Tractiecontrole (TC)
uitgeschakeld
8. Controlelampje cruisecontrol (indien
gemonteerd)
9. Controlelampje startonderbreker/
alarminstallatie (alarminstallatie is
optionele accessoire)
10. Neutraal-indicator
11. Controlelampje linker richtingaanwijzer
12. Toerenteller
13. Controlelampje rechter richtingaanwijzer
14. Indicator brandstofniveau laag
15. Controlelampje grootlicht
16. Controlelampje dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
17. Weergave rijmodus (indien gemonteerd)
18. Weergave resterende actieradius
19. Waarschuwingslampje bandenspanning
(mits bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) gemonteerd is)
20. Kilometerteller/dagteller
21. Controlelampje onderhoudsinterval
22. Indicator gebruikte versnelling

ALGEMENE INFORMATIE
38
Waarschuwingslampjes
Storingslampje
motormanagementsysteem
Het storingslampje voor het
motormanagementsysteem
licht op wanneer het contact
wordt ingeschakeld (om aan
te geven dat het systeem werkt), maar
mag niet gaan branden wanneer de
motor draait.
Als de motor loopt en er een storing
is in het motormanagementsysteem,
brandt de MIL en begint het alge-
mene waarschuwingssymbool te
knipperen. In dat geval schakelt het
motormanagementsysteem over naar
de 'thuisbrengmodus', zodat de rit kan
worden voortgezet indien de storing
niet zo ernstig is dat de motor niet kan
draaien.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
storingslampje brandt. De storing kan
de motorprestaties, de uitstoot van
uitlaatgassen en het brandstofver-
bruik negatief beïnvloeden.
Verlaagde motorprestaties kunnen
gevaarlijke rijomstandigheden veroor-
zaken, die kunnen leiden tot verlies
van controle en een ongeval.
Neem zo snel mogelijk contact op
met een erkende Triumph-dealer, om
de storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Let op
Als het storingslampje knippert wanneer
het contact wordt ingeschakeld, neem
dan zo snel mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer om deze situatie
te verhelpen. Onder deze omstandig-
heden zal de motor niet starten.
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Als bij draaiende motor de
oliedruk gevaarlijk daalt, gaat
het waarschuwingslampje
lage oliedruk branden. Het
waarschuwingslampje lage oliedruk gaat
ook branden als het contact wordt inge-
schakeld en de motor niet draait.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien
het waarschuwingslampje lage olie-
druk gaat branden. De motor niet
opnieuw starten voordat de storing is
verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje lage oliedruk
brandt, kan ernstige motorschade
ontstaan.
Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
Als bij draaiende motor de
koelvloeistoftemperatuur
gevaarlijk stijgt, gaat het
waarschuwingslampje voor
hoge koelvloeistoftemperatuur branden.

ALGEMENE INFORMATIE
39
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur gaat branden. De
motor niet opnieuw starten voordat de
storing is verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur brandt, kan ernstige
motorschade ontstaan.
Controlelampje startonderbreker/
alarminstallatie
Deze Triumph-motorfiets is
uitgerust met een startonder-
breker die geactiveerd wordt
wanneer de contactschake-
laar in de stand OFF (UIT) wordt
gedraaid.
Zonder gemonteerd alarm
Wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF (UIT) staat, knippert het
lampje van startonderbreker/alarm
gedurende 24 uur om aan te geven
dat de startonderbreker ingeschakeld
is. Wanneer de contactschakelaar in
de stand ON (AAN) staat, zijn star-
tonderbreker en het controlelampje
uitgeschakeld.
Als het controlelampje blijft branden,
betekent dit dat er een storing in de
startonderbreker is die nader moet
worden onderzocht. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Met alarm
Het controlelampje van de starton-
derbreker/alarminstallatie gaat alleen
branden wanneer is voldaan aan de
voorwaarden zoals beschreven in de
instructies van de originele Triumph-
-alarminstallatie.
Waarschuwingslampje
antiblokkeerremsysteem (ABS)
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, werkt het
remsysteem verder als een remsys-
teem zonder ABS.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het waarschuwingslampje
brandt.
Neem zo snel mogelijk contact op
met een erkende Triumph-dealer, om
de storing te laten inspecteren en
verhelpen. In deze situatie kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Let op
Tractiecontrole werkt niet bij een
storing aan het ABS-systeem. In dat
geval branden de waarschuwingslampjes
voor de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.
Wanneer de contactschake-
laar in de stand AAN wordt
gedraaid, is het normaal dat
het waarschuwingslampje
voor het ABS-systeem gaat knipperen.
Het lampje blijft knipperen nadat de
motor gestart is, totdat de motorfiets
een snelheid van meer dan 10 km/h
heeft bereikt, waarna het lampje dooft.

ALGEMENE INFORMATIE
40
Het waarschuwingslampje gaat pas
weer branden als de motor weer wordt
gestart, tenzij er een storing is of het
ABS door de berijder is uitgeschakeld
(alleen Scrambler 900). Als het ABS door
de rijder wordt uitgeschakeld (alleen
Scrambler 900), gaat het waarschu-
wingslampje branden totdat het ABS
weer wordt ingeschakeld.
Als er een storing is in het ABS-sys-
teem, gaat het waarschuwingslampje
branden en knippert het algemene
waarschuwingssymbool.
Controlelampje cruisecontrol
De cruisecontrol kan alleen
worden ingeschakeld wanneer
de motorfiets een snelheid
heeft tussen 30 en 160 km/u
en in de derde versnelling of hoger
geschakeld is. Wanneer cruisecontrol is
ingeschakeld, brandt het bijbehorende
lampje op het instrumentenpaneel.
Waarschuwing
Cruisecontrol mag alleen worden
gebruikt op plaatsen waar u veilig met
constante snelheid kunt rijden.
Cruisecontrol mag niet worden
gebruikt bij druk verkeer, op gladde
wegen of op wegen met scherpe of
onoverzichtelijke bochten.
Gebruik van cruisecontrol in deze
omstandigheden kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Controlelampje tractiecontrole (TC)
Het TC-controlelampje wordt
gebruikt om aan te geven dat
het tractiecontrolesysteem
actief is en bezig is om slippen
van het achterwiel te beperken bij snelle
acceleratie of op natte of gladde wegen.
Tractiecontrole werkt niet bij een storing
aan het ABS-systeem. In dat geval
branden de waarschuwingslampjes voor
de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole niet werkt,
moet voorzichtigheid in acht worden
genomen bij het accelereren en het
nemen van bochten op een nat of glad
wegoppervlak, om doorslippen van het
achterwiel te voorkomen.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het storingslampje voor het
motormanagementsysteem (MIL) en
het waarschuwingslampje van de
tractiecontrole branden. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.
Als tractiecontrole is ingeschakeld:
▼ Onder normale rijomstandigheden
blijft het tractiecontrolelampje uit.
▼ Het tractiecontrolelampje knippert
snel wanneer het tractiecontro-
lesysteem in werking is om slippen
van het achterwiel te beperken bij
snelle acceleratie of op een natte of
gladde weg.

ALGEMENE INFORMATIE
41
Als tractiecontrole is uitgeschakeld:
▼ Het controlelampje brandt niet.
In plaats daarvan gaat het waar-
schuwingslampje 'TC uitgeschakeld'
branden.
Waarschuwingslampje
Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje
voor uitgeschakelde TC mag
alleen gaan branden bij een
storing of als de tractiecon-
trole uitgeschakeld is.
Als het waarschuwingslampje tijdens
het rijden gaat branden, betekent dit
dat er in het tractiecontrolesysteem een
storing is opgetreden die nader moet
worden onderzocht.
Richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaanwij-
zerschakelaar naar links of
naar rechts wordt gedraaid,
knippert het waarschuwings-
lampje van de richtingaanwijzer in
hetzelfde tempo als de richtingaanwijzer
zelf.
Grootlicht
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en groot licht
wordt geselecteerd, gaat het
groot licht branden.
Dagrijlichten (DRL) (indien
gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlicht-
schakelaar op dagrijlicht is
ingesteld, gaat het waarschu-
wingslampje voor dagrijlicht branden.
Overdag zorgt de dagrijverlichting (DRL)
ervoor dat de motorfiets beter zichtbaar
is voor andere weggebruikers. In andere
situaties moet het dimlicht worden
gebruikt, tenzij de verkeerssituatie het
gebruik van grootlicht mogelijk maakt.
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via een schakelaar
op de linker schakelaarbehuizing, zie
pagina .41
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het omge-
vingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Vrijloop
Het waarschuwingslampje
voor de vrijloop geeft aan dat
de transmissie in de vrijloop-
stand staat (geen versnelling
ingeschakeld). Het waarschuwingslampje
gaat branden wanneer de transmissie in
vrijloop staat terwijl de contactschake-
laar in de stand AAN (ON) staat.

ALGEMENE INFORMATIE
42
Waarschuwingslampje laag
brandstofpeil
Het controlelampje Laag
brandstofpeil gaat branden
wanneer er nog circa 3 liter
brandstof in de tank
aanwezig is.
Waarschuwingslampje
bandenspanning
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de banden-
spanning gaat branden.
Rij niet op de motorfiets tot de
banden gecontroleerd zijn en de juiste
bandenspanning hebben in koude
toestand.
Let op
Het bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) is een optioneel accessoire dat
alleen beschikbaar is op modellen met
velgen van gietlegering.
Het waarschuwingslampje
voor de bandenspanning
werkt samen met het
bandenspanningscontro-
lesysteem (zie pagina 54).
Het waarschuwingslampje gaat alleen
branden wanneer de bandenspanning
voor of achter onder de aanbevolen
spanningswaarde ligt. Het gaat niet
branden wanneer de bandenspanning
te hoog is.
Wanneer het waarschuwingslampje
brandt, wordt op het display automa-
tisch het TPMS-symbool getoond wat
laat zien welke band zacht is en wat de
druk in die band is.
1
2
34
1. Waarschuwingslampje bandenspanning
2. TPMS-symbool
3. Bandenspanning
4. Symbolen voor- en achterband
De bandspanning waarbij het waar-
schuwingslampje gaat branden wordt
gecompenseerd tot 20°C, maar de
bijbehorende digitale drukweergave
niet. Zelfs wanneer het digitale display
precies of ongeveer de standaard
bandenspanning lijkt aan te geven
wanneer het waarschuwingslampje
brandt, wordt een lage bandenspanning
aangegeven. Een lekke band is dan de
meest waarschijnlijke oorzaak.
Algemeen waarschuwingssymbool
Het onderhoudssymbool knip-
pert wanneer een storing is
opgetreden in de ABS of het
motormanagement en de waarschu-
wingslampjes voor het ABS en/of het
motormanagementsysteem branden.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen.

ALGEMENE INFORMATIE
45
Dit is een aanduiding van de afstand die
naar verwachting zal kunnen worden
afgelegd op de brandstof die nog in de
tank aanwezig is.
Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.
Gemiddeld brandstofverbruik
Alleen Scrambler 900 en Speed Twin 900
1
2
1. Symbool voor 'gemiddeld'
2. Gemiddeld brandstofverbruik
Alle andere modellen
21
1. Symbool voor 'gemiddeld'
2. Gemiddeld brandstofverbruik
Dit is een indicatie van het gemiddelde
brandstofverbruik. Nadat het display is
gereset, geeft het streepjes weer, totdat
er 0,1 kilometer is afgelegd.
Na het tanken wordt de informatie over
het gemiddelde brandstofverbruik pas
bijgewerkt wanneer de motorfiets weer
rijdt. Afhankelijk van de rijstijl kan het
bijwerken tot vijf minuten duren.
Dagteller
Waarschuwing
Probeer niet om tijdens het rijden te
schakelen tussen de weergavestanden
van de kilometerteller en de dagteller
of om de dagteller te resetten, want
dit kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
1
1. Dagtellerweergave (trip 1 geselecteerd)
Er zijn twee dagtellers. Beide dagtellers
tonen de afstand die de motorfiets
heeft afgelegd sinds de weergegeven
meter voor het laatst op nul gesteld
werd.

ALGEMENE INFORMATIE
46
Om te schakelen tussen de dagtellers,
drukt u de scrollknop op het linker
schakelaarblok kort in tot de vereiste
dagteller wordt weergegeven.
1
1. Scrollknop
Alleen Scrambler 900
De dagtellers zijn niet toegankelijk in de
OFF ROAD-modus. De dagtellers blijven
echter nog steeds gegevens verzamelen
tijdens het rijden in de OFF ROAD-
-modus. De bijgewerkte gegevens van
de dagteller worden weergegeven in de
dagtellers nadat de OFF ROAD-modus is
uitgeschakeld.
Dagteller resetten
Om een van de dagtellers te resetten:
▼ Selecteer de te resetten dagteller.
▼ Houd de scrollknop een seconde
ingedrukt. Na meer dan een seconde
wordt de weergegeven dagteller op
nul gesteld.
Klok
Om de klok weer te geven, drukt u
herhaaldelijk op de scrollknop op het
linker schakelaarblok tot de klok wordt
weergegeven.
1
1. Klok
Klok instellen
Waarschuwing
Probeer onder het rijden niet de klok
in te stellen, dit kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Om de klok te resetten:
▼ Selecteer de klokweergave.
▼ Houd vervolgens de scrollknop een
seconde ingedrukt. De uurweergave
van de klok begint te knipperen.
Laat de scrollknop los.
Om de uurweergave te resetten:
▼ Controleer of de uurweergave nog
knippert en druk vervolgens kort
op de scrollknop om de instelling te
wijzigen. Elke keer indrukken van de
knop verandert de instelling met één
cijfer.

ALGEMENE INFORMATIE
47
▼ Wanneer de juiste uurweergave
wordt getoond, houdt u de scrol-
lknop gedurende een seconde
ingedrukt. De uurweergave is nu
ingesteld en de minutenweergave
begint te knipperen. De minuten-
weergave wordt op dezelfde manier
ingesteld als de uurweergave.
▼ Zodra de uren en minuten correct
zijn ingesteld, drukt u de scrollknop
een seconde in. De weergave stopt
dan met knipperen.
Rijmodi
Let op
Rijmodi zijn beschikbaar op de modellen
behalve de, en Bonneville T100.
Het rijmodussysteem maakt de selectie
van rijmodi mogelijk met specifieke trac-
tiecontrole en gasresponsinstellingen.
Rijmodi worden geselecteerd met de
modusknop op het schakelaarblok aan
de linker- of rechterkant van het stuur,
afhankelijk van het model.
Druk herhaaldelijk op de modusknop om
een van de volgende rijmodi te selec-
teren.
Bonneville T120 (alle modellen) en Speed Twin 900
Rijmodus Beschrijving
ROAD
Standaard gaskleprespons.
Optimale tractiecontrole-instelling
voor gebruik op de weg.
RAIN
Gereduceerde gaskleprespons in
vergelijking met de ROAD-modus,
voor natte of gladde omstandig-
heden.
Optimale tractiecontrole-instelling
voor gebruik op de weg, minimale
achterwielslip toegestaan.

