Fiat SEICENTO Bedienungsanleitung
Fiat
Personenwagen
SEICENTO
Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Fiat SEICENTO (156 Seiten) in der Kategorie Personenwagen. Dieser Bedienungsanleitung war für 16 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet
Seite 1/156

FIAT
SEICENTO
603.45.266 NL
INSTRUCTIEBOEK

1
Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Seicento.
Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel van uw Seicento leert kennen en u uw auto op de
juiste manier zult gebruiken.
Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden.
Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw
Seicento volledig te benutten. Bovendien zult u belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid en die van de
andere inzittenden, het in conditie houden van de auto en milieubewust autorijden.
In de SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING vindt u naast het schema voor het geprogrammeerde onderhoud:
• het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden
• een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.
Veel leesplezier en goede reis!
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de Seicento beschreven worden,
dient u de informatie aan te houden die betrekking heeft op de versie, de motoruitvoering
en het uitrustingsniveau van de auto die u gekocht hebt.

2
WEGWIJS IN UW AUTO
VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN
Veiligheid en respect voor het milieu zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de Seicento.
Dankzij deze opvatting kon de Seicento strenge veiligheidstests het hoofd bieden en goed doorstaan. De Seicento
voldoet daarmee aan de hoogste eisen in zijn klasse. Bovendien is deze auto, naar alle waarschijnlijkheid, al voor-
bereid op de toekomstige normen.
Daarnaast is de Seicento door het doorlopende onderzoek naar nieuwe en doeltreffende bijdragen aan het behoud
van het milieu, een auto die navolging verdient.
Alle uitvoeringen zijn uitgerust met emissiereductiesystemen die bijdragen aan de bescherming van het milieu
en waarmee de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen lager is dan de nu geldende normen.
De Seicento is niet alleen een milieubewuste auto tijdens het gebruik, maar ook daarna. Fiat heeft hard gewerkt
een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling. Aan het einde van zijn lange levensduur kan de Seicento
eenvoudig ontmanteld en al zijn onderdelen gerecycleerd worden. Voor de natuur betekent dat een groot
voordeel: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder nieuwe grondstoffen nodig.

3
WEGWIJS IN UW AUTO
De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje waar we extra
aandacht voor vragen.
Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk onderwerp het
gaat:
SIGNALEN VOOR EEN CORRECT GEBRUIK
Veiligheid van de inzittenden.
Attentie. Het niet of gedeeltelijk op-
volgen van deze instructies kan gevaar
opleveren voor de inzittenden.
Bescherming van het milieu.
Aanwijzing voor het juiste gedrag,
zodat het gebruik van de auto zo min
mogelijk schade aan het milieu
oplevert.
Conditie van de auto.
Attentie. Het niet of gedeeltelijk
opvolgen van deze instructies schaadt
de conditie van de auto en zal in
veel gevallen ook de garantie doen
vervallen.

4
WEGWIJS IN UW AUTO
SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele
onderdelen van uw Seicento zijn spe-
cifiek gekleurde plaatjes aangebracht
met daarop symbolen die uw aandacht
vragen en die voorzorgsmaatregelen
aangeven die u in acht moet nemen als
u met het betreffende onderdeel te
maken krijgt.
FIAT CODE
Voor een nog betere bescherming
tegen diefstal is de auto uitgerust met
een elektronische startblokkering (Fiat
CODE). Het systeem schakelt auto-
matisch in als de start-/contactsleutel
wordt uitgenomen. In de handgreep van
de sleutels zit een elektronisch com-
ponent gemonteerd dat bij het starten
van de motor een signaal ontvangt
via een speciale antenne die in het
start-/contactslot is ingebouwd.
Dit signaal wordt omgezet in een
steeds wisselende code en vervolgens
aan de regeleenheid van de Fiat CO-
DE gezonden, die, als de code wordt
herkend, het starten van de motor
mogelijk maakt.
De sleutels fig. 1
Bij de auto worden geleverd:
– twee sleutels A als de auto is
uitgerust zonder diefstalalarm;
– twee sleutels A en twee afstands-
bedieningen B als de auto is uitgerust
met centrale portiervergrendeling met
afstandsbediening en diefstalalarm.
fig. 1
P4Q00200
WW
WWEE
EEGG
GGWW
WWII
IIJJ
JJSS
SS
II
IINN
NN
UU
UUWW
WW
AA
AAUU
UUTT
TTOO
OO

5
WEGWIJS IN UW AUTO
A- De sleutel met blauwe handgreep
dient voor:
– het starten
– de portieren
– de achterklep
– de dop van de brandstoftank
– het in-/uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde.
B - Afstandsbediening voor diefstal-
alarm.
Samen met de sleutels hebt u een
CODE-card ontvangen fig. 2 waarop
staat aangegeven:
– op de voorzijde:
A - de elektronische code voor
het uitvoeren van een nood-
start;
B - de mechanische code van de
sleutels;
– op de achterzijde:
C - vakjes voor het aanbrengen
van de codestickers van de
eventuele afstandsbedieningen.
De CODE-card moet op een veilige
plaats worden bewaard.
Wij raden u aan de elektronische
code op de CODE-card altijd bij u te
hebben omdat deze onmisbaar is voor
het uitvoeren van een noodstart.
DUPLICAATSLEUTELS
Als u extra sleutels wenst, wendt u
dan met alle sleutels die reeds in uw
bezit zijn, en de CODE-card tot de
Fiat-dealer. De Fiat-dealer moet
zowel de nieuwe sleutels als de reeds
in uw bezit zijnde sleutels (tot
een maximum van 7 sleutels) in het
geheugen opslaan.
De Fiat-dealer zal u vragen uw
eigendomsrecht op de auto te
bewijzen.
Als tijdens het opslaan van een
nieuwe sleutelcode de reeds opgesla-
gen sleutelcodes niet opnieuw worden
ingevoerd, worden ze uit het
geheugen gewist, zodat eventueel
verloren sleutels niet meer gebruikt
kunnen worden voor het starten van
de motor.
DE WERKING
Iedere keer als u de contactsleutel in
stand STOP of PARK uitneemt,
fig. 2
P4Q00028

