Sony VGN-BZ21VN Bedienungsanleitung
Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Sony VGN-BZ21VN (211 Seiten) in der Kategorie PC. Dieser Bedienungsanleitung war für 11 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet
Seite 1/211

2
nN
Inhoud
Voor gebruik ....................................................................... 4
Meer informatie over uw VAIO-computer...................... 5
Ergonomische overwegingen........................................ 7
Aan de slag......................................................................... 9
De besturingselementen en poorten ........................... 10
De lampjes .................................................................. 17
Een stroombron aansluiten ......................................... 18
De batterij gebruiken ................................................... 19
De computer veilig uitschakelen ................................. 26
Uw computer bijwerken............................................... 27
De VAIO-computer gebruiken........................................... 28
Het toetsenbord gebruiken.......................................... 29
Het touchpad gebruiken .............................................. 31
De knoppen voor speciale functies gebruiken ............ 32
De ingebouwde camera gebruiken ............................. 33
Het optische station gebruiken.................................... 35
De Memory Stick gebruiken ........................................ 43
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken ............ 49
Het internet gebruiken................................................. 56
Het netwerk (LAN) gebruiken...................................... 58
Het draadloze LAN gebruiken ..................................... 60
De Bluetooth-functie gebruiken................................... 68
Vingerafdrukverificatie gebruiken ................................73
De TPM gebruiken.......................................................80
Randapparaten gebruiken.................................................85
Een dokstation aansluiten ...........................................86
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon
aansluiten ....................................................................94
Een externe monitor aansluiten...................................95
Weergavemodi selecteren .........................................100
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken ...................102
Een externe microfoon aansluiten .............................104
Een USB-apparaat aansluiten ...................................105
Een i.LINK-apparaat aansluiten.................................107
Uw VAIO-computer aanpassen.......................................109
Het wachtwoord instellen...........................................110
VAIO Control Center gebruiken.................................122
Energiebesparingsstanden gebruiken .......................123
VAIO Power Management gebruiken ........................128
Gegevens beschermen tegen ongeoorloofd
gebruik.......................................................................130
De harde schijf beschermen ......................................133
De modem configureren ............................................134
Uw VAIO-computer uitbreiden.........................................136
Geheugen toevoegen en verwijderen........................137

3
nN
Voorzorgsmaatregelen ................................................... 143
Met het LCD-scherm omgaan ................................... 144
De stroomvoorziening gebruiken .............................. 145
Met de computer omgaan ......................................... 146
Met de ingebouwde camera omgaan........................ 149
Met schijven omgaan ................................................ 150
De batterij gebruiken ................................................. 151
Een hoofdtelefoon gebruiken .................................... 152
Met de Memory Stick omgaan .................................. 153
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan .......... 154
Vingerafdrukverificatie gebruiken.............................. 155
De TPM gebruiken .................................................... 157
Problemen oplossen ....................................................... 159
Computer .................................................................. 161
Systeembeveiliging ................................................... 168
Batterij ....................................................................... 169
Ingebouwde camera.................................................. 171
Internet ...................................................................... 173
Netwerken ................................................................. 175
Bluetooth-technologie ............................................... 180
Optische schijven ...................................................... 184
Beeldscherm ............................................................. 188
Afdrukken .................................................................. 193
Microfoon .................................................................. 195
Luidsprekers ..............................................................196
Touchpad...................................................................197
Toetsenbord ..............................................................198
Diskettes ....................................................................199
PC Cards ...................................................................200
Audio/video ................................................................202
Memory Stick .............................................................204
Randapparatuur.........................................................205
Dokstation..................................................................207
Handelsmerken ...............................................................208
Opmerking.......................................................................210

4
nN
Voor gebruik >
Voor gebruik
Gefeliciteerd met de aankoop van deze Sony VAIO®-computer en welkom bij de Gebruikershandleiding op het scherm.
Sony heeft speerpunttechnologie op het gebied van audio, video, computertechnologie en communicatie gecombineerd en
geïntegreerd in deze uiterst geavanceerde computer.
!
Externe aanzichten die in deze handleiding worden geïllustreerd, kunnen enigszins verschillen van de werkelijke aanzichten van uw computer.
De informatie in de meegeleverde handleidingen, inclusief deze Gebruikershandleiding, is bestemd voor gebruikers van VAIO-computers met de 32-bits
versie van het besturingssysteem Microsoft® Windows Vista®. Mogelijk ziet u verschillen in de informatie als de 64-bits versie van dit besturingssysteem
vooraf op uw computer is geïnstalleerd.
Locatie van specificaties
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen, opties en meegeleverde items beschikbaar op uw computer.
Ga naar de website van VAIO-Link op http://www.vaio-link.com voor meer informatie over de configuratie van uw computer.

5
nN
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
Meer informatie over uw VAIO-computer
In dit gedeelte vindt u ondersteuningsinformatie over uw VAIO-computer.
1. Gedrukte documentatie
❑Handleiding Snel aan de slag: een overzicht van het aansluiten van onderdelen, configuratiegegevens, enzovoort.
❑Gids probleemoplossing en systeemherstel
❑Voorschriften, Garantie, Licentie-overeenkomst voor eindgebruikers en Ondersteuning
2. Documentatie op het scherm
❑Gebruikershandleiding (deze handleiding): de functies van de computer en informatie over veelvoorkomende problemen.
U geeft deze handleiding als volgt op het scherm weer:
1Dubbelklik op het bureaubladpictogram VAIO-gebruikershandleiding (VAIO User Guide).
2Open de map voor uw taal.
3Kies de handleiding die u wilt lezen.
U kunt de gebruikershandleidingen ook vinden door handmatig te bladeren naar Computer > VAIO (C:) (de C-schijf) > Documentatie (Documentation) >
Documentatie (Documentation) en vervolgens de map van uw taal te openen.
❑Windows Help en ondersteuning: een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demo's die u leren uw
computer te gebruiken.
Voor toegang tot Windows Help en ondersteuning klikt u op Start en op Help en ondersteuning, of houdt u de
Microsoft Windows-toets ingedrukt en drukt u op F1.

6
nN
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
3. Ondersteuningswebsites
Als u een probleem hebt met de computer, kunt u naar de website van VAIO-Link gaan op http://www.vaio-link.com voor
probleemoplossing.
Alvorens telefonisch contact op te nemen met VAIO-Link, moet u proberen het probleem op te lossen door de meegeleverde
documentatie te lezen en andere websites van Sony te bezoeken.
❑Ga naar de website http://www.club-vaio.com als u meer te weten wilt komen over VAIO en deel wilt uitmaken van de
groeiende VAIO-gemeenschap.
❑Ga naar de website http://www.sonystyle-europe.com voor het online aanschaffen van producten.
❑Ga naar de website http://www.sony.net voor overige Sony-producten.
Zorg dat u het serienummer van uw VAIO-computer bij de hand hebt wanneer u telefonisch contact opneemt met VAIO-Link.
Het serienummer bevindt zich aan de onderkant, aan de achterkant of in het batterijcompartiment van uw VAIO-computer.

7
nN
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
Ergonomische overwegingen
U zult uw computer waarschijnlijk op verschillende plaatsen gebruiken. Indien mogelijk moet u rekening houden met de
volgende ergonomische overwegingen die zowel betrekking hebben op gewone als op draagbare computers:
❑Positie van de computer: plaats de computer direct voor u (1). Houd uw onderarmen horizontaal (2), met uw polsen in
een neutrale, comfortabele positie (3) als u het toetsenbord of aanwijsapparaat gebruikt. Houd uw bovenarmen ontspannen
naast uw bovenlichaam. Pauzeer regelmatig tijdens het gebruik van de computer. Als u te veel met de computer werkt,
kunt u uw ogen, spieren of pezen overbelasten.
❑Meubilair en houding: gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat
op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit. Neem een ontspannen houding aan, houd
uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.

8
nN
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
❑Gezichtshoek t.o.v. het scherm: kantel het scherm tot u de optimale gezichtshoek vindt. Dit is minder belastend voor
uw ogen en spieren. Stel ook de helderheid van het scherm optimaal in.
❑Verlichting: zorg ervoor dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden.
Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het scherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen
comfortabeler, maar ook efficiënter.
❑Opstelling van een externe monitor: als u een externe monitor gebruikt, plaatst u deze op een comfortabele
gezichtsafstand. Plaats het scherm op ooghoogte of iets lager als u vlak voor de monitor zit.

9
nN
Aan de slag >
Aan de slag
In dit deel wordt beschreven hoe u aan de slag kunt met de VAIO-computer.
❑De besturingselementen en poorten (pagina 10)
❑De lampjes (pagina 17)
❑Een stroombron aansluiten (pagina 18)
❑De batterij gebruiken (pagina 19)
❑De computer veilig uitschakelen (pagina 26)
❑Uw computer bijwerken (pagina 27)

10
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
De besturingselementen en poorten
Bekijk de besturingselementen en poorten op de volgende pagina's.
!
Het uiterlijk van uw computer zoals dit in deze handleiding wordt geïllustreerd, kan verschillen van het werkelijke uiterlijk van uw computer vanwege
verschillen in de specificaties. Het kan ook per land of regio verschillen.

11
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Voorzijde
AIngebouwde microfoon (mono)*1
BLampje voor ingebouwde MOTION EYE-camera*1 (pagina 17)
CIngebouwde MOTION EYE-camera*1 (pagina 33)
DLCD-scherm (pagina 144)
EIngebouwde luidsprekers (stereo)
FToetsenbord (pagina 29)
GTouchpad (pagina 31)
HHoofdtelefoonconnector (pagina 94)
IMicrofoonconnector (pagina 104)
JMemory Stick-sleuf*2 (pagina 43)
KLampje voor mediatoegang (pagina 17)
LSleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 52)
MBatterijlampje (pagina 17)
NLampje voor schijfstation (pagina 17)
OWIRELESS-lampje (pagina 17)
*1 Alleen op bepaalde modellen.
*2 Uw computer ondersteunt zowel Memory Sticks in het standaardformaat als
Memory Sticks in het Duo-formaat.

