Husqvarna TE 250 (2014) Bedienungsanleitung
Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Husqvarna TE 250 (2014) (128 Seiten) in der Kategorie Motor. Dieser Bedienungsanleitung war für 14 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet
Seite 1/128
BEDIENINGSHANDLEIDING 2014
TE 125 EU
TE 250 EU
TE 250 AUS
TE 250 USA
TE 300 EU
TE 300 AUS
TE 300 USA
Artikelnr. 3402005nl
BESTE HUSQVARNA-KLANT 1
BESTE
BESTE
BESTE
BESTEBESTE HUSQVARNA-KLANT
HUSQVARNA-KLANT
HUSQVARNA-KLANT
HUSQVARNA-KLANTHUSQVARNA-KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een Husqvarna-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en
we zijn er zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw voertuig in.
Framenummer ( pag. 12) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 12)
Sleutelnummer (TE EU/AUS) ( pag. 12)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. Husqvarna Motorcycles GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen,
kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en
zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro-
ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. Husqvarna is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijk-
heden, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2013 Husqvarna Motorcycles GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen op welke wijze dan ook uitsluitend met schriftelijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
Husqvarna past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagementsnorm ISO 9001 om
een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
Husqvarna Motorcycles GmbH
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 2
INHOUDSOPGAV E
INHOUDSOPGAV E
INHOUDSOPGAV E
INHOUDSOPGAV EINHOUDSOPGAV E
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN ................................... 5
1.1 Gebruikte pictogrammen........................................ 5
1.2 Gebruikte formatering ............................................ 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ............................................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik......................... 6
2.2 Veiligheidsaanwijzingen .......................................... 6
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen........................... 6
2.4 Waarschuwing voor manipulaties ........................... 7
2.5 Veilig gebruik.......................................................... 7
2.6 Beschermende kleding........................................... 7
2.7 Werkinstructies ...................................................... 7
2.8 Milieu ..................................................................... 8
2.9 Bedieningshandleiding ........................................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN......................................... 9
3.1 Garantie................................................................. 9
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen.................................. 9
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ............................ 9
3.4 Service................................................................... 9
3.5 Afbeeldingen.......................................................... 9
3.6 Klantenservice........................................................ 9
4 AFBEELDING VOERTUIG................................................. 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symboolweergave) .............................................. 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symboolweergave) .............................................. 11
5 SERIENUMMERS............................................................. 12
5.1 Framenummer ..................................................... 12
5.2 Typeplaatje (TE EU/AUS)...................................... 12
5.3 Sleutelnummer (TE EU/AUS) ................................ 12
5.4 Motornummer...................................................... 12
5.5 Artikelnummer voorvork ....................................... 12
5.6 Artikelnummer schokdemper ............................... 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN ............................................... 14
6.1 Koppelingshendel ................................................ 14
6.2 Remhendel .......................................................... 14
6.3 Gashendel ........................................................... 14
6.4 Stopknop (TE EU/AUS) ........................................ 14
6.5 Stopknop (TE USA).............................................. 14
6.6 Claxonknop (TE EU/AUS)..................................... 15
6.7 Lichtschakelaar (TE EU/AUS) ............................... 15
6.8 Lichtschakelaar (TE USA) ..................................... 15
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (TE EU/AUS)............ 15
6.10 Noodstopschakelaar (TE AUS) ............................. 15
6.11 E-starterknop (TE 250/300 EU/USA).................... 16
6.12 E-starterknop (TE AUS) ........................................ 16
6.13 Overzicht controlelampjes (TE EU/AUS) ............... 16
6.14 Overzicht controlelampjes (TE USA) ..................... 16
6.15 Tankdop openen.................................................. 16
6.16 Tankdop sluiten ................................................... 17
6.17 Brandstofkraan .................................................... 17
6.18 Choke.................................................................. 18
6.19 Versnellingshendel ............................................... 18
6.20 Kickstarter............................................................ 18
6.21 Rempedaal .......................................................... 18
6.22 Zijstandaard......................................................... 19
6.23 Stuurslot (TE EU/AUS).......................................... 19
6.24 Stuur vergrendelen (TE EU/AUS) .......................... 19
6.25 Stuur ontgrendelen (TE EU/AUS).......................... 20
7 TACHOMETER................................................................. 21
7.1 Overzicht.............................................................. 21
7.2 Activering............................................................. 21
7.3 Melding op tachometer........................................ 21
7.4 Tachometer instellen............................................ 21
7.5 Kilometer of mijl instellen ...................................... 22
7.6 Tijd instellen ......................................................... 23
7.7 Service-indicatie instellen ..................................... 23
7.8 Snelheid, tijd en DST afstand 1 ............................ 24
7.9 Snelheid, tijd en DST2 afstand 2 .......................... 24
7.10 AVG gemiddelde snelheid, ART rij-uren en ODO
totale afstand ....................................................... 24
8 INBEDRIJFNAME ............................................................. 25
8.1 Aanwijzingen voor de eerste inbedrijfname........... 25
8.2 Motor inrijden....................................................... 26
8.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden..................................... 26
8.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand.......... 27
8.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand .............. 27
8.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig
circuit................................................................... 28
8.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge
temperatuur en langzaam rijden ........................... 28
8.8 Voorbereidingen voor rijden bij lage
temperaturen of sneeuw ...................................... 29
9 RIJ-INSTRUCTIES............................................................ 30
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfname ....................................................... 30
9.2 Starten................................................................. 30
9.3 Beginnen met rijden ............................................. 31
9.4 Schakelen, rijden.................................................. 31
9.5 Afremmen............................................................ 31
9.6 Stoppen, parkeren............................................... 32
9.7 Transport ............................................................. 32
9.8 Brandstof tanken ................................................. 33
10 SERVICESCHEMA ........................................................... 34
10.1 Serviceschema .................................................... 34
10.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende
opdracht) ............................................................. 35
11 CHASSIS AFSTELLEN ..................................................... 36
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht
controleren........................................................... 36
11.2 Ingaande demping schokdemper......................... 36
11.3 Ingaande demping low speed voor
schokdemper instellen ......................................... 36
11.4 Ingaande demping high speed voor
schokdemper instellen ......................................... 37
11.5 Uitgaande demping schokdemper instellen.......... 37
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen............ 38
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren....... 38
11.8 Dynamische veerweg schokdemper
controleren........................................................... 39
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen ....... 39x
11.10 Dynamische veerweg instellen ........................ 40x
11.11 Basisinstelling voorvork controleren...................... 40
11.12 Ingaande demping voorvork instellen ................... 41
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen.................. 41
11.14 Stuurpositie.......................................................... 42
11.15 Stuurpositie instellen ....................................... 42x
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS........................... 43
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken .......................... 43
INHOUDSOPGAVE 3
12.2 Motorfiets van hefbok nemen............................... 43
12.3 Vorkpoten ontluchten........................................... 43
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen.......................... 43
12.5 Voorvorkprotector losmaken................................ 44
12.6 Voorvorkprotector positioneren ............................ 44
12.7 Vorkpoten demonteren ................................... 44x
12.8 Vorkpoten monteren ....................................... 45x
12.9 Voorvorkprotector demonteren ....................... 45x
12.10 Voorvorkprotector monteren ........................... 46x
12.11 Onderste kroonplaat demonteren ................... 46x
12.12 Onderste kroonplaat monteren ....................... 47x
12.13 Balhoofdlagerspeling controleren ......................... 48
12.14 Balhoofdlagerspeling instellen ......................... 49x
12.15 Balhoofdlager smeren ..................................... 49x
12.16 Spatbord vooraan demonteren ............................ 49
12.17 Spatbord vooraan monteren ................................ 50
12.18 Schokdemper demonteren ............................. 50x
12.19 Schokdemper monteren ................................. 51x
12.20 Zadel verwijderen................................................. 51
12.21 Zadel monteren.................................................... 51
12.22 Luchtfilterbakafdekking demonteren..................... 52
12.23 Luchtfilterbakafdekking monteren......................... 52
12.24 Luchtfilter demonteren .................................... 52x
12.25 Luchtfilter monteren ........................................ 52x
12.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ................. 53x
12.27 Luchtfilterbak afdichten ................................... 53x
12.28 Einddemper demonteren...................................... 54
12.29 Einddemper monteren ......................................... 54
12.30 Glasvezelvulling einddemper vervangen .......... 54x
12.31 Zijbekleding rechts demonteren ........................... 55
12.32 Zijbekleding rechts monteren ............................... 55
12.33 Brandstoftank demonteren ............................. 55x
12.34 Brandstoftank monteren ................................. 56x
12.35 Kettingvervuiling controleren ................................ 57
12.36 Ketting reinigen.................................................... 57
12.37 Kettingspanning controleren................................. 58
12.38 Kettingspanning instellen...................................... 58
12.39 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren ................................. 59
12.40 Frame controleren ........................................... 61x
12.41 Achterbrug controleren ................................... 61x
12.42 Gaskabellegging controleren................................ 61
12.43 Rubberen stuurcover controleren......................... 62
