KTM 690 Enduro R (2016) Bedienungsanleitung
Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für KTM 690 Enduro R (2016) (210 Seiten) in der Kategorie Motor. Dieser Bedienungsanleitung war für 5 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet
Seite 1/210

BEDIENINGSHANDLEIDING 2016
690 Enduro R
Artikelnr. 3213395nl


BESTE KTM-KLANT 1
*3213395nl*
3213395nl
12/2015
BESTE
BESTE
BESTE
BESTEBESTE KTM-KLANT
KTM-KLANT
KTM-KLANT
KTM-KLANTKTM-KLANT
We willen u graag feliciteren met uw keuze voor een KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we
zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 20) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 21)
Sleutelnummer ( pag. 21)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.

BESTE KTM-KLANT 2
© 2015 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
690 Enduro R EU (F9703P8)
690 Enduro R AU (F9760P8)

INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVEINHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................................... 7
1.1 Gebruikte pictogrammen....................................... 7
1.2 Gebruikte formatering........................................... 8
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN .......................................... 9
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik......................... 9
2.2 Veiligheidsaanwijzingen ........................................ 9
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen ......................... 10
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ......................... 10
2.5 Veilig gebruik .................................................... 11
2.6 Beschermende kleding ....................................... 12
2.7 Werkinstructies.................................................. 12
2.8 Milieu ............................................................... 12
2.9 Bedieningshandleiding ....................................... 13
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ..................................... 14
3.1 Garantie............................................................ 14
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen .............................. 14
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ........................... 14
3.4 Service ............................................................. 14
3.5 Afbeeldingen ..................................................... 15
3.6 Klantenservice................................................... 15
4 AFBEELDING VOERTUIG............................................... 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische
weergave).......................................................... 16
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische
weergave).......................................................... 18
5 SERIENUMMERS.......................................................... 20
5.1 Framenummer ................................................... 20
5.2 Typeplaatje ....................................................... 20
5.3 Sleutelnummer.................................................. 21
5.4 Motornummer.................................................... 21
5.5 Artikelnummer voorvork ...................................... 22
5.6 Artikelnummer schokdemper............................... 22
6 BEDIENINGSELEMENTEN............................................. 23
6.1 Koppelingshendel .............................................. 23
6.2 Remhendel........................................................ 23
6.3 Gashendel......................................................... 24
6.4 Claxonknop ....................................................... 24
6.5 Lichtschakelaar ................................................. 25
6.6 Richtingaanwijzerschakelaar ............................... 25
6.7 Noodstopschakelaar ........................................... 26
6.8 E-starterknop..................................................... 26
6.9 Contact-/stuurslot............................................... 27
6.10 Gecombineerd instrument................................... 27
6.10.1 Gecombineerd instrument - overzicht............... 27
6.10.2 Functietoetsen............................................... 28
6.10.3 Toerenteller................................................... 28
6.10.4 Controlelampjes............................................. 29
6.10.5 Display ......................................................... 30
6.10.6 Snelheidsindicatie ......................................... 31
6.10.7 kilometer of mijl instellen ............................... 31
6.10.8 Tijd .............................................................. 32
6.10.9 Tijd instellen................................................. 32
6.10.10 Weergave ODO............................................... 33
6.10.11 Weergave TRIP 1 instellen/terugzetten ............. 33
6.10.12 Weergave TRIP 2 instellen/terugzetten ............. 34
6.10.13 Weergave TRIP F ........................................... 35
6.10.14 Weergave GEAr.............................................. 35
6.10.15 Temperatuurindicatie koelmiddel .................... 36