14
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Rechterzijde
A4-pins i.LINK-poort (S400) (pagina 107)
BHi-Speed USB-poorten (USB 2.0)* (pagina 105)
COptisch station (pagina 35)
DLampje voor optisch station (pagina 17)
EUitwerpknop voor station (pagina 35)
FOpening voor handmatig uitwerpen (pagina 184)
GNetwerkpoort (Ethernet) (pagina 58)
HModempoort (pagina 56)
IAan/uit-knop / Aan/uit-lampje (pagina 17)
* Ondersteunen hoge/volle/lage snelheid.

15
nN
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Linkerzijde
ADC IN-poort (pagina 18)
BBeveiligingssleuf
CVentilatieopening
DMonitorpoort*1 (pagina 96)
EHi-Speed USB-poort (USB 2.0)*2 (pagina 105)
FPC Card-sleuf (pagina 49)
GPC Card-ontgrendelingsknop (pagina 51)
*1 Is niet toegankelijk wanneer de computer op het dokstation is aangesloten.
*2 Ondersteunt hoge/volle/lage snelheid.

17
nN
Aan de slag >
De lampjes
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
Lampje Functies
Aan/uit 1Brandt groen als de computer is ingeschakeld, knippert langzaam oranje als de computer in de slaapstand is
gezet en brandt niet als de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand is gezet.
Batterijlading Brandt als de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 22) voor meer informatie.
Mediatoegang Brandt terwijl gegevens worden gelezen van of geschreven naar een geheugenkaart, zoals een Memory Stick
of een SD-geheugenkaart. (Zet de computer niet in de slaapstand of schakel de computer niet uit wanneer dit
lampje brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de geheugenkaart niet gebruikt.
Ingebouwde MOTION EYE-camera*Brandt als de ingebouwde camera in gebruik is.
Optisch station Brandt terwijl gegevens worden gelezen van of geschreven naar het station. Als het lampje niet brandt, wordt
het optische station niet gebruikt.
Schijfstation Brandt als het ingebouwde opslagapparaat of optische station gegevens leest of schrijft.
Zet de computer niet in de slaapstand of schakel de computer niet uit wanneer dit lampje brandt.
Num lock Druk op de toets Num Lk om het numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk er nogmaals op om het numerieke
toetsenblok uit te schakelen. Als het lampje niet brandt, is het numerieke toetsenblok uitgeschakeld.
Caps lock Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als u
op de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen.
U kunt weer normaal typen als het lampje Caps lock niet meer brandt.
Scroll lock Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal bladeren als
het lampje Scroll lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het
gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's.
WIRELESS Brandt als een of meer draadloze opties zijn ingeschakeld.
* Alleen op bepaalde modellen.

18
nN
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij.
De netadapter gebruiken
Gebruik alleen de meegeleverde netadapter voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3Steek de stekker van de netadapter (3) in de DC IN-poort (4) van de computer of het optionele dokstation.
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken, zet u de computer in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 126).

19
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij plaatsen
De batterij plaatsen
1Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij (1) naar binnen.

21
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
4Duw de batterij omlaag in het compartiment totdat deze op zijn plaats klikt.
5Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij naar buiten om de batterij in de computer vast te zetten.
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
!
Sommige oplaadbare batterijen voldoen niet aan de kwaliteits- en veiligheidsstandaarden van Sony. Om veiligheidsredenen werkt deze computer alleen
met originele Sony-batterijen die voor dit model zijn ontworpen. Als u een niet-goedgekeurde batterij plaatst, wordt de batterij niet opgeladen en werkt
de computer niet.

22
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1Plaats de batterij.
2Sluit de computer met de netadapter aan op een stopcontact.
Het batterijlampje brandt als de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterijlading bijna het maximale percentage heeft
bereikt dat u hebt opgegeven bij de batterijladingsfuncties, gaat het batterijlampje uit. Zie De Functies batterijlading
gebruiken (pagina 24) als u het maximale laadpercentage wilt selecteren.
!
Laad de batterij vanaf de eerste keer op zoals is beschreven in deze handleiding.
Batterijlampje Betekenis
Brandt oranje De batterij wordt opgeladen.
Knippert samen met het groene stroomlampje De batterij is bijna leeg. (Normale stand)
Knippert samen met het oranje stroomlampje De batterij is bijna leeg. (Slaapstand)
Is oranje en knippert snel Er is een batterijstoring opgetreden vanwege een defecte
of niet goed vergrendelde batterij.

23
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op netspanning is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de computer
gebruikt.
Als de batterijlading minder dan 10% bedraagt, moet u de netadapter aansluiten zodat de batterij weer kan worden opgeladen, of de computer
uitschakelen en een volledig opgeladen batterij plaatsen.
Uw computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de
levensduur van de batterij.
Tijdens het gebruik van sommige toepassingen of randapparaten is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet als
de batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan
en handmatig een energiebeheerstand activeren, bijvoorbeeld de slaap- of sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt wanneer uw computer in de slaapstand is gezet, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug
te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.

24
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De Functies batterijlading gebruiken
Gebruik de Functies batterijlading (Battery Charge Functions) om de huidige methode voor het opladen van de batterij aan
te passen. U kunt de gebruiksduur van de batterij verlengen door de batterijbeheerfunctie in te schakelen.
De batterijbeheerfunctie inschakelen
1Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
2Klik eerst op Energiebeheer (Power Management) en vervolgens op Functies batterijlading (Battery Charge Functions).
3Klik op Geavanceerd (Advanced).
4Schakel het selectievakje Batterijbeheer Functie inschakelen (Enable Battery Care Function) in.
5Selecteer het gewenste maximale laadpercentage.
6Klik op OK.
De batterijspanning controleren
Volg stap 1 tot 3 in De batterijbeheerfunctie inschakelen hierboven en controleer de gedetailleerde informatie. Als de
batterijspanning te laag is, vervangt u de batterij door een nieuwe originele Sony-batterij.
De energiebesparende wallpaper gebruiken
U kunt de gebruiksduur van de batterij verlengen door gewoon een specifieke wallpaper in te stellen als achtergrond voor uw
bureaublad.
De energiebesparende wallpaper instellen
1Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
2Klik op Display en Een energiebesparende wallpaper instellen (Long Battery Life Wallpaper Setting).
3Klik op Gebruik een energiebesparende wallpaper (Set Long Battery Life Wallpaper).
Klik op OK wanneer u om bevestiging wordt gevraagd.

25
nN
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij verwijderen
!
U kunt gegevens verliezen als u de batterij verwijdert wanneer de computer is ingeschakeld en niet op de netspanning is aangesloten, of wanneer u de
batterij verwijdert als de computer in de slaapstand is gezet.
De batterij verwijderen
1Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij (1) naar binnen.
3Schuif de RELEASE-pal voor de batterij (2) naar binnen en houd deze vast, plaats een vingertop onder het lipje (3) op
de batterij en til de batterij in de richting van de pijl. Schuif de batterij vervolgens uit de computer.

26
nN
Aan de slag >
De computer veilig uitschakelen
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder wordt
beschreven.
De computer afsluiten
1Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2Klik op Start, de pijl naast de knop Vergrendelen en Afsluiten.
3Antwoord op alle waarschuwingen om documenten op te slaan of rekening te houden met andere gebruikers en wacht
tot de computer is uitgeschakeld.
Het stroomlampje gaat uit.

27
nN
Aan de slag >
Uw computer bijwerken
Uw computer bijwerken
Installeer met de volgende softwaretoepassingen de meest recente updates op uw computer, zodat de computer efficiënter
kan werken.
❑Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update, en volg de instructies op het scherm.
❑VAIO Update 4
Klik op Start, Alle programma's, VAIO Update 4 en Opties VAIO Update (VAIO Update Options), en volg de instructies
op het scherm.
!
Uw computer moet verbinding hebben met het internet voordat u updates kunt downloaden.

28
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De VAIO-computer gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u optimaal kunt gebruikmaken van alle mogelijkheden van de VAIO-computer.
❑Het toetsenbord gebruiken (pagina 29)
❑Het touchpad gebruiken (pagina 31)
❑De knoppen voor speciale functies gebruiken (pagina 32)
❑De ingebouwde camera gebruiken (pagina 33)
❑Het optische station gebruiken (pagina 35)
❑De Memory Stick gebruiken (pagina 43)
❑Andere modules/geheugenkaarten gebruiken (pagina 49)
❑Het internet gebruiken (pagina 56)
❑Het netwerk (LAN) gebruiken (pagina 58)
❑Het draadloze LAN gebruiken (pagina 60)
❑De Bluetooth-functie gebruiken (pagina 68)
❑Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 73)
❑De TPM gebruiken (pagina 80)

29
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord is voorzien van extra toetsen waarmee u specifieke taken voor een bepaald model kunt uitvoeren.
Combinaties en functies met de Fn-toets
Sommige toetsenbordfuncties kunnen pas worden gebruikt wanneer het besturingssysteem volledig is opgestart.
Combinaties/Functie Functies
Fn + 2 (F3/F4): luidsprekervolume Hiermee regelt u het volumeniveau van de ingebouwde luidspreker.
Om het volume te verhogen, houdt u de toetsen Fn+F4 ingedrukt, of drukt u op de toetsen Fn+F4
en vervolgens op de toets M of ,.
Om het volume te verlagen, houdt u de toetsen Fn+F3 ingedrukt, of drukt u op de toetsen Fn+F3
en vervolgens op de toets m of <.
Fn + 8 (F5/F6): helderheidsregeling Hiermee wijzigt u de helderheid van uw computerscherm.
Om de lichtintensiteit te verhogen, houdt u de toetsen Fn+F6 ingedrukt, of drukt u op de toetsen
Fn+F6 en vervolgens op de toets M of ,.
Om de lichtintensiteit te verlagen, houdt u de toetsen Fn+F5 ingedrukt, of drukt u op de toetsen
Fn+F5 en vervolgens op de toets m of <.
Fn + /T (F7): schermuitvoer Schakelt tussen uw computerscherm, een externe monitor en gelijktijdige uitvoer naar beide.
Fn + / (F9/F10): in- en uitzoomen Wijzigt de weergavegrootte van een afbeelding of document in bepaalde software.
Als u de weergave wilt verkleinen en de afstand tot de inhoud wilt vergroten (uitzoomen),
drukt u op de toetsen Fn+F9.
Als u de weergave wilt vergroten en de afstand tot de inhoud wilt verkleinen (inzoomen),
drukt u op de toetsen Fn+F10.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij VAIO Control Center wordt geleverd voor meer informatie.