12.44 Rubberen stuurcover vastzetten........................... 62
12.45 Uitgangspositie koppelingshendel instellen........... 62
12.46 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren.......................................... 63
12.47 Vloeistof hydraulische koppeling verversen ...... 64x
12.48 Motorbescherming demonteren........................... 65
12.49 Motorbescherming monteren............................... 65
13 REMSYSTEEM................................................................. 66
13.1 Vrije slag remhendel controleren........................... 66
13.2 Vrije slag remhendel instellen (TE EU/AUS)........... 66
13.3 Uitgangspositie remhendel instellen (TE USA)....... 66
13.4 Remschijven controleren...................................... 67
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren............. 67
13.6 Remvloeistof voorwielrem bijvullen .................. 67x
13.7 Remplaketten voorwielrem controleren ................ 68
13.8 Remplaketten voorwielrem vervangen ............. 69x
13.9 Vrije slag rempedaal controleren .......................... 70
13.10 Uitgangspositie rempedaal instellen ................ 70x
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren.......... 71
13.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen ............... 71x
13.13 Remplaketten achterwielrem controleren.............. 72
13.14 Remplaketten achterwielrem vervangen .......... 73x
14 WIELEN, BANDEN ........................................................... 75
14.1 Voorwiel demonteren ...................................... 75x
14.2 Voorwiel monteren .......................................... 75x
14.3 Achterwiel demonteren ................................... 76x
14.4 Achterwiel monteren ....................................... 76x
14.5 Bandentoestand controleren................................ 77
14.6 Bandenspanning controleren ............................... 78
14.7 Spaakspanning controleren.................................. 78
15 ELEKTRONICA................................................................. 80
15.1 Accu demonteren ........................................... 80x
15.2 Accu monteren ............................................... 80x
15.3 Accu laden (TE 250/300) ................................ 81x
15.4 Hoofdzekering vervangen (TE 250/300)................ 82
15.5 Koplampkap met koplamp demonteren ............... 82
15.6 Koplampkap met koplamp monteren ................... 83
15.7 Lamp koplamp vervangen.................................... 83
15.8 Knipperlichtlamp vervangen (TE EU/AUS)............. 84
15.9 Koplampstand controleren................................... 84
15.10 Lichtbundelbreedte koplamp instellen .................. 85
15.11 Batterij tachometer vervangen.............................. 85
16 KOELSYSTEEM ............................................................... 86
16.1 Koelsysteem ........................................................ 86
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren................. 86
16.3 Koelmiddelpeil controleren ................................... 87
16.4 Koelmiddel aftappen ....................................... 87x
16.5 Koelmiddel vullen ............................................ 88x
17 MOTOR AFSTELLEN........................................................ 90
17.1 Gaskabelspeling controleren ................................ 90
17.2 Gaskabelspeling instellen ................................ 90x
17.3 Carburateur.......................................................... 91
17.4 Carburateur - stationair afstellen ..................... 91x
17.5 Vlotterkamer carburateur aftappen .................. 92x
17.6 Stekkerverbinding ontstekingscurve..................... 93
17.7 Ontstekingscurve wijzigen.................................... 93
17.8 Uitgangspositie versnellingshendel controleren..... 93
17.9 Uitgangspositie versnellingshendel instellen .... 93x
17.10 Motorkarakteristiek - hulpveer (TE 250/300)......... 94
17.11 Motorkarakteristiek hulpveer instellen–x
(TE 250/300)........................................................ 94
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR............................. 96
18.1 Transmissieoliepeil controleren............................. 96
18.2 Transmissieolie verversen ............................... 96x
18.3 Transmissieolie aftappen ................................. 97x
18.4 Transmissieolie vullen ...................................... 98x
18.5 Transmissieolie bijvullen .................................. 98x
19 REINIGING, ONDERHOUD............................................. 100
19.1 Motorfiets reinigen.............................................. 100
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in winter....... 101
20 STALLING ...................................................................... 102
20.1 Stalling............................................................... 102
20.2 Inbedrijfname na stalling..................................... 102
21 FOUTEN OPSPOREN..................................................... 103
INHOUDSOPGAVE 4
22 TECHNISCHE GEGEVENS............................................. 105
22.1 Motor................................................................. 105
22.1.1 TE 125 .......................................................... 105
22.1.2 Alle TE 250.................................................... 105
22.1.3 Alle TE 300.................................................... 106
22.2 Aanhaalmomenten motor................................... 107
22.2.1 TE 125 .......................................................... 107
22.2.2 TE 250/300 ................................................... 107
22.3 Vulhoeveelheden................................................ 108
22.3.1 Transmissieolie.............................................. 108
22.3.2 Koelmiddel .................................................... 108
22.3.3 Brandstof ...................................................... 108
22.4 Chassis.............................................................. 109
22.5 Elektronica ......................................................... 110
22.6 Banden .............................................................. 110
22.7 Voorvork ............................................................ 110
22.7.1 TE 125 .......................................................... 110
22.7.2 TE 250/300 ................................................... 110
22.8 Schokdemper .................................................... 111
22.8.1 TE 125 .......................................................... 111
22.8.2 TE 250/300 ................................................... 111
22.9 Aanhaalmomenten chassis ................................ 112
22.10 Carburateur........................................................ 113
22.10.1 TE 125 .......................................................... 113
22.10.2 TE 250 EU..................................................... 113
22.10.3 TE AUS ......................................................... 113
22.10.4 TE 250 USA .................................................. 114
22.10.5 TE 300 EU..................................................... 114
22.10.6 TE 300 USA .................................................. 114
22.11 Carburateur afstellen.......................................... 115
22.11.1 Carburateur afstellen (TE 125) .................. 115x
22.11.2 Carburateur afstellen (Alle TE 250) ............ 116x
22.11.3 Carburateur afstellen (Alle TE 300) ............ 117x
22.11.4 Carburateur afstellen algemeen ................ 118x
23 GEBRUIKSSTOFFEN...................................................... 119
24 HULPSTOFFEN.............................................................. 121
25 NORMEN ....................................................................... 122
INDEX..................................................................................... 123
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde Husqvarna-garage! Daar wordt uw motorfiets
door speciaal geschoolde vakkundige personen met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt een verwijzing naar een pagina (meer informatie vindt u op de aangegeven pagina).
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
(TE EU/AUS)
De sportmotorfietsen van Husqvarna zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen
bij normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. De motorfiets is alleen in de gehomologeerde
versie (beperkt vermogen) toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
De niet gehomologeerde versie van de motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het open-
bare wegennet.
De motorfiets is speciaal ontworpen voor de langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende
gebruik in motocross-races.
(TE USA)
De sportmotorfietsen van Husqvarna zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen
bij normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste
internationale motorsportbonden.
Info
De motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
De motorfiets is speciaal ontworpen voor de langeafstandsraces en niet in de eerste plaats gebouwd voor het overwegende
gebruik in motocross-races.
2.2 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het voertuig dient u zich te houden aan enkele veiligheidsaanwijzingen. Lees deze handleiding daarom
zorgvuldig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de tekst.
Info
Op het voertuig zijn op goed zichtbare plaatsen verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze
stickers met aanwijzingen en waarschuwingen nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet
herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.3 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre-
gelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 7
2.4 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende maatregelen of de realisa-
tie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een nieuw voertuig, voor-
dat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het voertuig voor andere doeleinden dan voor
onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uitlaatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van het inlaatluchtsysteem
door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.5 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
–Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
–Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
–Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt. Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde Husqvarna-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2.6 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
–Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert Husqvarna om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende kleding.
2.7 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen nodig. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen onder het tussen
haakjes aangegeven nummer worden besteld. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer worden gebruikt (bijv. zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen, pakkingen,
keerringen, splitpennen, borgplaten) door nieuwe worden vervangen.
Indien bij schroefverbindingen een schroevenlijm (bijv. Loctite®) wordt gebruikt, moeten de specifieke gebruiksaanwijzingen van de fabri-
kant in acht worden genomen.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.
Beschadigde en versleten onderdelen vervangen.
Na beëindiging van de reparatie en/of het onderhoud moet worden gecontroleerd of het voertuig verkeersveilig is.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 8
2.8 Milieu
Motorsport is fantastische sport en we hopen natuurlijk dat u er volledig van kunt genieten. Motorfietsen kunnen echter problemen voor
het milieu en conflicten met andere personen veroorzaken. Door op een verantwoorde manier met de motorfiets om te gaan kunt u
ervoor zorgen dat deze problemen en conflicten niet ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets
alleen legaal gebruiken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
2.9 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedieningshandleiding vindt u
veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt raadplegen wanneer dat
nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde Husqvarna-dealer als u meer over het voertuig wilt weten of als tijdens het lezen iets niet dui-
delijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde Husqvarna-garage worden uitge-
voerd en moeten in het serviceboekje en op Husqvarna Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de aanspraak op garantie ver-
valt. Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op
garantie.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
–Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde verbruiks- en hulpstoffen (bijvoorbeeld brand- en smeerstoffen) gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door Husqvarna zijn vrijgegeven en/of aanbevolen en laat
deze alleen in een geautoriseerde Husqvarna-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is Husqvarna
niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw Husqvarna-dealer advi-
seert u graag.