INHOUDSOPGAVE 4
6.11 Tankdop openen ................................................ 36
6.12 Tankdop sluiten ................................................. 37
6.13 Zadelontgrendeling............................................. 38
6.14 Handgrepen....................................................... 38
6.15 Bijrijder-voetsteunen .......................................... 39
6.16 Versnellingshendel ............................................. 39
6.17 Rempedaal........................................................ 40
6.18 Zijstandaard ...................................................... 41
7 INBEDRIJFNAME.......................................................... 42
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname................ 42
7.2 Motor inrijden.................................................... 43
7.3 Voertuig beladen................................................ 44
8 RIJ-INSTRUCTIES......................................................... 46
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname.................................................... 46
8.2 Starten ............................................................. 47
8.3 Beginnen met rijden........................................... 49
8.4 Schakelen, rijden............................................... 49
8.5 Afremmen ......................................................... 52
8.6 Stoppen, parkeren.............................................. 54
8.7 Transport .......................................................... 56
8.8 Brandstof tanken ............................................... 57
9 SERVICESCHEMA ......................................................... 59
9.1 Serviceschema................................................... 59
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................................... 62
10.1 Voorvork/schokdemper........................................ 62
10.2 Ingaande demping voorvork instellen ................... 62
10.3 Uitgaande demping voorvork instellen .................. 63
10.4 Ingaande demping schokdemper ......................... 64
10.5 Ingaande demping low speed van de
schokdemper instellen........................................ 64
10.6 Ingaande demping high speed van de
schokdemper instellen........................................ 65
10.7 Uitgaande demping van de schokdemper
instellen............................................................ 66
10.8 Maat achterwiel in ontlaste toestand bepalen........ 67
10.9 Statische veerweg van schokdemper controleren ... 68
10.10 Dynamische veerweg van schokdemper
controleren........................................................ 69
10.11 Veervoorspanning schokdemper instellen .......... 69
10.12 Dynamische veerweg instellen ......................... 71
10.13 Stuurstand ........................................................ 72
10.14 Stuurpositie instellen ...................................... 72
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ........................... 74
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ......................... 74
11.2 Motorfiets van hefbok nemen .............................. 74
11.3 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ......................... 75
11.4 Voorvorkprotector losmaken................................. 76
11.5 Voorvorkprotector positioneren............................. 77
11.6 Balhoofdlagerspeling controleren ......................... 77
11.7 Speling balhoofdlager instellen ........................ 78
11.8 Zadel afnemen................................................... 79
11.9 Zadel monteren.................................................. 80
11.10 Luchtfilter demonteren ................................... 80
11.11 Luchtfilter monteren ....................................... 81
11.12 Kettingvervuiling controleren............................... 82
11.13 Ketting reinigen................................................. 83
11.14 Kettingspanning controleren ............................... 84
11.15 Kettingspanning instellen ................................... 86

INHOUDSOPGAVE 5
11.16 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ................................ 87
11.17 Kettinggeleiding instellen ................................ 92
11.18 Uitgangspositie van de koppelingshendel
instellen............................................................ 93
11.19 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren......................................... 93
11.20 Motorbescherming demonteren ........................... 95
11.21 Motorbescherming inbouwen............................... 95
12 REMSYSTEEM.............................................................. 96
12.1 Anti Blokkeer Systeem (ABS) .............................. 96
12.2 Uitgangspositie handremhendel instellen ............. 97
12.3 Remschijven controleren..................................... 98
12.4 Remvloeistofpeil van de voorwielrem
controleren........................................................ 99
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen ...... 100
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren ............... 101
12.7 Remplaketten voorwielrem vervangen ............. 102
12.8 Vrije slag rempedaal controleren ........................ 105
12.9 Uitgangspositie rempedaal instellen ............... 106
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren ........ 107
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .............. 108
12.12 Remplaketten achterwielrem controleren ............ 110
12.13 Remplaketten achterwielrem vervangen .......... 110
13 WIELEN, BANDEN ...................................................... 114
13.1 Voorwiel demonteren .................................... 114
13.2 Voorwiel monteren ........................................ 115
13.3 Achterwiel demonteren ................................. 117
13.4 Achterwiel monteren ..................................... 118
13.5 Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren .................................................. 120
13.6 Toestand banden controleren ............................ 121
13.7 Bandenspanning controleren ............................. 123
13.8 Spaakspanning controleren ............................... 124
14 ELEKTRONICA............................................................ 126
14.1 Accu demonteren ......................................... 126
14.2 Accu monteren ............................................. 128
14.3 Accu laden .................................................. 130
14.4 Hoofdzekering vervangen .................................. 133
14.5 Zekeringen ABS vervangen................................ 134
14.6 Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers
vervangen........................................................ 136
14.7 Koplampkap met koplamp demonteren .............. 138
14.8 Koplampkap met koplamp inbouwen.................. 139
14.9 Lamp koplamp vervangen ................................. 140
14.10 Zijlichtlamp vervangen...................................... 142
14.11 Knipperlichtlamp vervangen.............................. 143
14.12 Koplampstand controleren ................................ 144
14.13 Lichtbundelbreedte koplamp instellen................ 144
15 KOELSYSTEEM........................................................... 146
15.1 Koelsysteem.................................................... 146
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren .............. 146
15.3 Koelmiddelpeil controleren ............................... 148
15.4 Koelmiddel aftappen .................................... 149
15.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ....................... 150
16 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 153
16.1 Motorkarakteristiek instellen ............................. 153
16.2 Uitgangspositie versnellingshendel controleren ... 154