30
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Fn + (F12): sluimerstand In deze stand verbruikt de notebook de minste stroom. Als u deze opdracht uitvoert, wordt de
status van het systeem en de aangesloten randapparaten opgeslagen op het ingebouwde
opslagapparaat en wordt de systeemstroom uitgeschakeld. Om terug te keren naar de
oorspronkelijke status van het systeem, schakelt u de stroom in met de aan/uit-knop.
Zie Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 123) voor meer informatie over
energiebeheer.
Combinaties/Functie Functies

31
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
Het touchpad gebruiken
U kunt objecten op het scherm aanwijzen, selecteren en slepen, en u kunt door een lijst met items bladeren met behulp van
het touchpad.
U kunt het touchpad in- of uitschakelen terwijl een muis is aangesloten op de computer. Als u de instellingen voor het touchpad wilt wijzigen, gebruikt
u VAIO Control Center.
!
Sluit een muis aan voordat u het touchpad uitschakelt. Als u dit niet doet, kunt u alleen het toetsenbord gebruiken voor aanwijsacties.
Actie Beschrijving
Aanwijzen Schuif uw vinger over het touchpad (1) om de aanwijzer (2) op een item of object te plaatsen.
Klikken Druk één keer op de linkerknop (3).
Dubbelklikken Druk twee keer achtereen op de linkerknop.
Klikken met de
rechtermuisknop
Druk één keer op de rechterknop (4). In veel toepassingen verschijnt in dit geval een snelmenu.
Slepen Schuif uw vinger over het touchpad terwijl u de linkerknop ingedrukt houdt.
Bladeren Schuif uw vinger langs de rechterkant van het touchpad om verticaal te bladeren. Schuif uw vinger langs de onderrand
van het touchpad om horizontaal te bladeren. (Dit werkt alleen bij toepassingen die deze touchpadfunctie ondersteunen.)

32
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De computer is uitgerust met speciale knoppen, waarmee u specifieke functies van de computer kunt gebruiken.
Knop met speciale functie Functies
Dempknop
Hiermee kunt u het volume in- en uitschakelen.
De knop S1
Met de knop S1 zet u de computer standaard in de presentatiestand, zoals wordt aangegeven door de P-markering.
In de presentatiestand worden bepaalde computerfuncties die een presentatie kunnen verstoren, uitgeschakeld,
zoals de schermbeveiliging, energiebesparingsstanden en weergave van systeemberichten. Druk nogmaals op
deze knop om de computer te laten terugkeren naar de normale stand. U wijzigt de standaardtoewijzing met VAIO
Control Center.
Als u de instellingen voor de presentatiestand wilt wijzigen, klikt u op Start, Configuratiescherm, Draagbare computer en
Instellingen aanpassen voordat u een presentatie houdt onder Windows Mobiliteitscentrum, en wijzigt u de instellingen in
het venster Instellingen voor presentaties.

33
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De ingebouwde camera gebruiken
De ingebouwde camera gebruiken
Uw computer is mogelijk uitgerust met een ingebouwde MOTION EYE-camera.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Met behulp van de vooraf geïnstalleerde software voor het vastleggen van beelden kunt u het volgende:
❑Stilstaande beelden en films vastleggen
❑Bewegingen van voorwerpen detecteren en vastleggen voor bewakingsdoeleinden
❑Vastgelegde gegevens bewerken
Als u de computer inschakelt, wordt de ingebouwde camera geactiveerd.
Als u over de juiste software beschikt, kunt u de computer gebruiken voor videovergaderingen.
!
Als u software voor expresberichten of videobewerkingssoftware start of afsluit, wordt de ingebouwde camera niet in- of uitgeschakeld.
Zet de computer nooit in de slaap- of sluimerstand als u de ingebouwde camera gebruikt.
U kunt de ingebouwde camera niet gebruiken met de Microsoft Windows Movie Maker-software.

34
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De ingebouwde camera gebruiken
De vooraf geïnstalleerde software voor het vastleggen van beelden gebruiken
1Klik op Start, Alle programma's, ArcSoft WebCam Companion 2 en WebCam Companion 2.
2Klik op het gewenste pictogram in het hoofdvenster.
Voor gedetailleerde informatie over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt
geleverd.
Wanneer u een beeld vastlegt of een film opneemt in een donkere ruimte, klikt u in het hoofdvenster op het pictogram Vastleggen (Capture) of Opnemen
(Record), klikt u op het pictogram WebCam Instellingen (WebCam Settings) en selecteert u de optie voor weinig licht of compensatie voor weinig licht
in het eigenschappenvenster.

35
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Het optische station gebruiken
De computer is uitgerust met een optisch station.
!
Als u het optische station uitschakelt via het scherm BIOS Setup, kunt u geen optische schijven gebruiken. Als u het station wilt inschakelen, volgt u de
stappen en de tip in Ingebouwde apparaten uitschakelen (pagina 130).
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.

36
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Een schijf plaatsen
1Zet de computer aan.
2Druk op de uitwerpknop (1) om het station te openen.
De lade schuift uit het station.
3Plaats een schijf met het label naar boven in het midden van de lade van het station en druk de schijf voorzichtig omlaag
totdat deze vastklikt.
!
Oefen geen druk uit op de lade van het station. Houd de onderkant van de lade van het station vast bij het plaatsen van een schijf in de lade of het
verwijderen van een schijf uit de lade.

37
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
4Sluit de lade van het station door deze voorzichtig in het station te duwen.
!
Verwijder de optische schijf niet als de computer in een energiebesparingsstand staat (slaap- of sluimerstand). Keer terug naar de normale modus
voordat u de schijf verwijdert.

38
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Ondersteunde schijfmedia
Met de computer kunt u CD's, DVD's en Blu-ray Disc™ afspelen en opnemen, afhankelijk van het model dat u hebt gekocht.
Raadpleeg de onderstaande referentietabel voor de media die door de verschillende optische schijfstations worden ondersteund.
AB: afspeelbaar en beschrijfbaar
A: afspeelbaar maar niet beschrijfbaar
–: niet afspeelbaar of niet beschrijfbaar
CD-
ROM
Video-
CD
Muziek-
CD
CD
Extra
CD-R/
RW
DVD-
ROM
DVD-
Video
DVD-R/
RW
DVD+R/
RW
DVD+R DL
(Double
Layer)
DVD-R DL
(Dual
Layer)
DVD-
RAM*1 *2
BD-
ROM
BD-R/RE*3
DVD±RW/
±R DL/RAM
A A A A AB A A AB AB AB AB AB – –
Blu-ray Disc A A A A AB A A AB AB AB AB AB A AB*4
Blu-ray Disc-
combinatiestation
AA A A AB*5 A A AB AB AB AB AB A A
*1 Het DVD±RW/RAM-schijfstation in de computer ondersteunt de DVD-RAM-cassette niet. Gebruik schijven zonder cassette of schijven met een verwijderbare cassette.
*2 Schrijven van gegevens op enkelzijdige DVD-RAM-schijven (2,6 GB) die compatibel zijn met DVD-RAM-versie 1.0 wordt niet ondersteund.
DVD-RAM-versie 2.2/12X-SPEED DVD-RAM-revisie 5.0 wordt niet ondersteund.
*3 Het Blu-ray Disc-station van uw computer ondersteunt geen BD-RE Discs versie 1.0 en Blu-ray Discs met cassette.
*4 Ondersteuning voor schrijven van gegevens op BD-R-versie 1.1/1.2/1.3-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een
capaciteit van 50 GB) en BD-RE-versie 2.1-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een capaciteit van 50 GB).
*5 Het schrijven van gegevens op Ultra Speed CD-RW-schijven wordt niet ondersteund.

39
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
!
Dit product is ontworpen om schijven af te spelen die voldoen aan de CD-standaardspecificaties (Compact Disc Digital Audio). Een DualDisc is een
tweezijdig schijfproduct met DVD-materiaal op de ene kant en digitaal audiomateriaal op de andere. Let op: de audiozijde (niet de DVD-zijde) van een
DualDisc kan mogelijk niet worden afgespeeld op dit product omdat deze niet voldoet aan de CD-standaard.
Bij het aanschaffen van voorbespeelde of lege schijven voor gebruik in uw VAIO-computer moet u eerst aandachtig de opmerkingen op de verpakking
van de schijven lezen om te zien of u de schijven in het optische station van de computer kunt gebruiken voor afspelen en opnemen. Sony geeft GEEN
garanties voor de compatibiliteit van VAIO optische stations met schijven die niet voldoen aan de officiële "CD"-, "DVD"- of "Blu-ray Disc"-standaard. HET
GEBRUIK VAN INCOMPATIBELE SCHIJVEN KAN LEIDEN TOT ONHERSTELBARE SCHADE AAN UW VAIO PC, SOFTWARECONFLICTEN VEROORZAKEN
OF ERVOOR ZORGEN DAT HET SYSTEEM VASTLOOPT.
Neem voor vragen over schijfindelingen contact op met de uitgever van de vooraf opgenomen schijf of de leveranciers van de beschrijfbare schijf.
Het schrijven op 8cm-schijven wordt niet ondersteund.
!
Als u Blu-ray Discs met beveiliging van het auteursrecht continu wilt afspelen, moet u de AACS-sleutel bijwerken. Hiervoor hebt u internettoegang nodig.
Net als bij andere optische apparaten kunnen de omstandigheden de compatibiliteit beperken of het afspelen van Blu-ray Discs onmogelijk maken.
VAIO-computers bieden mogelijk geen ondersteuning voor het afspelen van films op voorverpakte media in AVC- of VC1-indeling met hoge bitsnelheden.
Voor bepaalde DVD- en BD-ROM Disc-inhoud zijn regio-instellingen vereist. Als de regio-instelling van het optische station niet overeenkomt met de
regio van de schijf, kan de schijf niet worden afgespeeld.
U kunt de inhoud van Blu-ray Discs met beveiliging van het auteursrecht alleen afspelen of weergeven als uw externe scherm voldoet aan de HDCP-norm
(High-bandwidth Digital Content Protection).
Bepaalde inhoud kan de video-uitvoer beperken tot standaarddefinitie of de uitvoer van analoge video onmogelijk maken. Het wordt ten zeerste aanbevolen
een digitale HDCP-omgeving te gebruiken voor optimale compatibiliteit en weergavekwaliteit.
Gebruik geen geheugenresidente hulpsoftware wanneer een schijf wordt gelezen of beschreven. Hierdoor kan er een storing optreden.