De actuele -onderdelen voor uw voertuig vindt u op de Husqvarna-website.Husky Power
Internationale Husqvarna website: www.husqvarna-motorcycles.com‑
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist afgesteld chassis kunnen
chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein, kunnen
componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen
reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in
belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betreffende beschrij-
ving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde Husqvarna-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over Husqvarna.
De lijst met geautoriseerde Husqvarna-dealers vindt u op de Husqvarna-website.
Internationale Husqvarna website: www.husqvarna-motorcycles.com‑
4 AFBEELDING VOERTUIG 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave)
L01612-10
1 Tankdop
2 Luchtfilterbakafdekking
3 Brandstofkraan ( pag. 17)
4 Choke ( pag. 18)
5 Versnellingshendel ( pag. 18)
6 Zijstandaard ( pag. 19)
4 AFBEELDING VOERTUIG 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave)
L01613-10
1 Voorvork instelling ingaande demping
2 Koppelingshendel ( pag. 14)
3 Stopknop ( pag. 14)
3 Claxonknop ( pag. 15)
3 Lichtschakelaar ( pag. 15)
3 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 15)
4 Overzicht tachometer
5 Noodstopschakelaar ( pag. 15)
5 E-starterknop ( pag. 16)
6 Gashendel ( pag. 14)
7 Remhendel ( pag. 14)
8 Voorvork instelling uitgaande demping
9 Schokdemper instelling uitgaande demping
10 Kijkglas remvloeistof achteraan
11 Schokdemper instelling ingaande demping
12 Rempedaal ( pag. 18)
13 Kickstarter ( pag. 18)
5 SERIENUMMERS 12
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer is op de rechterkant van het balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje (TE EU/AUS)
401946-10
Het typeplaatje is aan de voorkant van het balhoofd aangebracht.
5.3 Sleutelnummer (TE EU/AUS)
500125-10
Het sleutelnummer voor het stuurslot is ingefreesd in de sleutelhanger.
5.4 Motornummer
401949-10
Het motornummer is in de linkerkant van de motor onder het ketting-aandrijfwiel
gegraveerd.
5.5 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork is aan de binnenkant van de asopname gegra-
veerd.
5 SERIENUMMERS 13
5.6 Artikelnummer schokdemper
0
0
0
0
0011
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper is op het bovenste deel van de schokdem-
per, boven de stelring gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 14
6.1 Koppelingshendel
C00530-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
L01615-10
De remhendel 1bevindt zich aan de rechterkant van het stuur.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
L01615-11
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Stopknop (TE EU/AUS)
C00546-10
De stopknop 1is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Stopknop in de uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten–
en kan de motor worden gestart.
• Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een–
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.5 Stopknop (TE USA)
C00547-10
De stopknop 1is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Stopknop in uitgangspositie In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en–
kan de motor worden gestart.
• Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een–
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 15
6.6 Claxonknop (TE EU/AUS)
C00546-11
De claxonknop 1is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Claxonknop in de uitgangspositie
• Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.–
6.7 Lichtschakelaar (TE EU/AUS)
C00546-12
De lichtschakelaar 1is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Licht uit Lichtschakelaar naar rechts geschakeld. In deze stand is het–
licht uitgeschakeld.
Dimlicht aan De lichtschakelaar bevindt zich in de middelste stand. In–
deze stand is het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar links geschakeld. In deze stand is–
het groot licht en achterlicht ingeschakeld.
6.8 Lichtschakelaar (TE USA)
B01648-10
De lichtschakelaar 1bevindt zich links naast de tachometer.
Mogelijke toestanden
• Licht uit Lichtschakelaar is tot de aanslag ingedrukt. In deze stand is het licht uit-–
geschakeld.
• Licht aan Lichtschakelaar tot de aanslag uitgetrokken. In deze stand zijn het dim-–
licht en het achterlicht ingeschakeld.
6.9 Richtingaanwijzerschakelaar (TE EU/AUS)
C00548-10
De richtingaanwijzerschakelaar 1is aan de linkerkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar bevindt zich in de–
middelste stand.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links–
geschakeld.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts–
geschakeld.
6.10 Noodstopschakelaar (TE AUS)
L01619-11
De noodstopschakelaar 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Ontsteking uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een–
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.
Ontsteking aan In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten en kan–
de motor worden gestart.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 16
6.11 E-starterknop (TE 250/300 EU/USA)
L01652-10
De e-starterknop 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• E-starterknop in de uitgangspositie
• E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.–
6.12 E-starterknop (TE AUS)
L01619-10
De e-starterknop 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• E-starterknop in de uitgangspositie
• E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.–
6.13 Overzicht controlelampjes (TE EU/AUS)
C00551-01
Mogelijke toestanden
Het controlelampje voor de richtingaanwijzer knippert groen Richting-–
aanwijzer is ingeschakeld.
Het controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is inge-–
schakeld.
FI waarschuwingslampje ( ) brandt/knippert oranje Geen functie.MIL –
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Geen functie.–
6.14 Overzicht controlelampjes (TE USA)
B01648-01
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Geen functie.–
FI waarschuwingslampje ( ) brandt/knippert oranje Geen functie.MIL –
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje Geen functie.–
6.15 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
– Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
– Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor
het tanken van brandstof in acht nemen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 17
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de voor-
schriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
L01611-11
– Ontgrendelknop 1indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe
verwijderen.
6.16 Tankdop sluiten
L01611-10
– Tankdop opzetten met de klok mee draaien tot de ontgrendelknop 1vastklikt.
Info
Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de brandstoftank 2niet
knikt.
6.17 Brandstofkraan
L01603-10
De brandstofkraan bevindt zich aan de linkerkant van de brandstoftank.
Met de draaihendel 1aan de brandstofkraan kan men de brandstoftoevoer naar de
carburateur openen of sluiten.
Mogelijke toestanden
• Brandstoftoevoer gesloten Er kan geen brandstof van de brandstoftank naarOFF –
de carburateur stromen.
• Brandstoftoevoer geopend Er kan brandstof van de brandstoftank naar deON –
carburateur stromen. De brandstof in de brandstoftank wordt tot de reserve ver-
bruikt.
• Toevoer brandstofreserve open Er kan brandstof van de brandstoftank naarRES –
de carburateur stromen. De brandstof in de brandstoftank wordt geheel verbruikt.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 18
6.18 Choke
L01604-10
De chokeknop 1is aan de linkerkant van de carburateur aangebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een opening vrijgegeven
waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat een rijker mengsel
van brandstof en lucht dat voor de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie zijn gedeactiveerd.
Mogelijke toestanden
• Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitgetrokken.–
• Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag ingedrukt.–
6.19 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
6.20 Kickstarter
L01606-10
De kickstarter 1is aan de rechterkant van de motor aangebracht. De bovenste deel
kan worden gezwenkt.
6.21 Rempedaal
L01607-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 19
6.22 Zijstandaard
401943-10
De zijstandaard bevindt zich aan de linkerkant van het voertuig.
401944-10
De zijstandaard is bestemd voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden ingeklapt en met de rubber-
band worden geborgd.
6.23 Stuurslot (TE EU/AUS)
L01610-10
Het stuurslot is aan de linkerkant van het balhoofd aangebracht.
Met het stuurslot kan het stuur worden geblokkeerd. Sturen en rijden is dan niet meer
mogelijk.
6.24 Stuur vergrendelen (TE EU/AUS)
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
–Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
400732-01
–Voertuig parkeren.
–Het stuur is volledig naar rechts gedraaid.
–Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, indrukken en naar rechts draaien.
Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
Info
Laat de sleutel nooit in het stuurslot steken.
6 BEDIENINGSELEMENTEN 20
6.25 Stuur ontgrendelen (TE EU/AUS)
400731-01
–Sleutel in het stuurslot steken, naar links draaien, eruit trekken en naar rechts
draaien. Sleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
Info
Laat de sleutel nooit in het stuurslot steken.
7 TACHOMETER 21
7.1 Overzicht
401908-10
1 Overzicht controlelampjes
2 Linker toets
3 Display
4 Rechter toets
7.2 Activering
401908-01
Tachometer activeren
De tachometer wordt geactiveerd als u op een van de toetsen drukt of als hij van de
wieltoerentalsensor een impuls ontvangt.
7.3 Melding op tachometer
401901-01
Mogelijke toestanden
Batterijspanning tachometer Batterijspanning tachometer is te laag.–
Batterij vervangen.
Service Er moet een servicebeurt worden uitgevoerd. Contact opne-–
men met een geautoriseerde Husqvarna garage.‑
7.4 Tachometer instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401909-01
–Beide toetsen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie knippert.UNIT
–Eén van de toetsen indrukken om de eenheid voor de snelheid te kiezen: kilo-UNIT
meter of mijl .KM/H M/H
401911-01
–5 seconden wachten.
Tachometer wisselt naar het volgende menupunt. Het pictogram knippert.
–Eén van de toetsen indrukken om de 24h- of 12h-indicatie voor de klok te kiezen.
7 TACHOMETER 22
401912-01
–5 seconden wachten.
Tachometer wisselt naar het volgende menupunt. Het pictogram knippert.
