Fiat Scudo 2015 Bedienungsanleitung
Fiat
Personenwagen
Scudo 2015
Lesen Sie kostenlos die 📖 deutsche Bedienungsanleitung für Fiat Scudo 2015 (227 Seiten) in der Kategorie Personenwagen. Dieser Bedienungsanleitung war für 11 Personen hilfreich und wurde von 2 Benutzern mit durchschnittlich 4.5 Sternen bewertet
Seite 1/227

De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld.
Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen.
Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk.
Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.
NEDERLANDS
GEBRUIK EN ONDERHOUD
FIATSCUDO
SCUDO UM NL 23-06-2009 8:22 Pagina 1

Wij, die uw auto hebben bedacht, ontworpen en gebouwd, kennen daarvan werkelijk elk detail en onderdeel.
In de erkende Fiat Professional Service garages vindt u technici die rechtstreeks door ons zijn opgeleid
die kwaliteit en professionaliteit bieden voor alle onderhoudswerkzaamheden.
De Lancia garages staan altijd tot uw beschikking voor het periodieke onderhoud, de seizoenscontroles
en voor praktische adviezen van onze deskundigen.
Met de Originele Fiat Professional-onderdelen behoudt u mettertijd de eigenschappen
van betrouwbaarheid, comfort en prestaties waarom u uw nieuwe auto heeft gekozen.
Vraag altijd om Originele Onderdelen van de componenten die wij gebruiken om onze auto’s te bouwen en
die wij u aanbevelen omdat die het resultaat zijn van ons engagement bij de research en de ontwikkeling
van steeds innovatievere technologieën.
Vertrouw om al deze redenen op Origenele Onderdelen:
de enige die speciaal door Fiat Professional voor uw auto ontworpen zijn.
VEILIGHEID:
REMSYSTEEM
ECOLOGIE: ROETFILTERS,
ONDERHOUD AIRCONDITIONING
COMFORT:
WIELOPHANGING EN RUITENWISSERS
PERFORMANCE: BOUGIES,
INSPUITVENTIELEN EN ACCU'S
LINEA ACCESSORI:
STANGEN IMPERIAAL, VELGEN
WAAROM KIEZEN VOOR
ORIGINELE ONDERDELEN
SCUDO UM NL:SCUDO UM ITA 30-05-2011 14:30 Pagina 2

KIEZEN VOOR ORIGINELE
ONDERDELEN IS DE
MEEST LOGISCHE KEUZE
PERFORMANCE COMFORT VEILIGHEID MILIEU WAARDENACCESSOIRES
ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 1

HET HERKENNEN VAN
DE ORIGINELE ONDERDELEN
Alle Originele Onderdelen worden onderworpen aan strenge controles,
zowel in de ontwerp- als constructiefase, door specialisten die het gebruik van uiterst moderne materialen
controleren en hiervan de betrouwbaarheid testen.
Dat is bedoeld om de performance en veiligheid voor u en uw passagiers te garanderen.
Vraag altijd om een Origineel Onderdeel en controleer of dit gebruikt is.
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 2

Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat SCUDO.
Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.
Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat in-
formatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat SCUDO volledig te benutten.
Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de onderstaande symbolen aandachtig te lezen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
bescherming van het milieu.
In de bijgevoegde “Service- en garantiehandleiding” vindt u de extra service van Fiat:
❒
het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden
❒
een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.
Veel leesplezier en goede reis!
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de Fiat SCUDO beschreven worden,
dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering
en het model van de auto die u gekocht hebt.
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 1

ABSOLUUT LEZEN!
K
BRANDSTOF TANKEN
Tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590.
Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garan-
tie tot gevolg hebben.
MOTOR STARTEN
Controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap
het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand Men wacht tot de waarschuwingslampjes
Y
en
m
doven; draai de start-/contactsleutel in stand Den laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven gras, dro-
ge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijn
op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 2

ELEKTRISCHE APPARATUUR
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ontla-
den), wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is
voor het extra stroomverbruik.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Goed onderhoud van de auto is de beste manier om de prestaties en de veiligheid van de auto gedurende langere tijd te
garanderen. Daarbij wordt het milieu ontzien en blijven de kosten laag.
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE…
… treft u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen aan voor het juiste gebruik, de rijveiligheid en het onderhoud van
uw auto. Let in het bijzonder op de symbolen
"
(veiligheid van personen)
#
(milieubehoud) !(conditie van de auto).
쇵
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 3

4
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
DASHBOARD........................................................................ 5
SYMBOLEN ........................................................................... 6
FIAT CODE ........................................................................... 6
DE SLEUTELS ....................................................................... 7
DIEFSTALALARM ................................................................. 10
START-/CONTACTSLOT .................................................... 12
INSTRUMENTENPANEEL ................................................. 13
INSTRUMENTEN ................................................................ 14
DISPLAY................................................................................... 16
GEAR SHIFT INDICATOR ................................................. 17
ONDERHOUDSMETER...................................................... 18
TRIP COMPUTER................................................................. 19
ZITPLAATSEN VOOR ......................................................... 19
ZITPLAATSEN ACHTER..................................................... 22
OPSTELLING STOELEN ..................................................... 24
HOOFDSTEUNEN .............................................................. 25
STUURWIEL .......................................................................... 26
SPIEGELS ................................................................................ 27
VERWARMING EN VENTILATIE ..................................... 29
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ....................... 33
KLIMAATREGELING, AUTOMATISCH
MET GESCHEIDEN REGELING........................................ 39
DRIEZONE-AIRCONDITIONING................................... 47
BUITENVERLICHTING ...................................................... 49
RUITEN REINIGEN ............................................................. 52
SNELHEIDSREGELAAR (CRUISE-CONTROL) ............... 56
SNELHEIDSBEGRENZER.................................................... 59
PLAFONDVERLICHTING ................................................. 62
BEDIENINGSKNOPPEN..................................................... 63
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR ............................... 66
INTERIEURUITRUSTING ................................................... 67
PORTIEREN .......................................................................... 71
ROLHOES VOOR AFDEKKEN BAGAGERUIMTE....... 75
RUITBEDIENING ................................................................. 76
MOTORKAP .......................................................................... 78
IMPERIAAL/SKIDRAGER ................................................... 79
WIELOPHANGING MET LUCHTVERING.................... 80
AANWIJZINGEN VOOR HET LADEN .......................... 81
KOPLAMPEN ........................................................................ 83
ABS .......................................................................................... 84
ESC .......................................................................................... 86
GRIP CONTROL .................................................................. 88
EOBD ...................................................................................... 89
iTPMS ....................................................................................... 90
PARKEERSENSOREN ......................................................... 92
AUTORADIO......................................................................... 93
EXTRA ACCESSOIRES ....................................................... 94
TANKEN MET DE AUTO................................................... 95
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................. 96
D
DA
AS
SH
HB
BO
OA
AR
RD
D
E
EN
N
B
BE
ED
DI
IE
EN
NI
IN
NG
GS
SE
EL
LE
EM
ME
EN
NT
TE
EN
N
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 4

5
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen per uit-
voering verschillen.
1. Verstelbare uitstroomopeningen zijkant - 2. Vaste uitstroomopeningen zijkant - 3. Linker hendel: bediening buitenverlichting - 4. In-
strumentenpaneel - 5. Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter, tripcomputer - 6. Bedieningsknoppen op het dash-
board - 7. Verstelbare luchtroosters midden - 8. Frontairbag passagierszijde (indien aanwezig) - 9. Dashboardkastje - 10. Auto-
radio (indien aanwezig) - 11. Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning - 12. Bedieningshendel autoradio (indien aan-
wezig) - 13. Frontairbag bestuurderszijde - 14. Hendel stuurwielverstelling
FF0P0600m
fig. 1
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 5

6
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele onder-
delen van uw auto zijn plaatjes met een
bepaalde kleur aangebracht met daarop
symbolen die uw aandacht vragen en die
voorzorgsmaatregelen aangeven die u in
acht moet nemen, als u met het be-
treffende onderdeel te maken krijgt.
FIAT CODE
Voor een nog betere bescherming tegen
diefstal is de auto uitgerust met een elek-
tronische startblokkering. Het systeem
schakelt automatisch in als de start-/con-
tactsleutel wordt uitgenomen.
In iedere sleutel zit een elektronische
component gemonteerd die bij het star-
ten van de motor een signaal ontvangt via
een speciale antenne die in het start-/con-
tactslot is ingebouwd. Het signaal wordt
bij het starten omgezet in een gecodeerd
signaal en vervolgens aan de regeleenheid
van het CODE-systeem gezonden, die, als
de code wordt herkend, het starten van
de motor mogelijk maakt.
Bij krachtige stoten kunnen de
elektronische componenten in
de sleutel beschadigd worden.
WERKING
Als u bij het starten van de motor de sleu-
tel in stand Mdraait, dan stuurt het Fiat CO-
DE-systeem een code naar de regeleenheid
van de motor die, als de code wordt herkend,
de blokkering van de functies opheft.
De code wordt alleen verzonden als de re-
geleenheid van het Fiat CODE-systeem de
door de sleutel verzonden code heeft her-
kend.
Iedere keer als u de contactsleutel in stand
Szet, schakelt de Fiat CODE de functies
van de elektronische regeleenheid van de
motor uit.
In dat geval raden wij u aan de sleutel in
stand Sen vervolgens in stand Mte draai-
en; als de motor geblokkeerd blijft, probeer
het dan opnieuw met de andere geleverde
sleutels. Als de motor nog niet aanslaat,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen
code, die in de regeleenheid van het sys-
teem moet worden opgeslagen. Voor het
opslaan van nieuwe sleutels (maximaal
acht) moet u zich tot het Fiat Servicenet-
werk wenden.
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 6