40
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van het optische station
Opmerkingen over het schrijven van gegevens op een schijf
❑Gebruik alleen ronde schijven. Gebruik geen schijven met een andere vorm (ster, hart, kaart, enz.) omdat deze het
optische station kunnen beschadigen.
❑De computer mag niet worden blootgesteld aan schokken wanneer een schijf wordt beschreven door het optische station.
❑De netadapter mag niet worden aangesloten of losgekoppeld wanneer een schijf wordt beschreven door het optische
station.
Opmerkingen over het afspelen van schijven
Voor optimale prestaties bij het afspelen van schijven volgt u de volgende aanbevelingen:
❑Sommige CD-spelers en optische stations van computers kunnen mogelijk geen audio-CD's afspelen die zijn gemaakt
met CD-R- of CD-RW-schijven.
❑Sommige DVD-spelers en optische stations van computers kunnen mogelijk geen DVD's afspelen die zijn gemaakt met
DVD+R DL-, DVD-R DL-, DVD+R-, DVD+RW-, DVD-R-, DVD-RW- of DVD-RAM-schijven.
❑Afhankelijk van de systeemomgeving treden mogelijk onderbrekingen op in het geluid en/of gaan frames verloren tijdens
het afspelen van AVC HD.
❑Zet de computer niet in een energiebesparingsstand terwijl u op de computer een schijf afspeelt.

41
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Opmerkingen over regiocodes
❑Op de schijf of de verpakking staat een regiocode vermeld om aan te geven in welke regio en op welk type speler u de
schijf kunt afspelen. Tenzij de regiocode "2" (Europa behoort tot regio "2"), "5" (Rusland behoort tot regio "5") of "all"
(dit betekent dat u de schijf bijna overal ter wereld kunt afspelen) vermeld staat, kunt u de schijf niet afspelen op uw
computer.
!
Als u de regiocode wijzigt terwijl de WinDVD- of WinDVD BD-software actief is, start u de software opnieuw op of verwijdert u de schijf en plaatst u deze
opnieuw in het station om de nieuwe instelling van kracht te laten worden.
❑Probeer de regiocode-instellingen van het station niet te wijzigen. Problemen als gevolg van het wijzigen van de
regiocode-instellingen van het station worden niet gedekt door de garantie.

42
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Schijven afspelen
Een schijf afspelen
1Plaats een schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter op de computer aan en sluit alle actieve softwaretoepassingen voordat u een schijf afspeelt.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Alle programma's en de gewenste software om de schijf af
te spelen.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd.
Bestanden naar schijven kopiëren
Bestanden naar een schijf kopiëren
1Plaats een beschrijfbare schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter op de computer aan en sluit alle actieve softwaretoepassingen voordat u bestanden naar een schijf kopieert.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Alle programma's en de gewenste schijfschrijfsoftware om
bestanden naar de schijf te kopiëren.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd.

43
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick is een compact, draagbaar en veelzijdig IC-opnamemedium dat speciaal is ontworpen voor het uitwisselen
en delen van digitale gegevens met compatibele producten, zoals digitale camera's en mobiele telefoons. Doordat een
Memory Stick uitneembaar is, kan deze worden gebruikt voor externe gegevensopslag.
!
Als u de Memory Stick-sleuf uitschakelt via het scherm BIOS Setup, kunt u de Memory Stick niet gebruiken. Als u de sleuf wilt inschakelen, volgt u de
stappen en de tip in Ingebouwde apparaten uitschakelen (pagina 130).
Voordat u een Memory Stick gebruikt
De Memory Stick-sleuf van uw computer kan worden gebruikt voor zowel media in het standaardformaat als media in het
Duo-formaat, en ondersteunt Memory Stick PRO, Memory Stick PRO Duo en Memory Stick PRO-HG Duo met snelle
gegevensoverdracht en grote gegevenscapaciteit.
Ga voor de meest recente informatie over Memory Sticks naar de Memory Stick-website op http://www.memorystick.com/en/.

44
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick plaatsen en verwijderen
Een Memory Stick plaatsen
1Zoek de Memory Stick-sleuf.
2Houd de Memory Stick met de pijl naar boven en in de richting van de sleuf.
3Schuif de Memory Stick voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
De Memory Stick wordt automatisch gedetecteerd door het systeem en de inhoud van de Memory Stick wordt weergegeven. Als er niets op het bureaublad
verschijnt, klikt u op Start, Computer, en dubbelklikt u op het pictogram van de Memory Stick.
U kunt een Memory Stick in het Duo-formaat rechtstreeks in de Memory Stick-sleuf plaatsen zonder dat u een Memory Stick Duo-adapter hoeft te gebruiken.

45
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
!
Als u de Memory Stick in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de Memory Stick nooit in de sleuf om beschadiging
van de computer of media te vermijden.
Voordat u een Memory Stick Micro (M2) plaatst, moet u deze in een adapter in het standaard M2-formaat of in een M2 Duo-adapter schuiven. Als u de
Memory Stick Micro rechtstreeks in de Memory Stick-sleuf plaatst zonder de adapter, kunt u deze mogelijk niet meer uit de sleuf verwijderen.
Als u een Memory Stick Micro in een M2 Duo-adapter plaatst, en u vervolgens de Memory Stick en de adapter in een Memory Stick Duo-adapter plaatst,
werkt de Memory Stick mogelijk niet goed.

46
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick verwijderen
!
Verwijder de Memory Stick niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren gaan. Het duurt even voordat
grote volumes gegevens worden geladen. Controleer dus of het lampje uit is voordat u de Memory Stick verwijdert.
1Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
2Duw de Memory Stick in de sleuf en laat vervolgens los.
De Memory Stick wordt uitgeworpen.
3Trek de Memory Stick uit de sleuf.
!
Verwijder de Memory Stick altijd voorzichtig om te vermijden dat deze onverwachts uit de sleuf springt.

47
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick formatteren
Een Memory Stick formatteren
Memory Sticks zijn geformatteerd met de standaardinstelling en zijn klaar voor gebruik.
Als u een Memory Stick opnieuw wilt formatteren op uw computer, voert u de volgende stappen uit.
!
Gebruik voor het formatteren van een Memory Stick altijd een apparaat dat de Memory Stick ondersteunt en is ontworpen voor het formatteren van de
Memory Stick.
Als u een Memory Stick formatteert, worden alle gegevens op de Stick verwijderd. Voordat u een Memory Stick formatteert, moet u controleren of deze
geen belangrijke gegevens bevat.
Verwijder de Memory Stick niet uit de sleuf tijdens het formatteren. Dit kan een defect veroorzaken.
1Schuif de Memory Stick voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
2Klik op Start en vervolgens op Computer om het venster Computer te openen.
3Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de Memory Stick en kies Formatteren.
4Klik op Fabrieksinstellingen terugzetten.
!
Mogelijk worden de clustergrootte en het bestandssysteem gewijzigd.
Selecteer niet NTFS in de vervolgkeuzelijst Bestandssysteem omdat hierdoor een storing kan worden veroorzaakt.
Het formatteerproces is sneller als u Snelformatteren selecteert onder Opties voor formatteren.
5Klik op Start.
6Volg de instructies op het scherm.
!
De tijd die nodig is om de Memory Stick te formatteren, is afhankelijk van het type van de media.

48
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van Memory Sticks
❑Uw computer is getest en compatibel bevonden met Memory Sticks van Sony met een capaciteit van maximaal 16 GB
die met ingang van januari 2009 beschikbaar zijn. Niet voor alle Memory Sticks die aan dezelfde specificaties voldoen als
de compatibele media, kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
❑De compatibiliteit kan niet worden gegarandeerd als u Memory Sticks met meerdere conversieadapters plaatst.
❑MagicGate is de algemene naam van de auteursrechtbeschermingstechnologie die door Sony is ontwikkeld. Gebruik
Memory Sticks met het MagicGate-logo als u deze functie wilt gebruiken.
❑Behalve voor persoonlijk gebruik is het verboden audio- en/of afbeeldingsgegevens die u hebt opgenomen, te gebruiken
zonder voorafgaande toestemming van de respectieve houders van het auteursrecht. Dit betekent dat Memory Sticks met
gegevens die onder het auteursrecht vallen, alleen mogen worden gebruikt in situaties die door de auteursrechtwet
worden toegestaan.
❑De Memory Stick-sleuf van uw computer ondersteunt de functie voor 8-bits parallelle gegevensoverdracht (snelle
gegevensoverdracht) niet.
❑Plaats niet meer dan één Memory Stick in de Memory Stick-sleuf. Als u de media niet goed in de sleuf plaatst, kunt u
zowel de computer als de media beschadigen.

49
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
De PC Card gebruiken
PC Cards bieden u de mogelijkheid om draagbare externe apparaten aan te sluiten op de computer.
!
Als u de PC Card-sleuf uitschakelt via het scherm BIOS Setup, kunt u geen PC Cards gebruiken. Als u de sleuf wilt inschakelen, volgt u de stappen en
de tip in Ingebouwde apparaten uitschakelen (pagina 130).

50
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een PC Card plaatsen
!
Het is mogelijk dat bepaalde PC Cards of de functies ervan niet compatibel zijn met uw computer.
Mogelijk werken sommige apparaten niet naar behoren als u teruggaat naar de normale modus vanuit de slaapstand of sluimerstand. Als de PC Card
zich in de computer bevindt en u overschakelt van de normale modus naar de slaapstand of sluimerstand, is het mogelijk dat een apparaat dat via de
PC Card op de computer is aangesloten, niet wordt herkend. Start de computer opnieuw op om dit probleem op te lossen.
Als de kaart in de sleuf zit, kan de computer mogelijk niet in de sluimerstand worden gezet, alleen in de slaapstand. Het wordt aanbevolen dat u de kaart
verwijdert als u de computer in de sluimerstand wilt zetten.
Gebruik het meest recente softwarestuurprogramma van de fabrikant van de PC Card.
Forceer een PC Card nooit in de sleuf. Dit zou immers de connectorpinnen kunnen beschadigen. Als u problemen hebt om een PC Card te plaatsen,
controleert u of u de kaart wel met de juiste kant in de sleuf steekt. Raadpleeg de handleiding van uw PC Card voor meer informatie.