6
WEGWIJS IN UW AUTO
schakelt het beveiligingssysteem de
startblokkering in.
Draai bij het starten van de motor de
start-/contactsleutel in MAR:
1) Als de code wordt herkend, gaat
het controlelampje ¢op het instru-
mentenpaneel kort knipperen; het
beveiligingssysteem heeft de door de
sleutel gezonden code herkend en de
startblokkering wordt opgeheven.
Draai de sleutel in stand AVV om de
motor te starten.
2) Als het controlelampje ¢blijft
branden, wordt de code niet herkend.
In dat geval raden wij u aan de sleutel
in stand STOP en vervolgens in MAR
te draaien; als de motor geblokkeerd
blijft, probeer het dan opnieuw met de
andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, voer
dan zelf een noodstart uit (zie hoofd-
stuk
NOODGEVALLEN
) of raadpleeg de
Fiat-dealer.
Tijdens het rijden met de contact-
sleutel in MAR:
1) Als het controlelampje ¢tijdens
het rijden gaat branden, betekent dit
dat het systeem zichzelf controleert
(bijv. bij een vermindering van de
spanning).
2) Als met de contactsleutel in MAR
het controlelampje ¢blijft knipperen,
dan betekent dit dat de auto niet is
beveiligd door de startblokkering.
Neem contact op met de Fiat-dealer
om alle sleutels in het geheugen te
laten opslaan.
BELANGRIJK Bij krachtige stoten
kunnen de elektronische componen-
ten in de sleutel beschadigd worden.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft
een eigen code die verschillend is
van alle andere codes, en die moet
worden opgeslagen in de regeleenheid
van het systeem.
DIEFSTALALARM
Het diefstalalarm regelt de volgende
functies:
– het op afstand ver-/ontgrendelen
van de portieren;
– omtrekbeveiliging (openen van
portieren, motorkap en achterklep);
– volumetrische beveiliging (binnen-
dringing in het interieur);
– beveiliging tegen het loskoppelen
of doorsnijden van de voedingskabels.
DE AFSTANDSBEDIENING
fig. 3
De afstandsbediening is uitgerust met
een knop A en een lampje B voor in-
schakeling van het diefstalalarm of het
vergrendelen van de portieren; de
knop schakelt de afstandsbediening in
en het lampje knippert als de zender
een code stuurt naar de ontvanger.
De afstandsbediening werkt met
radiogolven en moet dicht bij de auto
worden bediend.
Bij verkoop van de auto
moet de nieuwe eigenaar
de sleutels van de auto
(inclusief alle duplicaatsleutels
waarmee de auto op dat
moment is uitgerust) en de
CODE-card ontvangen.

8
WEGWIJS IN UW AUTO
Interieurbeveiliging uitschakelen:
voordat u het diefstalalarm inschakelt,
is het ook mogelijk de interieur-
bewaking uit te schakelen. Ga als volgt
te werk draai vanuit stand STOP de
sleutel in stand MAR en vervolgens on-
middellijk weer in stand STOP. Trek
de sleutel vervolgens uit het
contactslot.
Het lampje Agaat ongeveer 2
seconden branden om de uitscha-
keling te bevestigen.
U stelt de interieurbewaking weer in
bedrijf (voordat u het diefstalalarm
inschakelt) door de sleutel weer in
stand MAR te draaien en langer dan
30 seconden te wachten of door het
diefstalalarm nogmaals in te schakelen.
Als u bij uitgeschakelde interieur-
beveiliging een via het start-/contact-
slot gevoede elektrische installatie wilt
gebruiken (bijv. elektrische ruitbe-
diening), moet de sleutel in stand
MAR worden gedraaid, de installatie
worden bediend en de sleutel binnen
30 seconden weer in stand STOP
worden gedraaid. Op deze manier
wordt de interieurbewaking niet
opnieuw ingeschakeld.
Sirene uitschakelen: houd de
knop van de afstandsbediening
gedurende 4 seconden ingedrukt
tijdens het inschakelen van het dief-
stalalarm en laat de knop vervolgens
los.
Vijf “bieps” geven aan dat de sirene
buiten werking is en het diefstalalarm
is ingeschakeld.
ZELFDIAGNOSE
VAN HET SYSTEEM
Als bij het inschakelen van het dief-
stalalarm de “biep” wordt gevolgd (na
1 seconde) door een tweede, zeer
korte “biep”, is het raadzaam te
controleren of de portieren, de
motorkap en de achterklep gesloten
zijn. Probeer vervolgens nogmaals het
diefstalalarm in te schakelen. Als de
situatie zich herhaalt, dient u contact
op te nemen met de Fiat-dealer.
PROGRAMMEREN
VAN HET SYSTEEM
Bij aflevering van de nieuwe auto is
het diefstalalarm al geprogrammeerd
door de Fiat-dealer. Het verdient
aanbeveling het programmeren door
de Fiat-dealer te laten uitvoeren.
Als u in loop der tijd een nieuwe
afstandsbediening nodig hebt, dient u
contact op te nemen met de Fiat-
dealer. Neemt u dan de bordeaux-
rode sleutel, alle andere sleutels en de
CODE-card mee.