7
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Ga voor het inklappen in de handgreep als
volgt te werk:
❒
houd het knopje Bingedrukt en ver-
plaats de metalen baard A;
❒
laat het knopje Blos en draai de me-
talen baard Atotdat hij op de juiste wij-
ze is ingeklapt en vergrendeld.
DE SLEUTELS
CODE-CARD (voorruit en zijruiten)
Afhankelijk van de uitvoering kan de
CODE CARD informatie op één of twee
cards vermeld zijn. Hierop vindt u:
- de elektronische code;
- de mechanische code van de sleutels
die bij de bestelling van duplicaatsleu-
tels aan het Fiat Servicenetwerk moet
worden gemeld.
Wij raden u aan de elektronische code van
de CODE-card altijd bij u te hebben.
BELANGRIJK Om schade aan de elektro-
nische schakelingen in de sleutels te voor-
komen, mogen de sleutels niet aan direc-
te zonnestraling worden blootgesteld.
Als de auto wordt verkocht,
moeten alle sleutels en de
CODE-card overhandigd wor-
den aan de nieuwe eigenaar.
fig. 2 F0P0004m fig. 3 F0P0321m
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING fig. 2-3
De metalen baard Abevindt zich in de
handgreep en dient voor:
❒
het start-/contactslot;
❒
de sloten van de portieren;
❒
het ont-/vergrendelen van de tankdop.
Druk op het knopje Bvoor het uitklap-
pen van de metalen baard.
Druk het knopje B alleen in
als de sleutel ver genoeg van
het lichaam (speciaal de ogen) en van
voorwerpen die snel beschadigen (bij-
voorbeeld kledingstukken) is verwij-
derd. Laat de sleutel nooit onbeheerd
achter om te voorkomen dat anderen,
met name kinderen, de sleutel kunnen
gebruiken en per ongeluk op de knop
drukken.
ATTENTIE!
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 7

8
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Als een voorportier geopend of niet goed
gesloten is, dan wordt de centrale ver-
grendeling niet uitgevoerd.
Dead Lock (indien aanwezig)
Als u de knop
∫
op de afstandsbediening
(indien aanwezig) twee keer binnen vijf se-
conden indrukt, schakelt het dead lock-
systeem in (supervergrendeling van de
portieren).
Als het dead lock-systeem wordt inge-
schakeld, gaan de richtingaanwijzers on-
geveer twee seconden branden.
Het dead lock-systeem verhindert de be-
diening van de handgrepen aan de binnen-
en buitenzijde van de portieren.
Informatie van het lampje op het
dashboard
Als u de portieren vergrendelt, gaat het
lampje A-fig. 4 knipperen (bewakings-
functie).
Als u de portieren vergrendelt en een of
meerdere portieren zijn niet goed geslo-
ten, dan gaat op het instrumentenpaneel
het lampje 9branden.
fig. 4 F0P0006m
Cabineportieren ontgrendelen
Als deze knop een keer wordt in-
gedrukt, worden uitsluitend de portieren
van de cabine ontgrendeld.
De richtingaanwijzers knipperen twee
keer. Door een tweede keer op deze knop
te drukken, worden ook de zij- en ach-
terdeuren ontgrendeld.
Deze selectieve ontgrendelwijze is inge-
steld op het moment dat de auto wordt
afgeleverd. Het onderscheid in de ont-
grendeling tussen de cabine en de laad-
ruimte kan op verzoek worden uitgescha-
keld. Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
Laadruimte ontgrendelen
Als u deze knop indrukt, ontgren-
delen alle achterdeuren.
Dit onderscheid in de vergrendeling tussen
de cabine en de laadruimte is een praktische
beveiliging, waardoor de toegang tot een tij-
delijk onbemand gedeelte van de auto kan
worden afgesloten.
Centrale vergrendeling
Als deze knop een keer wordt in-
gedrukt, worden zowel de cabineportie-
ren als de achterdeuren vergrendeld. De
richtingaanwijzers knipperen een keer.
∫
`
ª
Zorg dat er geen personen in
de auto zijn als de superver-
grendeling is ingeschakeld.
ATTENTIE!
BELANGRIJK Als het dead lock-systeem
vanuit het interieur van de auto is inge-
schakeld, dan wordt overgeschakeld op de
normale vergrendeling, zodra de motor
wordt gestart.
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 8

9
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Lege batterijen zijn schadelijk
voor het milieu. Ze moeten in
een daarvoor bestemde che-
mobox of afvalbak worden
gedeponeerd. Ze kunnen ook ingeleverd
worden bij het Fiat Servicenetwerk, dat
vervolgens voor de afvoer zorgt.
fig. 5 F0P0007m fig. 6 F0P0008m
Extra afstandsbedieningen
bestellen
Het systeem kan maximaal 8 afstandsbe-
dieningen herkennen. Als u in de loop der
tijd een nieuwe afstandsbediening nodig
hebt, kunt u zich tot het Fiat Servicenet-
werk wenden. Neem dan de CODE-card,
een identiteitsbewijs en het kentekenbe-
wijs mee.
Batterij vervangen van de sleutel
met afstandsbediening
Ga voor het vervangen van de batterij als
volgt te werk:
❒
open met behulp van een schroeven-
draaier de twee helften A en B-fig. 6
op het door de pijl fig. 5 aangegeven
punt;
❒
verwijder en vervang de batterij C-fig.
6;
❒
plaats de twee helften weer op elkaar
en controleer of ze goed vastgeklikt zit-
ten.
Afstandsbediening opnieuw
initialiseren
Als de batterij is vervangen of als de accu
(van de auto) losgekoppeld is geweest, dan
moet de afstandsbediening op de volgen-
de wijze worden geïnitialiseerd:
❒
Wacht ten minste een minuut voordat
de afstandsbediening wordt gebruikt en
houd de afstandsbediening in stand A.
❒
Steek de sleutel met de afstandsbedie-
ning in het contactslot.
❒
Druk binnen tien seconden gedurende
ten minste 5 seconden op een van de
twee knoppen (∫of ª).
❒
Verwijder de sleutel met de afstands-
bediening uit het contactslot.
❒
Wacht ten minste een minuut voordat
de afstandsbediening wordt gebruikt.
De afstandsbediening werkt nu weer.
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 9

10
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
MECHANISCHE SLEUTEL fig. 7
De metalen baard Azit vast aan de sleu-
tel.
De sleutel dient voor:
❒
het start-/contactslot;
❒
de sloten van de portieren;
❒
het ont-/vergrendelen van de tankdop.
fig. 7 F0P0601m
DIEFSTALALARM
(indien aanwezig)
Als de auto is uitgerust met het diefstala-
larm, zijn er twee soorten beveiligingen:
❒
omtrekbeveiliging (alarm wordt inge-
schakeld als een voorportier of achter-
deur wordt geopend);
❒
volumetrische beveiliging (alarm wordt
ingeschakeld bij beweging in het interi-
eur van de auto).
Inschakeling (compleet alarm met
interieur- en omtrekbewaking)
❒
Trek de sleutel uit het contactslot
❒
Verlaat de auto
❒
Druk op de knop ∫(een keer of - voor
dead lock - twee keer)
❒
Het bewakingslampje begint te knipperen.
Inschakeling (alarm alleen met
omtrekbewaking)
❒
Trek de sleutel uit het contactslot
❒
Druk binnen 10 seconden op de knop
fig. 7a en houd de knop ingedrukt tot-
dat het bewakingslampje permanent
gaat branden.
❒
Verlaat de auto.
❒
Druk op de knop ∫(een keer of - voor
dead lock - twee keer)
❒
Het bewakingslampje begint te knipperen.
Alarm uitschakelen
Druk op knop ªom het diefstalalarm uit
te schakelen, waarna het bewakingslamp-
je dooft.
fig. 7/a F0P0062m
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 10

11
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Hieronder worden alle met de sleutel in te schakelen functies samengevat (met en zonder afstandsbediening):
Type sleutel
Mechanische sleutel
Sleutel met afstandsbediening
Knipperen
richtingaanwijzers (alleen met
sleutel met afstandsbediening)
Ontgrendelen
sloten
Sleutel linksom
draaien
(bestuurderszijde
en zijschuifdeur,
indien aanwezig)
Sleutel linksom
draaien
(bestuurderszijde
en zijschuifdeur,
indien aanwezig)
Knop
ª
kort
indrukken
2 x knipperen
Sloten van
buitenaf
vergrendelen
Sleutel rechtsom
draaien
(bestuurderszijde
en zijschuifdeur, in-
dien aanwezig)
Sleutel rechtsom
draaien
(bestuurderszijde
en zijschuifdeur,
indien aanwezig)
Knop
∫
kort
indrukken
1 x knipperen
Dead lock
inschakelen
(indien aanwezig)
–
–
Knop
∫
twee keer
indrukken
3 x knipperen
Slot
achterklep
ontgrendelen
(indien aanwezig)
–
–
–
2 x knipperen
BELANGRIJK Het openen van de ruiten is gekoppeld aan het commando voor ontgrendeling van de portieren; het sluiten van de
ruiten is gekoppeld aan het commando voor vergrendeling van de portieren.
Ruiten openen
(indien van
toepassing)
–
–
Knop
ª
langer
dan 2 seconden
indrukken
2 x knipperen
Ruiten sluiten
(indien van
toepassing)
–
–
Knop
∫
langer dan
2 seconden indruk-
ken
1 x knipperen
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 11

12
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 4 standen worden ge-
draaid fig. 8:
❒
S: motor uit, sleutel uitneembaar,
stuurslot ingeschakeld.
❒
A: enkele elektrische installaties wer-
ken.
❒
M: contact aan. Alle elektrische instal-
laties werken.
❒
D: motor starten (stand zonder ver-
grendeling).
STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand S, trek de sleutel
uit het start-/contactslot en draai het
stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl
u de sleutel in stand Mdraait.
Als het start-/contactslot is
geforceerd (bijv. bij een po-
ging tot diefstal) moet u, voordat u
weer met de auto gaat rijden, de wer-
king van het slot laten controleren bij
het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
Neem altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto wordt
verlaten, om onbedoeld gebruik van
de bedieningsknoppen/-hendels te
voorkomen. Vergeet niet de handrem
aan te trekken. Schakel de eerste ver-
snelling in als de auto op een helling
omhoog staat en de achteruit bij een
helling omlaag (gezien vanuit de rij-
richting). Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto.
ATTENTIE!
fig. 8 F0P0010m
Verwijder de sleutel nooit uit
het contactslot als de auto
nog in beweging is. Bij de eerste stuur-
uitslag blokkeert het stuur automa-
tisch. Dit geldt in alle gevallen, ook als
de auto gesleept wordt.
ATTENTIE!
Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamheden
uit te voeren, waarvoor wijzigingen in
de stuurinrichting of de stuurkolom
vereist zijn (bijv. bij montage van een
diefstalbeveiliging). Hierdoor kunnen
de prestaties van het systeem, de ga-
rantie en de veiligheid in gevaar wor-
den gebracht en voldoet de auto niet
meer aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE!
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 12