ALGEMENE INFORMATIE
48
Speed Twin 1200
Rijmodus Beschrijving
ROAD
Standaard gaskleprespons.
Optimale tractiecontrole-instelling
voor gebruik op de weg.
RAIN
Gereduceerde gaskleprespons in
vergelijking met de ROAD-modus,
voor natte of gladde omstandig-
heden.
Optimale tractiecontrole-instelling
voor gebruik op de weg, minimale
achterwielslip toegestaan.
SPORT
Verhoogde gaskleprespons in
vergelijking met de ROAD-modus.
Optimale tractiecontrole-instelling
voor gebruik op de weg, minimale
achterwielslip toegestaan.
Thruxton RS
Rijmodus Beschrijving
RAIN
Gereduceerde gaskleprespons in
vergelijking met de ROAD-modus,
voor natte of gladde omstandig-
heden.
Optimale ABS-instelling voor gebruik
op de weg.
Optimale tractiecontrole-instelling
voor natte of gladde omstandig-
heden. Laat minder achterwielslip
toe dan de Road-instelling.
ROAD
Standaard gaskleprespons.
Optimale ABS-instelling voor gebruik
op de weg.
Optimale tractiecontrole-instelling
voor gebruik op de weg.
SPORT
Verhoogde gaskleprespons in
vergelijking met de ROAD-modus.
Optimale ABS-instelling voor gebruik
op de weg.
Laat meer achterwielslip toe dan de
Road-instelling.
Alleen Scrambler 900
Scrambler 900
Rijmodus Beschrijving
ROAD
Standaard gaskleprespons.
Optimale tractiecontrole-instelling
voor gebruik op de weg.
RAIN
Gereduceerde gaskleprespons in
vergelijking met de ROAD-modus,
voor natte of gladde omstandig-
heden.
Optimale tractiecontrole-instelling
voor gebruik op de weg, minimale
achterwielslip toegestaan.
OFF ROAD
Optimale gaskleprespons voor
offroadgebruik.
ABS is uitgeschakeld. Tractiecontrole
is uitgeschakeld.
De dagtellers worden niet getoond.
De dagtellers blijven gegevens
verzamelen tijdens het rijden in
deze modus.
De OFF ROAD-modus kan alleen
worden geselecteerd als de
motorfiets stilstaat.
Als OFF ROAD-modus is geselecteerd,
wordt deze weergegeven in het hoofd-
scherm.
1
1. Weergave OFF ROAD-modus (alleen
Scrambler 900)

ALGEMENE INFORMATIE
49
In de OFF ROAD-modus kan de rijmodus
met een lange druk op de MODE-knop
worden omgeschakeld naar de ROAD-
-modus.
Een rijmodus selecteren – bij
stilstaande motorfiets
Druk herhaaldelijk op de modusknop
op het schakelaarblok aan de linker- of
rechterkant van het stuur, tot de
gewenste rijmodus knippert op het
display.
De geselecteerde rijmodus wordt één
seconde na indrukken van de modus-
knop automatisch geactiveerd als aan
de volgende voorwaarden is voldaan:
Met uitgeschakelde motor
▼ Het contact is ingeschakeld.
▼ De motorstopschakelaar staat in de
stand RUN (DRAAIEN).
Met draaiende motor
▼ De vrijloopstand is geselecteerd of
de koppeling is ingetrokken.
Een rijmodus selecteren – tijdens
het rijden op de motorfiets
Waarschuwing
Om op een rijdende motor een
rijmodus te selecteren moet de
bestuurder de motorfiets kortstondig
laten freewheelen (motorfiets rijdt,
motor draait, gas dicht, koppelings-
hendel ingetrokken en remmen los).
Selectie van een rijmodus onder het
rijden mag alleen worden geprobeerd:
- Bij lage snelheid
- Op plaatsen waar geen ander
verkeer is
- Op rechte en vlakke wegen of opper-
vlakken
- Bij goede weg- en weersomstandig-
heden
- Daar waar het veilig is om de
motorfiets kortstondig te laten free-
wheelen.
Selectie van een rijmodus onder het
rijden MAG NIET worden geprobeerd:
- Bij hoge snelheid
- Te midden van rijdend verkeer
- Tijdens het nemen van een bocht of
op bochtige wegen of oppervlakken
- Op sterk hellende wegen of opper-
vlakken
- Bij slechte weg-/weersomstandig-
heden
- Daar waar het onveilig is om de
motorfiets kortstondig te laten free-
wheelen.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, leidt dat tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

ALGEMENE INFORMATIE
51
Cruisecontrol (indien
gemonteerd)
Waarschuwing
Cruisecontrol mag alleen worden
gebruikt op plaatsen waar u veilig met
constante snelheid kunt rijden.
Cruisecontrol mag niet worden
gebruikt bij druk verkeer, op wegen
met scherpe/blinde bochten of op
gladde wegen.
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
bij druk verkeer, op wegen met
scherpe of onoverzichtelijke bochten
of op gladde wegen, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Neem altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals
slecht weer of druk verkeer.
De cruisecontrolknop bevindt zich op de
linker schakelaarbehuizing en kan met
een minimum aan beweging door de
bestuurder worden bediend.
1
1. Cruisecontrolknop
Cruisecontrol kan pas worden ingescha-
keld als alle op pagina 51 beschreven
voorwaarden zijn vervuld. Daarna kan
de cruisecontrol op elk moment worden
in- of uitgeschakeld.
Cruisecontrol inschakelen
Om cruisecontrol in te kunnen scha-
kelen, moeten de volgende voorwaarden
zijn vervuld:
▼ De motorfiets moet rijden met een
snelheid tussen 30 en 160 km/h.
▼ De motorfiets moet in de in de 3 e
versnelling of hoger staan.
Cruisecontrol inschakelen:
▼ Druk de cruisecontrolknop in om
het cruisecontrolsysteem in te
schakelen. Het cruisecontrolsymbool
wordt op het display weergegeven.
▼ Druk nogmaals op de cruisecon-
trolknop wanneer de gewenste
kruissnelheid is bereikt om de
cruisecontrol te activeren. Het crui-
secontrollampje in de toerenteller
gaat branden om aan te geven dat
cruisecontrol actief is.

ALGEMENE INFORMATIE
52
Cruisecontrol uitschakelen
De cruisecontrol kan op een van de
volgende manieren worden uitgescha-
keld:
▼ Helemaal naar voren draaien van de
gashendel.
▼ Intrekken van de koppelingshendel.
▼ Bedienen van de voor- of achterrem.
▼ Verhogen van de snelheid door de
gashendel meer dan 60 seconden te
gebruiken.
Na deactivering dooft het cruisecontrol-
lampje in de toerenteller.
Tractiecontrole (TC)
Waarschuwing
Tractiecontrole dient niet als vervan-
ging van een gepaste rijstijl die is
afgestemd op de toestand van de weg
en de weersomstandigheden.
De tractiecontrole kan niet voorkomen
dat wielspin optreedt als gevolg van:
- Te hoge snelheid bij het inrijden van
bochten
- Accelereren bij een scherpe hellings-
hoek
- Remmen
- Tractiecontrole kan niet voorkomen
dat het voorwiel slipt.
Wanneer een van bovenstaande
punten niet wordt nageleefd, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Tractiecontrole helpt de grip op de weg
te behouden tijdens het accelereren op
natte of gladde wegen. Als de sensoren
detecteren dat het achterwiel zijn grip
op de weg verliest (slipt), treedt het
tractiecontrolesysteem in werking en
wijzigt het motorvermogen tot de grip
van het achterwiel is hersteld. Het
waarschuwingslampje van de tractie-
controle knippert tijdens de werking
van het systeem en de bestuurder kan
een verandering in het motorgeluid
waarnemen. Tractiecontrole werkt
niet in geval van een storing aan het
ABS-systeem. In dat geval branden de
waarschuwingslampjes voor de ABS en
tractiecontrole en het storingslampje.

ALGEMENE INFORMATIE
53
Let op
Alleen Scrambler 900
De tractiecontrole is uitgeschakeld
wanneer de motorfiets in de OFF ROAD-
-modus staat.
Instellingen tractiecontrole
Waarschuwing
Probeer de instellingen van de trac-
tiecontrole niet onder het rijden te
wijzigen, omdat dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole.
In dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden
tot verlies van controle over de motor-
fiets en een ongeval.
De tractiecontrole kan in de volgende
standen worden gezet:
AAN
Optimale tractiecontrole-in-
stelling voor gebruik op de
weg, minimale achterwielslip
toegestaan.
UIT
Tractiecontrole is uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje 'TC
uitgeschakeld' gaat branden (zie
pagina ).41
De tractiecontrole wordt automatisch
ingeschakeld als het contact uit- en
vervolgens weer ingeschakeld wordt.
De tractiecontrole uitschakelen
Waarschuwing
Na het off-the-road rijden met uitge-
schakelde tractiecontrole, moet u altijd
controleren of de tractiecontrole is
ingeschakeld wanneer u terugkeert om
op de openbare wegen te rijden.
Rijden op de openbare weg met de
tractiecontrole uitgeschakeld, kan
bij te hard accelereren op nat/glad
wegdek leiden tot het wegglijden
van het achterwiel, wat verlies van
controle over de motorfiets en onge-
vallen kan veroorzaken.
Om de tractiecontrole uit te schakelen:
▼ Zorg dat de motorfiets stil en in de
neutraalstand staat.
▼ Zet het contact op ON (AAN) en zorg
dat de start-stopschakelaar in de
stand RUN (DRAAIEN) staat.
▼ Druk herhaaldelijk op de scrollknop
op het linker schakelaarblok tot
’ttcOn’ op het display wordt weerge-
geven.

ALGEMENE INFORMATIE
54
▼ Houd de scrollknop langer dan een
seconde ingedrukt om de tractie-
controle in of uit te schakelen.
1
1. Weergave tractiecontrole (Speed Twin 900
afgebeeld)
Bandspanningscontrole-
systeem (TPMS) (indien
gemonteerd)
Waarschuwing
Het TPMS-systeem ontslaat u niet van
de verplichting dagelijks de banden-
spanning te controleren. Controleer de
bandenspanning wanneer de banden
koud zijn en gebruik een nauwkeurige
bandenspanningsmeter (zie pagina 138).
Gebruik van het TPMS-systeem voor
het instellen van de bandenspanning
kan leiden tot een verkeerde banden-
spanning en bijgevolg tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Let op
Het bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) is een optioneel accessoire dat
alleen beschikbaar is op modellen met
velgen van gietlegering.
Functie
Bandenspanningssensoren zijn bij het
voor- en het achterwiel gemonteerd.
Deze sensoren meten de luchtdruk in
de band en verzenden de drukgegevens
naar de instrumenten. Deze sensoren
verzenden de gegevens pas wanneer
de motorfiets harder rijdt dan 20 km/h.
Op het display worden twee streepjes
getoond tot het bandspanningssignaal
is ontvangen.
Het bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) is een accessoire dat door een
erkende Triumph-dealer moet worden
ingebouwd.

ALGEMENE INFORMATIE
55
De TPMS-weergave op het instru-
mentenpaneel is alleen ingeschakeld
wanneer het systeem is ingebouwd.
Op de velg wordt een sticker
aangebracht om de positie van de band-
spanningssensor aan te geven, vlakbij
het ventiel.
Serienummer bandspanningssensor
Het serienummer van de bandenspan-
ningssensor is afgedrukt op een label
dat op de sensor is aangebracht. De
erkende Triumph-dealer kan dit nummer
nodig hebben voor onderhoud of diag-
nose.
Wanneer het bandspanningscontro-
lesysteem op de motorfiets gemonteerd
wordt, zie er dan op toe dat de erkende
Triumph-dealer de serienummers van
de spanningssensoren van voor- en
achterband in de ruimtes hieronder
noteert.
Bandspanningssensor voor
Bandspanningssensor achter
Systeemweergave
Waarschuwing
Probeer tijdens het rijden niet te
schakelen tussen de weergaven van
de voor- en achterband, want dit kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
1
2
34
1. TPMS-waarschuwingslampje
2. TPMS-symbool
3. Bandenspanning
4. Symbolen voor- en achterband
Om de bandspanning weer te geven:
▼ Zorg dat de motorfiets stil en in de
neutraalstand staat. Zet de contact-
schakelaar in de stand ON.
▼ Druk de scrollknop herhaaldelijk in
totdat 'PSI' or 'bAr' op het display
wordt weergegeven.
▼ Houd de scrollknop een seconde
ingedrukt om tussen PSI en bar te
schakelen.
▼ Druk na selectie van PSI of bar op
de scrollknop om de voor- of de
achterbandspanning te selecteren.

ALGEMENE INFORMATIE
56
▼ Wanneer het bandspanningscon-
trolesysteem geselecteerd is,
wordt —— PSI of bAr op het display
weergegeven tot de motorfiets een
snelheid van meer dan 20 km/h
heeft bereikt en het bandspannings-
signaal wordt ontvangen.
▼ Om de bandenspanningsweergave
te sluiten, drukt u herhaaldelijk op
de scrollknop tot de gewenste weer-
gave wordt getoond.
Sensorbatterijen
Wanneer de batterijspanning in een
druksensor laag is, wordt LO bAt
weergegeven en geeft het TPMS-
-symbool aan welke wielsensor een
lage batterijspanning heeft. Wanneer
de batterijen helemaal leeg zijn,
worden alleen strepen op het display
weergegeven, het rode TPMS-waar-
schuwingslampje brandt en het
TPMS-symbool knippert continu.
Neem contact op met uw erkende
Triumph-dealer om de sensor te laten
vervangen en het nieuwe serienummer
te laten noteren in de daarvoor
bestemde ruimte op pagina 55.
Wanneer het TPMS-symbool gedu-
rende 10 seconden knippert terwijl de
contactschakelaar in de stand AAN (ON)
is gedraaid en vervolgens blijft branden,
is er een storing in het TPMS-systeem.
Neem contact op met uw erkende
Triumph-dealer om de storing te laten
verhelpen.
Bandspanning
Waarschuwing
Het bandspanningscontrolesysteem
mag niet als bandenspannings-
meter worden gebruikt tijdens het
aanpassen van de bandenspanningen.
Om de juiste bandenspanning te
verkrijgen, moet u de bandenspanning
altijd controleren met een nauwkeu-
rige bandspanningsmeter wanneer de
banden koud zijn.
Gebruik van het TPMS-systeem voor
het instellen van de bandenspanning
kan leiden tot een verkeerde banden-
spanning en bijgevolg tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
De bandenspanningen die in uw
instrumentenpaneel worden getoond,
geven de actuele bandenspanning weer
op het moment waarop de weergave
is geselecteerd. Dit kan afwijken van
de bandenspanning die ingesteld is
wanneer de banden koud zijn, omdat
de banden warmer worden tijdens het
rijden, waardoor de lucht in de band
uitzet en de bandenspanning toeneemt.
Bij de koude bandenspanningswaarden
die door Triumph worden opgegeven, is
hiermee rekening gehouden.
Controleer de bandspanning alleen
bij koude banden en gebruik een
nauwkeurige bandspanningsmeter (zie
pagina 138). Maak geen gebruik van de
bandspanningsweergave op het instru-
mentenpaneel.
Vervangende banden
Laat banden altijd vervangen door een
erkende Triumph-dealer en vertel hem
dat er bandenspanningssensoren op de
wielen gemonteerd zijn.