Tijd terugzetten
–Linker toets indrukken.
De waarde verlaagt.
Tijd vooruit zetten
–Rechter toets indrukken.
De waarde verhoogt.
401913-01
–5 seconden wachten.
Tachometer wisselt naar het volgende menupunt. Het pictogram knippert.
–Service instellen.
Voorgeschreven waarde
Eenmalige servicebeurt na 10 h
Service om de 20 h
Service-interval verkorten
–Linker toets indrukken.
De waarde verlaagt.
Service-interval verlengen
–Rechter toets indrukken.
De waarde verhoogt.
401914-01
Service-indicatie uitschakelen
–Linker toets ingedrukt houden.
Op het display verschijnt .off
7.5 Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld blijft de waarde bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.ODO
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401909-01
–Beide toetsen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie knippert.UNIT
–Eén van de toetsen indrukken om de eenheid voor de snelheid te kiezen: kilo-UNIT
meter of mijl .KM/H M/H
7 TACHOMETER 23
7.6 Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401911-01
–Beide toetsen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie knippert.UNIT
–Wachten totdat het menu voor de klok knippert.
–Eén van de toetsen indrukken om de 24h- of 12h-indicatie voor de klok te kiezen.
401912-01
–5 seconden wachten.
Tachometer wisselt naar het volgende menupunt. Het pictogram knippert.
Tijd terugzetten
–Linker toets indrukken.
De waarde verlaagt.
Tijd vooruit zetten
–Rechter toets indrukken.
De waarde verhoogt.
7.7 Service-indicatie instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
401913-01
–Beide toetsen 3-5 seconden ingedrukt houden.
Setupmenu wordt weergegeven. De indicatie knippert.UNIT
–Wachten totdat het menu voor de service-indicatie knippert.
–Service instellen.
Voorgeschreven waarde
Service om de 20 h
Service-interval verkorten
–Linker toets indrukken.
De waarde verlaagt.
Service-interval verlengen
–Rechter toets indrukken.
De waarde verhoogt.
401914-01
Service-indicatie uitschakelen
–Linker toets ingedrukt houden.
Op het display verschijnt .off
7 TACHOMETER 24
7.8 Snelheid, tijd en DST afstand 1
401901-01
–Eén van de toetsen indrukken tot op de tachometer weergegeven wordt.DST
KM/H M/Hof geeft de snelheid weer.
geeft de tijd weer.
DST geeft de afstand aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee tankstops.
Info
Als de waarde 39999,9 wordt overschreden, wordt automatisch gereset opDST
0,0.
Linker toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker toets 3 - 5
seconden indruk-
ken.
DST kan door het indrukken van de toetsen op een waarde tus-
sen 0,0 en 39999,9 worden ingesteld.
Rechter toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Rechter toets 3 - 5
seconden indruk-
ken.
DST wordt op 0,0 gereset.
7.9 Snelheid, tijd en DST2 afstand 2
401902-01
–Eén van de toetsen indrukken tot op de tachometer weergegeven wordt.DST2
KM/H M/Hof geeft de snelheid weer.
geeft de tijd weer.
DST2 geeft de afstand 2 aan sinds de laatste reset, bijvoorbeeld tussen twee tankstops.
Info
Als de waarde 39999,9 wordt overschreden, wordt automatisch geresetDST2
op 0,0.
Linker toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker toets 3 - 5
seconden indruk-
ken.
DST2 kan door het indrukken van de toetsen op een waarde
tussen 0,0 en 39999,9 worden ingesteld.
Rechter toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Rechter toets 3 - 5
seconden indruk-
ken.
DST2 wordt op 0,0 gereset.
7.10 AVG gemiddelde snelheid, ART rij-uren en ODO totale afstand
401903-01
–Eén van de toetsen indrukken tot , en op de tachometer weergege-AVG ART ODO
ven wordt.
AVG geeft de gemiddelde snelheid sinds de laatste reset aan.
ART geeft de rij-uren weer.
ODO geeft de totale afstand aan.
Linker toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Linker toets 3 - 5
seconden indruk-
ken.
STEEKSLEUTELPICTOGRAM geeft de resterende rij-uren aan
tot de volgende servicebeurt.
Rechter toets kort
indrukken.
Volgende weergavemodus
Rechter toets 3 - 5
seconden indruk-
ken.
AVG wordt op 0,0 gereset.
8 INBEDRIJFNAME 25
8.1 Aanwijzingen voor de eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallen Gevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
–Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letsel Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
–Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Draag
altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallen Beperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
–Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer-
baar worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Kritiek rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.
–Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.
–Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
–Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting
uitvallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Instabiel rijgedrag.
–Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
–Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
–Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde Husqvarna-garage.
U ontvangt het leveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
–Lees voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed door.
–Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
–Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 62)
(TE EU/AUS)
–Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 66)
(TE USA)
–Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 66)
–Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 70)x
–Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. ( pag. 93)x
–Oefen voordat u een grotere rit gaat maken eerst op een daarvoor geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van de
motorfiets.
Info
Geadviseerd wordt bij het rijden op het terrein iemand met een tweede voertuig mee te nemen om elkaar te assisteren.
8 INBEDRIJFNAME 26
–Probeer ook eens zo langzaam mogelijk en staand te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
–Maak geen ritten maken die uw vaardigheden en ervaring te boven gaan.
–Houd tijdens het rijden het stuur met beide handen vast en laat uw voeten op de voetsteunen rusten.
–Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden bevestigd, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet
gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Info
Motorfietsen zijn gevoelig voor veranderingen in de gewichtsverdeling.
–Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting in acht nemen.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Maximale asbelasting vooraan 145 kg
Maximale asbelasting achteraan 190 kg
–Spaakspanning controleren. ( pag. 78)
Info
Na een half uur rijden moet de spaakspanning worden gecontroleerd.
–Motor inrijden. ( pag. 26)
8.2 Motor inrijden
–Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
Tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
Tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
–Vol gas geven vermijden!
8.3 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig traject/terrein,
kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig
onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controleren of te vervangen.
–Luchtfilterbak afdichten. ( pag. 53)x
–Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 53)x
Info
Luchtfilter om de ca. 30 minuten controleren.
–Rubberen stuurcovers vastzetten. ( pag. 62)
–Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
–Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
–Rijden op droog zand. ( pag. 27)
–Rijden op nat zand. ( pag. 27)
–Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 28)
–Rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden. ( pag. 28)
–Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 29)
8 INBEDRIJFNAME 27
8.4 Voorbereidingen voor rijden op droog zand
600872-10
–Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
–Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
–Radiateurdop vervangen.
B00435-01
–Stofbescherming voor luchtfilter monteren.
Stofbescherming voor luchtfilter (77206920100)
Info
Montagehandleiding lezen.Husky Power
600871-01
–Zandbescherming voor luchtfilter monteren.
Zandbescherming voor luchtfilter (59006922000)
Info
Montagehandleiding lezen.Husky Power
–Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde Husqvarna-garage kan u adviseren over de juiste afstelling
van de carburateur.
600868-01
–Ketting reinigen.
–Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
–Radiateurlamellen reinigen.
–Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
– –Bij regelmatig gebruik in zand zuiger om de 10 rij-uren vervangen.
8.5 Voorbereidingen voor rijden op nat zand
600872-10
–Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
–Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
8 INBEDRIJFNAME 28
–Radiateurdop vervangen.
B00437-01
–Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921100)
Info
Montagehandleiding lezen.Husky Power
–Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde Husqvarna-garage kan u adviseren over de juiste afstelling
van de carburateur.
600868-01
–Ketting reinigen.
–Staalkettingwiel monteren.
Tip
Ketting niet smeren.
–Radiateurlamellen reinigen.
–Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.6 Voorbereidingen voor rijden op nat en modderig circuit
B00437-01
–Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921100)
Info
Montagehandleiding lezen.Husky Power
–Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde Husqvarna-garage kan u adviseren over de juiste afstelling
van de carburateur.
600868-01
–Staalkettingwiel monteren.
–Motorfiets reinigen. ( pag. 100)
–Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
8.7 Voorbereidingen voor rijden bij hoge temperatuur en langzaam rijden
600872-10
–Radiateurdop controleren.
Waarde op radiateurdop 1,8 bar
» Als de weergegeven waarde niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Waarschuwing
Gevaar voor brandwonden Koelmiddel wordt bij gebruik van de
motorfiets zeer heet en staat onder druk.
–Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het
koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsys-
teem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water
houden.
8 INBEDRIJFNAME 29
–Radiateurdop vervangen.
600868-01
–Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De transmissieolie wordt snel heet, als de koppeling wegens een te lange
secundaire overbrenging vaak moet worden bediend.
–Ketting reinigen.
–Radiateurlamellen reinigen.
–Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
–Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 87)
8.8 Voorbereidingen voor rijden bij lage temperaturen of sneeuw
B00437-01
–Waterbescherming voor luchtfilter monteren.
Waterbescherming voor luchtfilter (77206921100)
Info
Montagehandleiding lezen.Husky Power
–Carburateur en sproeiers afstellen.
Info
De geautoriseerde Husqvarna-garage kan u adviseren over de juiste afstelling
van de carburateur.