INHOUDSOPGAVE 6
16.3 Uitgangspositie versnellingshendel instellen .... 155
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........................... 156
17.1 Motoroliepeil controleren .................................. 156
17.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en
oliezeven reinigen ......................................... 157
17.3 Motorolie aftappen ....................................... 157
17.4 Oliefilter demonteren .................................... 158
17.5 Oliezeven reinigen ........................................ 160
17.6 Oliefilter monteren ....................................... 162
17.7 Motorolie vullen ........................................... 162
17.8 Motorolie bijvullen ........................................... 163
18 REINIGING, ONDERHOUD........................................... 165
18.1 Motorfiets reinigen ........................................... 165
18.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter ... 167
19 STALLING .................................................................. 169
19.1 Stalling........................................................... 169
19.2 Inbedrijfname na stalling.................................. 170
20 FOUTEN OPSPOREN................................................... 171
21 KNIPPERCODE........................................................... 174
22 TECHNISCHE GEGEVENS............................................ 180
22.1 Motor.............................................................. 180
22.2 Aanhaalmomenten motor .................................. 181
22.3 Vulhoeveelheid ................................................ 185
22.3.1 Motorolie .................................................... 185
22.3.2 Koelmiddel ................................................. 185
22.3.3 Brandstof.................................................... 185
22.4 Chassis ........................................................... 185
22.5 Elektronica...................................................... 187
22.6 Banden........................................................... 188
22.7 Voorvork.......................................................... 188
22.8 Schokdemper .................................................. 189
22.9 Aanhaalmomenten chassis................................ 190
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................... 195
24 HULPSTOFFEN........................................................... 198
25 NORMEN ................................................................... 200
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ........................................ 201
27 LIJST MET AFKORTINGEN .......................................... 202
28 LIJST MET SYMBOLEN ............................................... 203
28.1 Rode pictogrammen ......................................... 203
28.2 Gele of oranje pictogrammen............................. 203
28.3 Groene en blauwe pictogrammen....................... 203
INDEX ............................................................................... 205

1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een taak met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.

1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 8
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen die in de
begrippenlijst worden uitgelegd.

2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 9
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer
en gebruik op eenvoudig terrein (niet geasfalteerde wegen). Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom zorg-
vuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stic-
kers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herken-
nen en daardoor letsel oplopen.

2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 10
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisatie
van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voordat het
wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:

2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 11
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
–Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
–Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
–Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.

2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 12
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
–Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is een schroevenlijm (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Bij het gebruik moeten de specifieke aanwijzingen van
de fabrikant worden gevolgd.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt moet worden gecontroleerd of er veilig kan worden gereden met het voertuig.
2.8 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en conflicten ontstaan. Om de
toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten
van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de geldende wet- en regelgeving in
het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wettelijke regeling voor het
afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.

2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 13
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u
veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer tijdens het lezen iets niet
duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.

3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 14
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en
moeten in het service- en garantieboekje en op worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. BijKTM Dealer.net
schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
–Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat deze
alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautoriseerde KTM-dealer
adviseert u graag.
De actuele voor uw voertuig vindt u op de KTM website.KTM PowerParts
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.

3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 15
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals bij sterke regen, hoge temperaturen of met zware bagage,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onder-
delen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrijving
is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com

4 AFBEELDING VOERTUIG 16
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
B01940-10

4 AFBEELDING VOERTUIG 17
1 Remhendel ( pag. 23)
2 Koppelingshendel ( pag. 23)
3 Handgrepen ( pag. 38)
4 Tankdop
5 Motornummer ( pag. 21)
6 Versnellingshendel ( pag. 39)
7 Zijstandaard ( pag. 41)
8 Zadelontgrendeling ( pag. 38)
9 Bijrijder-voetsteunen ( pag. 39)

4 AFBEELDING VOERTUIG 18
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
B01941-10

4 AFBEELDING VOERTUIG 19
1 Lichtschakelaar ( pag. 25)
1 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 25)
1 Claxonknop ( pag. 24)
2 Contact-/stuurslot ( pag. 27)
3 Functietoetsen ( pag. 28)
3 Controlelampjes ( pag. 29)
4 Noodstopschakelaar ( pag. 26)
4 E-starterknop ( pag. 26)
5 Gashendel ( pag. 24)
6 Rempedaal ( pag. 40)
7 Kijkglas motorolie
8 Typeplaatje ( pag. 20)
9 Framenummer ( pag. 20)

5 SERIENUMMERS 20
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer is in de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
H01049-10
Het typeplaatje bevindt zich rechts aan het frame.