51
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een PC Card verwijderen
Als u de PC Card wilt verwijderen terwijl de computer is uitgeschakeld, slaat u stap 1 tot en met 4 over.
1Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen op de taakbalk.
2Selecteer de hardware die u wilt ontkoppelen.
3Klik op Stoppen.
4Volg de instructies op het scherm om de PC Card te verwijderen.
5Duw de ontgrendelingsknop van de PC Card-sleuf in zodat de ontgrendelingsknop uitspringt.
6Duw de ontgrendelingsknop van de PC Card-sleuf nogmaals in zodat de PC Card uitspringt.
7Neem de kaart voorzichtig vast en trek deze uit de sleuf.
8Als de ontgrendelingsknop van de PC Card-sleuf nog niet is ingedrukt, drukt u deze volledig naar binnen.

52
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
De SD-geheugenkaart gebruiken
Uw computer is uitgerust met een SD-geheugenkaartsleuf. U kunt deze sleuf gebruiken voor de overdracht van gegevens
tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten.
!
Als u de sleuf voor SD-geheugenkaarten uitschakelt via het scherm BIOS Setup, kunt u geen SD-geheugenkaarten gebruiken. Als u de sleuf wilt
inschakelen, volgt u de stappen en de tip in Ingebouwde apparaten uitschakelen (pagina 130).
Voordat u een SD-geheugenkaart gebruikt
De sleuf voor de SD-geheugenkaart op de computer ondersteunt de volgende geheugenkaarten:
❑SD-geheugenkaart
❑SDHC-geheugenkaart
❑MultiMediaCard (MMC)
Zie Meer informatie over uw VAIO-computer (pagina 5) voor het adres van de overeenkomstige website met ondersteuning
voor de meest recente informatie over compatibele geheugenkaarten.

53
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart plaatsen
1Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2Houd de SD-geheugenkaart met de pijl naar boven en in de richting van de sleuf.
3Schuif de SD-geheugenkaart voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de kaart nooit in de sleuf.
Als de SD-geheugenkaart niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de kaart voorzichtig en controleert u of de kaart in de juiste
richting is geplaatst.

55
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
Algemene opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
❑Gebruik alleen geheugenkaarten die voldoen aan de standaarden die door uw computer worden ondersteund.
❑Als u de geheugenkaart in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de geheugenkaart
nooit in de sleuf om beschadiging van de computer of media te vermijden.
❑Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart. Forceer de geheugenkaart nooit in of uit de sleuf.
❑Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren
gaan.
❑Probeer geen geheugenkaart of geheugenkaartadapter van een ander type in de geheugenkaartsleuf te plaatsen. Als u
een niet-compatibele geheugenkaart of geheugenkaartadapter plaatst, is deze mogelijk moeilijk uit de sleuf te verwijderen.
De geheugenkaart kan bovendien de computer beschadigen.
Opmerkingen over het gebruik van SD-geheugenkaarten
❑Uw computer is alleen getest en compatibel bevonden met geheugenkaarten van de belangrijkste fabrikanten die vanaf
januari 2009 verkrijgbaar zijn. Niet voor alle geheugenkaarten die aan dezelfde specificaties voldoen als de compatibele
media, kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
❑SD-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal 2 GB en SDHC-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal
32 GB zijn getest en compatibel bevonden met uw computer.
❑De SD-geheugenkaartsleuf op de computer ondersteunt de functie voor snelle gegevensoverdracht van de SD- en
SDHC-geheugenkaart niet.

56
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
Het internet gebruiken
Voordat u het internet kunt gebruiken, moet u een abonnement nemen bij een internetprovider en de apparatuur configureren
die u nodig hebt om uw computer met het internet te verbinden.
De volgende soorten internetverbindingsservices zijn mogelijk beschikbaar bij uw internetprovider:
❑FTTH (Fiber to the Home)
❑DSL (Digital Subscriber Line)
❑Kabelmodem
❑Satelliet
❑Inbelverbinding
Neem contact op met uw internetprovider voor meer informatie over de apparatuur die u nodig hebt om verbinding te maken
met het internet en over hoe u uw computer met het internet kunt verbinden.
Als u uw computer met het internet wilt verbinden met behulp van de draadloze LAN-functie. Zie Het draadloze LAN gebruiken (pagina 60) voor meer
informatie.
!
Wanneer u uw computer met het internet verbindt, moet u de nodige veiligheidsmaatregelen in acht nemen om de computer tegen aanvallen via het
internet te beschermen.
Als uw computer niet is voorzien van een ingebouwde modem, moet u mogelijk een externe modem (bijvoorbeeld een USB-telefoonmodem, een
DSL-modem of een kabelmodem) aansluiten op de computer. Raadpleeg de handleiding bij de modem voor gedetailleerde informatie over het aansluiten
en configureren van de modem.

57
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
Een telefoonkabel aansluiten
!
De volgende procedure geldt alleen voor modellen met een ingebouwde modem.
1Steek het ene uiteinde van de telefoonkabel (1) in de modempoort van de computer.
2Steek het andere uiteinde van de telefoonkabel in een stopcontact (2).
!
Uw computer werkt niet met gemeenschappelijke telefoonlijnen, kan niet worden verbonden met een munttelefoon en werkt mogelijk niet met meerdere
telefoonlijnen of met een PBX-telefooncentrale (Private Branch Exchange). Sommige van deze aansluitingen kunnen leiden tot een te hoge elektrische
stroom en kunnen de ingebouwde modem beschadigen.
Als u een telefoonkabel aansluit met een splitter, zal de modem of het aangesloten apparaat mogelijk niet meer behoorlijk werken.
Een inbelverbinding met het internet instellen
!
De volgende procedure geldt alleen voor modellen met een ingebouwde modem.
1Klik op Start en Configuratiescherm.
2Klik op Verbinding met internet maken onder Netwerk en internet.
Het venster Verbinding met internet maken verschijnt.
3Klik op Inbelverbindingen.
4Volg de instructies op het scherm.

58
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
Het netwerk (LAN) gebruiken
U kunt de computer aansluiten op netwerken van het type 1000BASE-T/100BASE-TX/10BASE-T via een Ethernet-netwerkkabel.
Sluit het ene uiteinde van een netwerkkabel (niet meegeleverd) aan op de netwerkpoort (Ethernet) van de computer of op
het optionele dokstation en het andere uiteinde op het netwerk. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor de gedetailleerde
instellingen en de apparaten die nodig zijn voor de aansluiting op het netwerk.
!
Als u de netwerkpoort (Ethernet) uitschakelt via het scherm BIOS Setup, hebt u geen toegang tot Ethernet-netwerken. Als u de poort wilt inschakelen,
volgt u de stappen en de tip in Ingebouwde apparaten uitschakelen (pagina 130).
Uw computer kan op het netwerk worden aangesloten met de standaardinstellingen.
Als de computer is aangesloten op het dokstation, dient u te selecteren welke netwerkpoort (Ethernet) wordt gebruikt. Volg de instructies op het scherm.

59
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
!
Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkpoort (Ethernet) van de computer.
Als de netwerkpoort (Ethernet) is aangesloten op een van de hieronder genoemde telefoonlijnen, kan door hoge elektrische stroom naar de poort schade,
oververhitting of brand worden veroorzaakt.
- Telefoonlijnen voor thuisgebruik (intercom-luidsprekertelefoon) of zakelijk gebruik (bedrijfstelefoon met meerdere lijnen)
- De lijnen van het openbare telefoonnet
- Private branch exchange (PBX)

60
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
Het draadloze LAN gebruiken
Dankzij de functie voor draadloos LAN (WLAN of Wireless LAN) kunnen al uw digitale apparaten met ingebouwde WLAN-
functie vrij met elkaar communiceren via een netwerk. Een WLAN is een netwerk waarin een gebruiker een verbinding kan
maken met een lokaal netwerk (LAN) via een draadloze (radio)verbinding.
!
Als u de draadloze LAN-functie uitschakelt via het scherm BIOS Setup, hebt u geen toegang tot draadloze netwerken. Als u de functie wilt inschakelen,
volgt u de stappen en de tip in Ingebouwde apparaten uitschakelen (pagina 130).
Een WLAN ondersteunt alle normale Ethernet-verbindingsmogelijkheden, maar biedt twee extra voordelen: mobiliteit en
roaming. U hebt nog altijd toegang tot informatie, het internet/intranet en netwerkbronnen, zelfs in volle vergadering of terwijl
u zich verplaatst. U kunt communiceren zonder een toegangspunt.
Dit betekent dat u zonder toegangspunt een verbinding tot stand kunt brengen met een beperkt aantal computers (ad hoc)
of dat u kunt communiceren via een toegangspunt, waardoor u een volledig infrastructuurnetwerk kunt creëren.

61
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
In sommige landen is het gebruik van WLAN-producten onderworpen aan lokale regelgeving (bijvoorbeeld een beperkt aantal kanalen). Lees daarom
de Draadloze LAN Voorschriften grondig door alvorens u de WLAN-functie inschakelt.
WLAN maakt gebruik van de standaard IEEE 802.11a*/b/g of de conceptstandaard IEEE 802.11n*, die de specificaties voor het gebruikte technologietype
bevat. Deze standaard bevat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi Protected Access 2 (WPA2)
en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties
van standaarden gebaseerd op onderling uitwisselbare verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de toegangscontrole
van de bestaande Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie IEEE 802.11i. Het maakt
gebruik van het verbeterde gegevenscodeersysteem Temporal Key Integrity Protocol (TKIP) naast de gebruikersidentificatie met behulp van 802.1X en
het Extensible Authentication Protocol (EAP). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de toegangspunten wordt beveiligd door middel
van codering. Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen van de privacy zoals:
wachtwoordbeveiliging, end-to-end codering, VPN's (virtual private networks) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA, biedt betere
gegevensbeveiliging en netwerktoegangscontrole, en is ook ontworpen om alle 802.11-apparaten te beveiligen, ongeacht de versie (802.11b, 802.11a,
802.11g en conceptstandaard 802.11n, multi-band en multi-mode). Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde norm IEEE 802.11i beveiliging
van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST (National Institute of Standards and Technology) FIPS 140-2,
en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts compatibel met WPA.
* Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
IEEE 802.11b/g is een Wireless LAN-standaard die gebruikmaakt van de 2,4GHz-band. De standaard IEEE 802.11g biedt snellere gegevensoverdracht
dan IEEE 802.11b.
IEEE 802.11a is een Wireless LAN-standaard die gebruikmaakt van de 5GHz-band.
IEEE 802.11n is een Wireless LAN-conceptstandaard die gebruikmaakt van de 2,4- of 5GHz-band.
Wireless LAN-apparaten die de 2,4GHz-band gebruiken, kunnen niet communiceren met apparaten die de 5GHz-band gebruiken omdat de gebruikte
frequenties verschillend zijn.