9 RIJ-INSTRUCTIES 30
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
–Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 96)
–Elektrische installatie controleren.
–Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 67)
–Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 71)
–Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 68)
–Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 72)
–De werking van het remsysteem controleren.
–Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 87)
–Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 57)
–Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 59)
–Kettingspanning controleren. ( pag. 58)
–Bandentoestand controleren. ( pag. 77)
–Bandenspanning controleren. ( pag. 78)
–Spaakspanning controleren. ( pag. 78)
–Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 43)
–Vorkpoten ontluchten. ( pag. 43)
–Luchtfilter controleren.
–Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.
–Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vastzitten controleren.
–Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
–Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motor Hoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
–Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stof-
fen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Stilstand van motorfiets voor meer dan 1 week
–Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 92)x
–Draaihendel op de brandstofkraan in stand draaien. (afbeelding L01603-10 pag. 17)ON
Nu kan er brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
–Motorfiets van standaard nemen.
–Versnelling in vrij schakelen.
(TE AUS)
–Noodstopschakelaar in de stand schakelen.
Motor koud
–Chokeknop tot de aanslag eruit trekken.
–E-starterknop indrukken of de kickstarter helemaal en krachtig intrappen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 31
Info
Geen gas geven.
9.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden het licht inschakelen. Zo wordt u door andere verkeersdeelnemers eerder gezien.
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhoog worden geklapt en met de rubberband geborgd zijn.
–Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gasgeven.
9.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Terugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
–Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan
blokkeren.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een
geautoriseerde Husqvarna-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
–Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppelings-
hendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
–Als de chokefunctie is geactiveerd moet u deze deactiveren als de motor warm is.
–Na het bereiken van de maximale snelheid door het volledig opdraaien van de gashendel, deze terugdraaien op ¾ gas. De snelheid
verlaagt dan nauwelijks, maar er wordt beduidend minder brandstof verbruikt.
–Altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken - abrupt opendraaien van de gashendel verhoogt het ver-
bruik.
–Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
–Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog
een keer schakelen.
–De motor uitzetten als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
≥2 min
–Voorkomen dat de koppeling vaak en gedurende langere tijd gaat slepen. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de
motor en het koelsysteem.
–Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en een slepende koppeling.
9.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Te sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.
–De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
–Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde Husqvarna-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door nat of vervuild remsysteem.
–Vervuild of nat remsysteem voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
–Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet vooral de achterwielrem worden gebruikt.
9 RIJ-INSTRUCTIES 32
–Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij dient u afhankelijk van uw snelheid naar een lagere ver-
snelling te schakelen.
9.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstal Gebruik door onbevoegde personen.
–Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Sommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
–Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remsysteem niet aanraken. De onderdelen eerst
laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
–Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
–Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaal Beschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
–De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten wanneer deze op de zijstan-
daard staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
–Motorfiets afremmen.
–Versnelling in vrij schakelen.
(TE EU/AUS)
–Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
(TE USA)
–Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
–Draaihendel op de brandstofkraan in stand draaien. (afbeelding L01603-10 pag. 17)OFF
–Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
9.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
–Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Aanwijzing
Gevaar voor brand Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
–Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig
leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
401475-01
–Motor uitzetten.
–Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen
tegen omvallen en wegrollen.
9 RIJ-INSTRUCTIES 33
9.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
–Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
–Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor
het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
–Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
–Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
–Motor uitzetten.
–Tankdop openen. ( pag. 16)
A
400382-10
–Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat .
Voorgeschreven waarde
Maat 35 mm
Brandstoftankin-
houd totaal ca.
10,7 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
( pag. 120)
Motorolie 2-takt ( pag. 119)
–Tankdop sluiten. ( pag. 17)
10 SERVICESCHEMA 34
10.1 Serviceschema
om de 40 rij-uren / na iedere race
om de 20 rij-uren
Controleren of de elektrische installatie werkt. ● ●
Accu controleren en laden. (TE 250/300)x● ●
Transmissieolie verversen. ( pag. 96)x● ●
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 68) ● ●
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 72) ● ●
Remschijven controleren. ( pag. 67) ● ●
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 71) ● ●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 70) ● ●
Frame en achterbrug controleren. x● ●
Achterbrugophanging controleren. x●
Zwenklager op schokdemper boven en onder controleren. x● ●
Bandentoestand controleren. ( pag. 77) ● ●
Bandenspanning controleren. ( pag. 78) ● ●
Wiellagers op speling controleren. x● ●
Wielnaven controleren. x● ●
Velgslag controleren. x● ●
Spaakspanning controleren. ( pag. 78) ● ●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 59) ● ●
Kettingspanning controleren. ( pag. 58) ● ●
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakkelijk bewegen. x● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 63) ● ●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 67) ● ●
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 66) ● ●
Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 48) ● ●
Bougie en bougiedop vervangen. x● ●
Inlaatmembraan controleren. x● ●
Uitlaatregeling op goede werking en soepelheid controleren. x●
Koppeling controleren. x●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten controleren op scheuren, dichtheid
en correcte legging. x● ●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 86) ● ●
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x● ●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling. ● ●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 53)x● ●
Glasvezelvulling van de einddemper vervangen. ( pag. 54)x● ●
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x● ●
Koplampstand controleren. ( pag. 84) ● ●
Stationair controleren. ● ●
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ● ●
Service op Husqvarna Dealer.net invoeren en noteren in het serviceboekje. x● ●
●Periodiek interval
10 SERVICESCHEMA 35
10.2 Servicewerkzaamheden (als aanvullende opdracht)
jaarlijks
om de 80 rij-uren / om de 40 rij-uren na gebruik voor sportdoeleinden
om de 40 rij-uren
Remvloeistof van de voorwielrem vervangen. x●
Remvloeistof van de achterwielrem vervangen. x●
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 64)x●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 49)x●
Carburateurcomponenten controleren/instellen. x● ●
Voorvorkservice uitvoeren. x● ●
Schokdemperservice uitvoeren. x● ●
Starttandwiel controleren. (TE 250/300)x● ●
Zuiger vervangen en cilinder controleren. (TE 125)x● ●
Zuiger vervangen en cilinder controleren. (TE 250/300)x●
Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen. x●
Aandrijving en versnelling controleren. x●
Alle motorlagers vervangen. x●
●Periodiek interval
11 CHASSIS AFSTELLEN 36
11.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
–Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om beschadiging
aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te voorkomen moet de basisinstel-
ling van de veringscomponenten passen bij het bestuurdersgewicht.
–Husqvarna-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld op het standaardge-
wicht van een bestuurder (met complete beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard rijgewicht 75… 85 kg
–Als het bestuurdersgewicht buiten dit bereik ligt moet de basisinstelling van de
veringscomponenten worden aangepast.
–Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van de veervoorspan-
ning worden gecompenseerd, bij grotere afwijkingen moeten aangepaste veren wor-
den gemonteerd.
11.2 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in
het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
11.3 Ingaande demping low speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
–De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
Husqvarna-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
L01620-10
–Stelschroef met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste
voelbare klik.
Info
Schroef niet losdraaien!
–Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
11 CHASSIS AFSTELLEN 37
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed (TE 125)
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Ingaande demping low speed (TE 250/300)
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
11.4 Ingaande demping high speed voor schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
–De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
Husqvarna-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
L01620-11
–Stelschroef met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef niet losdraaien!
–Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed (TE 125)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Ingaande demping high speed (TE 250/300)
Comfort 2,5 omwentelingen
Standaard 2 omwentelingen
Sport 1,5 omwentelingen
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping.
11.5 Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
–De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
Husqvarna-garage is u graag van dienst.)
11 CHASSIS AFSTELLEN 38
L01669-12
–Stelschroef met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
–Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (TE 125)
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
Uitgaande demping (TE 250/300)
Comfort 20 klikken
Standaard 18 klikken
Sport 16 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
11.6 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
0
0
0
0
00A
400988-10
Hoofdwerk
–Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achterwielas en een vast punt
meten - bijv. een markering aan de zijbekleding.
–Waarde als maat noteren.
Nawerk
–Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.7 Statische veerweg schokdemper controleren
0
0
0
0
00A
A
0
0
0
00BB
400989-10
–Maat achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 38)
–De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop houden.
–Opnieuw de afstand meten tussen de achterwielas en het vaste punt.
–Waarde als maat noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat en .
–Statische veerweg controleren.
Statische veerweg (TE 125) 30 mm
Statische veerweg (TE 250/300) 30 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat:
–Veervoorspanning van de schokdemper instellen. ( pag. 39)x
11 CHASSIS AFSTELLEN 39
11.8 Dynamische veerweg schokdemper controleren
0
0
0
0
00AA
0
0
0
0
00CC
400990-10
–Maat achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 38)
–Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met
volledige beschermende kleding in een normale zitpositie (voeten op de voetsteunen)
op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
–Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achterwielas en het
vaste punt.
–Waarde als maat noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat en .
–Dynamische veerweg controleren.
Voorgeschreven waarde
Dynamische veerweg (TE 125) 100 mm
Dynamische veerweg (TE 250/300) 100 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
–Dynamische veerweg instellen. ( pag. 40)x
11.9 Veervoorspanning schokdemper instellen x
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallen Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
–De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde
Husqvarna-garage is u graag van dienst.)