10
WEGWIJS IN UW AUTO
SYSTEEM BUITEN WERKING
STELLEN
Als de batterijen van de afstands-
bediening leeg zijn, of als er een
storing is in het diefstalalarm, kunt u
het systeem buiten werking stellen
met de sleutel van de sleutelschakelaar
A-fig. 9, waarvan twee exemplaren
zijn geleverd.
Het is raadzaam de sleutels Aniet
in de auto te laten.
Open de motorkap: de regeleenheid
met sirene is voor de accu geplaatst;
om het systeem buiten werking te
stellen, moet u de rubber dop omhoog
kantelen, de sleutel in de schakelaar
steken, hem indrukken en linksom
draaien (stand “OFF”): het systeem
is uitgeschakeld.
Om het systeem weer in te schake-
len, drukt u de sleutel in en draait u de
sleutel rechtsom (stand “ON”). Laat
de sleutel niet in de schakelaar zitten.
Sluit de schakelaar af met de rubber
dop om te voorkomen dat er vocht of
stof inkomt.
Omdat het diefstalalarm
stroom verbruikt, raden
wij u aan het diefstal-
alarm met de afstandsbediening
uit te schakelen en het systeem
buiten werking te stellen door de
sleutelschakelaar in stand “OFF”
te draaien als u de auto langer
dan een maand niet denkt te
gebruiken. Zo voorkomt u dat de
accu ontlaadt.
WANNEER IS HET
ALARM AFGEGAAN
Als na uitschakeling van het diefstal-
alarm, het lampje A-fig. 5 gaat
branden of knipperen, dan betekent
dit dat het alarm tijdens uw afwezig-
heid is afgegaan:
fig. 9
P4Q01055
constant branden: batterij van
de afstandsbediening
leeg
1 keer knipperen: portier
rechts
2 keer knipperen: portier links
5 keer knipperen: volumetrische
sensoren (beweging
in het interieur van
de auto)
6 keer knipperen: motorkap
7 keer knipperen: achterklep
8 keer knipperen: start-/con-
tactslot openge-
broken
9 keer knipperen: voedings-
kabels diefstalalarm
onderbroken
10 keer knipperen: ten minste
3 oorzaken.
Het lampje dooft als u de sleutel
in stand MAR draait of na ongeveer
2 minuten.

11
WEGWIJS IN UW AUTO
VEILIGHEIDS-
GORDELS
HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
(ZITPLAATSEN VOOR EN
ZIJZITPLAATSEN ACHTER)
Maak de gordel vast door de gesp
B-fig. 9 in de sluiting C te drukken,
totdat hij hoorbaar blokkeert.
Trek de veiligheidsgordel geleidelijk
uit. Als de oprolautomaat blokkeert,
laat dan de gordel een stukje terug-
lopen en trek hem vervolgens weer
geleidelijk uit.
Druk om de gordel los te maken op
knop D. Begeleid de gordel tijdens het
teruglopen om te voorkomen dat de
gordelband draait.
fig. 9
P4Q01000

12
WEGWIJS IN UW AUTO
Via de rolautomaat wordt de lengte
van de gordel automatisch aangepast
aan het postuur van de drager, waar-
bij er voldoende bewegingsruimte
overblijft.
Als de auto op een steile helling staat,
kan de rolautomaat blokkeren; dit is
een normaal verschijnsel.
Bovendien blokkeert de rolautomaat
als u de gordel snel uittrekt. Hij
blokkeert ook bij hard remmen,
botsingen en bij hoge snelheden in
bochten.
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
ACHTER
De veiligheidsgordels achter moeten
worden gebruikt zoals is aangegeven
in fig. 10.
Om verkeerde verbindingen te
voorkomen, passen de gespen A en C
van de zijgordels niet in de sluiting F
van de middengordel en gesp E niet in
de sluitingen B en Dvan de zijgordels.
Voor maximale veilig-
heid moet u de rugleuning
rechtop zetten, tegen de
leuning aan gaan zitten en de
gordel goed laten aansluiten op
borst en bekken.
fig. 10
P4Q01001

16
WEGWIJS IN UW AUTO
De resultaten van het onderzoek
over de optimale bescherming van
kleine kinderen zijn opgenomen in de
Europese ECE/R44-voorschriften die
wettelijk verplicht zijn. De systemen
zijn onderverdeeld in vier groepen:
Groep 0 gewicht: 0-10 kg
Groep 1 gewicht: 9-18 kg
Groep 2 gewicht: 15-25 kg
Groep 3 gewicht: 22-36 kg
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke
overlapping tussen de groepen;
daarom zijn er in de handel systemen
verkrijgbaar die geschikt zijn voor
verschillende gewichtsgroepen.
Alle systemen moeten zijn voorzien
van de typegoedkeuring en van een
goed vastgehecht plaatje met het
controlemerk, dat absoluut niet mag
worden verwijderd.
Kinderen met een gewicht boven 36
kg of met een lengte van meer dan
1,50 m worden, met betrekking tot de
veiligheidssystemen, gelijkgesteld met
volwassenen en moeten dan ook nor-
maal de veiligheidsgordels omleggen.
In het Fiat Lineaccessori-programma
zijn kinderzitjes opgenomen voor elke
gewichtsgroep fig. 16, die speciaal
ontworpen en ontwikkeld zijn voor
de Fiat-modellen.
Wij raden u aan kinde-
ren altijd op de zitplaat-
sen achter te vervoeren
omdat die plaatsen bij een
ongeval de meeste bescherming
bieden. Monteer absoluut geen
kinderzitje op de stoel van de
passagier voor als deze is uitge-
rust met een airbag. Als bij een
ongeval de airbag in werking
treedt (opblaast), kan dit ernstig
en zelfs fataal letsel tot gevolg
hebben, onafhankelijk van de
zwaarte van het ongeluk. In dat
geval moet u er absoluut zeker
van zijn dat de airbag buiten
werking is gesteld (het gele
lampje op het instrumenten-
paneel moet branden).
fig. 16
P4Q0010