62
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
De 2,4GHz-band die wordt gebruikt door apparaten die compatibel zijn met Wireless LAN, wordt ook gebruikt door diverse andere soorten apparaten.
Ondanks dat apparaten die compatibel zijn met Wireless LAN gebruikmaken van technieken om storing van andere apparaten die dezelfde band gebruiken
te minimaliseren, kan dergelijke storing leiden tot een lagere communicatiesnelheid, een kleiner communicatiebereik of een onderbroken draadloze
verbinding.
De communicatiesnelheid varieert afhankelijk van de afstand tussen de communicerende apparaten, de aanwezigheid van obstakels tussen de apparaten,
de configuratie van de apparaten, de zendcondities en de gebruikte software. Bovendien kunnen de communicaties worden afgesneden, afhankelijk van
de zendcondities.
Het communicatiebereik varieert afhankelijk van de werkelijke afstand tussen de communicerende apparaten, de aanwezigheid van obstakels tussen de
apparaten, de zendcondities, de onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en de materialen waarvan deze gemaakt zijn, en de
gebruikte software.
De daadwerkelijke communicatiesnelheid kan lager zijn dan de snelheid die op de computer wordt weergegeven.
Als u IEEE 802.11b- en IEEE 802.11g-producten implementeert op hetzelfde draadloze netwerk, kan de communicatiesnelheid lager worden als gevolg
van radiostoring. Bovendien zijn IEEE 802.11g-apparaten zodanig ontworpen dat ze de communicatiesnelheid verlagen als ze communiceren met
IEEE 802.11b-apparaten. Wanneer de communicatiesnelheid lager is dan verwacht, kan de communicatiesnelheid hoger worden door het draadloze
kanaal op het toegangspunt te veranderen.

63
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
Communiceren zonder een toegangspunt (ad hoc)
Een ad hoc-netwerk is een netwerk waarin een LAN alleen door de draadloze apparaten zelf tot stand wordt gebracht, zonder
een andere centrale controller of een ander toegangspunt. Elk apparaat communiceert rechtstreeks met andere apparaten
in het netwerk. U kunt thuis gemakkelijk een ad hoc-netwerk tot stand brengen.

64
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
Communiceren zonder een toegangspunt (ad hoc)
!
De standaard IEEE 802.11a, die gebruikmaakt van de 5GHz-band, en de conceptstandaard IEEE 802.11n, die gebruikmaakt van de 2,4- of 5GHz-band,
zijn niet beschikbaar op ad hoc-netwerken.
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op de knop naast of boven de gewenste optie(s) voor draadloze communicatie in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
3Klik op Start en Configuratiescherm.
4Klik op Netwerkstatus en -taken weergeven onder Netwerk en internet.
5Klik op Verbinding of netwerk instellen in het linkerdeelvenster.
Het venster Verbinding of netwerk instellen verschijnt.
6Selecteer een optie om de ad hoc-netwerkinstellingen op te geven en klik op Volgende.
7Volg de instructies op het scherm.

65
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
Communiceren met een toegangspunt (infrastructuur)
Een infrastructuurnetwerk is een netwerk dat een bestaand bedraad lokaal netwerk uitbreidt naar draadloze apparaten door
middel van een toegangspunt (niet meegeleverd). Het toegangspunt slaat een brug tussen het draadloze en bedrade LAN en
fungeert als centrale controller voor het draadloze lokale netwerk. Het toegangspunt coördineert de transmissie en ontvangst
van meerdere draadloze apparaten binnen een specifiek bereik.
Het toegangspunt selecteert het te gebruiken kanaal voor een infrastructuurnetwerk.
!
Verdere informatie over hoe u het kanaal selecteert dat door het toegangspunt zal worden gebruikt, vindt u in de handleiding bij uw toegangspunt.

66
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
Verbinding maken met een draadloos netwerk
1Controleer of een toegangspunt is ingesteld.
Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
2Schakel de schakelaar WIRELESS in.
3Klik op de knop naast of boven de gewenste optie(s) voor draadloze communicatie in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
!
Draadloze communicatie (volgens de standaard IEEE 802.11a) die alleen gebruikmaakt van de 5GHz-band (die niet op alle modellen beschikbaar is),
is standaard uitgeschakeld. Als u communicatie via de 5GHz-band wilt inschakelen, selecteert u de optie voor het gebruik van de 5GHz-band of van
zowel de 2,4- als de 5GHz-band. Ga hiervoor naar het tabblad WLAN in het instellingenvenster VAIO Smart Network.
4Klik met de rechtermuisknop op of op de taakbalk en selecteer Verbinding met netwerk maken.
5Selecteer het gewenste toegangspunt en klik op Verbinden.
Voor WPA-PSK- of WPA2-PSK-verificatie moet u een wachtwoordtekenreeks invoeren. Bij deze wachtwoordtekenreeks wordt een onderscheid gemaakt
tussen hoofdletters en kleine letters. De tekenreeks moet een lengte van 8 tot 63 tekens hebben, of een hexadecimale reeks van 64 tekens zijn.

68
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
De Bluetooth-functie gebruiken
Mogelijk is de Bluetooth®-functie beschikbaar op uw computer.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
U kunt draadloze communicatie tot stand brengen tussen uw computer en andere Bluetooth-apparaten, zoals andere computers
of mobiele telefoons. U kunt zonder kabels informatie tussen deze apparaten uitwisselen tot op een afstand van 10 meter in
een open ruimte.
Opmerkingen over het gebruik van de Bluetooth-functie
❑De gegevensoverdrachtsnelheid varieert, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
❑Obstakels, zoals muren, die zich tussen apparaten bevinden
❑De afstand tussen de apparaten
❑Het in de muren gebruikte materiaal
❑De nabijheid van magnetrons en draadloze telefoons
❑Radiofrequentie-interferentie en andere omgevingsfactoren
❑De configuratie van de apparaten
❑Het type softwaretoepassing
❑Het type besturingssysteem
❑Het gelijktijdig gebruik van zowel draadloos-LAN- als Bluetooth-functies op uw computer
❑De grootte van het bestand dat wordt uitgewisseld

69
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
❑Grote bestanden kunnen tijdens de continue overdracht soms beschadigd raken vanwege de beperkingen van de
Bluetooth-standaard en elektromagnetische interferentie in de omgeving.
❑Alle Bluetooth-apparaten moeten zijn gecertificeerd om ervoor te zorgen dat de geldende standaardvereisten worden
aangehouden. Zelfs als aan de standaarden wordt voldaan, kunnen de prestaties, specificaties en bedieningsprocedures
van afzonderlijke apparaten verschillen. Niet in alle situaties is het mogelijk gegevens uit te wisselen.
❑Video en audio zijn mogelijk niet gesynchroniseerd als u video's op uw computer afspeelt terwijl de audio wordt uitgevoerd
vanaf een aangesloten Bluetooth-apparaat. Dit komt regelmatig voor bij het gebruik van Bluetooth-technologie en wijst
niet op een defect.
❑De 2,4GHz-band, waar Bluetooth-apparaten of draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende apparaten
gebruikt. Bluetooth-apparaten maken gebruik van een technologie die de interferentie van andere apparaten die dezelfde
golflengte gebruiken, minimaliseert. Gelijktijdig gebruik van de Bluetooth-functie en draadloze communicatieapparaten
kan echter leiden tot radiostoring. Hierdoor kunnen de communicatiesnelheden en -afstanden minder zijn dan de
standaardwaarden.
Lees de Bluetooth-voorschriften voordat u de Bluetooth-functie gebruikt.
❑Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie niet met andere apparaten werkt, afhankelijk van de fabrikant of de softwareversie
die door de fabrikant wordt gebruikt.
❑Als u meerdere Bluetooth-apparaten op de computer aansluit, kan dat leiden tot kanaalcongestie, waardoor de prestaties
van de apparaten verminderen. Dit is normaal bij het gebruik van Bluetooth-technologie en wijst niet op een defect.

70
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Bluetooth-beveiliging
De draadloze technologie van Bluetooth beschikt over een identificatiefunctie waarmee u kunt vaststellen met wie u
communiceert. Met de identificatiefunctie kunt u voorkomen dat anonieme Bluetooth-apparaten toegang kunnen krijgen
tot uw computer.
De eerste keer dat twee Bluetooth-apparaten met elkaar communiceren, dient voor beide apparaten een sleutel (een
wachtwoord dat nodig is voor de verificatie) te worden vastgesteld. Hiermee worden deze apparaten geregistreerd. Wanneer
een apparaat eenmaal is geregistreerd, hoeft u deze sleutel niet opnieuw in te voeren.
De sleutel kan iedere keer verschillend zijn, maar moet wel aan beide zijden hetzelfde zijn.
Voor bepaalde apparaten, zoals een muis, kan geen sleutel worden ingevoerd.

71
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
U kunt een draadloze verbinding tot stand brengen tussen de computer en een Bluetooth-apparaat, bijvoorbeeld een andere
computer, een mobiele telefoon, PDA, hoofdtelefoon, muis of digitale camera.
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
Voor de communicatie met een ander Bluetooth-apparaat moet u eerst de Bluetooth-functie instellen. Zoek informatie over
Bluetooth in Windows Help en ondersteuning voor het instellen en gebruiken van de Bluetooth-functie.
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op de knop naast of boven het Bluetooth-pictogram in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.