13
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
INSTRUMENTENPANEEL
ASnelheidsmeter
BBrandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
CKoelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
DToerenteller
EMultifunctioneel display
F0P0815m
fig. 9
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 13

14
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgeving
van de instrumenten kunnen per uitvoe-
ring verschillen.
SNELHEIDSMETER fig. 10
Geeft de snelheid van de auto aan.
fig. 11/a F0P0014m
TOERENTELLER fig. 11/a
De toerenteller geeft het toerental per mi-
nuut van de motor aan.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk
de toevoer van brandstof als de motor
met te hoge toerentallen draait, waardoor
het motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toe-
renteller onder bepaalde omstandigheden
een geleidelijke of herhaalde toerentalstij-
ging aangeven.
Dit is een normaal verschijnsel dat kan op-
treden als bijvoorbeeld de airconditioning
of de elektroventilateur wordt ingescha-
keld. In deze gevallen dient een geringe
toerentalstijging voor het behoud van de
lading van de accu.
fig. 10 F0P0816m
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 14

15
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
BRANDSTOFMETER B-fig. 11/b
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof
aan die in de tank aanwezig is.
K
brandstoftank vol (zie de paragraaf
“Tanken”).
åbrandstoftank leeg.
Het waarschuwingslampje
K
gaat branden
als er nog ongeveer 7 liter brandstof aan-
wezig is.
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank:
door een onregelmatige brandstoftoevoer
kan de katalysator beschadigen.
Als de wijzernaald in het ro-
de gebied komt, zet dan on-
middellijk de motor uit en
wendt u tot het Fiat Service-
netwerk.
fig. 11/b
1/2
F0P0320m
KOELVLOEISTOFTEMPERA-
TUURMETER C-fig. 11/b
De wijzer geeft de temperatuur aan van
de motorkoelvloeistof, zodra de koel-
vloeistoftemperatuur hoger wordt dan on-
geveer 50°C.
Bij normaal gebruik van de auto kan de
wijzernaald op verschillende posities in het
bereik staan, afhankelijk van de gebruik-
somstandigheden van de auto.
åLage koelvloeistoftemperatuur.
uHoge koelvloeistoftemperatuur.
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 15

16
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Lampjes op het bovenste paneel
Op enkele uitvoeringen kunnen op het bo-
venste paneel fig. 12 (boven de binnen-
spiegel) de volgende lampjes aanwezig zijn:
❒
lampje niet omgelegde veiligheidsgordel
(<) (uitvoering met twee zitplaatsen
voor).
❒
lampje uitgeschakelde airbag passa-
gierszijde (
“
)
LICHTSTERKTEREGELING
INSTRUMENTENPANEEL
Lichtsterkte instrumentenpaneel regelen:
druk op de knop A-fig. 13.
fig. 12 F0P0285m fig. 13
1/2
F0P0353m
DISPLAY
Het display fig. 14 toont door middel van
de betreffende lampjes (raadpleeg het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”):
❒
snelheidsbegrenzer / cruise-control;
❒
totaal aantal afgelegde km’s of mijlen;
❒
motorolieniveaumeter;
❒
water in dieselfilter;
❒
voorgloeibougies.
Afhankelijk van de uitvoering, toont het
display de actuele tijd.
fig. 14 F0P0291m
Klokje instellen op het display op
het instrumentenpaneel
Om de tijd op het display op het instru-
mentenpaneel in te stellen, moet u de
knop A-fig. 15 als volgt bedienen:
❒
als u de knop naar links draait, gaan de
minuten knipperen;
❒
als u de knop naar rechts draait, wordt
de waarde van de minuten verhoogd (als
u de knop naar rechts gedraaid houdt,
lopen de minuten snel door);
❒
als u de knop naar links draait, gaan de
uren knipperen;
❒
als u de knop naar rechts draait, wordt
de waarde van de uren verhoogd (als u
de knop naar rechts gedraaid houdt, lo-
pen de uren snel door);
❒
als u de knop naar links draait, kiest u
de weergave: 24H of 12H;
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 16

17
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 15
1/2
F0P0292m
❒
als u de knop naar rechts draait, kunt
u de gewenste weergave kiezen;
❒
als u de knop naar links draait, is het in-
stellen van het klokje beëindigd.
Na ongeveer 30 seconden toont het dis-
play de actuele tijd volgens de uitgevoer-
de instellingen, mits u geen andere instel-
lingen hebt uitgevoerd.
Klokje instellen op het display op
de middenconsole
Enkele uitvoeringen hebben een midden-
console met een display waarop de tijd
wordt aangegeven. Raadpleeg voor het in-
stellen van de tijd, de boordcomputer bij
“Tijd en datum instellen”.
fig. 15/a F0P0291m
GEAR SHIFT
INDICATOR
De “GSI” (Gear Shift Indicator) adviseert
de bestuurder een andere versnelling in te
schakelen via een speciaal bericht op het
display fig. 15/a.
Via de GSI wordt de bestuurder verteld
dat een andere versnelling brandstofbe-
sparing kan opleveren.
Wanneer het pictogram ▲(SHIFT UP) op
het display wordt weergegeven, geeft de
GSI het advies om een hogere versnelling
in te schakelen, terwijl wanneer het pic-
togram ▼(SHIFT DOWN) wordt weer-
gegeven, de bestuurder geadviseerd wordt
een lagere versnelling in te schakelen.
NB De aanwijzing op het instrumenten-
paneel blijft branden zolang de bestuurder
niet schakelt of zolang de rijomstandighe-
den niet terugkeren naar een situatie
waarin schakelen niet nodig is om het ver-
bruik te verminderen.
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 17

18
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ONDERHOUDSMETER
Deze geeft informatie over de onder-
houdsintervallen in relatie tot het gebruik
van de auto.
Werking
Als de sleutel in het contactslot wordt ge-
stoken, dan wordt gedurende enkele se-
conden op het display een steeksleutel
weergegeven, als symbool voor de on-
derhoudswerkzaamheden; op het display
van de totaalkilometerteller wordt het
aantal kilometers (naar beneden afgerond)
aangegeven dan nog kan worden afgelegd
tot de volgende servicebeurt. De onder-
houdsintervallen worden berekend vanaf
de laatste reset van de meter.
Het interval wordt bepaald m.b.v. twee pa-
rameters:
❒
afgelegde afstand
❒
verstreken tijd na de laatste service-
beurt.
Interval tot volgende servicebeurt
overschreden.
Nadat de contactsleutel in
stand Mis gedraaid, knippert
gedurende enkele seconden
het steeksleutelsymbool voor
het onderhoud en wordt aan-
tal kilometers getoond dat na het ver-
strijken van het onderhoudsinterval is af-
gelegd.
Afstand tot volgende servicebeurt
groter dan 1.000 km
Bijvoorbeeld: er kan nog 4.800 km wor-
den gereden tot de volgende servicebeurt.
Nadat de contactsleutel in stand Mis ge-
draaid, toont het display gedurende en-
kele seconden de volgende informatie:
De resterende afstand kan
worden beïnvloed door een
tijdfactor op basis van de wij-
ze waarop de bestuurder de
auto gebruikt.
F0P0354m
F0P0355m
Enkele seconden later nadat de sleutel in stand
Mis gedraaid, wordt het motorolieniveau aan-
gegeven, vervolgens begint de kilometertel-
ler te werken en wordt de totaalkilometers-
tand en de dagtellerstand weergegeven.
Afstand tot volgende servicebeurt
kleiner dan 1.000 km
Nadat de contactsleutel in stand Mis ge-
draaid, knippert gedurende enkele secon-
den het steeksleutelsymbool voor het on-
derhoud en wordt het resterende aantal
kilometers getoond: Het steeksleutelsymbool blijft
bij draaiende motor perma-
nent branden totdat het on-
derhoud is uitgevoerd.
OLIENIVEAUMETER
Als u de contactsleutel in stand
Mdraait, geeft het instrument, na de
weergave van het aantal kilometers dat
nog kan worden afgelegd tot de volgende
servicebeurt, tijdelijk het olieniveau in het
motorcarter aan. Als het opschrift “OIL”
knippert, er een geluidssignaal klinkt en
een bericht verschijnt, dan is het olieniveau
in de motor onvoldoende. Als het op-
schrift “OIL –“ knippert, dan is er een sto-
ring in de olieniveausensor.
OIL OK
F0P0356m
Eerste van de twee intervallen bereikt: het
steeksleutelsymbool voor het onderhoud
brandt ook als het interval van twee jaar
is verstreken.
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 18

19
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
De stoffen bekleding van uw
auto is langdurig bestand te-
gen slijtage bij een normaal
gebruik van de auto. Hevig
en/of langdurig wrijven met kledingac-
cessoires zoals metalen gespen, sier-
knopen en klittenbandsluitingen, moet
echter absoluut worden vermeden om-
dat hierdoor grote druk ontstaat op een
bepaalde plek op de bekleding, waar-
door deze plek kan slijten en de bekle-
ding beschadigd wordt.
Afstand tot de bestemming
Geeft de nog af te leggen afstand aan tot
de ingestelde bestemming als het naviga-
tiesysteem is ingeschakeld.
Afgelegde afstand
Geeft de afgelegde afstand aan, berekend
vanaf het begin van de rit na de resetpro-
cedure (gegevens op nul zetten).
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik
aan, berekend vanaf het begin van de rit na
de resetprocedure (gegevens op nul zet-
ten).
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid aan, bere-
kend vanaf het begin van de rit na de res-
etprocedure (gegevens op nul zetten).
TRIPCOMPUTER
Met de tripcomputer kunnen, door her-
haaldelijk op de knop fig. 16 aan het uit-
einde van de hendel te drukken, achter-
eenvolgens de onderstaande gegevens
worden getoond:
actieradius auto, huidig brandstof-
verbruik, afstand tot de bestem-
ming, trip 1 (afgelegde afstand, ge-
middeld brandstofverbruik, gemid-
delde snelheid) en trip 2 (afgelegde
afstand, gemiddeld brandstofver-
bruik, gemiddelde snelheid).
Deze informatie wordt weergegeven op
het display van het CONNECT info-tele-
maticasysteem.
Op nul zetten (reset): om de gegevens
op nul te zetten; houd langer dan 2 se-
conden de knop ingedrukt die is afgebeeld
in fig. 16.
Actieradius van de auto
Geeft de geschatte afstand aan die nog kan
worden afgelegd met de brandstof in de
brandstoftank, waarbij er van uit wordt ge-
gaan dat het rijgedrag niet verandert.
Huidig verbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik
aan dat berekend wordt over de laatst ver-
streken seconden van de rit.
fig. 16 F0P0041m
ZITPLAATSEN VOOR
Alle afstellingen mogen uit-
sluitend bij een stilstaande
auto worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
001-019 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:39 Pagina 19