ALGEMENE INFORMATIE
58
Contactsleutel
Waarschuwing
Extra sleutels, sleutelringen/-ket-
tingen of voorwerpen die aan de
contactsleutel zijn bevestigd, kunnen
het sturen belemmeren en verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval veroorzaken.
Verwijder alle extra sleutels, sleutel-
ringen/-kettingen en voorwerpen van
de contactsleutel voordat u met de
motorfiets gaat rijden.
Voorzichtig
Extra sleutels, sleutelringen/-ket-
tingen en voorwerpen die aan de
contactsleutel zijn bevestigd, kunnen
de gelakte of gepolijste onderdelen
van de motorfiets beschadigen.
Verwijder alle extra sleutels, sleutel-
ringen/-kettingen en voorwerpen van
de contactsleutel voordat u met de
motorfiets gaat rijden.
Voorzichtig
Bewaar de reservesleutel niet bij de
motorfiets, omdat hierdoor alle veilig-
heidsaspecten in gevaar komen.
Voorzichtig
Belangrijke functies kunnen worden
verstoord door elektronische appa-
raten, elektrische ruisbronnen in de
omgeving en metalen voorwerpen.
Bewaar en gebruik de sleutel niet in de
buurt van:
- Elektrische zendmasten, radiomasten
en infrastructuur voor stroomdistri-
butie
- Garagedeuropeners
- RFID-toegangskaarten
(radiofrequentie-identificatie) of sleu-
telhangers
- Metalen, metaalhoudende kaarthou-
ders en aluminium voorwerpen
- Elektronische sleutels van overige
voertuigen
- In zij- of topkoffers
- Draadloze communicatieapparatuur
zoals mobiele telefoons, tablets,
laptops, draagbare spelsystemen,
audiospelers, radio's en opladers.
1
1. Sleutelnummerlabel
Behalve voor de contactschakelaar en
het stuurslot, wordt de contactsleutel
ook gebruikt voor het zadelslot en de
tankdop.

ALGEMENE INFORMATIE
59
Bij aflevering vanuit de fabriek worden
twee contactsleutels meegeleverd en
een label waarop het sleutelnummer is
vermeld. Noteer het sleutelnummer en
bewaar de reservesleutel en het sleu-
tellabel op een veilige plaats, niet in de
buurt van de motorfiets.
In de contactsleutel is een transponder
aangebracht om de startonderbreker
uit te schakelen. Om er zeker van te
zijn dat de startonderbreker correct
functioneert, altijd maar een van de
twee contactsleutels in de buurt van
de contactschakelaar houden. Wanneer
twee contactsleutels in de buurt van de
schakelaar worden gehouden, kan het
signaal tussen de transponder en de
startonderbreker onderbroken worden.
In zo'n situatie blijft de startonderbreker
actief, tot een van de contactsleutels
verwijderd wordt.
Bestel vervangende sleutels altijd bij uw
erkende Triumph-dealer. Vervangende
sleutels moeten door een erkende
Triumph-dealer worden 'gekoppeld' aan
de startonderbreker van de motorfiets.
Schakelaars rechter
handgreep
Scrambler 900, Speed Twin 900,
Speed Twin 1200 en Thruxton RS
1
5
4
3
2
1. Start-stopschakelaar motor
2. Stand STOP
3. Stand AAN
4. Stand START
5. Schakelaar alarmknipperlichten
Bonneville T100 (alle modellen) en
Bonneville T120 (alle modellen)
1
5
4
3
2
6
1. Start-stopschakelaar motor
2. Stand STOP
3. Stand AAN
4. Stand START
5. Modusknop (alleen
Bonneville T120 (alle modellen))
6. Schakelaar alarmknipperlichten

ALGEMENE INFORMATIE
60
Stand STOP
De stopstand is bedoeld voor gebruik
in een noodgeval. Indien zich een nood-
geval voordoet waarbij het noodzakelijk
is de motor uit te zetten, zet u de start-
-stopschakelaar in de stand STOP.
Hoewel de motorstopschakelaar de
motor uitschakelt, worden hierdoor niet
alle elektrische circuits uitgeschakeld.
Dit kan leiden tot problemen met het
opnieuw starten van de motor door een
ontladen accu. Normaal gesproken moet
alleen de contactschakelaar worden
gebruikt om de motor te stoppen.
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar niet in de
stand ON (AAN) staan tenzij de motor
draait, omdat dit kan leiden tot schade
aan elektrische onderdelen en ontla-
ding van de accu.
Stand RUN
De contactschakelaar moet in de stand
AAN (ON)staan en de start-stopscha-
kelaar moet in de stand DRAAIEN (RUN)
staan om met de motorfiets te kunnen
rijden.
Stand START
De stand START bedient de elektrische
startinrichting. Om de startinrichting
te kunnen inschakelen, moet de koppe-
lingshendel tegen de handgreep worden
getrokken.
Ook wanneer de koppelingshendel tegen
de handgreep is getrokken, werkt de
startinrichting niet indien de zijstan-
daard is uitgeklapt en er een versnelling
is ingeschakeld.
Modusknop (indien gemonteerd)
Met de modusknop kan de gaskle-
prespons worden afgesteld. Druk
herhaaldelijk op de modusknop om
een van de rijmodi te selecteren (zie
pagina voor meer informatie).47
Alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit te
zetten, drukt u kort op de alarmknipper-
lichtschakelaar.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op ON (AAN) staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact wordt uitgeschakeld, totdat
de alarmknipperlichtschakelaar weer
wordt ingedrukt.

ALGEMENE INFORMATIE
61
Schakelaars linker handgreep
Speed Twin 900, Speed Twin 1200,
Scrambler 900 en Thruxton RS
4
5
6
1 2
3
1. Scrollknop
2. Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
3. Modusknop
4. Claxonknop
5. Richtingaanwijzerschakelaar
6. Grootlichtknop
Bonneville T100 (alle modellen) en
Bonneville T120 (alle modellen)
4
5
6
1 2
3
1. Scrollknop
2. Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
3. Cruisecontrolknop (alleen Bonneville T120)
4. Claxonknop
5. Richtingaanwijzerschakelaar
6. Grootlichtknop
Scrollknop
De scrollknop wordt gebruikt om de
volgende functies van de instrumenten
te bedienen:
▼ Functies van de kilometerteller (zie
pagina 45)
▼ Resetten van de dagteller (zie
pagina 45)
▼ Resetten van de klok (zie pagina 46)
▼ Functies van de tractiecontrole (zie
pagina 52).
Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
Let op
De dagrijverlichting wordt handmatig
bediend. De dagrijlichten gaan niet auto-
matisch aan.
Het dagrijlicht of dimlicht kan worden
geselecteerd met de schakelaar voor het
dagrijlicht (DRL).
Duw de DRL-schakelaar naar voren om
het dagrijlicht in te schakelen.
Duw de DRL-schakelaar naar achteren
om het dimlicht in te schakelen.
Wanneer het dagrijlicht aan staat,
brandt het DRL-controlelampje op het
instrumentenpaneel.
Richtingaanwijzerschakelaar
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
naar links of naar rechts wordt geduwd,
gaat het controlelampje van de betref-
fende richtingaanwijzer knipperen.
De richtingaanwijzers kunnen hand-
matig worden uitgeschakeld. Om de
richtingaanwijzers handmatig uit te
schakelen, duwt u op de richtingaan-
wijzerschakelaar en laat u deze in de
middenstand los.

ALGEMENE INFORMATIE
62
Claxonknop
Wanneer de claxonknop wordt inge-
drukt en het contact ingeschakeld is,
klinkt de claxon.
Cruisecontrolknop (indien
gemonteerd)
De cruisecontrol wordt ingeschakeld
door de cruisecontrolknop in te drukken.
De cruisecontrol blijft ingeschakeld
tot er weer op de knop wordt gedrukt
om de cruisecontrol uit te schakelen.
Inschakelen van de cruisecontrol
is op elk moment mogelijk, maar de
cruisecontrol wordt pas daadwerkelijk
geactiveerd wanneer aan bepaalde
voorwaarden is voldaan. Zie pagina 51
voor meer informatie.
Modusknop
Met de modusknop kan de gaskle-
prespons worden afgesteld. Druk
herhaaldelijk op de modusknop om
een van de rijmodi te selecteren (zie
pagina voor meer informatie).47
Grootlichtlampje
Wanneer de grootlichtknop
wordt ingedrukt, wordt het
grootlicht ingeschakeld. Door
nogmaals op de knop te
drukken wordt het dimlicht weer inge-
schakeld.
Als de motorfiets voorzien is van
dagrijlicht, heeft de grootlichtknop extra
functionaliteit.
Als de DRL-schakelaar in de stand
dagrijlicht staat, kan het grootlicht
worden ingeschakeld door de groot-
lichtknop ingedrukt te houden. Dit blijft
branden zolang de knop ingedrukt
wordt gehouden, en gaat uit zodra de
knop wordt losgelaten.
Op dit model is geen aan/uit-schake-
laar voor verlichting aangebracht. Het
achterlicht en de kentekenplaatver-
lichting gaan automatisch branden
wanneer het contact wordt ingescha-
keld.
De koplamp gaat branden als het
contact wordt ingeschakeld. De koplamp
gaat uit wanneer de startknop wordt
ingedrukt, totdat de motor start.

ALGEMENE INFORMATIE
64
Stelschroeven
koppelingshendel
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden de
hendels af te stellen, dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Gebruik na het afstellen van de
hendels de motorfiets eerst ergens
waar geen verkeer is, om vertrouwd te
raken met de nieuwe afstelling.
Leen uw motorfiets niet uit aan
anderen, omdat iemand de hendels
kan afstellen op een manier die u niet
gewend bent en dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
De hendel van de voorrem is voorzien
van een stelmechanisme. Met de
stelschroef kan de afstand tussen de
handgreep en de hendel worden aange-
past aan de spanwijdte van de hand van
de rijder.
Alleen Speed Twin 1200
2
1
1. Koppelingshendel
2. Stelschroef
Koppelingshendel afstellen:
▼ Duw de hendel naar voren en draai
de stelschroef naar binnen om de
afstand te vergroten of naar buiten
om de afstand tot het stuur te
verkleinen.
Alle andere modellen
1 2
1. Stelwieltje koppelingshendel
2. Pijlmarkering
Koppelingshendel afstellen:
▼ Duw de hendel naar voren en
draai het stelwieltje tot een van de
nummers tegenover het pijltje op de
hendelhouder staat.
▼ De afstand tussen de handgreep en
de losgelaten koppelingshendel is
het kleinst wanneer het stelwieltje
is ingesteld op stand vier en het
grootst wanneer het is ingesteld op
stand één.

ALGEMENE INFORMATIE
65
Stelschroeven remhendel
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden de
hendels af te stellen, dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Gebruik na het afstellen van de
hendels de motorfiets eerst ergens
waar geen verkeer is, om vertrouwd te
raken met de nieuwe afstelling.
Leen uw motorfiets niet uit aan
anderen, omdat iemand de hendels
kan afstellen op een manier die u niet
gewend bent en dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
De hendel van de voorrem is voorzien
van een stelmechanisme. Met deze
stelschroef kan de afstand tussen de
handgreep en de hendel worden aange-
past aan de spanwijdte van de hand van
de rijder.
Alleen Speed Twin 1200 en Thruxton RS
1
2
1. Remhendel
2. Stelschroef
Remhendel afstellen:
▼ Duw de hendel naar voren en draai
de stelschroef naar binnen om de
afstand te vergroten of naar buiten
om de afstand tot het stuur te
verkleinen.
Alle andere modellen
2
1
1. Stelwieltje remhendel
2. Pijlmarkering
Remhendel afstellen:
▼ Duw de hendel naar voren en
draai het stelwieltje tot een van de
nummers tegenover het pijltje op de
hendelhouder staat.
▼ De afstand tussen de handgreep
en de losgelaten remhendel is het
kleinst wanneer het stelwieltje
is ingesteld op stand vijf en het
grootst wanneer het is ingesteld op
stand één.

ALGEMENE INFORMATIE
66
Brandstof
P
b
De voor de motorfiets vereiste brand-
stofkwaliteit wordt vermeld in het
relevante hoofdstuk Specificaties van
deze gebruikershandleiding. Controleer
altijd of de juiste brandstofkwaliteit
wordt gebruikt voordat u de tank vult.
91 RON brandstofkwaliteit
RON/ROZ 95 min. 91
E5 E10
3900691
Unleaded fuel only
Carburant san plomb
Gasolina sin plomo
Bleifreies Benzin
Endast blyfri bensin
Benzina senza piombo
Ongelode Brandstof
Combustival sem schumbo
Triumph-motorfietsen zijn ontworpen
voor loodvrije benzine en leveren opti-
male prestaties indien het juiste type
benzine wordt gebruikt. Gebruik altijd
loodvrije benzine met een octaangehalte
(RON) van ten minste 91.
95 RON brandstofkwaliteit
RON/ROZ min. 95
E5 E10
3900695
Unleaded fuel only
Carburant sans plomb
Gasolina sin plomo
Bleifreies Benzin
Endast blyfri bensin
Benzina senza piombo
Ongelode Brandstof
Combustival sem schumbo
Triumph-motorfietsen zijn ontworpen
voor loodvrije benzine en leveren opti-
male prestaties indien het juiste type
benzine wordt gebruikt. Gebruik altijd
loodvrije benzine met een octaangehalte
(RON) van ten minste 95.
Ethanol
In Europa zijn Triumph-motorfietsen
compatibel met loodvrije benzine van
typen ethanol E5 en E10 (5% en 10%
ethanol).
In alle andere markten kunnen benzi-
netypen tot E25 (25% Ethanol) worden
gebruikt.
Motorkalibratie
In sommige gevallen moet de motor
gekalibreerd worden. Wend u altijd tot
een erkende Triumph-dealer.
Voorzichtig
Bij gebruik met een onjuiste brandstof
of onjuiste kalibratie van de motor, kan
de motorfiets permanent beschadigd
raken.
Zorg altijd voor brandstof van het
juiste type en de juiste kwaliteit.
Schade door gebruik van de verkeerde
brandstof of een onjuiste motorka-
libratie wordt niet beschouwd als
fabricagefout en valt niet onder de
garantie.
Voorzichtig
Het uitlaatsysteem van dit model is
voorzien van een katalysator, die zorgt
voor een lagere uitstoot van schade-
lijke stoffen.
Het gebruik van gelode benzine
beschadigt de katalysator. Bovendien
kan de katalysator onherstelbaar
beschadigd raken indien de brandstof-
tank helemaal of bijna helemaal leeg
wordt gereden.
Zorg ervoor dat u altijd voldoende
brandstof heeft voor uw rit.
Let op
Het gebruik van gelode benzine is
in sommige landen, staten of regio's
verboden.