In de figuur worden
slechts aanwijzingen
gegeven voor de montage.
Houdt u voor de montage van
het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze
instructies bij te leveren.
17
WEGWIJS IN UW AUTO
GROEP 0
Baby’s tot 10 kg moeten in wiegjes
worden vervoerd die achterstevoren
zijn geplaatst fig. 17, waardoor het
achterhoofd wordt gesteund en bij
abrupte snelheidswisselingen de nek
niet wordt belast.
Het wiegje moet op zijn plaats
worden gehouden door de veiligheid-
sgordel en het kind moet op zijn beurt
worden beschermd door de gordel
van het wiegje zelf.
GROEP 1
Kinderen met een gewicht vanaf 9 kg
moeten worden vervoerd in kinder-
zitjes met een kussen fig. 18 die naar
voren zijn gekeerd, waarbij de veilig-
heidsgordel van de auto zowel het
kinderzitje als het kind op zijn plaats
moet houden.
Er bestaan kinderzitjes
die geschikt zijn voor de
gewichtsgroepen 0 en 1.
Deze kinderzitjes kunnen worden
bevestigd aan de veiligheids-
gordels achter en hebben zelf
gordels om het kind te beschermen.
Vanwege het gewicht kan het
gevaarlijk zijn als ze verkeerd
worden gemonteerd, waarbij een
kussen tussen het kinderzitje en
de veiligheidsgordels van de auto
wordt geplaatst. Houdt u voor
de montage strikt aan de bij-
geleverde instructies.
GROEP 2
Vanaf 15 kg kunnen kinderen direct
door de veiligheidsgordels van de
auto worden beschermd.
fig. 17
P4Q00188
fig. 18
P4Q00189
fig. 19
P4Q00190
In de figuur worden
slechts aanwijzingen
gegeven voor de montage.
Houdt u voor de montage van
het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze
instructies bij te leveren.

18
WEGWIJS IN UW AUTO
Kinderen moeten zo in de kinder-
zitjes worden geplaatst, dat het
diagonale gordelgedeelte schuin over
de borst en niet langs de nek moet lig-
gen. Het horizontale gordelgedeelte
moet over het bekken en niet over de
buik van het kind liggen fig. 19.
Hieronder zijn de richtlijnen
voor een veilig vervoer van
kinderen aangegeven, waaraan
u zich dient te houden:
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur
op één van de zitplaatsen achter
omdat deze plaatsen bij een ongeval
de meeste bescherming bieden.
2) Vervoer kinderen nooit op de
stoel van de passagier voor als deze
is uitgerust met een airbag.
3) Als de airbag aan passagierszijde
(optional) buiten werking wordt
gesteld, moet altijd gecontroleerd
worden of het betreffende gele lampje
op het instrumentenpaneel brandt.
4) Houdt u bij de montage van het
kinderzitje strikt aan de instructies. De
fabrikant is verplicht deze instructies
bij te leveren. Bewaar de instructies
samen met het instructieboekje in de
auto. Monteer geen gebruikte kinder-
zitjes waarvan de gebruiksaanwijzingen
ontbreken.
5) Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband
te trekken.
6) In elk kinderzitje kan slechts één
kind vervoerd worden; vervoer nooit
twee kinderen in één zitje.
7) Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
8) Zorg er tijdens de rit voor dat
het kind geen afwijkende houding
aanneemt of de gordels losmaakt.
9)Vervoer kinderen nooit in uw
armen, ook geen pasgeboren
kinderen. Niemand is sterk genoeg om
ze bij een ongeval vast te houden.
10) Na een ongeval moet het zitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
fig. 20
P4Q00191
In de figuur worden
slechts aanwijzingen ge-
geven voor de montage.
Houdt u voor de montage van
het kinderzitje aan de instructies.
De fabrikant is verplicht deze
instructies bij te leveren.
GROEP 3
Vanaf 22 kg kunnen kinderen op een
kussen vervoerd worden fig. 20.
De borstomvang is dan van dien aard
dat de kinderen gewoon tegen de
rugleuning kunnen steunen en niet
meer in een kinderzitje hoeven te
worden vervoerd
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m
kunnen net zoals volwassenen de
veiligheidsgordels omleggen.

20
WEGWIJS IN UW AUTO
START-/CONTACT-
SLOT
De sleutel kan in 4 standen worden
gedraaid fig. 21.
– STOP: motor uit, sleutel uit-
neembaar en stuurslot geblokkeerd.
Enkele elektrische installaties werken
(bijv. autoradio).
– MAR: contact aan. Alle elektrische
installaties werken.
– AVV: starten van de motor.
– PARK: motor uit, parkeerverlich-
ting aan, sleutel uitneembaar, stuurslot
geblokkeerd. Om de sleutel in stand
PARK te kunnen draaien, moet u
knop Aindrukken.
STUURSLOT
Inschakelen: zet de sleutel in stand
STOP, of PARK, trek de sleutel uit
het start-/contactslot en draai het
stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen: draai het stuur iets
heen en weer, terwijl u de sleutel in
stand MAR draait.
Als het start-/contactslot
is geforceerd (bijv. bij een
poging tot diefstal), moet
u, voordat u weer gaat rijden, de
werking van het slot laten
controleren bij de Fiat-dealer.
Verwijder de sleutel
altijd uit het contact
als u uit de auto stapt.
Zo voorkomt u onvoorzichtig ge-
bruik van de bedieningsknoppen
en -hendels. Vergeet de auto niet
op de handrem te zetten.
Schakel de eerste versnelling in
als de auto op een helling
omhoog staat; schakel hem in
zijn achteruit als hij op een
helling omlaag staat.
Verwijder de sleutel
nooit uit het contactslot
als de auto nog in bewe-
ging is. Bij de eerste stuuruitslag
blokkeert het stuur automatisch.
Dit geldt ook als de auto wordt
gesleept.
fig. 21
P4Q00004