Info
Voordat u de veervoorspanning wijzigt moet u de momentele instelling noteren - bijv. de veerlengte meten.
Voorwerk
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
–Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
–Einddemper demonteren. ( pag. 54)
–Schokdemper demonteren. ( pag. 50)x
–Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
401025-10
Hoofdwerk
–Schroef losdraaien.
–Stelring draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T106S)
–Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
–Veer door het draaien van de stelring op de aangegeven maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning (TE 125) 13 mm
Veervoorspanning (TE 250/300) 10 mm
Info
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg kan een hogere of lagere
veervoorspanning nodig zijn.
–Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stelring schokdemper M5 5 Nm
11 CHASSIS AFSTELLEN 40
Nawerk
–Schokdemper monteren. ( pag. 51)x
–Einddemper monteren. ( pag. 54)
–Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 55)
–Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.10 Dynamische veerweg instellen x
Voorwerk
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
–Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
–Einddemper demonteren. ( pag. 54)
–Schokdemper demonteren. ( pag. 50)x
–Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
–Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante (TE 125)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 48 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 54 N/mm
Veerconstante (TE 250/300)
Gewicht bestuurder: 65… 75 kg 51 N/mm
Gewicht bestuurder: 75… 85 kg 54 N/mm
Gewicht bestuurder: 85… 95 kg 57 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de veer.
Nawerk
–Schokdemper monteren. ( pag. 51)x
–Einddemper monteren. ( pag. 54)
–Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 55)
–Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
–Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 38)
–Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 39)
–Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 37)
11.11 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
–Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen net als bij de schokdemper
door de veervoorspanning worden gecompenseerd.
–Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het inveren) moeten
beslist hardere vorkveren worden gemonteerd om beschadiging van voorvork en
frame te voorkomen.
11 CHASSIS AFSTELLEN 41
11.12 Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
C00559-10
–Witte stelschroef tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker voor-
poot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot (witte stel-COMP
schroef). De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef).
–Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping (TE 125)
Comfort 15 klikken
Standaard 13 klikken
Sport 11 klikken
Ingaande demping (TE 250/300)
Comfort 15 klikken
Standaard 13 klikken
Sport 11 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het inveren.
11.13 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
L01616-10
–Rode stelschroef tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
De stelschroef bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechter voor-
poot.
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot (witte stel-COMP
schroef). De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot REB (rode
stelschroef).
–Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping (TE 125)
Comfort 15 klikken
Standaard 13 klikken
Sport 11 klikken
Uitgaande demping (TE 250/300)
Comfort 15 klikken
Standaard 13 klikken
Sport 11 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver-
laagt de demping bij het uitveren.
11 CHASSIS AFSTELLEN 42
11.14 Stuurpositie
800116-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boorgaten op een afstand van elkaar.
Afstand boorgaten A 15 mm
De boorgaten op de stuuradapter zijn op een afstand van het midden geplaatst.
Afstand boorgaten B 3,5 mm
Het stuur kan in 4 verschillende posities worden gemonteerd. Daardoor is het mogelijk,
het stuur in de voor de bestuurder meest aangename positie te zetten.
11.15 Stuurpositie instellen x
0
0
0
0
002
0
0
0
0011
0
0
0
0
0022
11
B00375-10
–Schroeven verwijderen. Stuurplaten verwijderen. Stuur verwijderen en opzij leg-
gen.
Info
Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
–Schroeven verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
–Stuuradapters in de gewenste positie zetten. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuuradapter M10 40 Nm Loctite®243™
Info
Stuuradapters links en rechts gelijkmatig positioneren.
–Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden gelegd.
–Stuurplaten positioneren. Schroeven monteren en gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 43
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
401942-01
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omval-
len.
–Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
–Motorfiets aan frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (81329955000)
De wielen mogen de grond niet meer aanraken.
–Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadiging Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
–Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
401943-10
–Motorfiets van hefbok nemen.
–Hefbok verwijderen.
–Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard met de voet naar de bodem
uitklappen en met de motorfiets belasten.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhoog worden geklapt en met de
rubberband geborgd zijn.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
L01621-10
Hoofdwerk
–Ontluchtingsschroeven losdraaien.
Eventueel aanwezige overdruk verdwijnt uit de binnenruimte van de voorvork.
–Ontluchtingsschroeven monteren en vastdraaien.
Nawerk
–Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
–Voorvorkprotector losmaken. ( pag. 44)
C00563-10
Hoofdwerk
–Vuilschraper van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnenpoot af. In de loop
van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervui-
ling niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende oliekeerringen gaan
lekken.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 44
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de
remschijven.
–Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met
een remmenreiniger.
–Vuilschraper en de binnenpoot van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
–Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.
–Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
–Voorvorkprotector positioneren. ( pag. 44)
–Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
12.5 Voorvorkprotector losmaken
C00564-10
–Schroeven verwijderen en klem verwijderen.
–Schroeven aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector omlaag schuiven.
–Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector omlaag schuiven.
12.6 Voorvorkprotector positioneren
C00564-11
–Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
–Remkabel en klem positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
–Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12.7 Vorkpoten demonteren x
Voorwerk
–Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
–Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 82)
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
–Voorwiel demonteren. ( pag. 75)x
C00577-10
Hoofdwerk
–Schroeven verwijderen en klem verwijderen.
–Kabelbinder verwijderen.
–Schroeven verwijderen en remklauw verwijderen.
–Remklauw met remkabel spanningsloos opzij hangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 45
L01667-10
–Schroeven losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
–Schroeven losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
12.8 Vorkpoten monteren x
L01622-10
Hoofdwerk
–Vorkpoten positioneren.
Info
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode stelschroef).
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot (witte stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven naar voren positioneren.
L01667-11
–Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
–Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
C00578-10
–Remklauw positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw vooraan M8 25 Nm Loctite®243™
–Kabelbinder monteren.
–Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Nawerk
–Voorwiel monteren. ( pag. 75)x
–Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 83)
–Koplampstand controleren. ( pag. 84)
12.9 Voorvorkprotector demonteren x
Voorwerk
–Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
–Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 82)
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
–Voorwiel demonteren. ( pag. 75)x
–Vorkpoten demonteren. ( pag. 44)x
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 46
101327-10
Hoofdwerk
–Schroeven aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar boven toe
verwijderen.
–Schroeven aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotector naar boven toe ver-
wijderen.
12.10 Voorvorkprotector monteren x
101327-10
Hoofdwerk
–Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
–Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
–Vorkpoten monteren. ( pag. 45)x
–Voorwiel monteren. ( pag. 75)x
–Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 83)
–Koplampstand controleren. ( pag. 84)
12.11 Onderste kroonplaat demonteren x
Voorwerk
–Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
–Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 82)
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
–Voorwiel demonteren. ( pag. 75)x
–Vorkpoten demonteren. ( pag. 44)x
–Spatbord vooraan demonteren. ( pag. 49)
L01624-10
Hoofdwerk
–Schroef verwijderen. Schroef verwijderen, bovenste kroonplaat met stuur ver-
wijderen en opzij leggen.
Info
Motorfiets en aanbouwdelen door afdekken beschermen tegen beschadigin-
gen.
Kabels en leidingen niet knikken.
L01623-10
–Keerring verwijderen. Beschermring verwijderen.
–Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
–Bovenste balhoofdlager verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 47
12.12 Onderste kroonplaat monteren x
B01632-10
Hoofdwerk
–Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 121)
–Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.
–Controleren of de balhoofdafdichting boven correct is gepositioneerd.
–Beschermring en keerring erop schuiven.
L01625-10
–Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
–Schroef monteren, maar nog niet vastdraaien.
–Koppelingskabel met kabelgeleiding monteren.
L01628-10
–Vorkpoten positioneren.
Info
De uitgaande demping bevindt zich aan rechter vorkpoot (rode stelschroef).
De ingaande demping bevindt zich aan de linker vorkpoot (witte stelschroef).
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn aan de zijkant groeven inge-
freesd. De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de bovenkant
van de bovenste kroonplaat worden afgesloten.
De ontluchtingsschroeven naar voren positioneren.
L01670-10
–Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
L01626-10
–Schroef vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 48
L01627-10
–Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite®243™
L01670-11
–Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
C00578-11
–Remklauw positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw vooraan M8 25 Nm Loctite®243™
–Kabelbinder monteren.
–Remkabel, kabelboom en klem positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
–Spatbord vooraan monteren. ( pag. 50)
–Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 83)
–Voorwiel monteren. ( pag. 75)x
Nawerk
–Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen
bewegen en of ze goed zijn gelegd.
–Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 48)
–Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
12.13 Balhoofdlagerspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Onveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.
–Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde Husqvarna-garage is u graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerzittingen in
het frame.
Voorwerk
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
400738-11
Hoofdwerk
–Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij het balhoofdlager.
» Als er een voelbare speling optreedt:
–Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 49)x
–Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet makkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen
geen blokkeringen worden gevoeld.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 49
» Als blokkeringen voelbaar zijn:
–Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 49)x
–Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
–Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
12.14 Balhoofdlagerspeling instellen x
Voorwerk
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
L01629-10
Hoofdwerk
–Schroeven losdraaien. Schroef verwijderen.