5 SERIENUMMERS 22
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork is aan de binnenzijde van de asopname gegraveerd.
5.6 Artikelnummer schokdemper
402025-10
Het artikelnummer van de schokdemper is aan de linkerkant van de schokdemper aan-
gebracht.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 23
6.1 Koppelingshendel
B01943-10
De koppelingshendel is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
B01944-10
De remhendel is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 24
6.3 Gashendel
B01945-10
De gashendel is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Claxonknop
B01946-10
De claxonknop is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Claxonknop in de uitgangspositie
• Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.–

6 BEDIENINGSELEMENTEN 25
6.5 Lichtschakelaar
B01946-11
De lichtschakelaar is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar is omlaag gezwenkt. In deze stand zijn het–
dimlicht en het achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar is omhoog gezwenkt. In deze stand zijn–
het groot licht en het achterlicht ingeschakeld.
6.6 Richtingaanwijzerschakelaar
B01946-12
De richtingaanwijzerschakelaar is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links–
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts–
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar naar
de schakelaarbehuizing duwen.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 26
6.7 Noodstopschakelaar
B01947-10
De noodstopschakelaar is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-–
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het–
ontstekingscircuit is gesloten.
6.8 E-starterknop
B01947-11
De e-starterknop is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• E-starterknop in de uitgangspositie
• E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.–

6 BEDIENINGSELEMENTEN 27
6.9 Contact-/stuurslot
600825-01
Het contact-/stuurslot bevindt zich voor het zadel.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit OFF –In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken.
Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
De contactsleutel kan worden uitgetrokken.
Contact ingeschakeld In deze stand is het ontstekingscircuit geslotenON –
en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en–
het stuur geblokkeerd. De contactsleutel kan worden uitgetrokken.
6.10 Gecombineerd instrument
6.10.1 Gecombineerd instrument - overzicht
401420-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is onderverdeeld in 4 functiebereiken.
Functietoetsen ( pag. 28)
Toerenteller ( pag. 28)
Controlelampjes ( pag. 29)
Display ( pag. 30)

6 BEDIENINGSELEMENTEN 28
6.10.2 Functietoetsen
401426-10
Met de knop MODE wisselt u tussen de weergavemodi.
Mogelijke weergavemodi zijn de afgelegde afstand (ODO TRIP 1), Tripmaster 1 ( ) en Tripmas-
ter 2 ( ).TRIP 2
Met de -knopSET wordt de functie Tripmaster 1 (TRIP 1) en Tripmaster 2 ( ) op TRIP 2 0.0
teruggezet.
Met de toets kan het ABS worden uitgeschakeld.
6.10.3 Toerenteller
401427-10
De toerenteller geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut.
De rode markering markeert een te hoog toerental van de motor.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 29
6.10.4 Controlelampjes
401428-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme
–Richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in vrij geschakeld.–
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.–
Waarschuwingslampje voor temperatuur brandt rood Koelmiddeltempera-–
tuur heeft een kritische waarde bereikt.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt geel Brandstofpeil–
heeft de reservemarkering bereikt. Display wordt overgeschakeld naar
weergave .TRIP F
Waarschuwingslampje voor oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.–
FI-waarschuwingslampje ( ) brandt/knippert geel De OBD heeft eenMIL –
kritieke emissie- of veiligheidsfout herkend.
Waarschuwingslampje voor accu brandt rood Spanning in het boordnet te–
laag.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert geel Status- of foutmelding–
bij het ABS.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 30
6.10.5 Display
400836-01
Bij het inschakelen van de ontsteking lichten alle indicatiesegmenten één seconde op om
de functies te controleren.
400837-01
LEnGth
Na deze functiecontrole wordt één seconde de wielomtrek op de display weergege-LEnGth
ven.
Info
Het getal 2205 mm komt overeen met de afmeting van het 21" voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 31
6.10.6 Snelheidsindicatie
400838-10
Snelheid wordt aangegeven in kilometer per uur of in mijl per uur .km/h mph
6.10.7 kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewijzigd, blijft de waarde bewaard en wordt dienovereenkomstig omgerekend.
Landspecifieke instelling aanpassen.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 32
400839-01
–Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.ON
–De toets zo vaak indrukken tot de weergavemodus is geactiveerd.MODE ODO
–De toets ingedrukt houden tot de weergavemodus van MODE km/h mph mphnaar of van
naar is gewisseld.km/h
Voorgeschreven waarde
Duur voor het indrukken van de
MODE knop
10 s
6.10.8 Tijd
400838-11
De tijd wordt weergegeven in het segment van het display.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de accu losgekoppeld is geweest van het voertuig
of als de zekering eruit gehaald was.
6.10.9 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 33
401444-01
–Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.ON
–De knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus is geactiveerd.MODE ODO
–De knop en de knop tegelijkertijd ingedrukt houden.MODE SET
De klok begint te knipperen.
–Met de knop de uren instellen.MODE
–Met de knop de minuten instellen.SET
–De knop en de knop tegelijkertijd ingedrukt houden.MODE SET
De tijd is ingesteld.
6.10.10 Weergave ODO
400839-01
In de weergavemodus wordt de totale afgelegde afstand weergegeven in kilometer ofODO
mijl.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de accu van het voertuig losgekoppeld wordt
en/of de zekering is gesmolten.
6.10.11 Weergave TRIP 1 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand loopt altijd mee en telt tot .TRIP 1 999.9
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij .0.0