20
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Verstellen in lengterichting fig. 17
Trek de hendel Aomhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren: als u
rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn
en de handen op de rand van het stuur
rusten. Laat de hendel los en controleer
of de stoel goed geblokkeerd is door hem
naar voren en naar achteren te schuiven.
Als u de hendel loslaat, moet
altijd gecontroleerd worden
of de stoel goed geblokkeerd is door te
proberen de stoel naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel niet
is geblokkeerd, kan de stoel plotseling
verschuiven, waardoor u de controle
over de auto zou kunnen verliezen.
ATTENTIE!
Voor maximale veiligheid
moet u de rugleuning recht-
op zetten, tegen de leuning aan gaan
zitten en de gordel goed laten aan-
sluiten op borst en bekken.
ATTENTIE!
Neem de stoelen niet uit
elkaar en voer ook geen
onderhouds- en/of reparatiewerk-
zaamheden uit: verkeerd uitge-
voerde werkzaamheden kunnen de
werking van de veiligheidssystemen
in gevaar brengen; wendt u altijd
tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
fig. 17 F0P0015m
Bestuurdersstoel in hoogte
verstellen fig. 17-18
Afhankelijk van de uitvoering en het type
is de auto leverbaar met:
❒
een passieve regeling: trek de hendel B
omhoog, voorkom vervolgens dat het
lichaam op de stoel steunt, zodat de
stoel omhoog kan komen.
❒
een actieve regeling: beweeg de hendel
Domhoog of omlaag totdat de
gewenste stand is bereikt.
Verstellen van de rugleuning fig. 17
Verstel de rugleuning met de hendel C.
fig. 18 F0P0322m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.19 Pagina 20

21
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 18/a F0P0016m
fig. 19
AB
F0P0017m
fig. 20 F0P0018m
fig. 21 F0P0019m
Lendensteunverstelling
(indien aanwezig) fig. 18/a
Bedien de hendel Aom het steunvlak van
de rugleuning aan te passen.
Stoelverwarming
(indien aanwezig) fig. 19
Druk met de contactsleutel in stand Mop de
knop Aof B(bestuurderszijde of passagierszij-
de) om de functie in of uit te schakelen. Bij in-
schakeling gaat het lampje op de knop bran-
den.
ARMSTEUNEN VOOR
(indien aanwezig) fig. 20-21
Op enkele uitvoeringen zijn tussen de
voorstoelen twee armsteunen geplaatst.
Handel als volgt om de gewenste instel-
ling uit te voeren:
❒
til de armsteun omhoog in stand A;
❒
klap de armsteun helemaal neer in
stand B;
❒
til de armsteun vervolgens omhoog in de
gewenste stand C.
fig. 22 F0P0122m
TWEEZITSBANK VOOR
(indien aanwezig)
De tweezitsbank is vast ingebouwd en
voorzien van driepunts-veiligheidsgordels
met rolautomaat.
Deze bank kan uitgerust zijn met een uit-
klapbare klep fig. 22 die als werkblad ge-
bruikt kan worden. Trek voor het ge-
bruiken van het werkblad aan de lip.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.19 Pagina 21

22
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
NEERKLAPPEN, VERWIJDEREN
EN WEER MONTEREN VAN DE
ACHTERBANK
Voor het verwijderen en
vervolgens weer monteren
van de achterbank, moet de rug-
leuning neergeklapt worden gehou-
den en plat tegen de zitting aanlig-
gen, om ieder mogelijk contact te
voorkomen met de scharnierme-
chanismen van de bank zelf.
ATTENTIE!
ZITPLAATSEN
ACHTER
Aparte stoel
Deze kan worden omgeklapt om de toegang
tot de zitplaatsen achter te vergemakkelij-
ken, en kan ook worden verwijderd.
Op enkele uitvoeringen kan de rugleuning
van de stoel voorzien zijn van een steunvlak.
Om het te gebruiken, moet u de ont-
grendelhendel A-fig. 23 bedienen en de
rugleuning tot op de zitting begeleiden.
Neerklappen/verwijderen aparte
stoel
Trek de handgreep A-fig. 23 omhoog om
de rugleuning neer te klappen.
Ga voor het verwijderen van de stoel als
volgt te werk:
❒
bedien de handgreep A-fig. 24 en
begeleid de stoel naar voren, zoals in
de figuur is afgebeeld;
❒
til de stoel omhoog zodat de pennen
loskomen uit de verankeringen en
verwijder de stoel, waarbij de rugleu-
ning goed neergeklapt moet zijn op de
zitting.
fig. 23 F0P0022m
fig. 24 F0P0023m
Voor het verwijderen en ver-
volgens weer monteren van de
stoel, moet de rugleuning neer-
geklapt worden gehouden en
plat tegen de zitting aanliggen, om ieder
mogelijk contact te voorkomen met de
scharniermechanismen van de stoel zelf.
TWEEZITSBANK
Afhankelijk van de uitvoering zijn er ver-
schillende soorten:
❒
tweezitsbank met vaste rugleuning;
❒
verwijderbare tweezitsbank met
afzonderlijk neerklapbare rugleunin-
gen;
❒
verwijderbare tweezitsbank met
afzonderlijk verstelbare en tot tafel
omklapbare rugleuningen.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.19 Pagina 22

23
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Trek aan de hendel A-fig. 25 om de rug-
leuning neer te klappen.
Ga voor het verwijderen van de bank als
volgt te werk:
– laat de hoofdsteunen geheel zakken;
fig. 25 F0P0024m
Zorg dat de verankeringen
in de vloer altijd goed
schoon zijn; de aanwezigheid van
vreemde voorwerpen kan de juiste
vergrendeling van de stoelen in ge-
vaar brengen.
ATTENTIE!
Controleer voordat u gaat
rijden of alle zitplaatsen in
de rijrichting staan en goed ge-
blokkeerd zijn. Alleen deze op-
stelling staat een doelmatig ge-
bruik van de veiligheidsgordels toe.
ATTENTIE!
fig. 26 F0P0025m
– klap de rugleuning neer zoals hiervoor
beschreven;
– trek de hendel A-fig. 26 omhoog en
klap de bank om;
– til de bank omhoog zodat de pennen los-
komen uit de verankeringen en verwijder
de bank, waarbij de rugleuning goed neer-
geklapt moet zijn op de zitting.
Ga voor het weer monteren van de bank
als volgt te werk:
– til de bank omhoog en haak de pennen
op de juiste wijze in de verankeringen op
de vloer;
– begeleid de bank totdat deze automatisch
in de bevestigingspunten achter vergren-
delt.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.19 Pagina 23

24
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
OPSTELLINGEN VAN
DE ZITPLAATSEN IN
HET INTERIEUR
Afhankelijk van de uitvoering kan de op-
stelling van de zitplaatsen in het interieur
worden gewijzigd m.b.v. de bevestigingen
op de vloer.
In de volgende afbeeldingen staan enkele
opstellingen afhankelijk van het type uit-
voering.
fig. 27/a - 5 zitplaatsen
(Verlengde cabine)
)
F0P0705m
fig. 28 - 5 zitplaatsen F0P0124m
fig. 29 - 6 zitplaatsen F0P0125m
fig. 30 - 7 zitplaatsen F0P0126m
fig. 31 - 8 zitplaatsen F0P0127m
fig. 32 - 9 zitplaatsen F0P0128m
fig. 27 - 4 zitplaatsen F0P0123m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.19 Pagina 24

25
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
HOOFDSTEUN
Omhoog plaatsen:
❒
trek de hoofdsteun omhoog totdat hij
hoorbaar vergrendelt.
Omlaag plaatsen:
❒
druk op de knop A-fig. 33 of A-fig. 34
en duw de hoofdsteun omlaag.
De hoofdsteunen moeten zo
worden ingesteld dat ze het
hoofd ondersteunen en niet de nek.
Alleen in dat geval bieden ze be-
scherming.
ATTENTIE!
BELANGRIJK Bij een andere opstelling van
de zitplaatsen:
❒
als de hoofdsteun wordt verwijderd,
bevestig deze dan aan een steun
❒
controleer of de veiligheidsgordels be-
reikbaar blijven en eenvoudig door de
inzittenden kunnen worden omgelegd
❒
inzittenden mogen nooit reizen op een
zitplaats zonder correct afgestelde
hoofdsteun en zonder omgelegde vei-
ligheidsgordel
❒
bij de versies met verlengde cabine, is
de bank van de lange cabine niet ge-
schikt voor het plaatsen van een kin-
derzitje.
ATTENTIE fig. 32/a
Er mag niet worden gereden met een pas-
sagier:
❒
op de derde zitrij als de rugleuning van
de tweede zitrij in de tafelstand is ge-
plaatst;
❒
op de derde zitrij als de stoel/bank van
de tweede zitrij is ingeklapt;
❒
op de middelste zitplaats als de zitplaats
aan de rechter zijkant is ingeklapt.
fig. 32/a F0P0323m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.19 Pagina 25

26
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
STUUR
Het stuurwiel kan zowel in lengterichting
als in hoogte worden versteld.
Handel als volgt om de gewenste instelling
uit te voeren:
❒
ontgrendel de hendel A-fig. 35 door
deze naar voren te drukken (stand 2);
❒
plaats het stuur in de gewenste stand;
❒
vergrendel de hendel Adoor hem naar
het stuur te trekken (stand 1).
fig. 35 F0P0028m
Het stuur mag alleen worden
versteld als de auto stilstaat.
ATTENTIE!
Het is streng verboden om de-
montage-/montagewerk-
zaamheden uit te voeren, waarvoor wij-
zigingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij mon-
tage van een diefstalbeveiliging). Hier-
door kunnen de prestaties van het sys-
teem, de garantie en de veiligheid in ge-
vaar worden gebracht en voldoet de au-
to niet meer aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE!
fig. 33 F0P0026m
fig. 34 F0P0027m
Voor het optimaal benutten van de hoofd-
steun moet de rugleuning zo zijn ingesteld
dat u rechtop zit en dat uw hoofd zich zo
dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.19 Pagina 26