21
WEGWIJS IN UW AUTO
DASHBOARD
Uitvoeringen met stuur links
De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen.
1. Inbouwplaats linker luidspreker - 2. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruit - 3. Bedienings-
hendel buitenverlichting - 4. Claxon - 5. Instrumentenpaneel - 6. Stuurwiel met airbag - 7. Bedieningshendel ruitenwissers-
/sproeiers voor/achter - 8. Centrale luchtroosters - 9. Toerenteller - 10. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing
van de voorruit - 11. Dashboardkastje - 12. Inbouwplaats rechter luidspreker - 13. Uitstroomopeningen voor ontwase-
ming/ontdooiing van de zijruit - 14. Aflegvak onder het dashboard - 15. Bedieningsknoppen - 16. Bedieningsknoppen
elektrische ruitbediening - 17. Bedieningsknoppen voor verwarming en ventilatie - 18. Inbouwplaats autoradio/aflegvak -
19. Hoogteregelaar koplampen - 20. Start-/contactslot - 21. Zekeringenkastje.
P4Q01002
fig. 22

22
WEGWIJS IN UW AUTO
Uitvoeringen met stuur rechts
De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen.
1. Inbouwplaats linker luidspreker - 2. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruit - 3. Uitstroom-
openingen voor ontwaseming/ontdooiing voorruit - 4. Centrale luchtroosters - 5. Toerenteller - 6. Bedieningshendel
buitenverlichting - 7. Hoogteregelaar koplampen - 8. Instrumentenpaneel - 9. Stuurwiel met airbag - 10. Claxon -
11. Uitstroomopeningen voor ontwaseming/ontdooiing van de zijruit - 12. Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeiers voor/
achter - 13. Inbouwplaats rechter luidspreker - 14. Start-/contactslot - 15. Zekeringenkastje - 16. Bedieningsknoppen
elektrische ruitbediening - 17. Inbouwplaats autoradio/aflegvak - 18.Bedieningsknoppen verwarming en ventilatie -
19. Bedieningsknoppen - 20. Dashboardkastje - 21. Aflegvak onder het dashboard.
P4Q01003
fig. 23

23
WEGWIJS IN UW AUTO
INSTRUMENTENPANEEL
A. Druktoets voor het instellen van de tijd - B. Snelheidsmeter -
C. Brandstofmeter - D. Druktoets voor het op nul zetten van de dagteller -
E. Totaal kilometerteller/mijlenteller of dagteller F. Klokje
P4Q01004 P4Q01005
fig. 24 - Uitvoeringen met stuur links fig. 25 - Uitvoeringen met stuur rechts

25
WEGWIJS IN UW AUTO
KLOK
B-fig. 30 Weergave van de tijd.
Druk voor het op tijd zetten van
uren op knopje A-fig. 30.
Elke keer als u het knopje indrukt,
verspringt het klokje een eenheid.
Als u het knopje even ingedrukt houdt,
lopen de cijfers automatisch door.
Als u dichtbij de juiste tijd bent, laat
u het knopje los en stelt u de exacte
tijd in door het knopje telkens in te
drukken en los te laten.
TOERENTELLER fig. 31
Als de wijzernaald in het rode gebied
staat, betekent dit dat de motor met
extreem hoge toerentallen draait.
Deze toerentallen mogen slechts kort
worden aangehouden.
BELANGRIJK De regeleenheid van
de elektronische inspuiting blokkeert
tijdelijk de toevoer van brandstof als
de motor met te hoge toerentallen
draait, waardoor het motorvermogen
zal afnemen.
fig. 31
P4Q01010
P4Q01056
fig. 30

26
WEGWIJS IN UW AUTO
GROOTLICHT
(blauw)
Als het grootlicht is
ingeschakeld.
1
Controle- en
waarschuwings-
lampjes
De lampjes branden in de volgende
gevallen:
RICHTING-
AANWIJZERS
(groen) (knipperend)
Als u de hendel van de richting-
aanwijzers (pijlen) bedient.
BUITENVERLICHTING
(groen)
Als de buitenverlichting is
ingeschakeld.
RICHTINGAAN-
WIJZERS VAN EEN
EVENTUELE
AANHANGER (groen)
Als u de hendel van de richting-
aanwijzers (pijlen) bedient.
y
l
3
De auto is uitgerust met
een elektronische rem-
drukverdeling (EBD). Als
bij een draaiende motor tege-
lijkertijd waarschuwingslampjes
>en xgaan branden, dan is er
een storing in het EBD-systeem;
in dat geval kunnen bij hard
remmen de achterwielen vroeg-
tijdig blokkeren waardoor de
auto kan gaan slippen. Rijd zeer
voorzichtig naar de dichtstbij-
zijnde Fiat-dealer om het
systeem te laten controleren.
Als bij een draaiende
motor alleen het waar-
schuwingslampje >gaat
branden, dan is er een storing in
het ABS In dat geval werkt het
conventionele remsysteem op de
normale manier, terwijl geen
gebruik wordt gemaakt van het
anti-blokkeersysteem. Onder
deze omstandigheden kan ook de
werking van het EBD-systeem
verminderen. Ook in dit geval
raden wij u aan onmiddellijk en
zeer voorzichtig naar de dichtst-
bijzijnde Fiat-dealer te rijden, om
het systeem te laten controleren.
DEFECT IN HET
ANTI-BLOKKEER-
SYSTEEM (ABS)-
(geel)
Als het ABS-systeem niet goed
werkt. Het conventionele remsysteem
blijft werken. Neem zo spoedig
mogelijk contact op met de Fiat-dealer.
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden.
Na twee seconden moet het lampje
doven.
>