–Schroef losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd boven M20x1,5 12 Nm
–Klop met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat om spanning te
voorkomen.
–Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
–Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis boven M8 17 Nm Loctite®243™
Nawerk
–Balhoofdlagerspeling controleren. ( pag. 48)
–Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
12.15 Balhoofdlager smeren x
800010-10
–Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 46)x
–Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 47)x
12.16 Spatbord vooraan demonteren
Voorwerk
–Alle stroomverbruikers uitschakelen en motor afzetten.
–Koplampkap met koplamp demonteren. ( pag. 82)
C00596-10
Hoofdwerk
–Stekkerverbindingen van richtingaanwijzers loskoppelen.
–Schroeven verwijderen.
–Remkabel en kabelboom uit de remkabelgeleiding nemen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 50
C00572-12
–Schroeven verwijderen. Spatbord verwijderen.
12.17 Spatbord vooraan monteren
C00572-11
Hoofdwerk
–Spatbord vooraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
C00596-11
–Remkabel en kabelboom in de remkabelgeleiding positioneren.
–Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
–Stekkerverbindingen van richtingaanwijzers verbinden.
Nawerk
–Koplampkap met koplamp monteren. ( pag. 83)
–Koplampstand controleren. ( pag. 84)
12.18 Schokdemper demonteren x
Voorwerk
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
–Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
–Einddemper demonteren. ( pag. 54)
L01669-10
Hoofdwerk
–Schroef verwijderen.
–Schroef verwijderen.
L01668-10
–Haakse hendel naar achteren duwen.
–Verbindingshendel omlaag duwen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 51
L01664-11
–Schroef verwijderen.
–Schokdemper naar boven toe verwijderen.
12.19 Schokdemper monteren x
L01664-10
Hoofdwerk
–Schokdemper van boven af invoegen.
–Schokdemper positioneren.
–Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
boven
M10 60 Nm Loctite®2701™
L01669-11
–Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
–Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindingshendel aan haakse
hendel
M14x1,5 80 Nm
–Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schokdemper
onder
M10 60 Nm Loctite®2701™
Nawerk
–Einddemper monteren. ( pag. 54)
–Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 55)
–Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
12.20 Zadel verwijderen
B01819-10
–Schroeven in de grepen links en rechts verwijderen.
–Het zadel achteraan optillen, naar achteren trekken en dan naar boven toe verwijde-
ren.
12.21 Zadel monteren
L01630-01
–Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank vasthaken, achteraan neerlaten
en tegelijkertijd naar voren schuiven.
–Erop letten of het zadel goed vergrendeld is.
–Schroeven voor de bevestiging van het zadel monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 52
12.22 Luchtfilterbakafdekking demonteren
L01631-10
–Klembeugel losmaken, luchtfilterbakafdekking in de bereiken en naar de
zijkant toe eraf trekken en naar achteren toe verwijderen.
12.23 Luchtfilterbakafdekking monteren
602512-10
–Luchtfilterbakafdekking en klembeugel positioneren. Luchtfilterbakafdekking
bij en vergrendelen.
–Klembeugel vergrendelen.
12.24 Luchtfilter demonteren x
Aanwijzing
Beschadiging van de motor Ongefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
–Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een hogere
slijtage tot gevolg.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
–Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Voorwerk
–Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 52)
L01632-10
Hoofdwerk
–Luchtfilterbeugel in stand naar het luchtfilter duwen, tegelijkertijd aan
het einde losmaken. Luchtfilterbeugel opzij zwenken en luchtfilter met
luchtfilterhouder verwijderen.
–Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
12.25 Luchtfilter monteren x
101351-10
Hoofdwerk
–Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
–Luchtfilter in het bereik smeren met vet.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 53
L01632-11
–Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met luchtfilterbeugel in het
bereik vastzetten.
Pijl markering wijst omhoog.UP
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is kunnen stof en vuil in de
motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
–Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 52)
12.26 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
–Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
–Afdekking van de luchtfilterbak demonteren. ( pag. 52)
–Luchtfilter demonteren. ( pag. 52)x
L00944-10
Hoofdwerk
–Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
–Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
–Luchtfilterbak reinigen.
–Controleren of de carburateurmanchette niet is beschadigd en goed vastzit.
Nawerk
–Luchtfilter monteren. ( pag. 52)x
–Afdekking van de luchtfilterbak monteren. ( pag. 52)
12.27 Luchtfilterbak afdichten x
401559-01
–Luchtfilterbak in gemarkeerd bereik afdichten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 54
12.28 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Het uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
–Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Voorwerk
–Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
L01633-10
Hoofdwerk
–Schroeven verwijderen.
–Einddemper aan de rubbermof van het bochtstuk trekken.
12.29 Einddemper monteren
L01634-10
Hoofdwerk
–Einddemper met de rubbermof monteren.
–Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Nawerk
–Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 55)
12.30 Glasvezelvulling einddemper vervangen x
Waarschuwing
Gevaar voor verbranding Het uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
–Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van de glasvezelvulling naar buiten, de demper "brandt" uit.
Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogensgrafiek.
Voorwerk
–Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
–Einddemper demonteren. ( pag. 54)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 55
B00486-10
Hoofdwerk
–Schroeven verwijderen. Binnenbuis eruit trekken.
–Glasvezelvulling van de binnenbuis trekken.
–Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen.
–Nieuwe glasvezelvulling op de binnenbuis monteren.
–Buitenbuis over binnenbuis met de nieuwe glasvezelvulling schuiven.
–Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Nawerk
–Einddemper monteren. ( pag. 54)
–Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 55)
12.31 Zijbekleding rechts demonteren
L01635-10
–Schroef verwijderen.
–Zijbekleding in bereik naar de zijkant toe eraf trekken en naar achteren toe verwij-
deren.
12.32 Zijbekleding rechts monteren
L01635-10
–Zijbekleding positioneren en in bereik vergrendelen.
–Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
12.33 Brandstoftank demonteren x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
–Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
–Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor
het tanken van brandstof in acht nemen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 56
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
–Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen. Brandstof volgens de voor-
schriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
Voorwerk
–Zadel verwijderen. ( pag. 51)
B01808-12
Hoofdwerk
–Draaihendel op de brandstofkraan in stand draaien.OFF
(afbeelding L01603-10 pag. 17)
–Brandstofslang eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof uitstromen.
(TE EU/AUS)
–Stekkers van de claxon loskoppelen.
–Schroeven met claxon en flensbussen verwijderen.
(TE USA)
–Schroeven met flensbussen verwijderen.
L01637-11
–Schroef met rubberbus verwijderen.
–Slang van de brandstoftankontluchting trekken.
B01810-01
–Beide spoilers naar de zijkant van de radiateurbevestiging trekken en brandstoftank
naar boven toe verwijderen.
12.34 Brandstoftank monteren x
Gevaar
Gevaar voor brand Brandstof is licht ontvlambaar.
–Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
–Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Aanwijzingen voor
het tanken van brandstof in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftiging Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
–Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact
met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Verontreinigde huid meteen reinigen met water en zeep. Als
brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Met brandstof verontreinigde kleding wisselen.
Voorwerk
–Zadel verwijderen. ( pag. 51)
–Brandstoftank demonteren. ( pag. 55)x
–Legging van de gaskabel controleren. ( pag. 61)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 57
L01671-10
Hoofdwerk
–Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de radiateurbevesti-
ging vasthaken.
–Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.
L01637-10
–Slang voor brandstoftankontluchting erop steken.
–Schroef met rubberbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
B01808-10
(TE EU/AUS)
–Schroeven met claxon en flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
(TE USA)
–Schroeven met flensbussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
–Brandstofslang aansluiten
Nawerk
–Zadel monteren. ( pag. 51)
12.35 Kettingvervuiling controleren
400678-01
–Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
–Ketting reinigen. ( pag. 57)
12.36 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Smeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
–Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
–Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig reinigen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
–Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 58
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
–Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.
12.37 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
–Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te
los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen.
Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
B01806-10
Hoofdwerk
–Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven duwen en de kettingspan-
ning bepalen.
Info
Het onderste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschil-
lende plekken van de ketting worden herhaald.
Kettingspanning 55… 58 mm
» Als de kettingspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
–Kettingspanning instellen. ( pag. 58)
Nawerk
–Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
12.38 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
–Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de versnellingsbak en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de versnelling breken. Als de ketting echter te
los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen.
Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig instellen.
Voorwerk
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
–Kettingspanning controleren. ( pag. 58)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 59
B01805-10
Hoofdwerk
–Moer losdraaien.
–Moeren losdraaien.
–Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 55… 58 mm
Stelschroeven links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner in dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen . Zo
is het achterwiel correct is uitgelijnd.
–Moeren vastdraaien.
–Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven liggen.
–Moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achteraan M20x1,5 80 Nm
Info
Door een groter instelbereik van de kettingspanner (32 mm) kunnen bij gelijke
kettinglengte verschillende secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners kunnen 180° worden gedraaid.
Nawerk
–Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
12.39 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
–Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
400227-01
Hoofdwerk
–Versnelling in vrij schakelen.
–Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
–Aandrijfset vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor-
den vervangen.
400987-10
–Aan het bovenste deel van de ketting met het aangegeven gewicht trekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting kettingslijtage 10… 15 kg
–De afstand van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet de meting op verschil-
lende plekken van de ketting worden herhaald.