ALGEMENE INFORMATIE
67
Tanken
Waarschuwing
Om de gevaren in verband met tanken
te minimaliseren, dienen de volgende
veiligheidsinstructies altijd in acht te
worden genomen:
- Benzine (brandstof) is uiterst
brandbaar en kan onder bepaalde
omstandigheden exploderen. Zet
voordat u gaat tanken de contact-
schakelaar in de stand UIT.
- Niet roken.
- Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon.
- Zorg ervoor dat de voor het tanken
gebruikte ruimte goed geventileerd is
en geen vlam- of vonkbronnen bevat.
Hieronder valt ook apparatuur met
een waakvlam.
- Vul de tank nooit zo ver, dat het
brandstofpeil stijgt tot in de hals
van de vulpijp. Warmteopname uit
zonlicht of andere bronnen kan
leiden tot uitzetten en uitlopen van
de brandstof, waardoor brandgevaar
ontstaat.
- Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.
- Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek
of het morsen van benzine, of het
niet in acht nemen van de hiervoor
genoemde veiligheidsinstructies,
brand veroorzaken, met schade aan
eigendommen, persoonlijk letsel of de
dood als gevolg.
Tankdop
1
1. Tankdop
Om de tankdop te openen:
▼ Verwijder het dopdeksel afdekking
of til de dopklep op.
▼ Steek de sleutel in het slot en draai
de sleutel linksom.
▼ Draai de dop tegen de klok in en til
hem uit de tankvulpijp.
Om de tankdop te sluiten en te vergren-
delen:
▼ Zet de dop op de vulpijp van de tank
en draai hem rechtsom vast.
▼ In de gesloten stand voorkomt een
ratelsysteem dat de dop te vast
gedraaid wordt. Het buitenste deel
van de dop draait dan vrij over het
binnenste deel.
▼ Draai de sleutel rechtsom om de
dop te vergrendelen en verwijder de
sleutel.
▼ Plaats de dopdeksel terug of sluit de
klep stevig.

ALGEMENE INFORMATIE
68
Brandstoftank vullen
Waarschuwing
Teveel brandstof vullen kan leiden tot
morsen.
Indien brandstof wordt gemorst, dient
deze direct en volledig te worden
opgenomen en dienen de hiervoor
gebruikte materialen op een veilige
manier te worden afgevoerd.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen, de banden of andere
onderdelen van de motorfiets wordt
gemorst.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of
het morsen van benzine, of het niet in
acht nemen van de hiervoor genoemde
veiligheidsinstructies, brand veroor-
zaken, met schade aan eigendommen,
persoonlijk letsel of de dood als gevolg.
Bij of op de banden gemorste brand-
stof vermindert de grip van de band
op de weg. Hierdoor ontstaan gevaar-
lijke rijomstandigheden, die kunnen
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Voorzichtig
Voorkom het vullen van de tank onder
regenachtige of stoffige omstan-
digheden, omdat dit kan leiden tot
verontreiniging van de brandstof.
Verontreinigde brandstof kan onder-
delen van het brandstofsysteem
beschadigen.
Vul de brandstoftank langzaam om
morsen te voorkomen. Vul de tank niet
verder dan tot de onderkant van de
vulpijp. Hierdoor blijft er ruimte voor een
luchtlaag, zodat de brandstof in de tank
kan uitzetten door warmteopname uit
de motor of zonlicht.
21
1. Hals van de vulpijp
2. Maximaal brandstofpeil
Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.

ALGEMENE INFORMATIE
69
Zijstandaard
Waarschuwing
De motorfiets is voorzien van een
beveiliging die voorkomt dat met de
motorfiets kan worden gereden terwijl
de zijstandaard is uitgeklapt.
Probeer nooit te rijden met de zijstan-
daard uitgeklapt en wijzig nooit iets
aan het interlocksysteem, omdat dit
kan leiden tot gevaarlijke rijomstan-
digheden, met verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval als
gevolg.
Waarschuwing
Leun, zit of klim niet op de motorfiets
wanneer deze op de zijstandaard
staat.
Hierdoor kan de motorfiets omvallen,
wat kan leiden tot schade aan de
motorfiets en een ongeluk.
1
1. Zijstandaard
De motorfiets is uitgerust met een
zijstandaard waarop hij kan worden
geparkeerd. Draai wanneer u de zijstan-
daard gebruikt de stuurstang volledig
naar links en laat de motorfiets in de
eerste versnelling staan.
Controleer na gebruik van de zijstan-
daard of deze volledig is ingeklapt
voordat u gaat rijden. Ga daartoe eerst
op de motorfiets zitten.
Zie voor nadere informatie over veilig
parkeren het hoofdstuk 'Het berijden
van de motorfiets'.

ALGEMENE INFORMATIE
70
Middenbok (indien
gemonteerd)
Voorzichtig
Gebruik nooit de framepanelen of
het zadel als houvast bij het op de
middenbok zetten van de motorfiets,
omdat hierdoor schade wordt veroor-
zaakt.
1
1. Middenbok
Motorfiets op de middenbok zetten:
▼ Houd de motorfiets rechtop.
▼ Duw met de voet stevig op de voet-
geleider van de standaard.
▼ Til de motorfiets aan het achter-
frame op en trek hem naar
achteren.
Zie voor nadere informatie over veilig
parkeren het hoofdstuk 'Rijden op de
motorfiets'.
Zijpanelen
Alle modellen behalve Scrambler 900
Het rechter zijpaneel kan worden
verwijderd om toegang te krijgen tot het
afstelgereedschap en het vloeistofreser-
voir van de achterrem.
12
2
1. Zijpaneel (rechterzijde afgebeeld)
2. Bevestigingsrubbers
Ga als volgt te werk om een zijpaneel te
verwijderen:
▼ Pak het paneel stevig met beide
handen vast en trek eraan tot het
loskomt uit de drie bevestigings-
rubbers (de bevestigingsrubbers
moeten blijven zitten).
Ga als volgt te werk om een zijpaneel te
monteren:
▼ Plaats de drie geleidingspennen
op de bevestigingsrubbers en druk
vervolgens het paneel stevig vast op
zijn plek.
▼ Pak ten slotte het paneel stevig vast
en controleer of het goed vastzit.

ALGEMENE INFORMATIE
71
Scrambler 900
Linker zijpaneel
Het linker zijpaneel kan worden
verwijderd om toegang tot het afstelge-
reedschap te verkrijgen.
2
1
2
1. Zijpaneel (linkerzijde afgebeeld)
2. Bevestigingsrubbers
Linker zijpaneel verwijderen:
▼ Pak het paneel stevig met beide
handen vast en trek eraan tot het
loskomt uit de drie bevestigings-
rubbers (de bevestigingsrubbers
moeten blijven zitten).
Linker zijpaneel weer monteren:
▼ Plaats de drie geleidingspennen
op de bevestigingsrubbers en druk
vervolgens het paneel stevig vast op
zijn plek.
▼ Pak ten slotte het paneel stevig vast
en controleer of het goed vastzit.
Rechter zijpaneel
Het rechter zijpaneel kan worden
verwijderd om toegang te krijgen tot het
vloeistofreservoir van de achterrem.
1
3
4
2
1. Zijpaneel (rechterzijde afgebeeld)
2. Bovenste bevestigingsrubbers
3. Onderste bevestigingsrubbers
4. Zijpaneel bevestigd in onderste
bevestigingsrubber
Rechter zijpaneel verwijderen:
▼ Pak het paneel stevig met beide
handen vast en trek eraan tot
het loskomt uit de twee bovenste
bevestigingsrubbers (de bevesti-
gingsrubbers moeten blijven zitten).
▼ Til het paneel op om het uit het
onderste bevestigingsrubber te
verwijderen.
Rechter zijpaneel weer monteren:
▼ Plaats het zijpaneel in het onderste
bevestigingsrubber.
▼ Zorg dat de sleuf in het paneel goed
over het onderste bevestigings-
rubber valt.
▼ Plaats de twee geleidingspennen op
de bovenste bevestigingsrubbers en
druk vervolgens het paneel stevig
vast op zijn plek.
▼ Pak ten slotte het paneel stevig vast
en controleer of het goed vastzit.

ALGEMENE INFORMATIE
72
Gereedschapsset en
handleiding
Gereedschapsset
De toolkit bestaat uit een afstelge-
reedschap voor alle modellen en extra
C-steeksleutels voor de Thruxton RS.
Bonneville T100 (alle modellen),
Bonneville T120 (alle modellen),
Speed Twin (alle modellen) en
Thruxton RS
Het afstelgereedschap bevindt zich aan
de binnenkant van het rechter zijpaneel.
Scrambler 900
Het afstelgereedschap bevindt zich aan
de binnenkant van het linker zijpaneel.
Thruxton RS
Onder het zadel bevinden zich twee
haaksleutels.
Gebruikershandleiding
Bonneville T100 (alle modellen),
Bonneville T120 (alle modellen) en
Thruxton RS
De gebruikershandleiding bevindt zich
onder het zadel, op het achterspatbord.
Scrambler 900 en Speed Twin 1200
De handleiding wordt apart verstrekt.
Speed Twin 900
De gebruikershandleiding bevindt zich
aan de onderzijde van het zadel.
Helmhaak (indien aanwezig)
Waarschuwing
Rijd nooit op de motorfiets terwijl er
een of meer helmen aan de helmhaak
zijn bevestigd, omdat dat de motorfiets
kan destabiliseren en tot verlies van
controle en een ongeval kan leiden.
Voorzichtig
Laat de helm of helmen niet tegen een
hete uitlaatdemper hangen. De helm
kan daardoor beschadigd raken.
Met behulp van de helmhaak kan een
helm aan de motorfiets worden beves-
tigd. De helmhaak bevindt zich aan de
linkerkant van de motorfiets, onder het
zadel.
Helm aan de motorfiets bevestigen:
▼ Verwijder het zadel (zie pagina 73)
en haak de kinband van de helm
over de haak.
▼ Zorg dat de kinband van de helm
niet op de platte kant boven de haak
blijft zitten, omdat het achterzadel
dan niet meer goed sluit.
▼ Om de helm vast te zetten, brengt
u het zadel weer aan en klikt u het
vast.

ALGEMENE INFORMATIE
73
Zadels
Zadelonderhoud
Voorzichtig
Om schade aan de zadels en de zade-
lafdekkingen te voorkomen, mag men
de zadels niet laten vallen.
Plaats de zadels niet tegen de motor-
fiets of enig ander oppervlak waardoor
zadels of afdekkingen beschadigd
kunnen raken. Plaats de zadels in
plaats daarvan met de zadelafdek-
kingen omhoog op een schone, vlakke
ondergrond die is afgedekt met een
zachte doek.
Plaats geen voorwerpen op de zadels,
waardoor de zadelafdekkingen bescha-
digd of vervuild kunnen raken.
Alleen Thruxton RS
Zadelstandaard
Om beschadiging van het zadel na
demontage te voorkomen:
▼ Maak de metalen standaard aan de
onderkant van het zadel los.
▼ Plaats het zadel met de bekleding
naar boven op een schone en vlakke
ondergrond. Laat het zadel steunen
op de metalen standaard en de
twee kunststof standaarden aan de
achterkant van het zadel.
▼ Voor informatie over het reinigen
van de zadels, zie pagina 162.
Zadelslot
Waarschuwing
Na montage het zadel stevig beet-
pakken en omhoog trekken, om te
controleren of het goed vastzit en te
voorkomen dat het onder het rijden
losschiet.
Indien het zadel niet goed in het slot is
vergrendeld, komt het los uit het slot.
Een loszittend of losgeraakt zadel kan
tot verlies van controle over de motor-
fiets en een ongeval leiden.
1
1. Zadelslot
Het zadelslot bevindt zich aan de linker-
zijde van de motorfiets, op het frame,
onder het zadel.

ALGEMENE INFORMATIE
74
Het zadel kan worden verwijderd om
toegang tot de accu, de zekeringdoos
(op bepaalde modellen) en de gebrui-
kershandleiding te krijgen.
Zadel demonteren en monteren
Waarschuwing
Na montage het zadel stevig beet-
pakken en omhoog trekken, om te
controleren of het goed vastzit en te
voorkomen dat het onder het rijden
losschiet.
Indien het zadel niet goed in het slot is
vergrendeld, komt het los uit het slot.
Een loszittend of losgeraakt zadel kan
tot verlies van controle over de motor-
fiets en een ongeval leiden.
Alle modellen behalve Scrambler 900
Zadel demonteren
Om het zadel te verwijderen:
▼ Steek de contactsleutel in het zadel-
slot en draai hem linksom. Daardoor
wordt het zadel ontgrendeld.
▼ Schuif het zadel omhoog en naar
achteren om het van de motorfiets
te verwijderen.
Zadel monteren
Zadel terugplaatsen:
▼ Steek de lip van het zadel onder de
beugel bij de brandstoftank.
▼ Plaats het zadel in de scharnieren
en druk het aan de achterkant naar
beneden om het vast te zetten in
het zadelslot.
▼ Wanneer het zadel helemaal in het
zadelslot wordt gedrukt, is er een
duidelijke klik te horen.
Zadel Scrambler 900 verwijderen
Om het bestuurderszadel van
Scrambler 900-modellen te kunnen
verwijderen, moet eerst het passagiers-
zadel worden verwijderd.
Passagierszadel verwijderen
cjyn
2
1
1. Passagierszadel
2. Bevestiging
Passagierszadel verwijderen:
▼ Verwijder de bevestiging waarmee
het passagierszadel aan het spat-
bord vastzit.
▼ Til het zadel aan de achterkant
omhoog en schuif het naar achteren
om het van de motorfiets te verwij-
deren.
Bestuurderszadel verwijderen
Voor het verwijderen van het bestuur-
derszadel:
▼ Verwijder het passagierszadel.
▼ Steek de contactsleutel in het zadel-
slot steken en draai hem linksom
terwijl u het zadel aan de achter-
kant omlaag drukt. Daardoor wordt
het zadel ontgrendeld.
▼ Til het zadel aan de achterkant
omhoog en schuif het naar achteren
om het van de motorfiets te verwij-
deren.