27
WEGWIJS IN UW AUTO
STORING
IN MOTOR-
MANAGEMENT-
SYSTEEM (EOBD) (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
moet doven nadat de motor is gestart.
Het lampje gaat eerst branden om de
juiste werking ervan aan te geven.
Als het lampje blijft branden of tijdens
het rijden gaat branden:
1. Constant branden - duidt op
een defect in het inspuit-/ontstekings-
syteem. Dit kan tot gevolg hebben dat
schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt,
de prestaties verminderen, de auto
slechter gaat rijden en het brandstof-
verbruik toeneemt.
U kunt onder deze omstandigheden
doorrijden zonder te veel van de
motor te eisen of met hoge snelheid
te rijden. Als er lang met een brandend
waarschuwingslampje wordt door-
gereden, kunnen beschadigingen
ontstaan. Neem zo snel mogelijk
contact op met de Fiat-dealer.
Het lampje dooft als de storing
verdwijnt. De storing wordt door het
systeem in het geheugen opgeslagen.
U
2. Knipperend lampje - duidt op
de mogelijkheid dat de katalysator
beschadigd wordt (zie
EOBD
-
SYSTEEM
in
dit hoofdstuk).
Als het lampje knippert, moet het
gaspedaal worden losgelaten zodat de
motor met lage toerentallen draait
en het lampje niet meer knippert; u
kunt met matige snelheid doorrijden
waarbij rij-omstandigheden moeten
worden vermeden die kunnen leiden
tot het opnieuw gaan knipperen van het
lampje. U dient zo snel mogelijk con-
tact op te nemen met de Fiat-dealer.
Als u de contactsleutel
in stand MAR draait en
het lampje
U
gaat niet
branden of het gaat branden of
knipperen tijdens het rijden, dan
dient u zo snel mogelijk contact
op te nemen met de Fiat-dealer.
BRANDSTOF-
RESERVE (geel)
Als er nog 5÷7 liter
brandstof in de tank aanwezig is.
K
AIRBAG PASSAGIERS-
ZIJDE UITGE-
SCHAKELD (geel)
Het lampje brandt als de airbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
Als het lampje tijdens het starten van
de motor gaat knipperen, duidt dit niet
op een storing; het betekent alleen dat
het airbagsysteem bedrijfsklaar wordt
gemaakt.
F

FIAT CODE
(geel)
In drie gevallen (met de
contactsleutel in stand MAR):
1. Eén maal knipperen - code van de
sleutel herkend. Het is mogelijk de
motor te starten.
2. Constant branden - code van de
sleutel niet herkend. Voer voor het
starten van de motor een noodstart
uit (zie hoofdstuk
NOODGEVALLEN
).
3. Knipperend - de auto wordt
niet beveiligd door het systeem. Het
is mogelijk de motor te starten.
¢
28
WEGWIJS IN UW AUTO
HANDREM
AANGETROKKEN/-
TE LAAG REM-
VLOEISTOFNIVEAU (rood)
In drie gevallen:
1. Als de handrem is aangetrokken.
2. Als de remvloeistof onder het
minimum niveau is gedaald.
3. Gelijktijdig met het lampje
>
om
een storing aan te geven in de
elektronische remdrukverdeling EBD.
x
Als het lampje
x
tijdens
het rijden gaat branden,
controleer dan of de
handrem niet is aangetrokken.
Als het lampje blijft branden en
de handrem is niet aangetrokken,
moet u onmiddellijk stoppen en
contact opnemen met de Fiat-
dealer.
STORING AIRBAG
(rood)
Het lampje is aanwezig
als er twee airbags zijn (bestuurders-
en passagierszijde) of als de auto is
uitgerust met een elektronische airbag
aan bestuurderszijde. Het gaat
branden als het systeem niet goed
werkt.
û
Als u de contactsleutel
in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Het
moet na ongeveer 4 seconden
doven. Als het lampje blijft
branden of als het gaat branden
tijdens het rijden, stop dan
onmiddellijk en neem contact op
met de Fiat-dealer.