27
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL fig. 36
De binnenspiegel is voorzien van een be-
veiligingsmechanisme, waardoor de spie-
gel bij een krachtig contact met een inzit-
tende losschiet.
De binnenspiegel is verstelbaar met de
hendel A-fig. 36:
❒
normale stand
❒
anti-verblindingsstand.
fig. 36 F0P0029m
fig. 37 F0P0030m
BUITENSPIEGELS
Handmatige verstelling fig. 37
Bedien de knop A.
fig. 38 F0P0031m
Elektrische verstelling fig. 38
Dit is alleen mogelijk als de contactsleutel
in stand Mstaat.
Handel als volgt om de gewenste instelling
uit te voeren:
❒
met de schakelaar Akiest u welke spie-
gel u wilt verstellen (links of rechts);
❒
met de schakelaar Bkunt de spiegel in
4 richtingen verstellen.
Elektrisch inklappen fig. 38
Dit is alleen mogelijk als de contactsleutel
in stand Mstaat.
Zet de schakelaar Ain de middenstand en
verplaats vervolgens schakelaar Bnaar
achteren.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.19 Pagina 27

28
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Inklappen
Indien nodig (bijv. als de breedte van de
spiegel een hindernis vormt in nauwe
doorgangen) kunnen de buitenspiegels
worden ingeklapt door ze van stand
1-fig. 39 in stand 2te zetten.
Tijdens het rijden moeten de
spiegels altijd in stand 1-fig.
39 staan.
Het onderste gedeelte van de
spiegel aan bestuurderszijde
is bol, waardoor de afstandswaarne-
ming enigszins wordt beïnvloed.
ATTENTIE!
Ontwaseming/ontdooiing
(indien aanwezig)
De buitenspiegels zijn voorzien van ver-
warmingselementen die worden inge-
schakeld als de achterruitverwarming
wordt ingeschakeld (door op de knop
(
)
te drukken.
WAARSCHUWING De functie is tijdge-
schakeld en wordt na enige minuten au-
tomatisch uitgeschakeld.
fig. 39 F0P0032m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.19 Pagina 28

29
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VERWARMING EN
VENTILATIE
1. Vast luchtrooster boven
2. Verstelbare luchtroosters in het midden
3. Vaste luchtroosters aan zijkant
4. Verstelbare luchtroosters aan zijkant
5. Luchtroosters onder voor zitplaatsen voor
6. Luchtroosters boven voor zitplaatsen achter
(indien aanwezig).
fig. 40 F0P0033m
fig. 41 F0P0101m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.19 Pagina 29

30
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Om de luchtroosters Ben Cte gebruiken,
moet u met de betreffende schuif de luch-
troosters in de gewenste stand instellen.
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 44
Draaiknop A voor de
luchtverdeling
μ
voor lucht uit de luchtroosters in het
midden en aan de zijkanten;
∑
voor luchttoevoer naar de beenruim-
ten en voor een iets lagere tempera-
tuur uit de luchtroosters op het dash-
board (“bilevel”-stand);
∂
voor verwarming bij lage buitentem-
peraturen: maximale luchtopbrengst
naar de beenruimte;
∏
voor verwarming van de beenruimte en
ontwaseming van de voorruit;
-
voor een snelle ontwaseming van de
voorruit.
fig. 44 F0P0036m
fig. 42 F0P0034m
fig. 43 F0P0035m
LUCHTROOSTERS IN HET
MIDDEN EN AAN DE ZIJKANT
fig. 42-43
De luchtroosters zijn verstelbaar in de
door de pijlen aangegeven vier richtingen.
AVast luchtrooster voor de zijruiten.
BVerstelbare luchtroosters aan de zijkant.
CVerstelbare luchtroosters in het midden.
De luchtroosters Azijn niet verstelbaar.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.19 Pagina 30

31
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Draaiknop B dient voor
inschakelen en regelen van de
aanjager
0= aanjager uit
1-2-3 = aanjagersnelheid
4
-
p= aanjager op maximale snel-
heid
Draaiknop C voor regeling van de
luchttemperatuur (menging van
warme/koude lucht)
Rood gebied = warme lucht
Blauw gebied = koude lucht
Knop D voor in-/uitschakeling van
de luchtrecirculatie
Als u op de knop drukt, schakelt de lucht-
recirculatie in.
Als u na inschakeling van de luchtrecircu-
latie opnieuw op de knop drukt, wordt de
luchtrecirculatie uitgeschakeld.
SNELLE VERWARMING VAN
INTERIEUR
Ga voor snel verwarmen als volgt te werk:
❒
draai de knop Cin het rode vlak;
❒
schakel de recirculatie in
(indien uitgeschakeld);
❒
draai de knop Ain stand
∂
;
❒
draai de knop Bin stand 4
-
p(maxi-
male aanjagersnelheid).
Vervolgens kan een stand gekozen wor-
den waarbij het comfort optimaal blijft.
Druk op de knop Dom de luchtrecircu-
latie uit te schakelen en het beslaan van de
ruiten te voorkomen.
WAARSCHUWING Wacht bij een kou-
de motor enige minuten totdat de koel-
vloeistof de optimale bedrijfstemperatuur
heeft bereikt.
VENTILATIE VAN HET
INTERIEUR
Ga voor een goede ventilatie in het inte-
rieur als volgt te werk:
❒
draai de knop Cin het blauwe vlak;
❒
schakel de recirculatie uit (indien inge-
schakeld);
❒
draai de knop Ain stand
μ
;
❒
draai de draaiknop Bop de gewenste
snelheid.
VERWARMING VAN HET
INTERIEUR
Ga als volgt te werk:
❒
draai de knop Cin het rode vlak;
❒
draai de knop Ain de gewenste stand;
❒
draai de draaiknop Bop de gewenste
snelheid.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 31

32
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
SNEL ONTWASEMEN/
ONTDOOIEN VOORRUITEN
(VOORRUIT EN ZIJRUITEN)
Ga als volgt te werk:
❒
draai de knop Cin het rode vlak;
❒
schakel de recirculatie uit (indien inge-
schakeld);
❒
draai de knop Ain stand
-
;
❒
draai de knop Bin stand 4
-
p(maxi-
male aanjagersnelheid).
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een
stand gekozen worden waarbij het com-
fort optimaal blijft.
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als de luchtvochtigheid buiten heel hoog is
en/of bij regen en/of bij grote tempera-
tuurverschillen tussen de lucht in en buiten
de auto moeten de volgende handelingen
uitgevoerd worden, zodat wordt voorko-
men dat de ruiten beslaan:
❒
draai de knop Cin het rode vlak;
❒
schakel de luchtrecirculatie uit (indien
ingeschakeld) door de knop Din te
drukken;
❒
draai de knop Ain stand
-
met de
mogelijkheid stand
∏
in te schakelen
als de ruiten niet beslaan;
❒
draai de knop Bop de 2esnelheid.
ONTWASEMING/
ONTDOOIING ACHTERRUIT EN
BUITENSPIEGELS
(indien aanwezig) fig. 45
Druk op knop Aom deze functie in te
schakelen; de inschakeling wordt gesigna-
leerd door het branden van het lampje op
de knop.
De functie is tijdgeschakeld en wordt na
20 minuten automatisch uitgeschakeld. U
kunt de verwarming eerder uitschakelen
door nogmaals de knop Ain te drukken.
WAARSCHUWING Plak geen stickers of
andere plaatjes op de elektrische weer-
standsdraden aan de binnenzijde van de
achterruit, om beschadiging van de ach-
terruitverwarming te voorkomen.
fig. 45 F0P0037m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 32

33
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
AIRCONDITIONING,
HANDBEDIEND
(waar voorzien)
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 46
Draaiknop A voor de
luchtverdeling
μ
voor lucht uit de luchtroosters in het
midden en aan de zijkanten;
∑
voor luchttoevoer naar de beenruim-
ten en voor een iets lagere tempera-
tuur uit de luchtroosters op het dash-
board (“bilevel”-stand);
∂
voor verwarming bij lage buitentem-
peraturen: maximale luchtopbrengst
naar de beenruimte;
∏
voor verwarming van de beenruimte
en ontwaseming van de voorruit;
-
voor een snelle ontwaseming van de
voorruit.
Draaiknop B dient voor
inschakelen en regelen van de
aanjager
0= aanjager uit
1-2-3 = aanjagersnelheid
4
-
p= aanjager op maximale snel-
heid
RECIRCULATIE INSCHAKELEN
fig. 44
Druk op de knop
Ω
.
Wij raden u aan de recirculatiefunctie in
te schakelen in de file of in tunnels. Hier-
mee wordt voorkomen dat vervuilde lucht
het interieur bereikt. Het is niet raadzaam
dit systeem langdurig te laten werken, om-
dat anders, vooral als u met meerdere
personen in de auto zit, de kans aanzien-
lijk toeneemt dat de ruiten beslaan.
WAARSCHUWING Met de recirculatie-
functie kan, afhankelijk van de gekozen
werking (“verwarmen” of “koelen”) snel-
ler het gewenste resultaat worden bereikt.
Het verdient aanbeveling om de recircu-
latiefunctie in te schakelen op regenach-
tige en koude dagen, om te voorkomen
dat de ruiten beslaan.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 33

34
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Draaiknop C voor regeling van de
luchttemperatuur (menging van
warme/koude lucht)
Rood gebied = warme lucht
Blauw gebied = koude lucht
Knop E voor het in-/uitschakelen
van de airconditioning
Als de knop wordt ingedrukt (led op knop
brandt), wordt de airconditioning inge-
schakeld.
Als u nogmaals op de knop drukt (lampje
op de knop gedoofd), schakelt de aircon-
ditioning uit.
fig. 46 F0P0038m
Knop D voor in-/uitschakeling van
de luchtrecirculatie
Als u op de knop drukt, schakelt de lucht-
recirculatie in.
Als u na inschakeling van de luchtrecircu-
latie opnieuw op de knop drukt, wordt de
luchtrecirculatie uitgeschakeld.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 34