ALGEMENE INFORMATIE
76
USB-aansluiting
Waarschuwing
De USB-aansluiting is niet waterdicht,
tenzij de waterdichte dop gemonteerd
is. Sluit geen elektronische apparaten
aan als het regent.
Water in de USB-aansluiting kan leiden
tot een elektrisch probleem, wat tot
schade aan de motorfiets, verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval kan leiden.
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar alleen in
de stand ON (AAN) staan als de motor
draait, omdat anders de accu leeg
raakt.
Voorzichtig
Zorg dat alle elektronische apparaten
en kabels tijdens het rijden veilig onder
het zadel zijn opgeborgen.
Zorg dat er voldoende ruimte rond
elektronische apparaten overblijft om
het zadel te kunnen sluiten zonder de
apparaten of de motorfiets te bescha-
digen.
USB-aansluiting
Via de USB-aansluiting van 5 volt
kunnen elektronische apparaten zoals
mobiele telefoons, camera's en GPS-ap-
paraten worden opgeladen.
De USB-aansluiting kan tot maximaal
twee ampère worden belast.
Voor toegang tot de USB-aansluiting:
▼ Verwijder het zadel (zie pagina 73).
▼ De USB-aansluiting bevindt zich
boven de accu.
▼ Verwijder de dop.
▼ Steek de desbetreffende
USB-stekker in de aansluiting.
Adapterkabels worden niet bij de
motorfiets geleverd.

ALGEMENE INFORMATIE
77
Inrijden
R.P.M.
Met inrijden wordt het proces bedoeld
dat tijdens de eerste gebruiksuren van
een nieuwe motorfiets plaatsvindt.
Met name de inwendige wrijving in de
motor is hoger wanneer de onderdelen
nieuw zijn. Later, wanneer de onder-
delen van de motor zijn 'ingereden',
wordt deze inwendige wrijving aanzien-
lijk minder.
Indien de motorfiets gedurende een
zekere periode voorzichtig wordt inge-
reden, blijft de uitstoot laag en worden
de prestaties, de brandstofbesparing
en de levensduur van de motor en de
overige onderdelen geoptimaliseerd.
Tijdens de eerste 800 km:
▼ Niet met vol gas rijden.
▼ Hoge motortoerentallen beslist
voorkomen.
▼ Niet gedurende langere tijd met één
bepaald hoog of laag motortoerental
rijden;
▼ Niet agressief wegrijden, stoppen of
snel accelereren, behalve in noodge-
vallen.
▼ Niet met een hogere snelheid rijden
dan 3/4 van de topsnelheid.
Van 800 tot 1600 km:
▼ Het motortoerental mag gedurende
korte tijd worden opgevoerd tot
maximaal.
Zowel tijdens als na het inrijden:
▼ Een koude motor nooit met een
hoog toerental laten draaien;
▼ De motor nooit overbelasten. Altijd
een lagere versnelling inschakelen
voordat de motor begint te 'protes-
teren';
▼ Rijd nooit met onnodig hoge motor-
toerentallen. Het inschakelen van
een hogere versnelling heeft een
positieve invloed op het brandstof-
verbruik, vermindert het lawaai en is
beter voor het milieu.

ALGEMENE INFORMATIE
78
Dagelijkse veiligheidscontrole
Waarschuwing
Indien deze controles niet elke
dag voordat u gaat rijden worden
uitgevoerd, kan ernstige schade aan
de motorfiets en een ongeval met
persoonlijk letsel of de dood het gevolg
zijn.
Controleer elke dag voordat u gaat
rijden de volgende punten. De hiervoor
benodigde tijd is minimaal, maar de
controles leveren wel een bijdrage aan
de veiligheid en betrouwbaarheid van
uw motorfiets.
Indien u tijdens deze controle een
onregelmatigheid constateert, dient u
het hoofdstuk Onderhoud en afstelling
te raadplegen of contact op te nemen
met een erkende Triumph-dealer, zodat
de vereiste werkzaamheden kunnen
worden uitgevoerd om uw motorfiets in
veilige staat te brengen.
Controleer:
Brandstof: Voldoende brandstof in
de tank, geen brandstoflekkage (zie
pagina 68).
Motorolie: Correct peil op peilstok of in
kijkglas. Voeg indien nodig olie met de
juiste specificatie toe. Geen lekkage uit
de motor of de oliekoeler (zie pagina 103).
Aandrijfketting: Juiste afstelling (zie
pagina 113).
Banden/wielen: Controleer en corrigeer
de bandspanning (bij koude banden).
Profieldiepte/slijtage, beschadigingen
aan banden/wielen, losse/gebroken
spaken, lekke banden, enz. (zie
pagina ).137
Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen:
Voer een visuele controle uit van alle
onderdelen van de stuurinrichting
en de vering, de assen en de bedie-
ningselementen, controleer of alle
onderdelen goed vastzitten of bevestigd
zijn. Controleer de gehele motorfiets op
loszittende/beschadigde bevestigings-
middelen.
Sturen: Soepel maar niet te los van
aanslag tot aanslag. De bedienings-
kabels mogen nergens belemmering
ondervinden (zie pagina 128).
Remmen: Trek de remhendel in en
trap het rempedaal in om op correcte
weerstand te controleren. Controleer
hendels/pedalen met een te grote vrije
slag voordat weerstand wordt onder-
vonden en bedieningselementen die
sponsachtig aanvoelen (zie pagina 117).
Remblokken: Controleer of er voldoende
remvoering op alle remblokken over is
(zie pagina 117).

ALGEMENE INFORMATIE
79
Remvloeistofpeil: Geen remvloeistof-
lekkage. Het remvloeistofpeil in beide
reservoirs dient zich tussen de MAX-
en MIN-markeringen te bevinden (zie
pagina 119).
Voorvork: Soepele werking. Geen
vorkolielekkage (zie pagina 132).
Gasklepbedieningssysteem: Controleer
of de gashendel terugkeert in de statio-
naire stand zonder te blijven hangen (zie
pagina 111).
Koppeling: Soepele werking en de juiste
kabelspeling (zie pagina 112).
Koelvloeistof: Geen koelvloeistoflekkage.
Controleer het koelvloeistofpeil in het
expansiereservoir (bij koude motor) (zie
pagina 108).
Elektrische installatie: Alle lichten en de
claxon werken correct (zie pagina 61).
Motorstopschakelaar: De start-stop-
schakelaar schakelt de motor uit
wanneer hij in de stand STOP wordt
gezet (zie pagina 59).
Standaarden: Gaat door veerspanning
terug naar volledig ingeklapte stand.
Terughaalveren niet slap of beschadigd
(zie pagina 69).

ALGEMENE INFORMATIE
80
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
81
Inhoudsopgave
Rijden op de motorfiets 82
De motor stopzetten 83
De motor starten 83
Wegrijden 84
Schakelen 84
Remmen 86
Antiblokkeerremsysteem (ABS) 88
Parkeren 89
Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid 91

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
82
Rijden op de motorfiets
P
U
S
H
P
5
4
3
2
7
0
100
110
120
130
0
140
160
180
200
6
1. Stand STOP
2. Stand AAN
3. Stand START
4. Contactschakelaar
5. Stand ON (AAN)
6. Neutraalstandcontrolelampje (alleen
Scrambler 900 en Speed Twin 900)
7. Neutraalstandcontrolelampje (alle andere
modellen)

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
83
De motor stopzetten
Voorzichtig
Normaliter dient de motor te worden
uitgeschakeld door de contactschake-
laar in de stand OFF (UIT) te zetten.
De motorstopschakelaar is uitsluitend
bedoeld voor gebruik in een noodgeval.
Laat het contact niet ingeschakeld
als de motor is uitgeschakeld. Dit
kan beschadiging van het elektrische
systeem tot gevolg hebben.
De motor uitschakelen:
▼ Sluit de gasklep volledig.
▼ Selecteer neutraal.
▼ Zet het contact uit.
▼ Selecteer de eerste versnelling.
▼ Zet de motorfiets op de zijstandaard
op een stevige, vlakke ondergrond
(zie pagina 89).
▼ Vergrendel het stuurslot (zie
pagina 57).
De motor starten
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik de motorfiets altijd in de open
lucht of op een plaats met voldoende
ventilatie.
Voorzichtig
Druk de startknop niet langer dan
vijf seconden onafgebroken in, omdat
dit oververhitting van de startmotor
en ontlading van de accu tot gevolg
heeft.
Wacht 15 seconden alvorens de start-
knop opnieuw in te drukken, zodat
de startmotor kan afkoelen en de
accuspanning zich kan herstellen.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien, omdat dit oververhitting en
motorschade kan veroorzaken.
Voorzichtig
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk moet kort na het starten van
de motor uitgaan.
Wanneer het waarschuwingslampje
voor lage oliedruk na het starten van
de motor blijft branden, de motor
onmiddellijk uitschakelen en de
oorzaak vaststellen.
Indien de motor met een te lage
oliedruk draait, ontstaat ernstige
motorschade.

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
84
De motor starten:
▼ Controleer of de motorstopscha-
kelaar in de stand RUN (DRAAIEN)
staat.
▼ Controleer of de transmissie in
neutraal staat.
▼ Zet het contact aan.
Let op
Wanneer het contact wordt ingescha-
keld, gaan de waarschuwingslampjes
op het instrumentenpaneel branden en
vervolgens weer uit (behalve de lampjes
die blijven branden tot de motor wordt
gestart - zie hoofdstuk 'Waarschuwings-
lampjes').
▼ Trek de koppelingshendel helemaal
tegen de handgreep.
▼ Laat de gasklep volledig dicht en
druk op de startknop tot de motor
start.
▼ Deze motorfiets is uitgerust met
startblokkeerschakelaars. De scha-
kelaars blokkeren de elektrische
startinrichting als de transmissie
niet in de neutraalstand staat
wanneer de zijstandaard is uitge-
klapt.
▼ Als de zijstandaard bij draaiende
motor omlaag wordt geklapt
terwijl de transmissie niet in de
neutraalstand staat, stopt de motor,
ongeacht de stand van de koppe-
lingshendel.
Wegrijden
De motorfiets in beweging zetten:
▼ Trek de koppelingshendel helemaal
tegen de handgreep en schakel de
1e versnelling in.
▼ Geef een beetje gas en laat de
koppelingshendel langzaam opkomen.
▼ Open wanneer de koppeling begint
aan te grijpen de gasklep iets
verder, zodat het toerental van de
motor hoog genoeg is om afslaan
van de motor te voorkomen.
Schakelen
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de gasklep in de
lagere versnellingen niet te ver of te
snel wordt geopend, omdat hierdoor
het voorwiel van de grond wordt getild
(een 'wheelie') en het achterwiel grip
verliest (wielspin).
Open de gasklep altijd voorzichtig,
vooral wanneer u niet vertrouwd bent
met de motorfiets, omdat een 'wheelie'
of wielspin kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
85
Waarschuwing
Schakel niet naar een lagere
versnelling bij snelheden die te hoge
motortoerentallen (omw/min) veroor-
zaken.
Hierdoor kan het achterwiel blokkeren,
wat leidt tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval. Boven-
dien kan motorschade ontstaan.
Schakel alleen naar een lagere versnel-
ling als het toerental laag genoeg is.
1
5
4
3
6
2
N
1
1. Schakelpedaal (6-versnellingspedaal
afgebeeld)
Schakelen:
▼ Sluit de gasklep en trek gelijktijdig
de koppelingshendel tegen de hand-
greep.
▼ Schakel naar de eerstvolgende
hogere of lagere versnelling.
▼ Open de gasklep gedeeltelijk en laat
gelijktijdig de koppelingshendel los.
Gebruik altijd de koppeling om te
schakelen.
Let op
Het schakelmechanisme is van het
'positive stop'-type. Dit betekent dat
met elke beweging van het schakelpe-
daal slechts één versnelling omhoog of
omlaag kan worden geschakeld.

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
87
Waarschuwing
Wees bij het remmen, accelereren en
het nemen van bochten altijd uiterst
voorzichtig, omdat onvoorzichtigheid
kan leiden tot verlies van controle en
een ongeval. Het gebruiken van alleen
de voor- of achterrem vermindert de
algehele remkracht. Bijzonder hard
remmen kan blokkeren van een van de
wielen veroorzaken, wat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval (zie ABS-waarschu-
wing).
Indien mogelijk altijd vóór het inrijden
van een bocht de snelheid terugnemen
of remmen, omdat het terugnemen
van gas of remmen in een bocht
wielslip kan veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Bij rijden in natte of regenach-
tige omstandigheden en op losse
wegdekken, wordt het stuur- en
remvermogen sterk verminderd. Onder
deze omstandigheden dienen al uw
acties soepel te verlopen. Plotseling
accelereren, remmen of draaien kan
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval veroorzaken.
Waarschuwing
Rem bij het afdalen van een steile
helling of bergpas af op de motor door
terug te schakelen en gebruik met
tussenpozen zowel de voorrem als de
achterrem.
Door voortdurend te remmen of alleen
de achterrem te gebruiken kunnen de
remmen oververhit raken, waardoor
ze minder goed werken. Dat kan leiden
tot verlies van controle over de motor-
fiets en een ongeval.
Waarschuwing
Door tijdens het rijden uw voet op
het rempedaal of uw handen op de
remhendel te houden, kan het remlicht
ingeschakeld worden, waardoor
andere weggebruikers foutieve infor-
matie krijgen.
Het kan ook oververhitting van de rem
veroorzaken, waardoor de remwerking
achteruitgaat. Dat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Laat de motorfiets niet met uitge-
schakelde motor uitrollen en sleep de
motor niet met een ander voertuig.
De druksmering van de transmissie
werkt uitsluitend wanneer de motor
draait.
Onvoldoende smering kan schade
aan of vastlopen van de transmissie
veroorzaken, wat kan leiden tot
plotseling verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
88
Antiblokkeerremsysteem (ABS)
Waarschuwing
De ABS-functie probeert de kansen
te maximaliseren om de motorfiets
tijdens het remmen onder controle te
houden. De mogelijk kortere remweg
die ABS onder bepaalde omstan-
digheden mogelijk maakt, zijn geen
alternatief voor goed rijgedrag.
Houd u altijd aan de wettelijke snel-
heidslimiet.
Rijd altijd met de nodige zorgvul-
digheid en aandacht en verlaag de
snelheid altijd in overeenstemming met
de weers-, weg- en verkeersomstan-
digheden.
Let op in bochten. Als de remmen in
een bocht worden gebruikt, kan ABS
het gewicht en de vaart van de motor-
fiets niet compenseren. Hetgeen kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Onder bepaalde omstandigheden kan
een motorfiets met ABS een langere
remweg hebben.
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt of is uitge-
schakeld (alleen Scrambler 900)
functioneert het remsysteem gewoon
als een remsysteem zonder ABS.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het waarschuwingslampje
brandt. Neem bij een storing zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Waarschuwing Vervolg
In deze situatie kan te hard remmen
een blokkering van de wielen veroor-
zaken, wat kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
Na het off-the-road rijden met
uitgeschakelde ABS, moet u altijd
controleren of het anti-blokkeerrem-
systeem is ingeschakeld wanneer u
terugkeert om op de openbare wegen
te rijden.
Rijden op de openbare weg met de
ABS uitgeschakeld, zal bij te hard
remmen leiden tot het blokkeren van
de wielen, wat verlies van controle
over de motorfiets en ongevallen kan
veroorzaken.
Let op
De ABS-bediening kan aanvoelen als
een hardere pedaaldruk of pulserende
remhendel en pedaal.
Aangezien het ABS geen geïntegreerd
remsysteem is en het de voor- en
achterrem niet tegelijkertijd aanstuurt,
kan deze pulsering voelbaar zijn in de
hendel, het pedaal, of in beide.
Het ABS kan worden geactiveerd door
plotselinge op- of neerwaartse verande-
ringen in het wegoppervlak.