30
WEGWIJS IN UW AUTO
ZITPOSITIE
INSTELLEN
ZITPLAATSEN VOOR
Laat de hendel los en
controleer of de stoel
goed geblokkeerd is door
hem naar voren en naar achteren
te schuiven.
Als de stoel niet goed ge-
blokkeerd is, kan deze onver-
wachts verschuiven, waardoor
een gevaarlijke situatie kan
ontstaan.
Verstellen van de rugleuning
Draai knop B-fig. 33.
Verstel de stoelen alleen
als de auto stil staat.
Verstellen in lengterichting
Trek hendel A-fig. 32 omhoog en
schuif de stoel naar voren of naar
achteren. Als u rijdt, moeten de armen
licht gebogen zijn en de handen op
het stuurwiel steunen.
fig. 32
P4Q00005
fig. 33
P4Q00006
HOOFDSTEUNEN
Zitplaatsen voor fig. 34
De hoofdsteunen voor kunnen in
hoogte worden versteld.
Afstellen:
– druk op knop Aen verplaats de
hoofdsteun omhoog of omlaag in
de gewenste stand;
– na het verstellen moet u de knop
weer loslaten en controleren of de
hoofdsteun goed in de zitting geborgd
is door hem omhoog en omlaag
te schuiven.
De Sporting-uitvoering heeft vaste
hoofdsteunen voor.
fig. 34
P4Q01011

32
WEGWIJS IN UW AUTO
VERWARMING EN VENTILATIE
1. Luchtrooster voor ontdooiing of ontwaseming van de voorruit -
2. Centraal, verstelbaar luchtrooster - 3. Verstelbaar luchtrooster zijkant -
4. Uitstroomopeningen zijkant voor luchttoevoer naar de beenruimte van de
zitplaatsen voor.
fig. 39
P4Q01013
BUITENSPIEGELS
Handbediende verstelling:
Van binnenuit met knop B- fig. 38.
fig. 38
P4Q00032
Als de breedte van de
spiegel A in een nauwe
doorgang problemen
oplevert, dan kan de spiegel
van stand 1 in stand 2 worden
geklapt.
Als optional is een tweede, van
binnenuit verstelbare, buitenspiegel
leverbaar voor de rechterzijde van
de auto.

33
WEGWIJS IN UW AUTO
VERSTELBARE EN
REGELBARE
LUCHTROOSTERS fig. 40
De roosters kunnen naar boven en
naar beneden gekanteld worden.
A- Regelknop voor de lucht-
opbrengst:
draai in stand ¥rooster open
draai in stand çrooster dicht.
B- Regelschuif voor het richten
van de luchtstroom.
C- Vast luchtrooster voor de
zijruiten.
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 41
A- Draaiknop voor regeling van de
luchttemperatuur (menging van
warme/koude lucht).
B- Draaiknop voor inschakeling
van de aanjager.
C- Draaiknop voor de luchtver-
deling.
D- Schuif om het recirculatie-
systeem in te schakelen, waarbij er
geen lucht van buiten binnenkomt.
VERWARMING
1) Draaiknop voor de luchttempe-
ratuur A-fig. 41: in het rode vlak.
2) Draaiknop voor de aanjager B:
schakel de gewenste snelheid in.
3) Draaiknop voor de luchtverdeling
C: in stand:
≤voor verwarming van de been-
ruimte en ontwaseming van de voor-
ruit;
¥voor lucht uit de roosters in het
midden en aan de zijkant;
µvoor toevoer naar de beenruim-
te en koelere lucht uit de uitstroom-
openingen op het dashboard voor
gespreide verwarming;
wvoor verwarming bij lage buiten-
temperaturen: voor een maximale
luchttoevoer in de beenruimte moeten
de luchtroosters in het midden en aan
de zijkant worden gesloten;
-voor snelle ontwaseming van de
voorruit.
fig. 40
P4Q00047
fig. 41
P4Q00019

35
WEGWIJS IN UW AUTO
VENTILATIE
1) Zij- en middenroosters: geheel
open.
2) Draaiknop voor de luchttempe-
ratuur A-fig. 41: in het blauwe vlak.
3) Regelschuif Din stand U.
4) Draaiknop voor de aanjager B:
schakel de gewenste snelheid in.
5) Draaiknop voor de luchtverdeling
C: in stand ¥.
RECIRCULATIE
Met regelschuif Din stand Tcir-
culeert alleen de lucht in het interieur.
BELANGRIJK Dit systeem is
vooral bruikbaar bij geconcentreerde
luchtvervuiling (in de file, in tunnels,
enz.). Het is niet raadzaam dit systeem
langdurig te laten werken, vooral niet
als u met meer personen in de auto
zit. Gebruik de recirculatie-functie niet
tijdens regenachtige of koude dagen
omdat hierdoor de ruiten aan de
binnenzijde kunnen beslaan.
HANDBEDIENDE
AIRCONDITIONING
De airconditioning wordt handmatig
bediend.
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 42
Als schakelaar E wordt ingedrukt,
schakelt de aanjager automatisch op
de 1esnelheid in.
A- Draaiknop voor regeling van
de luchttemperatuur (menging van
warme/koude lucht).
B- Draaiknop voor inschakeling
van de aanjager.
C- Draaiknop voor de luchtver-
deling.
D- Schuif voor inschakeling van het
recirculatiesysteem.
BELANGRIJK Als u het recircu-
latiesysteem inschakelt, koelt de lucht
bij zomerse temperaturen sneller af.
Dit systeem is vooral bruikbaar bij
geconcentreerde luchtvervuiling (in de
file, in tunnels, enz.). Het is niet raad-
zaam dit systeem langdurig te laten
werken, vooral niet als u met meer
personen in de auto zit.
E- Schakelaar voor in-/uitschakeling
van de airconditioning.
Het systeem gebruikt
koelmiddel R134a. Bij
lekkage is dit middel niet
schadelijk voor het milieu.
Gebruik in geen geval het middel
R12, omdat dit middel de
componenten van het systeem
kan beschadigen.
fig. 42
P4Q00020