6 BEDIENINGSELEMENTEN 34
401445-01
– Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.ON
– De knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus is geactiveerd.MODE TRIP 1
– De knop ingedrukt houden.SET
De weergave staat op .TRIP 1 0.0
6.10.12 Weergave TRIP 2 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand loopt altijd mee en telt tot .TRIP 2 999.9
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij .0.0
401446-01
– Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.ON
– De knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus is geactiveerd.MODE TRIP 2
– De knop ingedrukt houden.SET
De weergave staat op .TRIP 2 0.0

6 BEDIENINGSELEMENTEN 35
6.10.13 Weergave TRIP F
401447-01
Wanneer het brandstofpeil de reservemarkering bereikt, wisselt de weergave automatisch
op en begint te tellen bij , onafhankelijk van de weergavemodus die voorheen wasTRIP F 0.0
geactiveerd.
Info
Wanneer wordt weergegeven begint tegelijkertijd het waarschuwingslampjeTRIP F
voor het brandstofpeil te branden.
6.10.14 Weergave GEAr
401418-01
In de weergavemodus wordt de met de versnelling geschakelde gang weergegeven.GEAr

6 BEDIENINGSELEMENTEN 36
6.10.15 Temperatuurindicatie koelmiddel
700124-01
De temperatuur op de display wordt weergegeven met twaalf balkjes. Hoe hoger het aantal
brandende balkjes, hoe heter het koelmiddel. Als het bovenste balkje brandt beginnen tege-
lijkertijd alle balkjes te knipperen en het waarschuwingslampje voor de temperatuur gaat
branden.
Mogelijke toestanden
• Motor koud Tot vier balkjes branden.–
• Warme motor Vijf tot elf balkjes branden.–
• Hete motor Alle twaalf balkjes knipperen.–
6.11 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de voorschriften
bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 37
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
601770-10
–Klep op de tankdop openklappen en contactsleutel insteken.
– Contactsleutel 90° tegen de klok in draaien en tankdop verwijderen.
Info
De tankdop is voorzien van een brandstoftankontluchting.
6.12 Tankdop sluiten
601771-01
– Tankdop opzetten en contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
– Contactsleutel uittrekken en klep dichtklappen.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 38
6.13 Zadelontgrendeling
B01948-10
De handgreep ontgrendelt het zadel.
6.14 Handgrepen
601773-10
Met de handgrepen kan de motorfiets worden gerangeerd.
Als u een bijrijder meeneemt kan deze zich tijdens het rijden hieraan vasthouden.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 39
6.15 Bijrijder-voetsteunen
601774-01
De bijrijder-voetsteunen zijn inklapbaar uitgevoerd.
Mogelijke toestanden
• Bijrijder-voetsteunen ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.–
• Bijrijder-voetsteunen uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.–
6.16 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 40
401950-11
De positie van de versnellingen zijn weergegeven op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.17 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal bevindt zich voor de voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.

6 BEDIENINGSELEMENTEN 41
6.18 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard bevindt zich aan de linkerzijde van het voertuig.
De zijstandaard is bestemd voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhooggeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
• Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard worden neergezet. Het–
veiligheidsstartsysteem is actief.
• Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat rijden. Het veiligheids-–
startsysteem is niet actief.

7 INBEDRIJFNAME 42
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
– Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
– Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallen Beperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
– Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Niet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
– Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij nieuwe banden.
– Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.