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
89
Waarschuwingslampje ABS
Wanneer de contactschake-
laar in de stand ON wordt
gedraaid, is het normaal dat
het waarschuwingslampje
voor het ABS-systeem gaat knipperen.
Het lampje blijft knipperen nadat de
motor gestart is, totdat de motorfiets
een snelheid van meer dan 10 km/h
heeft bereikt, waarna het lampje dooft.
Het waarschuwingslampje gaat pas
weer branden als de motor weer wordt
gestart, tenzij er een storing is of het
ABS door de berijder is uitgeschakeld
(alleen Scrambler 900).
Als het ABS door de rijder wordt uitge-
schakeld (alleen Scrambler 900), gaat
het waarschuwingslampje branden
totdat het ABS weer wordt ingescha-
keld.
Als er een storing is in het ABS-sys-
teem, gaat het waarschuwingslampje
branden en knippert het algemene
waarschuwingssymbool.
Waarschuwing
Het ABS-waarschuwingslampje gaat
branden als het achterwiel langer dan
30 seconden met hoge snelheid wordt
aangedreven terwijl de motorfiets op
een standaard staat. Deze reactie is
normaal.
Wanneer het contact is uitgeschakeld
en de motorfiets opnieuw wordt
gestart, gaat het waarschuwings-
lampje branden tot de motorfiets
een snelheid van meer dan 30 km/u
bereikt.
Waarschuwing
Het ABS vergelijkt de relatieve snelheid
van het voor- en achterwiel.
Het gebruik van niet-goedgekeurde
banden kan de wielsnelheid beïn-
vloeden en de ABS-functie buiten
werking stellen, wat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval onder omstandigheden
waarbij de ABS normaliter zou werken.
Parkeren
Waarschuwing
Parkeer nooit op een zacht of op een
hellend oppervlak.
Indien de motorfiets onder deze
omstandigheden wordt geparkeerd,
kan deze omvallen met schade aan
eigendommen of persoonlijk letsel als
gevolg.
Waarschuwing
Benzine is uiterst brandbaar en kan
onder bepaalde omstandigheden
exploderen.
Controleer bij parkeren in een garage
of andere ruimte, of deze goed geven-
tileerd is en de motorfiets niet in de
buurt staat van vlam- of vonkbronnen.
Hieronder valt ook apparatuur met een
waakvlam.
Wanneer bovenstaand advies niet
wordt opgevolgd, kan er brand
ontstaan met schade aan eigen-
dommen of persoonlijk letsel als
gevolg.

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
90
Waarschuwing
De motor en het uitlaatsysteem zijn na
het rijden sterk verhit.
Parkeer NOOIT op plaatsen waar
voetgangers en kinderen de motorfiets
kunnen aanraken.
Het aanraken van een willekeurig deel
van de motor of het uitlaatsysteem
dat heet is kan brandwonden op de
onbeschermde huid veroorzaken.
De motorfiets parkeren:
▼ Zet de versnelling in neutraal en
draai de contactschakelaar in de
OFF-stand.
▼ Schakel het stuurslot in om diefstal
te bemoeilijken.
▼ Parkeer altijd op een stevige, egale
ondergrond om te voorkomen dat de
motorfiets omvalt.
▼ Parkeer op een helling altijd met de
voorzijde naar het hogere gedeelte
gericht, om te voorkomen dat de
motorfiets van de standaard rolt.
Zet de motorfiets in de eerste
versnelling om te voorkomen dat
deze wegrolt.
▼ Parkeer op een zijwaartse helling
altijd zo dat de helling de motorfiets
vanzelf naar de zijstandaard toe
duwt.
▼ Parkeer nooit op een zijwaarts aflo-
pend oppervlak met een helling van
meer dan 6° en parkeer nooit met
de voorzijde van de motorfiets naar
beneden gericht.
▼ Controleer voordat u wegrijdt of de
zijstandaard volledig is ingeklapt.
▼ Laat de contactschakelaar niet
gedurende langere tijd in de stand P
staan, omdat daardoor de accu leeg
raakt.
▼ Bij parkeren in het donker wanneer
er verkeer in de buurt is, of bij
parkeren op een plaats waar het
gebruik van parkeerlichten wettelijk
verplicht is, dienen het achterlicht,
het kentekenplaatlicht en de positie-
lichten te blijven branden. Hiervoor
dient de contactschakelaar in de
stand P (indien aanwezig) gedraaid
te worden.

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
91
Punten van overweging bij
het rijden met hoge snelheid
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Neem altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals
slecht weer of druk verkeer.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets
alleen met hoge snelheden tijdens
wedstrijden op voor ander verkeer
afgesloten weggedeelten of gesloten
circuits.
Het rijden met hoge snelheid is voor-
behouden aan rijders die les hebben
gehad in de technieken die noodza-
kelijk zijn voor het rijden met hoge
snelheden en die vertrouwd zijn met
de rijkarakteristieken van de motor-
fiets onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is
onder alle andere omstandigheden
gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
De rijkarakteristieken van een motor-
fiets zijn bij hoge snelheden anders
dan bij de vertrouwde wettelijke snel-
heden.
Probeer niet met hoge snelheid te
rijden tenzij u hierin geoefend bent en
beschikt over de hiervoor noodzakelijke
vaardigheden, aangezien incorrecte
bediening tot een ernstig ongeval kan
leiden.
Waarschuwing
De genoemde punten zijn uiterst
belangrijk en dienen altijd in acht te
worden genomen. Een probleem, dat
bij normale snelheden wellicht niet
wordt opgemerkt, kan bij hogere snel-
heden aanzienlijk worden verergerd.
Algemeen
Zorg ervoor dat de motorfiets wordt
onderhouden volgens de tabel voor
periodiek onderhoud.
Remmen
Controleer of de voor- en achterrem
correct werken.
Koelvloeistof
Controleer of het koelvloeistofpeil gelijk
ligt met de bovenste peilmarkering in
het expansiereservoir. Controleer het
peil altijd bij een koude motor.
Elektrische installatie
Controleer of alle elektrische apparatuur
zoals de koplamp, het achter-/remlicht,
de richtingaanwijzers en de claxon goed
werken.

RIJDEN OP DE MOTORFIETS
92
Motorolie
Controleer of het motoroliepeil correct
is. Gebruik voor het bijvullen olie van de
juiste kwaliteitsgraad en het juiste type.
Aandrijfketting
Zorg ervoor dat de aandrijfketting goed
afgesteld en gesmeerd is. Inspecteer de
ketting op slijtage en beschadiging.
Brandstof
Zorg voor voldoende brandstof, omdat
rijden met hoge snelheden leidt tot een
hoger brandstofverbruik.
Voorzichtig
In veel landen is het uitlaatsysteem
van dit model voorzien van een
katalysator, die zorgt voor een lagere
uitstoot van schadelijke stoffen.
De katalysator kan onherstelbaar
beschadigen indien de brandstoftank
helemaal leeg wordt gereden of indien
het brandstofpeil zeer laag is.
Zorg ervoor dat u altijd voldoende
brandstof heeft voor uw rit.
Bagage
Controleer of de bagagekoffers dicht en
gesloten zijn en stevig aan de motor-
fiets zijn bevestigd.
Overige
Kijk of alle bevestigingsmiddelen stevig
vastzitten.
Stuurinrichting
Controleer of het stuur soepel draait,
zonder overmatige speling of klemmen.
Verifieer dat de bedieningskabels het
sturen niet hinderen.
Banden
Rijden met hoge snelheden leidt tot
snellere bandenslijtage en banden die in
goede staat verkeren zijn van essentieel
belang voor veilig rijden. Controleer de
algehele staat van de banden, pomp ze
op tot de juiste bandspanning (bij koude
banden) en controleer de wielbalans.
Zet na het controleren van de band-
spanning de ventieldoppen goed vast.
Raadpleeg de hoofdstukken Onderhoud
en Specificaties voor informatie over
het controleren van de banden en veilig
gebruik van de banden.

ACCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
93
Toevoeging van accessoires en vervoer
van extra gewicht kunnen het rijgedrag
van de motorfiets nadelig beïnvloeden
doordat de stabiliteit verandert,
waardoor rijden met lagere snelheden
noodzakelijk is. De volgende informatie
is samengesteld als leidraad in verband
met de mogelijke gevaren van toevoe-
ging van accessoires aan een motorfiets
en het vervoer van passagiers en extra
lading.
Accessoires
Waarschuwing
Rijd met een van accessoires voor-
ziene motorfiets, of een motorfiets
die op een of andere wijze beladen is,
nooit harder dan 130 km/h. In geen
van beide omstandigheden mag harder
dan 130 km/h worden gereden, ook
niet wanneer de wettelijke maximum-
snelheid dit toestaat.
De aangebrachte accessoires en/of
lading brengen veranderingen in de
stabiliteit en de hanteerbaarheid van
de motorfiets met zich mee.
Waarschuwing Vervolg
Indien geen rekening wordt gehouden
met veranderingen in de stabiliteit
van de motorfiets, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motor-
fiets en een ongeval. Denk eraan
dat bij hoge snelheid verschillende
configuraties van de motorfiets en
omgevingsfactoren de stabiliteit van
de motorfiets negatief kunnen beïn-
vloeden. Bijvoorbeeld:
- lading die niet goed verdeeld is over
beide zijden van de motorfiets
- onjuiste instellingen van de voor- en
achtervering
- onjuiste bandenspanning
- te sterk of ongelijkmatig versleten
banden
- zijwind en turbulentie van andere
voertuigen
- loszittende kleding.
Denk eraan dat de absolute snel-
heidslimiet van 130 km/h lager wordt
indien niet-goedgekeurde accessoires
worden aangebracht of indien de
motorfiets wordt gebruikt met onjuiste
belading, versleten banden, slechte
algehele staat van de motorfiets en
slechte weg- of weersomstandigheden.

ACCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
94
Waarschuwing
Geen accessoires aanbrengen of
bagage vervoeren die de controle over
de motorfiets in gevaar brengt.
Verifieer dat accessoires en belading
geen belemmering vormen voor
verlichtingscomponenten, de bodem-
speling, de mogelijkheid om over te
hellen in bochten (hellingshoek), de
bediening, wielloop, voorvorkbeweging,
het zicht in eender welke richting of
enig ander aspect van de werking van
de motorfiets.
Belasting
Het totale gewicht van de berijder,
een eventuele passagier, accessoires
en bagage mag het in de specificaties
vermelde maximale laadvermogen niet
overschrijden.
Waarschuwing
Zorg er altijd voor dat de vervoerde
lading gelijkmatig over beide zijden van
de motorfiets is verdeeld. Zorg ervoor
dat de lading stevig is vastgebonden,
zodat deze onder het rijden niet kan
bewegen.
Verdeel de last gelijkmatig in elke
koffer (mits gemonteerd). Plaats zware
voorwerpen onderin en tegen de
binnenzijde van de koffer.
Controleer regelmatig (maar nooit
onder het rijden) of de lading stevig is
vastgebonden en zorg ervoor dat de
lading niet over de achterzijde van de
motorfiets uitsteekt.
Overschrijd nooit het maximale
laadvermogen dat in het gedeelte
Specificaties is aangegeven.
Dit maximale laadvermogen is het
gecombineerde gewicht van de
bestuurder, de passagier, de aange-
brachte accessoires en de lading.
Bij modellen met instelbare vering
moeten de veervoorspanning en de
demping voor en achter overeenkomen
met de beladingstoestand van de
motorfiets. De maximaal toelaatbare
belading van de koffers wordt vermeld
op een label aan de binnenzijde van de
koffer.
Onjuiste belading kan onveilige rijom-
standigheden tot gevolg hebben, die
kunnen leiden tot een ongeval.

ACCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
96
Waarschuwing
Geen passagiers vervoeren die niet
lang genoeg zijn om de aangebrachte
voetsteunen te kunnen bereiken.
Een passagier die niet lang genoeg is
om de voetsteunen te bereiken, kan
niet stevig op de motorfiets zitten en
kan instabiliteit veroorzaken, hetgeen
leidt tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De hanteerbaarheid en het remver-
mogen van een motorfiets worden
beïnvloed door de aanwezigheid van
een passagier.
De bestuurder dient rekening te
houden met deze veranderingen
wanneer hij een passagier vervoert.
Het vervoeren van een passagier
wordt afgeraden indien de bestuurder
geen les heeft gehad in het vervoeren
van een passagier en de verande-
ringen in rijkarakteristieken die dit met
zich meebrengt niet kent.
Indien geen rekening wordt gehouden
met de aanwezigheid van een passa-
gier, kan verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval het gevolg
zijn.
Waarschuwing
Vervoer geen dieren op uw motorfiets.
Een dier kan plotselinge en onver-
wachte bewegingen maken die kunnen
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.