36
WEGWIJS IN UW AUTO
AIRCONDITIONING
(koeling)
1) Draaiknop voor de luchttempe-
ratuur A-fig. 42: in het blauwe vlak.
2) Airconditioning: druk op schake-
laar √E.
3) Schuif D: in stand T.
4) Draaiknop voor de aanjager B:
schakel de gewenste snelheid in.
5) Draaiknop voor de luchtverdeling
C: in stand ¥.
Voor een gematigde koeling: zet de
regelschuif in stand U, verhoog de
temperatuur en verlaag de snelheid
van de aanjager.
Schakel de airconditioning niet in
voor het verwarmen en ventileren,
maar gebruik daarvoor de basis-
functies van het verwarmings- en
ventilatiesysteem (zie voorgaande
hoofdstuk).
BELANGRIJK De airconditioning
kan goed gebruikt worden om de
ruiten sneller te ontwasemen, omdat
de lucht droger wordt. Zet hiervoor
de bedieningsknoppen op ontwase-
men en schakel de airconditioning in
door schakelaar √in te drukken.
ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Schakel in de winter de aircon-
ditioning 1 keer per maand gedurende
10 minuten in.
Laat voor het zomerseizoen de
werking van de airconditioning
controleren door de Fiat-dealer.
Het systeem gebruikt
koelmiddel R134a. Bij
lekkage is dit middel niet
schadelijk voor het milieu.
Gebruik in geen geval het middel
R12, omdat dit middel de
componenten van het systeem
beschadigt en omdat dit middel
CFK’s (chloorfluorkoolwater-
stoffen) bevat.

37
WEGWIJS IN UW AUTO
Buitenverlichting fig. 43
Draai de schakelaar van stand åin
stand 6. Op het instrumentenpaneel
gaat het controlelampje 3branden.
Dimlicht fig. 44
Draai de schakelaar van stand 6in
stand 2.
Grootlicht fig. 45
Druk de hendel naar voren in de
richting van het dashboard in stand 2.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje 1branden.
Het grootlicht wordt uitgeschakeld
als u de hendel naar het stuur trekt.
HENDELS AAN
HET STUUR
HENDEL LINKS
Met de linker hendel bedient u de
meeste onderdelen van de buiten-
verlichting.
De buitenverlichting werkt uit-
sluitend als de contactsleutel in stand
MAR staat.
Als u de buitenverlichting inschakelt,
gaan ook de verlichting van het
instrumentenpaneel en de bedienings-
knoppen op het dashboard branden.
fig. 43
P4Q00049
fig. 44
P4Q00050
fig. 45
P4Q00051

38
WEGWIJS IN UW AUTO
Grootlichtsignaal fig. 46
Trek de hendel naar het stuur (stand
zonder vergrendeling).
Richtingaanwijzers (pijlen)
fig. 47
Plaats de hendel:
naar boven - rechter richting-
aanwijzer ingeschakeld
naar beneden - linker richting-
aanwijzer ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje yknipperen.
De richtingaanwijzers schakelen
automatisch uit als de auto weer
rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven,
druk de hendel dan iets naar boven of
naar beneden zonder dat de hendel
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat,
gaat deze automatisch terug.
HENDEL RECHTS
Ruitenwissers/-sproeiers fig. 48
Deze werkt uitsluitend als de
contactsleutel in stand MAR staat.
Standen:
0- Ruitenwissers uitgeschakeld.
1- Interval wissen.
2- Langzaam continu wissen.
3- Snel continu wissen.
4- Tijdelijk snel wissen: als u de
hendel loslaat, springt deze direct
weer in stand 0en schakelen de
ruitenwissers automatisch uit.
fig. 46
P4Q00052
fig. 47
P4Q00014
fig. 48
P4Q01045

41
WEGWIJS IN UW AUTO
CLAXON
Druk voor het inschakelen van de
claxon op één van de in fig. 55
aangegeven delen van het stuurwiel.
BRANDSTOF-
NOODSCHAKELAAR
Deze veiligheidschakelaar springt
omhoog bij een ongeval, waardoor de
toevoer van brandstof wordt gestopt
en de motor afslaat.
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstof-
systeem lekt, druk dan de schake-
laar niet weer terug, zodat brand
wordt voorkomen.
fig. 55
P4Q01057
Als u geen brandstoflekkage waar-
neemt en de auto kan nog verder
rijden, druk dan op knop A-fig. 56
midden onder het dashboard (tegen
het schutbord tussen het interieur en
de motorruimte) om de brandstof-
toevoer weer te herstellen.
Draai na een ongeval de contact-
sleutel in stand STOP om te voor-
komen dat de accu ontlaadt.
fig. 56
P4Q00176
Produktspezifikationen
Marke: | Fiat |
Kategorie: | Personenwagen |
Modell: | SEICENTO |
Brauchst du Hilfe?
Wenn Sie Hilfe mit Fiat SEICENTO benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten
Bedienungsanleitung Personenwagen Fiat

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024
Bedienungsanleitung Personenwagen
- Personenwagen Hyundai
- Personenwagen Tesla
- Personenwagen Skoda
- Personenwagen Peugeot
- Personenwagen Infiniti
- Personenwagen Audi
- Personenwagen Smart
- Personenwagen Ford
- Personenwagen Lexus
- Personenwagen Volvo
- Personenwagen Toyota
- Personenwagen Kia
- Personenwagen Porsche
- Personenwagen Opel
- Personenwagen Nissan
- Personenwagen Suzuki
- Personenwagen Subaru
- Personenwagen Mini
- Personenwagen Land Rover
- Personenwagen Mazda
- Personenwagen Vauxhall
- Personenwagen Alfa Romeo
- Personenwagen Lancia
- Personenwagen Maserati
- Personenwagen Mercedes
Neueste Bedienungsanleitung für -Kategorien-

5 Oktober 2024

23 September 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024