Maximale afstand op het langste
punt van de ketting
272 mm
» Als de afstand groter is dan de aangegeven maat:
–Aandrijfset vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moet ook het kettingwiel
en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 60
L01639-10
–Bovenste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
het bovenste glijblok bevindt:
–Bovenste glijblok vervangen. x
–Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.
» Als het bovenste glijblok loszit:
–Bovenste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste glij-
blok
M6 6 Nm Loctite®243™
L01640-10
–Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
–Onderste glijblok vervangen. x
–Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
–Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
400985-01
–Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de kettinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is versleten:
–Kettinggeleiding vervangen. x
B01634-01
–Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Wanneer de kettinggeleiding loszit:
–Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Nawerk
–Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 61
12.40 Frame controleren x
401799-01
–Controleren of het frame scheuren heeft of vervormd is.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking scheuren of vervormingen
heeft:
–Frame vervangen. x
Info
Een frame dat door een mechanisch krachtinwerking is beschadigd,
moet altijd worden vervangen. Husqvarna staat niet toe dat frames
worden gerepareerd.
12.41 Achterbrug controleren x
401520-01
–Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
–Achterbrug vervangen. x
Info
Een beschadigde achterbrug moet altijd worden vervangen. Husq-
varna staat niet toe dat de achterbrug worden gerepareerd.
12.42 Gaskabellegging controleren
Voorwerk
–Zadel verwijderen. ( pag. 51)
–Brandstoftank demonteren. ( pag. 55)x
L01700-10
Hoofdwerk
(TE 125)
–Legging van de gaskabel controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, links aan de bovenste fra-
mebuis, naar de carburateur zijn gelegd.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
–Gaskabel correct leggen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 62
L01641-10
(TE 250/300)
–Legging van de gaskabel controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, links aan de bovenste fra-
mebuis, naar de carburateur zijn gelegd.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
–Gaskabel correct leggen.
Nawerk
–Brandstoftank monteren. ( pag. 56)x
–Zadel monteren. ( pag. 51)
12.43 Rubberen stuurcover controleren
401197-01
–Controleren of de rubberen stuurcovers aan het stuur niet zijn beschadigd en versle-
ten en goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd, versleten of loszit:
–Rubberen stuurcover vervangen en vastzetten.
Lijm voor rubberen stuurcover (00062030051) ( pag. 121)
12.44 Rubberen stuurcover vastzetten
Voorwerk
–Rubberen stuurcover controleren. ( pag. 62)
401198-01
Hoofdwerk
–Rubberen stuurcover met borgdraad op twee punten vastzetten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De in elkaar gedraaide draadeinden wijzen van de handvlakken weg en zijn naar
de rubberen stuurcover gebogen.
12.45 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
L01701-10
(TE 125)
–Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef aan de grootte
van de hand aanpassen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 63
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelings-
hendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelings-
hendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
C00530-11
(TE 250/300)
–Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef aan de grootte
van de hand aanpassen.
Info
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de koppelings-
hendel dichter bij het stuur te staan.
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelings-
hendel verder van het stuur af te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.46 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
L01702-10
(TE 125)
–Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale stand zetten.
–Schroeven verwijderen.
–Deksel met membraan verwijderen.
–Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
–Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 119)
–Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
B01538-10
(TE 250/300)
–Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale stand zetten.
–Schroeven verwijderen.
–Deksel met membraan verwijderen.
–Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenkant
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
–Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 119)
–Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 64
12.47 Vloeistof hydraulische koppeling verversen x
Waarschuwing
Gevaar voor het milieu Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
–Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
L01702-10
(TE 125)
–Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale stand zetten.
–Schroeven verwijderen.
–Deksel met membraan verwijderen.
L01705-10
–Ontluchtingsspuit vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Hydraulische olie (15) ( pag. 119)
–De ontluchtingsschroef van de koppelingsactuator verwijderen en ontluch-
tingsspuit monteren.
L01703-10
–Vervolgens spuit u zolang vloeistof in het systeem totdat het er door boring
van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
–Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzui-
gen zodat deze niet overloopt.
–Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
–Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant
reservoir
4 mm
–Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
B01538-10
(TE 250/300)
–Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in hori-
zontale stand zetten.
–Schroeven verwijderen.
–Deksel met membraan verwijderen.
L01645-10
–Ontluchtingsspuit vullen met geschikte vloeistof.
Ontluchtingsspuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 119)
–De ontluchtingsschroef van de koppelingsactuator verwijderen en ontluch-
tingsspuit monteren.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 65
B01540-10
–Vervolgens spuit u zolang vloeistof in het systeem totdat het er door boring
van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.
–Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzui-
gen zodat deze niet overloopt.
–Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.
–Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan bovenkant
reservoir
4 mm
–Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
12.48 Motorbescherming demonteren
L01704-10
(TE 125)
–Snelsluiting tegen de klok in draaien, totdat deze losspringt. Motorbescher-
ming verwijderen.
L01644-10
(TE 250/300)
–Snelsluiting tegen de klok in draaien, totdat deze losspringt. Motorbescher-
ming verwijderen.
12.49 Motorbescherming monteren
L01704-10
(TE 125)
–Motorbescherming achteraan aan frame vasthaken en vooraan naar boven
zwenken.
–Snelsluiting tot de aanslag met de klok mee draaien.
L01644-10
(TE 250/300)
–Snelsluiting tot de aanslag met de klok mee draaien.
–Motorbescherming achteraan aan frame vasthaken en vooraan naar boven
zwenken.
13 REMSYSTEEM 66
13.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
–Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.
L01665-11
(TE USA)
–Remhendel naar voren duwen en vrije slag controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm≥
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
–Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 66)
L01665-12
(TE EU/AUS)
–Remhendel naar het stuur duwen en vrije slag controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm≥
» Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
–Vrije slag van de remhendel instellen. ( pag. 66)
13.2 Vrije slag remhendel instellen (TE EU/AUS)
L01665-10
–Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 66)
–Vrije slag van de remhendel met de stelschroef instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, wordt de vrije slag klei-
ner. Het drukpunt verwijdert zich van het stuur.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid wordt de vrije slag groter.
Het drukpunt komt dichter bij het stuur.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Uitgangspositie remhendel instellen (TE USA)
L01665-10
–Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 66)
–Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef aan de grootte van de hand
aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de remhendel ver-
der van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid, komt de remhendel dich-
ter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
13 REMSYSTEEM 67
13.4 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
–Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde Husqvarna-garage is u graag van dienst.)
A
A
A
A
A
400257-10
–Op meerdere plekken controleren of de dikte van de remschijven voor- en achteraan
gelijk is aan maat .
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak van
de remplaketten verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
vooraan 2,5 mm
achteraan 3,5 mm
» Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde:
–Remschijf vervangen.
–Remschijven voor- en achteraan controleren op beschadiging, scheuren en vervor-
ming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
–Remschijf vervangen.
13.5 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
–Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in het
remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde Husqvarna-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.
–Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde Husqvarna-garage is u graag
van dienst.)
L01647-10
–Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
–Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas .
» Als het remvloeistofpeil onder de markering is gedaald:
–Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. ( pag. 67)x
13.6 Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Uitvallen van het remsysteem.
–Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig ver-MIN
sleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde Husqvarna-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Huidirritaties Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
–Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
–Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
–Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Produktspezifikationen
Marke: | Husqvarna |
Kategorie: | Motor |
Modell: | TE 250 (2014) |
Brauchst du Hilfe?
Wenn Sie Hilfe mit Husqvarna TE 250 (2014) benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten
Bedienungsanleitung Motor Husqvarna
16 Oktober 2024
11 Oktober 2024
8 Oktober 2024
9 September 2024
28 August 2024
20 August 2024
17 August 2024
16 August 2024
16 August 2024
15 August 2024
Bedienungsanleitung Motor
- Motor Juki
- Motor Yamaha
- Motor Mitsubishi
- Motor Metabo
- Motor Mercedes-Benz
- Motor Beta
- Motor Kettler
- Motor BMW
- Motor Honda
- Motor Aprilia
- Motor Ducati
- Motor Bodycraft
- Motor Reebok
- Motor KTM
- Motor Milwaukee
- Motor Benelli
- Motor Suzuki
- Motor Triumph
- Motor GasGas
- Motor Hero
- Motor Kawasaki
- Motor Cagiva
- Motor Harley-Davidson
- Motor Texas
- Motor Bajaj
- Motor Derbi
- Motor Emco
- Motor Joy-it
- Motor Moto Guzzi
- Motor MV Agusta
- Motor Piaggio
- Motor Ridley
- Motor SMC
- Motor Victory
- Motor Zero
- Motor Hyosung
- Motor Sherco
- Motor Indian
- Motor Mash
- Motor Royal Enfield
- Motor Anova
- Motor Mahindra
- Motor CRRCpro
- Motor TVS
Neueste Bedienungsanleitung für -Kategorien-
16 Oktober 2024
15 Oktober 2024
15 Oktober 2024
14 Oktober 2024
14 Oktober 2024
13 Oktober 2024
13 Oktober 2024
12 Oktober 2024
12 Oktober 2024
10 Oktober 2024