ONDERHOUD EN AFSTELLING
97
Inhoudsopgave
Periodiek onderhoud 99
Onderhoudsschema 101
Motorolie 103
Motoroliepeil inspecteren 103
Motorolie verversen en oliefilter vervangen 104
Afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters afvoeren 106
Specificatie en kwaliteit motorolie (10W/40 en 10W/50) 106
Koelsysteem 107
Koelvloeistofpeil inspecteren 108
Koelvloeistofpeil corrigeren 109
Koelvloeistof verversen 110
Gasklepbediening 111
Gashendel inspecteren 111
Koppeling 112
Koppeling inspecteren 112
Koppeling afstellen 112
Aandrijfketting 113
Kettingsmering 114
Speling aandrijfketting inspecteren 114
Speling aandrijfketting afstellen 115
Inspectie op slijtage aan de aandrijfketting en het kettingwiel 116
Remmen 117
Inremmen van nieuwe remblokken en remschijven 118
Compensatie remblokslijtage 119
Schijfremvloeistof 119
Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren 120
Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren 122
Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren 123
Remvloeistofpeil achterrem inspecteren en corrigeren 124
Remlichtschakelaars 126
Spiegels 126
Stuurinrichting/wiellagers 128
Stuurinrichting inspecteren 128
Wiellagers inspecteren 129

ONDERHOUD EN AFSTELLING
98
Voorvering 130
Instellingen voorvering - Thruxton RS 130
Veervoorspanning voorvering afstellen - alleen Thruxton RS 131
Terugveer- en compressiedemping voorvering instellen - alleen Thruxton RS 131
Voorvork inspecteren 132
Achtervering 133
Instellingen achtervering 133
Voorspanning achtervering afstellen 134
Terugveer- en compressiedemping achtervering instellen - alleen Thruxton RS 135
Compressiedemping achtervering instellen - alleen Thruxton RS 136
Hellingshoekindicators 136
Banden 137
Bandspanning 138
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) (indien gemonteerd) 138
Bandenslijtage 139
Aanbevolen minimale profieldiepte 140
Banden vervangen 140
Accu 143
Accu verwijderen 144
Accu afvoeren 145
Accuonderhoud 145
Accuontlading 145
Accuontlading tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets 145
Accu opladen 146
Accu plaatsen 146
Zekeringen 148
Koplampen 149
Gloeilamp van koplamp/positielicht vervangen 149
Koplamp afstellen 151
Achterlichten 152
Multifunctionele achterlichten (indien aanwezig) 152
Lampjes richtingaanwijzers 152
Kentekenplaatverlichting 153

ONDERHOUD EN AFSTELLING
99
Periodiek onderhoud
Waarschuwing
Triumph Motorcycles accepteert geen
verantwoordelijkheid voor schade of
letsel ten gevolge van onjuist onder-
houd of door de eigenaar uitgevoerde
onjuiste aanpassingen.
Onjuist of verwaarloosd onderhoud
kan leiden tot gevaarlijke rijcondities.
Laat altijd een erkende Triumph-dealer
het periodieke onderhoud van deze
motorfiets uitvoeren.
Waarschuwing
Al het onderhoud is van essentieel
belang en mag niet worden verzuimd.
Onjuist onderhoud en onjuiste
afstellingen kunnen leiden tot slecht
functioneren van een of meerdere
onderdelen van de motorfiets. Een
slecht werkende motorfiets kan
leiden tot verlies van controle en een
ongeval.
Het weer, de terreingesteldheid en de
geografische ligging zijn van invloed
op het onderhoud. Het onderhouds-
schema dient te worden aangepast
aan de specifieke omgeving waarin de
motorfiets wordt gebruikt en aan de
eisen van de eigenaar.
Speciaal gereedschap, kennis en
training zijn noodzakelijk om de
onderhoudswerkzaamheden uit het
onderhoudsschema correct uit te
kunnen voeren. Alleen een erkende
Triumph-dealer beschikt over deze
kennis en uitrusting.
Onjuist of verwaarloosd onderhoud
kan leiden tot gevaarlijke rijcondities.
Laat altijd een erkende Triumph-dealer
het periodieke onderhoud van deze
motorfiets uitvoeren.
Om de motorfiets in veilige en betrouw-
bare staat te houden, moeten het
onderhoud en de afstellingen, zoals
in dit hoofdstuk beschreven, worden
uitgevoerd volgens de schema´ s voor
dagelijks en periodiek onderhoud. De
volgende informatie omvat de te volgen
procedures voor de dagelijkse inspectie
en het uitvoeren van enkele eenvoudige
onderhouds- en afstelwerkzaamheden.

ONDERHOUD EN AFSTELLING
100
Periodiek onderhoud kan op drie
manieren door uw erkende Triumph-
-dealer worden uitgevoerd: jaarlijks
onderhoud, onderhoud op basis van
de kilometerstand of een combinatie
van beide methoden, afhankelijk van de
afstand die jaarlijks met de motorfiets
wordt afgelegd.
1. Motorfietsen waarmee minder dan
16.000 km per jaar wordt gereden,
moeten een jaarlijkse onderhouds-
beurt krijgen. Daarnaast hebben
sommige onderdelen regelmatig
onderhoud nodig afhankelijk van het
aantal gereden kilometers en moet
dit worden uitgevoerd wanneer
de motorfiets deze kilometerstand
bereikt.
2. Voor motorfietsen waarmee
ongeveer 16.000 km per jaar
wordt gereden, moet het jaarlijks
onderhoud en het aangegeven
afstandsafhankelijk onderhoud aan
onderdelen tegelijk worden uitge-
voerd.
3. Voor motorfietsen waarmee meer
dan 16.000 km per jaar wordt
gereden, moet het afstandsafhan-
kelijk onderhoud aan onderdelen
worden uitgevoerd wanneer de
motorfiets de aangegeven kilome-
terstand bereikt. Daarnaast moeten
onderdelen die jaarlijks onderhoud
nodig hebben op de aangegeven
jaarlijkse intervallen worden onder-
houden.
In alle gevallen moet het onderhoud op
of voor de aangegeven onderhoudsin-
tervallen worden uitgevoerd. Vraag een
erkende Triumph-dealer welk onder-
houdsschema het meest geschikt is
voor uw motorfiets.
Triumph Motorcycles accepteert geen
verantwoordelijkheid voor schade of
letsel ten gevolge van onjuist onder-
houd of door de eigenaar uitgevoerde
onjuiste afstellingen.
Servicesymbool / algemeen
waarschuwingssymbool
Het onderhoudssymbool brandt
na het starten van de motorfiets
gedurende vijf seconden, als
herinnering dat over ongeveer 100 km
een onderhoudsbeurt moet worden
uitgevoerd. Het onderhoudssymbool
brandt permanent wanneer het aantal
kilometers is bereikt, het blijft perma-
nent branden totdat het
onderhoudsinterval wordt gereset met
behulp van de Triumph diagnostische
tool.
Het onderhoudssymbool knip-
pert wanneer een storing is
opgetreden in de ABS of het
motormanagement en de waarschu-
wingslampjes voor het ABS en/of het
motormanagementsysteem branden.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Let op
Voor met * gemarkeerde onderdelen in
de volgende tabel worden extra arbeids-
kosten in rekening gebracht, bovenop de
kosten en tijd voor het basisonderhoud,
waarin alleen tijd voor controle is opge-
nomen.

ONDERHOUD EN AFSTELLING
101
Onderhoudsschema
Onderhoudstaak
Kilometerstand of periode, wat het eerst wordt bereikt
Eerste
onderhoud
Jaarlijkse
onder-
houdsbeurt
Afstandsafhankelijk onderhoud
Dagelijks Onderhoud
na 1 jaar Jaar
Onder-
houdsbeurt
16.000 en
48.000 km
Onder-
houdsbeurt
32.000 km
Onder-
houdsbeurt
64.000 km
Smering
Motor en oliekoeler - controleren op lekkage • • • • • •
Motorolie – verversen • • • • •
Oliefilter – vervangen • • • • •
Brandstofsysteem en motormanagement
Brandstofsysteem – controleren op lekkage • • • • • •
Brandstofslangen - vernieuwen - elke 4 jaar,
ongeacht de kilometerstand Elke 4 jaar, ongeacht de kilometerstand
Dampslangen - vernieuwen (indien gemonteerd) -
elke 4 jaar, ongeacht de kilometerstand Elke 4 jaar, ongeacht de kilometerstand
Brandstofsysteem - brandstofleidingen controleren
op schuurplekken, barsten of schade. Zo nodig
vervangen
•••
Luchtfilter - vernieuwen (vervang vaker als u vaak in
natte of stoffige omstandigheden rijdt) •••
Plaat gasklephuis (vlinderklep) - controleren/
schoonmaken •••
Gasklephuizen – balanceren* • • •
Bougies – controleren •
Brandstoffilter - vervangen • •
Bougies – vervangen • •
Koelsysteem
Koelsysteem – controleren op lekkage • • • • • •
Koelvloeistofpeil – controleren/corrigeren • • • • • •
Koelvloeistof - verversen - elke 3 jaar, ongeacht de
kilometerstand*
Koelsysteem - koelleidingen controleren op schuur-
plekken, barsten of schade. Zo nodig vervangen •••
Motor
Zijstandaard – werking controleren •
Koppelingskabel - werking controleren en zo nodig
afstellen (alleen modellen met een koppelingskabel) ••••••
Klepspeling - controleren/afstellen* • •
Kleptiming - controleren/afstellen* • •
Wielen en banden
Wielen – inspecteren op beschadiging • • • • • •
Wielen - controleer de wielen op gebroken of
beschadigde spaken en controleer de spaakspanning
(niet bij aluminium wielen)
••••••
Bandenslijtage/bandenbeschadiging – controleren • • • • • •
Bandenspanning – controleren/corrigeren • • • • • •
Wiellagers – controleren op slijtage/soepele werking • • • • •

ONDERHOUD EN AFSTELLING
102
Onderhoudstaak
Kilometerstand of periode, wat het eerst wordt bereikt
Eerste
onderhoud
Jaarlijkse
onder-
houdsbeurt
Afstandsafhankelijk onderhoud
Dagelijks Onderhoud
na 1 jaar Jaar
Onder-
houdsbeurt
16.000 en
48.000 km
Onder-
houdsbeurt
32.000 km
Onder-
houdsbeurt
64.000 km
Stuurinrichting en vering
Stuurinrichting – controleren op onbelemmerd
bewegen ••••••
Voor- en achtervering - controleren op beschadi-
ging/lekkage/soepele werking ••••••
Balhoofdlagers - controleren/afstellen - behalve
eerste onderhoud •••••
Balhoofdlagers – smeren • •
Vorkolie – verversen •
Remmen
Remsysteem - werking controleren •
Remblokken - slijtageniveau controleren* • • • • • •
Remvloeistofpeil – controleren • • • • • •
Hoofdremcilinders - controleren op vloeistoflekkage • • • • •
Remklauwen - controleren op vloeistoflekkage en
vastzittende zuigers* •••••
Remvloeistof - verversen - elke 2 jaar, ongeacht de
kilometerstand* •
Eindaandrijving
Speling aandrijfketting - controleren/afstellen • • • • • •
Slijtstrip aandrijfketting - controleren op slijtage,
barsten of schade* ••••••
Aandrijfketting - controleren op slijtage* • • • • •
Aandrijfketting – invetten • • • • •
Elektrisch
Verlichting, instrumenten en elektrische installatie -
controleren/afstellen ••••••
Algemeen
Hellingshoekindicatoren – controleren op slijtage* • • • • • •
Middenbok of zijstandaard - werking controleren/
inspecteren op slijtage ••••••
AutoScan - voer een volledige autoscan uit met de
Triumph diagnostische tool (druk een kopie af voor
de klant)
•••••
Instrumenten en motor-ECM - controleren of de
nieuwste kalibraties gedownload zijn met behulp van
de Triumph diagnostische tool
•••••
Bevestigingsmiddelen – visueel inspecteren op stevig
vastzitten •••••
Voer alle openstaande servicebulletin- en garantie-
werkzaamheden uit •••••
Maak een proefrit • • • • •
Vul het onderhoudsboekje in en reset het onder-
houdscontrolelampje (indien gemonteerd) •••••
Kraagbussen middenbok (indien gemonteerd) -
reinigen/invetten •••
Scharnierpen zijstandaard - reinigen/smeren • • •

ONDERHOUD EN AFSTELLING
103
Motorolie
Waarschuwing
Gebruik van de motorfiets met onvol-
doende, verslechterde of vervuilde
motorolie heeft versnelde motorslij-
tage tot gevolg en kan leiden tot het
vastlopen van de motor of de trans-
missie.
Vastlopen van de motor of de trans-
missie kan leiden tot plotseling verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Zorg ervoor dat de motorolie op het
juiste peil is, ververs de olie en vervang
het oliefilter overeenkomstig de eisen
betreffende het periodieke onderhoud,
zodat de motor, de transmissie en de
koppeling goed blijven functioneren.
Motoroliepeil inspecteren
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik de motorfiets altijd in de open
lucht of op een plaats met voldoende
ventilatie.
Waarschuwing
Als de motor pas nog heeft gedraaid,
kan het uitlaatsysteem heet zijn.
Contact met hete onderdelen kan
huidletsel veroorzaken.
Laat de hete onderdelen altijd afkoelen
voordat u het uitlaatsysteem aanraakt,
om huidletsel te vermijden.
Voorzichtig
Het laten draaien van de motor met
onvoldoende motorolie zal motor-
schade tot gevolg hebben.
Schakel de motor onmiddellijk uit en
onderzoek de situatie wanneer het
controlelampje voor lage oliedruk blijft
branden.
3
4
2
1. Olievulplug
2. Kijkglas
3. Maximale limiet
4. Minimale limiet
Voor het controleren van het motorolie-
peil:
▼ Start de motor en laat deze circa
vijf minuten stationair draaien. Stop
de motor en wacht ten minste drie
minuten zodat de olie kan zakken.

ONDERHOUD EN AFSTELLING
104
▼ Let op het motoroliepeil in het kijk-
glas.
▼ Het oliepeil is correct als het in het
midden van het kijkglas ligt, tussen
de bovenste (maximum) en de
onderste (minimum) markering op
het peilglas.
Let op
Een nauwkeurige indicatie van het olie-
peil wordt alleen gegeven wanneer de
motor zijn normale bedrijfstemperatuur
heeft bereikt en de motorfiets rechtop
staat (niet op de zijstandaard).
▼ Indien het nodig is om motorolie bij
te vullen, verwijder de olievulplug en
voeg beetje bij beetje olie toe, totdat
het in het kijkglas weergegeven peil
correct is.
Voorzichtig
Let op dat er tijdens het bijvullen of
verversen van olie geen vuil en stoffen
van buitenaf in de motor terecht-
komen. Vuil in de motor kan leiden tot
motorschade.
▼ Zodra het juiste peil is bereikt de
olievulplug aanbrengen en vast-
draaien.
Motorolie verversen en oliefilter
vervangen
Waarschuwing
Langdurig of herhaaldelijk contact met
motorolie kan leiden tot uitdroging,
irritatie en ontsteking van de huid.
Afgewerkte motorolie bevat schadelijke
stoffen, die huidkanker kunnen veroor-
zaken.
Draag altijd geschikte beschermende
kleding en vermijd contact van de huid
met afgewerkte olie.
Waarschuwing
De olie kan heet zijn.
Vermijd contact met de hete olie door
geschikte beschermende kleding zoals
handschoenen en oogbescherming te
dragen.
Contact met hete olie kan brandblaren
of brandwonden veroorzaken.
Waarschuwing
Als de motor pas nog heeft gedraaid,
is het uitlaatsysteem heet.
Laat het uitlaatsysteem geruime tijd
afkoelen alvorens werkzaamheden
aan of bij het uitlaatsysteem uit te
voeren, omdat aanraking van een
verhit uitlaatsysteem of een onderdeel
daarvan brandwonden kan veroor-
zaken.
De motorolie en het filter dienen te
worden ververst/vervangen overeen-
komstig de eisen van het periodieke
onderhoud.