35
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VENTILATIE VAN HET
INTERIEUR
Ga voor een goede ventilatie in het inte-
rieur als volgt te werk:
❒
draai de knop Cin het blauwe vlak;
❒
schakel de luchtrecirculatie uit door de
knop Din te drukken;
❒
draai de knop Ain stand
μ
;
❒
draai de draaiknop Bop de gewenste
snelheid.
AIRCONDITIONING (koeling)
Ga voor snel koelen als volgt te werk:
❒
draai de knop Cin het blauwe vlak;
❒
schakel de luchtrecirculatie in door de
knop Din te drukken;
❒
draai de knop Ain stand
μ
;
❒
schakel de airconditioning in door de
knop Ein te drukken; het lampje op de
knop Egaat branden;
❒
draai de knop Bin stand 4
-
p(maxi-
male aanjagersnelheid).
Regeling van de koeling
❒
draai de knop Cnaar rechts voor ver-
hoging van de temperatuur;
❒
schakel de luchtrecirculatie uit door de
knop Din te drukken;
❒
draai de knop Bvoor verlaging van de
aanjagersnelheid.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 35

37
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als de luchtvochtigheid buiten heel hoog is
en/of bij regen en/of bij grote tempera-
tuurverschillen tussen de lucht in en buiten
de auto moeten de volgende handelingen
uitgevoerd worden, zodat wordt voorko-
men dat de ruiten beslaan:
❒
draai de knop Cin het rode vlak;
❒
schakel de luchtrecirculatie uit (indien
ingeschakeld) door de knop Din te
drukken;
❒
draai de knop Ain stand
-
met de
mogelijkheid stand
®
in te schakelen
als de ruiten niet beslaan;
❒
draai de knop Bop de 2esnelheid.
BELANGRIJK De airconditioning is zeer
bruikbaar om het beslaan van de ruiten te
voorkomen bij een hoge luchtvochtigheid,
omdat de in het interieur gevoerde lucht
wordt ontvochtigd.
ONTWASEMING/
ONTDOOIING ACHTERRUIT EN
BUITENSPIEGELS
(indien aanwezig) fig. 47
Druk op knop Aom deze functie in te
schakelen; de inschakeling wordt gesigna-
leerd door het branden van het lampje op
de knop.
De functie is tijdgeschakeld en wordt na
20 minuten automatisch uitgeschakeld. U
kunt de verwarming eerder uitschakelen
door nogmaals de knop Ain te drukken.
WAARSCHUWING Plak geen stickers of
andere plaatjes op de elektrische weer-
standsdraden aan de binnenzijde van de
achterruit, om beschadiging van de ach-
terruitverwarming te voorkomen.
fig. 47 F0P0039m
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een
stand gekozen worden waarbij het com-
fort optimaal blijft.
BELANGRIJK De airconditioning kan goed
gebruikt worden om de ruiten sneller te
ontwasemen, omdat de lucht wordt ont-
vochtigd. Stel de bedieningsorganen in zo-
als hiervoor beschreven en schakel de air-
conditioning in door de knop Ein te druk-
ken; het lampje op de knop gaat branden.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 37

38
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ONDERHOUD VAN HET
SYSTEEM
Tijdens de winter moet de airconditioning
ten minste een keer maand gedurende on-
geveer 10 minuten worden ingeschakeld.
Laat voor het zomerseizoen de werking
van de airconditioning door het Fiat Ser-
vicenetwerk controleren.
De airconditioning maakt ge-
bruik van het koelmiddel
R134a. Bij lekkage is dit mid-
del niet schadelijk voor het
milieu. Gebruik in geen geval andere
middelen, zoals R12, omdat anders de
componenten van het systeem bescha-
digd kunnen worden.
WAARSCHUWING Met de recirculatie-
functie kan, afhankelijk van de gekozen
werking (“verwarmen” of “koelen”) snel-
ler het gewenste resultaat worden bereikt.
Het verdient aanbeveling om de recircu-
latiefunctie in te schakelen op regenach-
tige en koude dagen, om te voorkomen
dat de ruiten beslaan.
RECIRCULATIE INSCHAKELEN
fig. 46
Druk op de knop
Ω
.
Wij raden u aan de recirculatiefunctie in
te schakelen in de file of in tunnels. Hier-
mee wordt voorkomen dat vervuilde lucht
het interieur bereikt. Het is niet raadzaam
dit systeem langdurig te laten werken, om-
dat anders, vooral als u met meerdere
personen in de auto zit, de kans aanzien-
lijk toeneemt dat de ruiten beslaan.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 38

39
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
AUTOMATISCHE
TWEEZONE-
KLIMAATREGELING
(indien aanwezig)
BESCHRIJVING
De automatische tweezone-klimaatrege-
ling regelt de temperatuur en de lucht-
verdeling in het interieur in twee zones:
bestuurders- en passagierszijde De tem-
peratuurregeling is gebaseerd op de “ge-
voelstemperatuur”: het systeem houdt
doorlopend het comfort in het interieur
constant en compenseert eventuele wij-
zigingen van de externe klimatologische
omstandigheden, waaronder zonnestra-
ling, de gemeten wordt met een sensor.
De automatisch gecontroleerde parame-
ters en functies zijn:
❒
luchttemperatuur bij de uitstroomope-
ningen aan bestuurders-/passagierszijde
voor;
❒
luchtverdeling naar de uitstroomope-
ningen aan bestuurders-/passagierszijde
voor;
❒
aanjagersnelheid (traploze regeling van
de luchtstroom);
❒
inschakeling van de compressor (voor
koelen en drogen van de lucht);
❒
luchtrecirculatie.
Deze functies kunnen handmatig worden
gewijzigd, d.w.z. dat u het systeem kunt
regelen door naar wens een of meer func-
ties te selecteren en te wijzigen. Op de-
ze manier worden de functies die hand-
matig zijn gewijzigd niet langer automa-
tisch door het systeem geregeld. Het sys-
teem grijpt alleen in om veiligheidsrede-
nen. De handmatige instellingen hebben
voorrang boven de automatische instel-
lingen en blijven in het geheugen opgesla-
gen totdat de gebruiker de regeling weer
overlaat aan de automatische werking
door de knop AUTO in te drukken, be-
halve in de gevallen dat het systeem om
veiligheidsredenen ingrijpt. De handmati-
ge instelling van een functie beïnvloedt de
regeling van de andere automatisch gere-
gelde functies niet. De luchtopbrengst in
het interieur is onafhankelijk van de snel-
heid van de auto omdat de luchtopbrengst
elektronisch geregeld wordt door de aan-
jager. De luchttemperatuur in het interi-
eur wordt altijd automatisch geregeld op
basis van de ingestelde temperaturen op
de displays van de bestuurder en de pas-
sagier voor (behalve als het systeem is uit-
geschakeld of in enkele omstandigheden
als de compressor is uitgeschakeld).
De volgende parameters en functies kun-
nen handmatig worden ingesteld en ge-
wijzigd:
❒
temperatuur bestuurders-/passagiers-
zijde voor;
❒
aanjagersnelheid (traploze regeling);
❒
luchtverdeling in zeven standen (be-
stuurder/passagier voor);
❒
inschakelen van de compressor;
❒
niet gescheiden/gescheiden regeling;
❒
snelle ontwaseming/ontdooiing;
❒
luchtrecirculatie;
❒
achterruitverwarming.
❒
uitschakelen van het systeem.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 39

40
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 48
Adrukknop voor in-/uitschakelen airco-
compressor;
Bdrukknop voor inschakelen functie
AUTO (automatische werking);
C
drukknop voor inschakelen functie
(snel-
le ontdooiing/ontwaseming voorruit
en zijruiten voor);
Ddrukknop voor instelling luchtverde-
ling;
Edrukknop voor in-/uitschakelen lucht-
recirculatie;
GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manie-
ren worden ingeschakeld, maar wij raden
u aan te beginnen met het indrukken van
een van de knoppen AUTO en vervol-
gens de draaiknoppen te draaien om op
het display de gewenste temperaturen in
te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor verschil-
lende temperatuurwaarden instellen. Het
maximaal toegestane verschil is 7°C.
Op deze wijze begint het systeem geheel
automatisch te werken, zodat zo snel mo-
gelijk de ingestelde temperaturen worden
bereikt. Het systeem regelt de tempera-
tuur, de luchthoeveelheid, de luchtverde-
ling in het interieur, de recirculatiefunc-
tie en het inschakelen van de aircocom-
pressor.
fig. 48 F0P0040m
Fdrukknop voor in-/uitschakelen ach-
terruitverwarming;
Gdrukknop voor verlagen aanjagersnel-
heid;
Hdrukknop voor verhogen aanjager-
snelheid;
Idraaiknop voor regeling interieurtem-
peratuur passagierszijde;
Ldisplay met informatie over aircondi-
tioning;
Mdraaiknop voor regeling interieurtem-
peratuur bestuurderszijde.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 40

41
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem, moeten alleen de vol-
gende functies eventueel handmatig wor-
den ingeschakeld:
❒Ω
, luchtrecirculatie, om de recircula-
tie altijd in- of uitgeschakeld te hou-
den;
❒-
voor een snelle ontwaseming/ont-
dooiing van de ruiten voor, de achter-
ruit en de buitenspiegels;
❒(
voor het ontwasemen/ontdooien
van de achterruit en de buitenspiegels.
❒π
voor het kiezen van de luchtver-
deling tijdens de ventilatie.
Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem kunt u op ieder moment
de ingestelde temperaturen, de luchtver-
deling en de aanjagersnelheid wijzigen
m.b.v. de desbetreffende knoppen: het sys-
teem wijzigt automatische de instellingen
om aan de nieuwe eisen te voldoen.
Draaiknoppen voor regeling
luchttemperatuur M - I
Als u de knoppen naar rechts of naar links
draait, verhoogt of verlaagt u de luchttem-
peratuur respectievelijk in het gedeelte
linksvoor (draaiknop M) en rechtsvoor
(draaiknop I) van het interieur. Omdat het
systeem het klimaat in twee zones in het in-
terieur regelt, kunnen de bestuurder en de
passagier voor verschillende temperatuur-
waarden instellen. Het maximaal toegesta-
ne verschil is 7°C. De ingestelde tempera-
turen worden op het display weergegeven
dicht bij de knoppen. Als u de knop AUTO
indrukt, wordt de automatische werking van
de airconditioning ingeschakeld waardoor
de temperatuur aan bestuurders- en passa-
gierszijde verschillend kan zijn. Als de au-
tomatische werking is ingeschakeld en u op-
nieuw op de knop AUTO drukt, wordt de
temperatuur aan bestuurders- en passa-
gierszijde gelijkgesteld.
Als u de knoppen helemaal naar rechts of
links draait, wordt respectievelijk de func-
tie HI (maximale verwarming) of LO
(maximale koeling) ingeschakeld.
Voor het uitschakelen van deze twee func-
ties is het voldoende om de tempera-
tuurknop te draaien en de gewenste tem-
peratuur in te stellen.
Drukknop voor de luchtverdeling
voor D
Als u op deze knop drukt, kunt u hand-
matig voor de linker- en de rechterzijde
in het interieur een van de zeven instel-
lingen voor de luchtverdeling kiezen:
æ
Lucht uit de luchtroosters van de
voorruit en de zijruiten voor voor
ontdooiing/ontwaseming van de rui-
ten.
ø
Lucht uit de luchtroosters in het mid-
den en aan de zijkant van het dash-
board voor een koele luchtstroom
op het lichaam en het gezicht bij
warm weer.
¿
Luchtstroom naar de luchtroosters
van de beenruimten voor en achter.
Met deze luchtverdeling kan in een
zo kort mogelijke tijd de lucht in het
interieur worden verwarmd, omdat
warme lucht opstijgt. Dit geeft snel
een behaaglijk gevoel.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 41