73
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Voor extra gebruiksgemak is de computer mogelijk uitgerust met een vingerafdruksensor.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Nadat u uw vingerafdruk(ken) hebt geregistreerd, biedt de functie voor vingerafdrukverificatie de volgende voorzieningen:
❑Een alternatief voor het invoeren van een wachtwoord
❑Aanmelden bij Windows (pagina 77)
Als u vingerafdrukken hebt geregistreerd voor uw gebruikersaccount, kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken in plaats
van een wachtwoord in te voeren wanneer u zich aanmeldt bij Windows.
❑Functie Power-on Security (pagina 77)
Als u het opstartwachtwoord (pagina 111) en/of het wachtwoord voor de harde schijf (pagina 116) hebt ingesteld, kunt
u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie gebruiken als u de computer opstart.
❑Wachtwoorddatabank (Password Bank) voor snelle toegang tot websites (pagina 78)
U kunt vingerafdrukverificatie gebruiken voor het invoeren van gegevens (gebruikersaccounts, wachtwoorden, enz.) die
nodig zijn voor het verkrijgen van toegang tot websites die met een wachtwoord zijn beveiligd.
❑Functie File Safe om gegevens te coderen/decoderen (pagina 78)
Met de functie File Safe kunt u bestanden en mappen coderen om een gecodeerd archief te maken. U kunt deze
gecodeerde archieven decoderen of openen door vingerafdrukverificatie te gebruiken of het wachtwoord in te voeren dat
u voor codering hebt opgegeven.
❑Toepassingsstartfunctie voor snelle toegang tot toepassingen (pagina 78)
Nadat u een toepassing hebt toegewezen aan uw vinger, kunt u met de vinger over de vingerafdruksensor vegen om de
toegewezen toepassing te openen.

74
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Een vingerafdruk registreren
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken, moet u uw vingerafdruk(ken) registreren in de computer.
Stel het Windows-wachtwoord op de computer in voordat u de vingerafdruk(ken) registreert. Zie Het Windows-wachtwoord toevoegen (pagina 120)
voor gedetailleerde instructies.
Een vingerafdruk registreren
Met de functie Power-on Security kunnen maximaal 10 vingerafdrukken per gebruiker en maximaal 21 vingerafdrukken voor aanmelding bij het systeem
worden geregistreerd. U kunt de vingerafdruk waarvoor u Power-on Security wilt gebruiken voor aanmelding bij het systeem, ook later selecteren.
1Klik op Start, Alle programma's, Protector Suite QL en Controlecentrum (Control Center).
2Klik op Vingerafdrukken (Fingerprints) en Initialiseren (Initialize).
3Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg het Help-bestand voor meer informatie.

77
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Aanmelden bij het systeem
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken in plaats van het invoeren van een wachtwoord om u aan te melden
bij het systeem, moet u het wachtwoord voor inschakelen, de harde schijf en Windows instellen en de computer configureren
voor vingerafdrukverificatie.
Raadpleeg Het wachtwoord instellen (pagina 110) voor meer informatie over het instellen van het wachtwoord voor
inschakelen, de harde schijf en Windows.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij Protector Suite QL wordt geleverd voor meer informatie.
Aanmelden bij Windows
Als u vingerafdrukken hebt geregistreerd voor uw gebruikersaccount, kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken in plaats van
uw Windows-wachtwoord in te voeren. Als u zich wilt aanmelden bij Windows, veegt u met de geregistreerde vinger over de
vingerafdruksensor wanneer het aanmeldingsscherm van Windows wordt weergegeven.
Functie Power-on Security
Als u het opstartwachtwoord (pagina 111) en/of het wachtwoord voor de harde schijf (pagina 116) hebt ingesteld, kunt u in
plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie gebruiken als u de computer opstart.

78
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
De Wachtwoorddatabank (Password Bank) gebruiken
Nadat u uw gebruikersgegevens (gebruikersaccounts, wachtwoorden, enz.) voor websites hebt geregistreerd in de
Wachtwoorddatabank (Password Bank), kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken voor het invoeren van gegevens die
nodig zijn voor het verkrijgen van toegang tot websites die met een wachtwoord zijn beveiligd.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij Protector Suite QL wordt geleverd voor meer informatie.
!
Mogelijk kunt u de Wachtwoorddatabank (Password Bank) niet gebruiken. Dit is afhankelijk van de website die u wilt bezoeken.
De functie File Safe gebruiken
Met de functie File Safe kunt u bestanden en/of mappen opnemen in een gecodeerd archief als beveiliging tegen ongeoorloofde
toegang. Het gecodeerde archief kan worden gedecodeerd of ontgrendeld om toegang te krijgen tot de bestanden en mappen
in het archief. Hiervoor veegt u met uw vinger over de vingerafdruksensor of voert u het back-upwachtwoord in dat u voor
codering hebt opgegeven.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij Protector Suite QL wordt geleverd voor meer informatie.
De toepassingsstarter gebruiken
Met de toepassingsstartfunctie van uw computer kunt u uw voorkeurstoepassing (een programmabestand) starten als deze
is toegewezen aan een vinger met een geregistreerde vingerafdruk. Nadat u een toepassing hebt toegewezen aan uw vinger,
kunt u de toegewezen toepassing openen door met uw vinger over de vingerafdruksensor te vegen.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij Protector Suite QL wordt geleverd voor meer informatie.

79
nN
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Vingerafdrukverificatie gebruiken met de TPM
Via de TPM-gegevenscodeerfunctie kunt u de beveiliging van uw computer verbeteren met behulp van vingerafdrukverificatie.
Voor instructies over het gebruik van de TPM raadpleegt u De TPM gebruiken (pagina 80).
Als u vingerafdrukverificatie wilt gebruiken met de TPM, moet uw computer zijn uitgerust met een vingerafdruksensor en de TPM.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij Protector Suite QL wordt geleverd voor meer informatie.
Geregistreerde vingerafdrukken wissen
Voordat u de computer wegdoet of overdraagt aan een derde, wordt het ten zeerste aanbevolen de vingerafdrukgegevens
die voor de vingerafdruksensor zijn geregistreerd, te wissen nadat u de gegevens op het geïntegreerde opslagapparaat hebt
gewist.
Geregistreerde vingerafdrukken wissen
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Druk op de toets < of , om Security te selecteren en het tabblad Security weer te geven.
4Druk op de toets m om Clear Fingerprint Data te selecteren en druk op Enter.
5Wanneer om bevestiging wordt gevraagd, selecteert u Continue en drukt u op Enter.
De vingerafdrukgegevens die voor de vingerafdruksensor zijn geregistreerd, worden automatisch gewist wanneer het
systeem opnieuw wordt opgestart.

80
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
De TPM gebruiken
Mogelijk is de Trusted Platform Module (TPM) in uw computer geïntegreerd om basisfuncties voor beveiliging te leveren.
In combinatie met de TPM kunt u uw gegevens coderen en decoderen als extra beveiliging tegen onbevoegde toegang.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
TPM's, die ook wel beveiligingschips worden genoemd, worden gedefinieerd door de Trusted Computing Group (TCG).
Belangrijke opmerking
❑Codeer geen bestanden die coderingssleutels bevatten, of mappen die dergelijke bestanden bevatten.
Wanneer u de bestanden in de mappen met basisgebruikerssleutels en andere bestanden codeert met het Encrypting
File System (EFS), kunt u in de volgende gevallen de TPM-software niet meer starten en de gecodeerde gegevens niet
meer decoderen:
❑De TPM-software is geïnstalleerd.
❑Het platform is geïnitialiseerd.
❑De EFS-functie is ingeschakeld tijdens het proces voor gebruikersinitialisatie.
Met de standaardinstellingen kunnen de bestanden in de mappen hieronder niet worden gecodeerd, doordat ze
systeemkenmerken hebben.
Wijzig de systeemkenmerken van de bestanden in de mappen hieronder niet.
!
De volgende mappen zijn standaard onzichtbaar.
❑Mappen met basisgebruikerssleutels en andere mappen
C:\<gebruikersnaam>\All Users\Infineon\TPM Software 2.0\BackupData
C:\<gebruikersnaam>\All Users\Infineon\TPM Software 2.0\PlatformKeyData
C:\<gebruikersnaam>\All Users\Infineon\TPM Software 2.0\RestoreData
(C:\<gebruikersnaam>\All Users is een snelkoppeling naar C:\ProgramData.)
C:\<gebruikersnaam>\<account>\AppData\Roaming\Infineon\TPM Software 2.0\UserKeyData

81
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
❑De volgende archief-, back-up- en token-bestanden mogen niet worden gecodeerd. Als u dit toch doet, kunnen ze niet
meer worden hersteld.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor problemen en schadegevallen die voortvloeien uit het per ongeluk
coderen van de volgende bestanden of mappen die ze bevatten.
❑Automatisch back-upbestand
Standaardbestandsnaam: SPSystemBackup.xml
Standaardpad: geen (door te klikken op Browse wordt het venster <gebruikersmap>\Documents\Security Platform
weergegeven.)
❑Opslagmap voor automatische back-upgegevens
Standaardmapnaam: SPSystemBackup
De map wordt gemaakt als de submap voor het bestand SPSystemBackup.xml.
❑Token-bestand voor het herstellen van de TPM-configuratie
Standaardbestandsnaam: SPEmRecToken.xml
Standaardpad: verwisselbaar medium (diskette, USB-geheugen, enz.)
❑Back-upbestand voor sleutels en certificaten
Standaardbestandsnaam: SpBackupArchive.xml
Standaardpad: geen (door te klikken op Browse wordt het venster <gebruikersmap>\Documents\Security Platform
weergegeven.)
❑PSD-back-upbestand
Standaardbestandsnaam: SpPSDBackup.fsb
Standaardpad: geen (door te klikken op Browse wordt het venster <gebruikersmap>\Documents\Security Platform
weergegeven.)

82
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
❑De volgende geheime en token-bestanden voor wachtwoordherstel mogen niet worden gecodeerd. Als u dit toch doet,
kan het wachtwoord niet meer worden hersteld.
Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor problemen en schadegevallen die voortvloeien uit het per ongeluk
coderen van de volgende bestanden of mappen die ze bevatten.
❑Token-bestand voor wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPPwdResetToken.xml
Standaardpad: verwisselbaar medium (diskette, USB-geheugen, enz.)
❑Geheim bestand voor wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPPwdResetSecret.xml
Standaardpad: verwisselbaar medium (diskette, USB-geheugen, enz.)