7 INBEDRIJFNAME 43
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
– Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
– Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
– Voordat u voor het eerst gaat rijden, moet u de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
– Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
– Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 93)
– Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 97)
– Uitgangspositie rempedaal instellen. ( pag. 106)
– Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op een geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de motorfiets. Pro-
beer ook eens zo langzaam mogelijk te rijden en staand te rijden, zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
– Maak geen ritten maken die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
– Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat de voeten op de voetsteunen rusten.
– Motor inrijden. ( pag. 43)
7.2 Motor inrijden
– Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.

7 INBEDRIJFNAME 45
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Door verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
– Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
– De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door verschoven bagage.
– Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Een heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
– De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
– Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig, en moet het gewicht
gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
– Houdt u zich aan het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 350 kg
Maximale asbelasting voor 150 kg
Maximale asbelasting achter 200 kg

8 RIJ-INSTRUCTIES 46
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
– Motoroliepeil controleren. ( pag. 156)
– Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 99)
– Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 107)
– Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 101)
– Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 110)
– De werking van het remsysteem controleren.
– Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 148)
– Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 82)
– Kettingspanning controleren. ( pag. 84)
– Toestand van de banden controleren. ( pag. 121)
– Bandenspanning controleren. ( pag. 123)
– Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soepel bewegen.
– Werking van de elektrische installatie controleren.
– Controleren of de bagage correct is bevestigd.
– Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
– Brandstofvoorraad controleren.

8 RIJ-INSTRUCTIES 47
8.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Als de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
– Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Hoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
– Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
B00103-10
– Noodstopschakelaar in stand schakelen.
– Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.ON
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer 2 seconden het geluid
van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer uit wanneer het voertuig
gaat rijden.
– Versnelling in vrij schakelen.
Het groene controlelampje stationair brandt.N
– E-starterknop indrukken .

8 RIJ-INSTRUCTIES 48
Info
E-startknop pas indrukken als de functiecontrole van het gecombineerde instru-
ment is afgerond.
Tijdens het starten gas geven. Als er tijdens het starten gas wordt gegeven,GEEN
wordt geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor slaat
dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Tot de volgende startpoging mini-
maal 5 seconden wachten.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat, blijft
de motor stilstaan.
– Zijstandaard ontlasten en met de voet tot de aanslag naar boven klappen.
401426-11
ABS uitschakelen
KTM adviseert altijd met ABS te rijden. Er kunnen zich echter rijsituaties voordoen,
waarin een ABS niet gewenst is.
Voorwaarde
Voertuig staat stil, motor draait.
–Toets 3 - 5 seconden indrukken.
Het ABS waarschuwingslampje gaat knipperen, het ABS is gedeactiveerd.‑

8 RIJ-INSTRUCTIES 49
8.3 Beginnen met rijden
– Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Bij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
– Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Terugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
– Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Storingen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
– De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Afleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
– Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Eraf vallen van de bijrijder.
– De bijrijder moet goed op het bijrijderzadel gaan zitten en zich vasthouden aan de bestuurder of aan de grepen. De voeten op
de bijrijdervoetsteunen zetten. De voorschriften over de minimumleeftijd voor bijrijders in acht nemen.

8 RIJ-INSTRUCTIES 50
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
– Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij koude banden.
– Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde wegligging bij nieuwe banden.
– Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
– Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag door verschoven bagage.
– Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Ontbrekende verkeersveiligheid.
– Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging van de motor Ongefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.

8 RIJ-INSTRUCTIES 51
– Voertuig nooit zonder luchtfilter gaan rijden, omdat stof en vuil in de motor terecht kunnen komen en tot een hogere slijtage kunnen
veroorzaken.
Aanwijzing
Motorschade Bij oververhitting raakt de motor beschadigd.
– Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltemperatuur ver-
schijnt.
– Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
– Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten, het voertuig veilig parkeren en con-
tact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
401950-11
– Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie e.d.), kunt u naar hogere ver-
snellingen schakelen.
– Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de 6 voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling. De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
De rijtemperatuur is bereikt als er 5 balkjes op de temperatuurindicatie branden.
– Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze
tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De
snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
– Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. Vooral in bochten mag niet
geschakeld en slechts voorzichtig gasgegeven worden.

8 RIJ-INSTRUCTIES 52
– Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
– Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
– Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, hoeft u alleen de koppelingshendel te
trekken en de e-startknop in te drukken. De versnelling hoeft niet stationair te worden
geschakeld.
– Zet de motor uit als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
– Voorkom dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Hierdoor wordt
de motorolie verwarmd en dus ook de motor en het koelsysteem.
– Rijd met een lager toerental in plaats van met een hoger toerental en een slepende kop-
peling.
– Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje (FI MIL) gaat branden meteen stoppen.
Op het moment dat de versnelling in vrij staat, begint het waarschuwingslampje (FI MIL)
te knipperen.
Info
Via het knipperritme kan een tweecijferig getal ontcijferd worden. Dit wordt de
knippercode genoemd. De knippercode geeft aan welke component een storing
heeft.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
– Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.