ONDERHOUD EN AFSTELLING
105
Motorolie verversen en oliefilter
vervangen:
▼ Laat de motor goed warmdraaien en
schakel hem vervolgens uit. Zet de
motorfiets op de zijstandaard.
▼ Laat de olie vijf minuten zakken voor
u de olie aftapt.
▼ Plaats een opvangbak onder de
motor.
2
1
1. Carterplug
2. Motoroliefilter
▼ Verwijder de aftapplug van het
motorcarter uit de onderzijde van
het carter en laat de olie weglopen.
▼ Zet de motorfiets stevig rechtop op
een vlakke ondergrond.
▼ Plaats een olielekbak onder het olie-
filter.
▼ Draai het oliefilter los en verwijder
het met behulp van het Triumph-
-onderhoudsgereedschap T3880313.
Voer het gebruikte oliefilter op een
milieuvriendelijke manier af.
▼ Vul het vervangende oliefilter vooraf
met nieuwe motorolie.
▼ Smeer een dun laagje schone
motorolie op de afdichtring van het
nieuwe oliefilter. Plaats het oliefilter
en zet het vast met 10 Nm.
▼ Nadat de olie volledig is afgetapt,
een nieuwe afdichtring op de carter-
plug aanbrengen. Plaats de plug en
draai hem vast met 25 Nm.
▼ Verwijder de olieaftapplug.
▼ Vul de motor met 10W/40 of
10W/50 semisynthetische of geheel
synthetische motorfietsolie die
voldoet aan de specificaties van
API SH (of hoger) en JASO MA, zoals
Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40
(geheel synthetische) motorolie,
in sommige landen verkocht als
Castrol Power RS Racing 4T 10W-40
(geheel synthetisch).
▼ Gebruik nooit meer olie dan aange-
geven in het gedeelte Specificaties.
▼ Start de motor en laat hem ten
minste 30 seconden stationair
draaien.
Voorzichtig
Indien het motortoerental wordt
verhoogd tot boven het stationair
toerental voordat de motorolie alle
delen van de motor heeft bereikt, kan
schade aan de motor of vastlopen van
de motor het gevolg zijn.
Voer het motortoerental pas op nadat
de motor 30 seconden heeft gedraaid,
zodat de motorolie volledig kan circu-
leren.
▼ Controleer of het waarschuwings-
lampje voor lage oliedruk kort na het
starten uitgaat.

ONDERHOUD EN AFSTELLING
106
Voorzichtig
Indien de oliedruk te laag is, gaat het
waarschuwingslampje lage oliedruk
branden. Wanneer dit lampje blijft
branden terwijl de motor draait, de
motor onmiddellijk uitschakelen en de
oorzaak vaststellen.
Indien de motor met een te lage olie-
druk draait, ontstaat motorschade.
▼ Schakel het contact uit, controleer
het oliepeil volgens de hiervoor
beschreven procedure en vul olie bij
totdat het peil tussen de minimum
markering en de maximum marke-
ring in het kijkglas ligt.
Afgewerkte motorolie en gebruikte
oliefilters afvoeren
Bescherm het milieu en giet olie nooit op
de grond, in het riool of de afvoer, of in
waterlopen.
Gooi gebruikte oliefilters niet weg met
het normale huisvuil. In geval van twijfel
kunt u contact opnemen met de plaat-
selijke autoriteiten.
Specificatie en kwaliteit motorolie
(10W/40 en 10W/50)
De highperformancemotoren met
brandstofinspuiting van Triumph
zijn ontwikkeld voor het gebruik van
10W/40 of 10W/50 semisynthetische
of geheel synthetische motorfiets-
olie die voldoet aan specificatie
API SH (of hoger) en JASO MA, zoals
Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40
(geheel synthetische) motorolie,
in sommige landen verkocht als
Castrol Power RS Racing 4T 10W-40
(geheel synthetisch).
Zie onderstaande tabel voor de juiste
viscositeit (10W/40 of 10W/50) van de
olie voor het gebied waarin u rijdt.
Omgevingstemperatuur (°C)
Omgevingstemperatuur (°F)
SAE 10W/50
SAE 10W/40
Temperatuurbereik olieviscositeit
Voeg geen chemische additieven toe
aan de motorolie. De motorolie smeert
ook de koppeling en een additief kan
slippen van de koppeling veroorzaken.
Gebruik geen minerale, plantaardige of
niet-zuiverende olie, geen op castoreum
gebaseerde olie en geen olie die niet
voldoet aan de vereiste specificatie. Het
gebruik van deze oliën kan onmiddel-
lijke en ernstige schade aan de motor
veroorzaken.
Zorg ervoor dat er geen vuil en stoffen
van buitenaf in het carter terechtkomen
wanneer u de motorolie ververst of
bijvult.

ONDERHOUD EN AFSTELLING
107
Koelsysteem
Controleer, om er zeker van te zijn dat
de motor doeltreffend wordt gekoeld,
dagelijks voordat u gaat rijden het
koelvloeistofpeil en vul koelvloeistof bij
indien het peil te laag is.
Let op
Wanneer de motorfiets de fabriek
verlaat, bevat het koelsysteem een
voor alle seizoenen geschikte Hybrid
Organic Acid Technology-koelvloeistof
(ook bekend onder de naam Hybrid OAT
of HOAT). De koelvloeistof is groen, bevat
een 50%-oplossing van een antivries-
middel op basis van ethyleenglycol en
heeft een vriespunt van -35°C.
Roestwerende middelen
Waarschuwing
HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof bevat
roestwerende middelen en antivries,
dat geschikt is voor aluminium
motoren en radiateurs. Gebruik de
koelvloeistof altijd overeenkomstig de
instructies van de fabrikant.
Koelvloeistof bevat giftige chemicaliën
die schadelijk zijn voor het menselijk
lichaam.
Contact met de huid of de ogen kan
ernstige irritatie veroorzaken. Draag
beschermende handschoenen, kleding
en oogbescherming bij het hanteren
van de koelvloeistof.
Als iemand koelmiddel inademt, breng
deze persoon dan in de frisse lucht en
help deze persoon om rustig op adem
te komen. Roep in geval van twijfel of
aanhoudende symptomen medische
hulp in.
Indien koelvloeistof op de huid komt,
deze onmiddellijk met overvloedig
water afspoelen. Verwijder verontrei-
nigde kleding.
Indien u koelvloeistof in de ogen krijgt,
spoel uw ogen gedurende ten minste
15 minuten met overvloedig water
spoelen en ROEP DIRECT MEDISCHE
HULP IN.
Indien u koelvloeistof inslikt, spoel
uw mond met water en ROEP DIRECT
MEDISCHE HULP IN.
HOUD KOELVLOEISTOF BUITEN HET
BEREIK VAN KINDEREN.

ONDERHOUD EN AFSTELLING
109
Speed Twin 1200 en Thruxton RS
2
1
1. Dop expansiereservoir
2. MAX- en MIN-markering
Koelvloeistofpeil controleren:
▼ Zet de motorfiets rechtop op een
vlakke ondergrond. Het expan-
siereservoir bevindt zich aan de
rechterzijde van de motorfiets, aan
de achterkant van de motor.
▼ Controleer het koelvloeistofpeil in
het expansiereservoir. Het koel-
vloeistofpeil moet zich tussen de
maximummarkering (boven) en mini-
mummarkering (onder) bevinden.
Indien het koelvloeistofpeil lager is
dan het minimumpeil, moet koel-
vloeistof worden bijgevuld.
Koelvloeistofpeil corrigeren
Waarschuwing
Het expansiereservoir of de drukdop
van de radiateur niet verwijderen
wanneer de motor heet is.
Wanneer de motor heet is, is ook de
koelvloeistof in het radiateur heet en
staat deze onder druk.
Contact met hete, onder druk staande
koelvloeistof veroorzaakt brandblaren
en brandwonden.
Voorzichtig
Wanneer hard water wordt gebruikt
in het koelsysteem, veroorzaakt dat
kalkaanslag in de motor en radiateur,
waardoor het rendement van het koel-
systeem aanzienlijk wordt verminderd.
Een lager rendement van het koelsys-
teem kan ertoe leiden dat de motor
oververhit raakt en ernstig beschadigd
raakt.
Let op
Indien het koelvloeistofpeil wordt
gecontroleerd omdat de koelvloeistof
oververhit is geraakt, dient ook het peil
in de radiateur te worden gecontroleerd
en zo nodig te worden gecorrigeerd.
In noodgevallen mag ook gedestilleerd
water aan het koelsysteem worden
toegevoegd. De koelvloeistof moet dan
echter zo snel mogelijk worden afgetapt
en het koelsysteem moet opnieuw
worden gevuld met HD4X Hybrid
OAT-koelvloeistof.

ONDERHOUD EN AFSTELLING
112
Koppeling
2
1
1. Koppelingshendel
2. 2 - 3 mm
De motorfiets is uitgerust met een via
een kabel bediende koppeling.
Als de koppelingshendel te veel speling
heeft, ontkoppelt de koppeling moge-
lijk niet volledig. Daardoor ontstaan
problemen bij het schakelen en het
selecteren van de vrijloopstand. Daar-
door kan de motor afslaan en kan de
motorfiets moeilijk te besturen zijn.
Als de koppelingshendel daarentegen
onvoldoende speling heeft, koppelt de
koppeling mogelijk niet volledig, hetgeen
slippen van de koppeling veroorzaakt en
dientengevolge prestatievermindering
en vroegtijdige slijtage van de koppeling.
De speling van de koppelingshendel
moet worden gecontroleerd in overeen-
stemming met de eisen voor periodiek
onderhoud.
Koppeling inspecteren
Controleer of de koppelingshendel
2 - 3 mm speling heeft.
Als de speling onjuist is, moet deze
afgesteld worden.
Koppeling afstellen
Koppeling afstellen:
▼ Draai de stelbus tot de juiste mate
van speling in de koppelingshendel
is bereikt.
▼ Controleer of de koppelingshendel
2 - 3 mm speling heeft.
▼ Als de speling onjuist is, moet deze
afgesteld worden.
3
2 - 3 mm
1
2
1. Stelbus (borgmoer helemaal losgedraaid)
2. Juiste speling 2-3 mm
3. Koppelingshendel
Als de juiste afstelling niet met de
stelbus aan de hendel kan worden
bereikt, dient de stelmoer aan de onder-
kant van de kabel te worden gebruikt.
▼ Draai de borgmoer van de stelbus
los.
▼ Draai de stelbus voor de buitenkabel
tot de speling aan de koppelings-
hendel 2 - 3 mm bedraagt.

ONDERHOUD EN AFSTELLING
120
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, werkt het
remsysteem verder als een remsys-
teem zonder ABS.
In deze situatie kan te hard remmen
een blokkering van de wielen veroor-
zaken, hetgeen kan leiden tot verlies
van controle en een ongeval.
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
controlelampje brandt. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Inspecteer het peil van de remvloei-
stof in beide reservoirs en ververs de
remvloeistof overeenkomstig de eisen
van het periodiek onderhoud. Gebruik
uitsluitend DOT 4-vloeistof zoals aanbe-
volen in het hoofdstuk Specificaties.
De remvloeistof dient ook te worden
ververst indien deze verontreinigd is,
of als het vermoeden bestaat dat deze
verontreinigd is, door vocht of een
andere vervuilende stof.
Let op
Om het ABS-systeem te ontluchten
is speciaal gereedschap nodig. Neem
contact op met een erkende Triumph-
-dealer wanneer de remvloeistof
ververst moet worden of wanneer
er onderhoud aan het hydraulische
systeem nodig is.
Remvloeistofpeil voorrem
inspecteren en corrigeren
Waarschuwing
Indien er een aanzienlijke daling van
het vloeistofpeil in een van beide
reservoirs heeft plaatsgevonden, dient
u uw erkende Triumph-dealer te raad-
plegen voordat u gaat rijden.
Het gebruik van de motorfiets met een
te laag remvloeistofpeil of remvloei-
stoflekkage is gevaarlijk en vermindert
de remkracht aanzienlijk, hetgeen kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Scrambler 900 en Speed Twin 900
2
1
3
1. Schroeven van reservoirdeksel
2. BOVENSTE peilmarkering
3. ONDERSTE peilmarkering
Ga als volgt te werk om het remvloei-
stofpeil te controleren:
▼ Controleer het remvloeistofpeil, dit is
te zien in het MIN en MAX gedeelte
van het reservoir.
▼ Het remvloeistofpeil in het reservoir
dient zich tussen de bovenste en de
onderste markeringen te bevinden
(indien de reservoirs zich in horizon-
tale stand bevinden).
Produktspezifikationen
Marke: | Triumph |
Kategorie: | Motor |
Modell: | Thruxton RS (2022) |
Brauchst du Hilfe?
Wenn Sie Hilfe mit Triumph Thruxton RS (2022) benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten
Bedienungsanleitung Motor Triumph

15 Oktober 2024

15 Oktober 2024

13 Oktober 2024

10 Oktober 2024

8 Oktober 2024

24 September 2024

6 September 2024

5 September 2024

3 September 2024

3 September 2024
Bedienungsanleitung Motor
- Motor Juki
- Motor Yamaha
- Motor Mitsubishi
- Motor Metabo
- Motor Mercedes-Benz
- Motor Beta
- Motor Husqvarna
- Motor Kettler
- Motor BMW
- Motor Honda
- Motor Aprilia
- Motor Ducati
- Motor Bodycraft
- Motor Reebok
- Motor KTM
- Motor Milwaukee
- Motor Benelli
- Motor Suzuki
- Motor GasGas
- Motor Hero
- Motor Kawasaki
- Motor Cagiva
- Motor Harley-Davidson
- Motor Texas
- Motor Bajaj
- Motor Derbi
- Motor Emco
- Motor Joy-it
- Motor Moto Guzzi
- Motor MV Agusta
- Motor Piaggio
- Motor Ridley
- Motor SMC
- Motor Victory
- Motor Zero
- Motor Hyosung
- Motor Sherco
- Motor Indian
- Motor Mash
- Motor Royal Enfield
- Motor Anova
- Motor Mahindra
- Motor CRRCpro
- Motor TVS
Neueste Bedienungsanleitung für -Kategorien-

16 Oktober 2024

16 Oktober 2024

14 Oktober 2024

14 Oktober 2024

13 Oktober 2024

12 Oktober 2024

12 Oktober 2024

11 Oktober 2024

10 Oktober 2024

8 Oktober 2024