83
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
De TPM configureren
Als u de geïntegreerde TPM wilt gebruiken, moet u het volgende doen:
1De TPM inschakelen in het scherm BIOS Setup.
2Het Infineon TPM Professional Package installeren.
3De TPM initialiseren en configureren.
De TPM inschakelen in het scherm BIOS Setup
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Druk op de knop < of , om het tabblad Security te selecteren, druk op de knop M of m om Change TPM State te
selecteren en druk op Enter.
4Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter.
5Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
6Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster. Druk vervolgens op Enter.
U kunt de TPM ook uitschakelen en de TPM-configuratie wissen in het scherm BIOS Setup.
!
Stel, voordat u de TPM inschakelt, het opstartwachtwoord en het wachtwoord voor de harde schijf in ter beveiliging tegen onbevoegde wijziging van
de TPM-configuratie.
Als de TPM is ingeschakeld, duurt het langer voordat het VAIO-logo verschijnt. Dit wordt veroorzaakt door beveiligingscontroles tijdens het starten van
de computer.
U hebt geen toegang tot via TPM beveiligde gegevens als u de TPM Ownership wist. Zorg dat u een back-up maakt van de door TPM beveiligde gegevens
voordat u de TPM-configuratie wist.

84
nN
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
Het Infineon TPM Professional Package installeren
Lees het bestand Readme.txt in de map C:\Infineon\Readme. Dubbelklik vervolgens op setup.exe in de map C:\Infineon
om het pakket te installeren.
Voor installatie van dit pakket hebt u beheerdersrechten nodig op de computer.
!
Tijdens de installatie van het Infineon TPM Professional Package moet u enkele wachtwoorden instellen. Zonder deze wachtwoorden kunt u geen via
TPM beveiligde gegevens of back-upbestanden herstellen. Schrijf de wachtwoorden op, bewaar ze op een veilige plek en geef ze niet aan anderen.
De TPM initialiseren en configureren
Raadpleeg de documentatie op het scherm voor gedetailleerde informatie. U kunt de documentatie openen door op Start,
Alle programma's, Infineon Security Platform Solution en Help te klikken.
!
Het onderhoud en beheer van gegevens die via TPM's zijn beveiligd, moet op eigen risico worden uitgevoerd. Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid
voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud en -beheer.

85
nN
Randapparaten gebruiken >
Randapparaten gebruiken
U kunt de functies van de VAIO-computer uitbreiden met behulp van de verschillende poorten op de computer.
❑Een dokstation aansluiten (pagina 86)
❑Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten (pagina 94)
❑Een externe monitor aansluiten (pagina 95)
❑Weergavemodi selecteren (pagina 100)
❑De meerdere-monitorsfunctie gebruiken (pagina 102)
❑Een externe microfoon aansluiten (pagina 104)
❑Een USB-apparaat aansluiten (pagina 105)
❑Een i.LINK-apparaat aansluiten (pagina 107)

86
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
Een dokstation aansluiten
Door een dokstation aan te sluiten, kunt u extra randapparaten op de computer aansluiten, zoals een printer en een extern
beeldscherm.
Er wordt geen dokstation geleverd bij de computer. Het dokstation is beschikbaar als optioneel accessoire.

87
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
De poorten op het dokstation
!
Het dokstation kan alleen op de netspanning worden aangesloten via de netadapter die bij de computer wordt geleverd. Verwijder de netadapter niet uit
het dokstation of het stopcontact als u het dokstation gebruikt. Dit kan namelijk beschadiging van gegevens en storingen aan de hardware tot gevolg
hebben.
ADC IN-lampje
Brandt als het dokstation is ingeschakeld.
BIN USE-lampje (pagina 91)
CUNDOCK-knop (pagina 91)
DDC IN-poort (pagina 88)
EHi-Speed USB-poorten (USB 2.0)* (pagina 105)
FNetwerkpoort (Ethernet) (1000BASE-T / 100BASE-TX /
10BASE-T) (pagina 58)
GDVI-D-poort (pagina 96)
HMONITOR-poort (pagina 96)
IBeveiligingssleuf
* Ondersteunen hoge/volle/lage snelheid.

88
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
Uw computer aansluiten op het dokstation
!
Zorg altijd dat de batterij is geplaatst voordat u de computer aansluit op het dokstation.
Uw computer aansluiten op het dokstation
!
Gebruik de netadapter die is meegeleverd met het dokstation.
Verplaats de computer niet wanneer deze op het dokstation is aangesloten. Het dokstation kan dan namelijk losraken, waardoor beide apparaten
beschadigingen kunnen oplopen.
1Ontkoppel alle randapparaten en de netadapter van de computer.
2Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (2) en het andere uiteinde in een stopcontact.
3Steek de stekker van de netadapter (2) in de DC IN-poort (3) van het dokstation (4).

92
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
Uw computer verwijderen uit het dokstation
1Druk op de knop UNDOCK (1) en wacht tot het lampje IN USE (2) uitgaat.
Als het lampje IN USE niet brandt, hoeft u niet op de knop UNDOCK te drukken.
Als u op de knop UNDOCK drukt terwijl de computer in een energiebesparingsstand staat, keert de computer eerst terug naar de normale modus en
wordt vervolgens de verwijderingsprocedure gestart.
!
Nadat de computer is teruggekeerd naar de normale modus, verwijdert u deze van het dokstation. Als u de computer gebruikt terwijl deze zich op het
dokstation bevindt, kan dit leiden tot instabiliteit.

93
nN
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
2Til de computer van het dokstation.
3Sluit het kapje van de aansluiting voor het dokstation aan de onderzijde van de computer.
U kunt de computer ook op de volgende manier verwijderen uit het dokstation:
1Klik op Start, de pijl naast de knop Vergrendelen en Loskoppelen.
2Controleer of een tekstballon wordt weergegeven en of het lampje IN USE uitgaat. Til vervolgens de computer van het
dokstation.
3Sluit het kapje van de aansluiting voor het dokstation aan de onderzijde van de computer.
!
Het is uiterst belangrijk dat u het kapje van de aansluiting voor het dokstation sluit nadat u de computer van het dokstation hebt losgekoppeld. Als het
kapje open blijft, kan er stof binnenkomen en kan de computer beschadigd raken.
Als u de netstroom naar het dokstation volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los.

94
nN
Randapparaten gebruiken >
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
U kunt externe geluidsuitvoerapparaten (niet meegeleverd) op uw computer aansluiten, zoals luidsprekers of een hoofdtelefoon.
Aangezien uw computer digitale signalen via de OPTICAL OUT-poort kan uitvoeren, kunt u een S/PDIF-apparaat zoals een
digitale hoofdtelefoon of een audio-/videoversterker op de poort aansluiten en de geluidskwaliteit van uw computer verbeteren.
Raadpleeg de handleiding bij uw S/PDIF-apparaat voor meer informatie.
!
Als u het geluid wilt beluisteren van het S/PDIF-apparaat dat op de OPTICAL OUT-poort is aangesloten, moet u een ander geluidsuitvoerapparaat
selecteren. Zie Hoe selecteer ik een ander geluidsuitvoerapparaat? (pagina 203) voor gedetailleerde instructies.
Externe luidsprekers aansluiten
Sluit alleen luidsprekers aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
!
Verlaag het volume vóór u de luidsprekers inschakelt.
Sluit externe luidsprekers (1) aan op de hoofdtelefoonconnector (2) i met behulp van een luidsprekerkabel (3)
(niet meegeleverd).

95
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een externe monitor aansluiten
U kunt een externe monitor (niet meegeleverd) aansluiten op de computer. U kunt de computer bijvoorbeeld gebruiken met
een computermonitor of een projector.
Sluit het netsnoer van uw externe scherm pas aan nadat u alle andere kabels hebt aangesloten.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.

96
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een monitor aansluiten
U kunt een monitor rechtstreeks of via het optionele dokstation op de computer aansluiten.
Een monitor aansluiten
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op het dokstation is aangesloten.
1Indien nodig steekt u het ene uiteinde van het netsnoer (1) van de monitor in de monitor en het andere uiteinde in een
stopcontact.
2Als u een analoge monitor wilt aansluiten, sluit u de monitorkabel (2) aan op de monitorpoort (3) a van de computer of
het dokstation.
3Als u een TFT-/DVI-monitor wilt aansluiten, sluit u de monitorkabel aan op de DVI-D-poort van het dokstation.
DVI-D staat voor Digital Visual Interface - Digital. Dit is een type DVI-poort die alleen digitale videosignalen ondersteunt (geen analoge videosignalen).
Deze heeft een 24-pins aansluiting.
Een DVI-I-poort (Digital Visual Interface - Integrated) ondersteunt digitale en analoge videosignalen. Deze heeft een 29-pins aansluiting.

98
nN
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een multimediamonitor aansluiten
!
De monitorpoort van de computer is niet bereikbaar als de computer op het dokstation is aangesloten.
1Steek het netsnoer van de multimediamonitor (1) in een stopcontact.
2Sluit de monitorkabel (2) aan op de monitorpoort (3) a van de computer of het dokstation.
3Sluit de luidsprekerkabel (4) aan op de hoofdtelefoonconnector (5) i van de computer.
4Steek de microfoonkabel (6) in de microfoonconnector (7) m van de computer.

102
nN
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
Dankzij de meerdere-monitorsfunctie kunt u specifieke delen van het bureaublad weergeven op verschillende monitoren.
Als u bijvoorbeeld een extern beeldscherm op de monitorpoort hebt aangesloten, kunnen uw computerscherm en het externe
beeldscherm als één bureaubladmonitor fungeren.
De procedure voor het gebruik van de meerdere-monitorsfunctie is afhankelijk van de videocontroller die wordt gebruikt in de computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
U kunt de cursor van het ene naar het andere scherm verplaatsen. Hierdoor kunt u objecten (bijvoorbeeld een toepassingsvenster
of een werkbalk) van het ene scherm naar het andere slepen.
Produktspezifikationen
Marke: | Sony |
Kategorie: | PC |
Modell: | VGN-BZ21VN |
Brauchst du Hilfe?
Wenn Sie Hilfe mit Sony VGN-BZ21VN benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten
Bedienungsanleitung PC Sony

12 Juli 2024

12 Juli 2024

12 Juli 2024

11 Juli 2024

11 Juli 2024

11 Juli 2024

11 Juli 2024

11 Juli 2024

11 Juli 2024

11 Juli 2024
Bedienungsanleitung PC
Neueste Bedienungsanleitung für -Kategorien-

2 Juli 2024

1 Juli 2024

1 Juli 2024

1 Juli 2024

1 Juli 2024

1 Juli 2024

1 Juli 2024

30 Juni 2024

30 Juni 2024