8 RIJ-INSTRUCTIES 54
– Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderd wegcontact door remmen in schuine stand of remmen op een ondergrond die aan de zij-
kanten afloopt.
– Remmen afsluiten voordat u een bocht inrijdt.
– Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Schakel daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnel-
ling.
– Gebruik bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor. Schakel daarvoor een of twee versnellingen terug en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
– Voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten van
het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel eruit trekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Materiaalschade Een onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.

8 RIJ-INSTRUCTIES 55
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
– Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
– Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
– Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
– Motorfiets afremmen.
– Versnelling in vrij schakelen.
– Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.OFF
Info
Als de motor uitgeschakeld werd met de noodstopschakelaar en het contact op het contactslot ingeschakeld blijft, wordt de voe-
ding naar de meeste stroomverbruikers niet onderbroken. Daardoor wordt de accu ontladen. De motor dus altijd met het con-
tactslot uitzetten, de noodschakelaar is uitsluitend bestemd voor noodsituaties.
– Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
– Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
– Het stuur blokkeren, daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand omlaag duwen en in de stand draaien. Om
het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstanden heen en weer bewegen. Contactsleutel uit-
trekken.

8 RIJ-INSTRUCTIES 57
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor het
tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als brand-
stof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Aanwijzing
Schade aan materiaal Voortijdige slijtage van het brandstoffilter.
– In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
– Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.

8 RIJ-INSTRUCTIES 58
400405-10
– Motor uitzetten.
– Tankdop openen. ( pag. 36)
–Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat .
Voorgeschreven waarde
Maat 20 mm
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
12 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 195)
– Tankdop sluiten. ( pag. 37)
401429-10
–De knopSET twee seconden indrukken.
Het waarschuwingslampje voor het brandstofpeil verdwijnt. wordt op TRIP F 0.0
gezet en de vorige weergavemodus verschijnt.
Info
Als de toetsSET niet wordt ingedrukt, wordt de waarde na ca. 3 minuten
automatisch teruggezet.

9 SERVICESCHEMA 59
9.1 Serviceschema
om de 20.000 km of om de 2 jaar
om de 10.000 km of jaarlijks of na ieder sportief gebruik
eenmalig na 1.000 km
Werking van de elektrische installatie controleren. ○ ● ●
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. ○ ● ●
Meetwaardeblok-service controleren met KTM-diagnosetool. ● ●
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 157) ○ ● ●
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 101) ○ ● ●
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 110) ○ ● ●
Remschijven controleren. ( pag. 98) ○ ● ●
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage. ○ ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 107) ○ ● ●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 105) ○ ● ●
Schokdemper en voorvork controleren op dichtheid. Voorvork- en schokdemperservice indien nodig en afhankelijk van
gebruiksdoel.
○●●
Achterbruglagers controleren. ● ●
Speling wiellagers controleren. ● ●
Toestand van de banden controleren. ( pag. 121) ○ ● ●
Bandenspanning controleren. ( pag. 123) ○ ● ●
Spaakspanning controleren. ( pag. 124) ○ ● ●
Velgslag controleren. ○ ● ●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 87) ● ●
Kettingspanning controleren. ( pag. 84) ○ ● ●

9 SERVICESCHEMA 60
om de 20.000 km of om de 2 jaar
om de 10.000 km of jaarlijks of na ieder sportief gebruik
eenmalig na 1.000 km
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, kettingen, ...) smeren en controleren of ze soepel bewegen. ○ ● ●
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 75) ● ●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 99) ○ ● ●
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 77) ○ ● ●
Brandstofzeef vervangen. ○ ● ●
Bougie vervangen. ●
Klepspeling controleren. ● ●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluctings, aftapslangen, ...) en schrapers controleren op scheuren, lekka-
ges en controleren of ze goed zijn gelegd.
●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 146) ○ ● ●
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. ● ●
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen. ● ●
Brandstofdruk controleren. ● ●
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool. ● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 93) ● ●
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. ○ ● ●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ●

10 CHASSIS AFSTELLEN 62
10.1 Voorvork/schokdemper
B01320-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het chassis aan te passen aan uw
rijstijl en eventuele extra belading.
Info
Om deze aanpassing voor u te vereenvoudigen, hebben we onze ervaringsgegevens in
tabel samengevat. U vindt de tabel onder het zadel.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de basis voor uw eigen per-
soonlijke afstelling van het chassis. Wijzig de instellingen niet willekeurig (maximaal ±
40%), aangezien anders de rijeigenschappen vooral tijdens hoge snelheden kunnen ver-
slechteren.
10.2 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
B01949-10
–Witte stelschroef tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker voorpoot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot (witteCOMP
stelschroef). De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rodeREB
stelschroef).
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.