42
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
¡
Luchtstroom verdeeld over de luch-
troosters in de beenruimten voor en
achter (warmere lucht) en de uit-
stroomopeningen in het midden en
aan de zijkant van het dashboard
(koelere lucht). Deze luchtverdeling
is bijzonder nuttig in de gematigde
seizoenen (voor- en najaar) als de zon
schijnt.
¬
Luchtstroom verdeeld over de luch-
troosters in de beenruimten en de
luchtroosters voor ontdooien/ont-
wasemen van de voorruit en de zij-
ruiten voor. Deze luchtverdeling
zorgt voor een goede verwarming
van het interieur en voorkomt het
eventuele beslaan van de ruiten.
De luchtverdeling, als deze handmatig is
ingesteld, wordt aangegeven door een
brandend lampje op de geselecteerde
knoppen. Als een gecombineerde functie
is ingesteld en op een knop wordt ge-
drukt, wordt die functie ook ingeschakeld.
Als echter op een knop gedrukt wordt
waarvan de functie reeds ingeschakeld is,
wordt deze functie uitgeschakeld en gaat
de betreffende led uit. Voor het hervatten
van de automatische werking van de lucht-
verdeling na een handmatige instelling,
moet de knop AUTO worden ingedrukt.
Als de bestuurder de luchtverdeling naar
de voorruit kiest, wordt automatisch ook
aan de passagierszijde de luchtverdeling
naar de voorruit ingesteld. De passagier
kan vervolgens een andere luchtverdeling
kiezen door de betreffende knoppen in te
drukken.
Drukknoppen voor regelen
aanjagersnelheid G - H
Als u de knop Gpindrukt, dan wordt de
aanjagersnelheid verlaagd en daarmee de
hoeveelheid lucht die naar het interieur
wordt gevoerd. Als u de knop Hpin-
drukt, dan wordt de aanjagersnelheid ver-
hoogd en daarmee de hoeveelheid lucht
die naar het interieur wordt gevoerd. Bei-
de knoppen werken, waarbij het doel van
het systeem blijft om de ingestelde tem-
peratuur te handhaven.
De aanjagersnelheid wordt weergegeven
door verlichte staafjes in het symbool p
van de aanjager op het display:
❒
maximum aanjagersnelheid = alle staaf-
jes verlicht;
❒
minimum aanjagersnelheid = één staaf-
je verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld,
maar alleen als u de aircocompressor hebt
uitgeschakeld met de knop A.
BELANGRIJK Voor het hervatten van de
automatische werking van de aanjager na
een handmatige instelling, moet de knop
AUTO worden ingedrukt.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 42

43
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Knop AUTO
(in-/uitschakelen automatische
werking)
Als u de knop AUTO indrukt, regelt het
systeem automatisch, in de betreffende zo-
nes, de hoeveelheid en de verdeling van de
naar het interieur toegevoerde lucht en
worden alle voorafgaande handmatige in-
stellingen opgeheven. Als er een of meer-
dere handmatige instellingen zijn uitgevoerd
(luchtrecirculatie, luchtverdeling, aanjager-
snelheid of uitschakeling aircocompressor).
BELANGRIJK Als het systeem vanwege
handmatige instellingen de gewenste tem-
peratuur in de verschillende zones niet
meer kan garanderen en handhaven, knip-
pert de ingestelde temperatuur om aan te
geven dat het systeem een probleem heeft
gesignaleerd; na een minuut dooft het op-
schrift AUTO.
Voor het hervatten van de automatische
werking van het systeem na een handma-
tige instelling (een of meerdere), moet de
knop AUTO worden ingedrukt.
Als u bij automatische werking de knop
AUTO opnieuw indrukt, wordt de tem-
peratuur aan bestuurderszijde en aan pas-
sagierszijde voor automatisch gelijkgesteld,
waardoor u in de twee zones dezelfde
temperatuur en luchtverdeling kunt in-
stellen met de draaiknop aan bestuur-
derszijde. Met deze functie kan de tem-
peratuur in het interieur makkelijk gere-
geld worden als alleen de bestuurder in de
auto zit. De gescheiden regeling van de
temperatuur en de luchtverdeling wordt
automatisch hervat, als u nogmaals de
knop AUTO indrukt.
Drukknop in-/uitschakeling
recirculatiefunctie E
De luchtrecirculatie wordt als volgt ge-
regeld:
❒
automatisch ingeschakeld, door een van
de knoppen AUTO in te drukken; het
symbool AUTO op het display brandt.
❒
handmatig ingeschakeld, door de knop
Ein te drukken; het symbool
Ω
ver-
schijnt op het display;
❒
handmatig uitgeschakeld, door de knop
Ein te drukken; het symbool
Ω
op het
display dooft.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen de gewenste omstandigheden
(verwarming of koeling van het interieur)
sneller worden bereikt.
Het is echter niet raadzaam deze functie
handmatig in te schakelen op regenachti-
ge of koude dagen, omdat dan de ruiten
aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kun-
nen beslaan, vooral als de airconditioning
niet is ingeschakeld.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 43

44
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Bij lage buitentemperaturen wordt de re-
circulatie uitgeschakeld (met luchttoevoer
van buiten) om het beslaan van de ruiten
te voorkomen.
Bij automatische werking wordt de recir-
culatie automatisch door het systeem ge-
regeld op basis van de externe klimato-
logische omstandigheden.
Drukknop voor in-/uitschakelen
aircocompressor A
Als u de knop A/C indrukt, schakelt de
aircocompressor in en kunnen op het dis-
play de letters A/C worden weergegeven
om de inschakeling te bevestigen. Als u bij
ingeschakelde compressor opnieuw op de
knop A/C drukt, schakelt de aircocom-
pressor uit en verdwijnen ook de letters
van het display om de uitschakeling te be-
vestigen. Als u de aircocompressor uit-
schakelt, wordt de recirculatie uitgescha-
keld om het eventuele beslaan van de rui-
ten te voorkomen. Als het systeem de in-
gestelde temperatuur echter niet meer
kan handhaven, gaat de temperatuur knip-
peren en dooft ook het opschrift AUTO.
BELANGRIJK Met uitgeschakelde airco-
compressor is het niet mogelijk lucht in
het interieur te voeren met een tempe-
ratuur die lager is dan de buitentempera-
tuur; bovendien kunnen (in bijzondere
weersomstandigheden) de ruiten zeer snel
beslaan omdat de lucht niet gedroogd kan
worden.
Het uitschakelen van de compressor blijft
ook opgeslagen als de motor wordt uit-
geschakeld. U kunt de automatische re-
geling van de aircocompressor weer in-
schakelen door nogmaals de knop A/C in
te drukken of de knop AUTO.
Als de compressor is uitgeschakeld, kan
de aanjagersnelheid handmatig op nul wor-
den gezet.
Als de compressor is ingeschakeld bij
draaiende motor, kan de aanjagersnelheid
niet lager zijn dan een minimale waarde
(één staafje verlicht).
Bij lage buitentemperaturen
raden wij u aan om de recir-
culatiefunctie niet te gebruiken, om-
dat hierdoor de ruiten sneller kunnen
beslaan.
ATTENTIE!
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 44

45
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Drukknop voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
voorruit en de zijruiten voor C
Als u deze knop indrukt, schakelt de kli-
maatregeling automatisch alle functies in
die noodzakelijk zijn voor het snel ont-
dooien/ontwasemen van de voorruit en
de zijruiten voor. D.w.z. dat het systeem:
❒
de aircocompressor inschakelt wanneer
de weersomstandigheden dit toestaan;
❒
de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒
de maximale luchttemperatuur HI op
beide displays instelt;
❒
een aanjagersnelheid inschakelt op ba-
sis van de koelvloeistoftemperatuur om
toevoer van nog te koude lucht voor de
ontwaseming van de ruiten te beperken;
❒
de luchtstroom naar de luchtroosters
voor de voorruit en de zijruiten voor
leidt;
❒
de achterruitverwarming inschakelt.
BELANGRIJK De functie voor snelle ont-
waseming/ontdooiing van de ruiten blijft
ongeveer 3 minuten ingeschakeld, nadat
de koelvloeistoftemperatuur de juiste
temperatuur heeft bereikt.
Als de functie voor snel ontdooien/ont-
wasemen is ingeschakeld, gaan het lamp-
je op de betreffende knop en het lampje
op de knop van de achterruitverwarming
branden.
Als de functie voor maximaal ontwase-
men/ontdooien is ingeschakeld, kunnen al-
leen de aanjagersnelheid en de uitschake-
ling van de achterruitverwarming hand-
matig worden geregeld. Als u de knop
voor maximale ontdooiing/ontwaseming
indrukt, of de knoppen voor de luchtre-
circulatie of de uitschakeling van de com-
pressor of de knop AUTO, schakelt het
systeem de functie maximaal ontdooi-
en/ontwasemen uit en worden alle be-
drijfsomstandigheden van voor het in-
schakelen van de functie hersteld.
Drukknop voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
achterruit en de buitenspiegels
(indien aanwezig) F
Als u deze knop indrukt, dan wordt de
achterruitverwarming ingeschakeld.
Het lampje op de knop gaat branden als
deze functie wordt ingeschakeld.
De functie schakelt na 20 minuten auto-
matisch uit, of als opnieuw de knop wordt
ingedrukt. De functie wordt ook uitge-
schakeld als u de motor uitzet en blijft uit-
geschakeld als u de motor opnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-
re plaatjes op de elektrische weerstands-
draden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 45