10 CHASSIS AFSTELLEN 63
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het inveren.
10.3 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
B01949-11
–Rode stelschroef tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter voor-
poot.
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode stelschroef).REB
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot (witteCOMP
stelschroef).
– Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.

10 CHASSIS AFSTELLEN 64
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige last 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
10.4 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over een asfaltrand. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij lang-
zaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in het
high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
10.5 Ingaande demping low speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)

10 CHASSIS AFSTELLEN 65
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
B01950-10
–Stelschroef met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Info
Schroef niet losdraaien!
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
10.6 Ingaande demping high speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)

10 CHASSIS AFSTELLEN 67
100247-10
–Stelschroef met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
– Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
10.8 Maat achterwiel in ontlaste toestand bepalen
Voorwerk
– Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 74)
0
0
0
0
00AA
400988-10
Hoofdwerk
– Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en een vast punt meten, bij-
voorbeeld een markering aan de achterbekleding.
–Waarde als maat noteren.

10 CHASSIS AFSTELLEN 68
Nawerk
– Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 74)
10.9 Statische veerweg van schokdemper controleren
0
0
0
0
00AA
0
0
0
0
00BB
400989-10
–Maat achterwiel in ontlaste toestand bepalen. ( pag. 67)
– De motorfiets met behulp van een andere persoon rechtop houden.
– Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste punt.
–Waarde als maat noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat en .
– Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 18 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
– Veervoorspanning van de schokdemper instellen. ( pag. 69)

10 CHASSIS AFSTELLEN 69
10.10 Dynamische veerweg van schokdemper controleren
0
0
0
0
00
AA
0
0
0
0
00
CC
400990-10
–Maat achterwiel in ontlaste toestand bepalen. ( pag. 67)
– Met behulp van een andere persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder
met complete beschermende kleding in de normale zitpositie (voeten op de voetsteu-
nen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging bereikt een evenwicht.
– Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achteras en het vaste punt.
–Waarde als maat noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat en .
– Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 70… 80 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
– Dynamische veerweg instellen. ( pag. 71)
10.11 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Produktspezifikationen
Marke: | KTM |
Kategorie: | Motor |
Modell: | 690 Enduro R (2016) |
Brauchst du Hilfe?
Wenn Sie Hilfe mit KTM 690 Enduro R (2016) benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten
Bedienungsanleitung Motor KTM

14 Oktober 2024

13 Oktober 2024

12 Oktober 2024

12 Oktober 2024

10 Oktober 2024

5 Oktober 2024

23 September 2024

23 September 2024

15 September 2024

13 September 2024
Bedienungsanleitung Motor
- Motor Juki
- Motor Yamaha
- Motor Mitsubishi
- Motor Metabo
- Motor Mercedes-Benz
- Motor Beta
- Motor Husqvarna
- Motor Kettler
- Motor BMW
- Motor Honda
- Motor Aprilia
- Motor Ducati
- Motor Bodycraft
- Motor Reebok
- Motor Milwaukee
- Motor Benelli
- Motor Suzuki
- Motor Triumph
- Motor GasGas
- Motor Hero
- Motor Kawasaki
- Motor Cagiva
- Motor Harley-Davidson
- Motor Texas
- Motor Bajaj
- Motor Derbi
- Motor Emco
- Motor Joy-it
- Motor Moto Guzzi
- Motor MV Agusta
- Motor Piaggio
- Motor Ridley
- Motor SMC
- Motor Victory
- Motor Zero
- Motor Hyosung
- Motor Sherco
- Motor Indian
- Motor Mash
- Motor Royal Enfield
- Motor Anova
- Motor Mahindra
- Motor CRRCpro
- Motor TVS
Neueste Bedienungsanleitung für -Kategorien-

16 Oktober 2024

16 Oktober 2024

15 Oktober 2024

15 Oktober 2024

14 Oktober 2024

13 Oktober 2024

11 Oktober 2024

10 Oktober 2024

8 Oktober 2024

8 Oktober 2024