46
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Systeem uitschakelen (A/C) A
Het systeem schakelt uit als u op de knop
Adrukt. Bij uitgeschakeld systeem zijn de
omstandigheden van de klimaatregeling:
❒
zijn de temperatuurdisplays gedoofd;
❒
is de recirculatie ingeschakeld, waarbij
geen lucht van buiten binnenkomt;
❒
is de aircocompressor uitgeschakeld;
❒
is de aanjager uitgeschakeld.
Ook als het systeem is uitgeschakeld, kan
de achterruitverwarming worden in-/uit-
geschakeld.
BELANGRIJK De regeleenheid van de kli-
maatregeling slaat de ingestelde tempe-
raturen in het geheugen op voordat het
systeem wordt uitgeschakeld. Als u ver-
volgens op een willekeurige knop drukt
(behalve de knop van de achterruitver-
warming), worden de functies weer her-
steld. Als de functie van de ingedrukte
knop niet was ingeschakeld voor de uit-
schakeling, dan wordt deze functie ook ge-
activeerd; als deze daarentegen was inge-
schakeld, blijft de functie gehandhaafd.
Als u de volledig automatische werking
van het systeem weer wilt inschakelen,
druk dan op de knop AUTO.
HULPVERWARMING
(indien aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-
warming van het interieur bij koud weer.
De uitschakeling van de verwarming vindt
automatisch plaats als het gewenste com-
fort is bereikt.
Automatische tweezone-
klimaatregeling
De hulpverwarming schakelt automatisch
in nadat u de contactsleutel in stand M
hebt gezet.
Handmatig regelbare verwarming
en airconditioning
De hulpverwarming wordt automatisch in-
geschakeld als u de draaiknop M of Iin het
rode gebied draait en de aanjager ten min-
ste op de eerste snelheid inschakelt (met
de knop D).
BELANGRIJK De hulpverwarming werkt
alleen bij een lage buitentemperatuur en
een lage koelvloeistoftemperatuur.
BELANGRIJK De hulpverwarming wordt
niet ingeschakeld als de accu onvoldoen-
de is opgeladen.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 46

47
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 51
Draaiknop A voor regeling van de
luchttemperatuur (menging van
warme/koude lucht)
Rode gebied = warme lucht.
Blauwe gebied = koude lucht.
Draaiknop B dient voor
inschakelen en regelen van de
aanjager
0= aanjager uit
1-2-3 = aanjagersnelheid
4 p= aanjager op maximale snelheid
fig. 51 F0P0043m
VERSTEL- EN REGELBARE
LUCHTROOSTERS VOOR DE
TWEEDE EN DERDE RIJ
STOELEN fig. 49-50
AVerstelbare luchtroosters voor ven-
tilatie van de tweede rij stoelen.
BVerstelbare luchtroosters voor ven-
tilatie van de derde rij stoelen.
Luchtroosters gebruiken: open de luch-
troosters in de door de pijl aangegeven
richting en zet ze in de gewenste stand.
DRIEZONE-AIRCONDITIONING (indien aanwezig)
fig. 49 F0P0042m
fig. 50 F0P0044m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 47

51
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Follow me home (indien aanwezig)
Met deze functie wordt een bepaalde pe-
riode ingesteld (45 seconden) waarin de
ruimte voor de auto wordt verlicht; de
functie worden ingeschakeld door bij con-
tactslot in stand Sof verwijderde sleutel
de linker hendel in de richting van het
dashboard te drukken. Deze functie wordt
ingesteld door de hendel binnen 2 minu-
ten na het uitschakelen van de motor te
bedienen.
Als de auto is uitgerust met automatisch
inschakelende buitenverlichting en dim-
licht, wordt de functie follow me home au-
tomatisch ingeschakeld als een portier
wordt geopend.
SCHEMERSENSOR
(automatische koplampen)
(indien aanwezig)
Deze sensor is in staat om de verschillen
in sterkte van het omgevingslicht waar te
nemen op basis van de ingestelde gevoe-
ligheid: hoe hoger de gevoeligheid, hoe
minder buitenlicht er nodig is om de ver-
lichting in te schakelen.
Inschakelen fig. 58
Draai de draaiknop in stand AUTO: op
deze manier gaan, afhankelijk van de sterk-
te van het omgevingslicht, tegelijkertijd de
buitenverlichting en de dimlichten auto-
matisch branden.
fig. 58 F0P0286m
Uitschakelen fig. 58
Zet de draaiknop terug in stand å; bij uit-
schakeling van de functie verschijnt er een
bericht op het display.
De schemersensor is niet in staat om mist
te signaleren. Daarom moet bij mist de
verlichting handmatig worden ingescha-
keld.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 51

52
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel fig. 59 kunt u de
ruitenwissers/-sproeiers en achterruit-
wisser/-sproeier (indien aanwezig) bedie-
nen.
RUITENWISSERS/SPROEIERS
Deze werken uitsluitend als de contact-
sleutel in stand Mstaat.
De draaiknop van de rechter hendel kan
in vier standen worden gezet:
0ruitenwissers uitgeschakeld;
Iwissen met interval;
1langzaam continu wissen;
2snel continu wissen.
STijdelijk wissen (een slag): als u de
hendel loslaat, springt deze direct
weer in stand 0 en schakelen de rui-
tenwissers automatisch uit.
Als u de hendel iets naar het stuur trekt
(onvergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in, ongeacht de stand van de
draaiknop. Als het dimlicht of grootlicht
brandt, gaan gelijktijdig ook de koplamp-
sproeiers (indien aanwezig) werken. Ver-
volgens voeren de ruitenwissers een cy-
clus van drie slagen uit.
Gebruik de ruitenwisser niet
om lagen sneeuw of ijs van de
voorruit te verwijderen. In die
omstandigheden grijpt, als de
ruitenwissers te zwaar worden belast, de
beveiliging in, die ervoor zorgt dat de rui-
tenwissers enkele seconden worden uit-
geschakeld. Als hierna de werking niet
wordt hervat (ook na een herstart van
de auto met de contactsleutel), wendt
u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Om het onderhoud (bijvoorbeeld het rei-
nigen van de voorruit of het vervangen van
de wisserbladen) eenvoudiger uit te kun-
nen voeren, gaan de ruitenwissers in een
verticale stand staan als de hendel naar be-
neden wordt bewogen binnen 60 secon-
den nadat de contactsleutel in stand Sis
gezet of is uitgenomen; de ruitenwissers
kunnen nu omhoog worden geklapt voor
het vervangen van de rubbers of voor het
reinigen.
BELANGRIJK Om eventuele schade aan
de carrosserie te voorkomen, mogen de
ruitenwissers uitsluitend omhoog worden
geklapt als ze eerst in verticale stand zijn
gezet volgens de hiervoor beschreven pro-
cedure.
fig. 59 F0P0051m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 52

53
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
De regensensor (indien aanwezig) is een
elektronische voorziening voor de rui-
tenwissers en zorgt ervoor dat de fre-
quentie van de slagen van de ruitenwissers,
tijdens het wissen met interval, automa-
tisch wordt aangepast aan de hoeveelheid
regen op de ruit.
De regensensor wordt automatisch inge-
schakeld als u de rechter hendel in stand
AUTO zet en heeft een regelbereik dat
geleidelijk varieert van stilstaande ruiten-
wissers (geen enkele slag) bij een droge
ruit, tot de eerste snelheid (langzaam con-
tinu wissen) bij veel regenval.
Als de regensensor wordt ingeschakeld,
maken de ruitenwissers 1 slag.
REGENSENSOR
(indien aanwezig)
De regensensor bevindt zich achter de
achteruitkijkspiegel, staat in contact met
de voorruit en zorgt ervoor dat de fre-
quentie van de slagen van de ruitenwissers,
tijdens het wissen met interval, automa-
tisch wordt aangepast aan de hoeveelheid
regen op de ruit.
WAARSCHUWING Houd de ruit in de
omgeving van de sensor schoon.
Als de regensensor fig. 60 aanwezig is:
0Ruitenwissers uitgeschakeld.
IWissen met interval.
1Langzaam continu wissen.
2Snel continu wissen.
AUTO Inschakeling regensensor (auto-
matische werking). Als de hendel wordt
losgelaten, keert deze terug naar stand 0.
fig. 60 F0P0052m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 53

54
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Als de ruitensproeiers worden bediend bij
ingeschakelde regensensor, werkt het nor-
male reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automatische
werking.
Zet voor het uitschakelen van de regen-
sensor de hendel van de ruitenwissers in
stand I, 1of 2. Bij uitschakeling van de
functie verschijnt er een melding op het
display.
Voor het inschakelen van de regensensor
moet de hendel in een andere stand wor-
den gezet en daarna in stand AUTO.
De regensensor kan de volgende specia-
le omstandigheden die van invloed zijn op
de gevoeligheid van de sensor signaleren
en zichzelf aanpassen:
❒
vuil op het controle-oppervlak (zou-
taanslag, vuil enz.);
❒
waterstrepen veroorzaakt door ver-
sleten wisserrubbers;
❒
verschil tussen dag en nacht (het zicht
wordt ‘s nachts sterker gehinderd door
vocht op de ruit).
Als u de hendel iets naar het stuur trekt
(onvergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in, ongeacht de stand van de
draaiknop. Als het dimlicht of grootlicht
brandt, gaan gelijktijdig ook de koplamp-
sproeiers (indien aanwezig) werken. Ver-
volgens voeren de ruitenwissers een cy-
clus van drie slagen uit.
Schakel de regensensor niet
in als de auto in een wastun-
nel wordt gereinigd.
ATTENTIE!
Voor het reinigen van de
voorruit moet altijd worden
gecontroleerd of het systeem is uitge-
schakeld.
ATTENTIE!
Schakel het systeem niet in
als er ijs op de voorruit zit.
ATTENTIE!
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 54

55
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Achterruitwisser
(indien aanwezig) fig. 61
De werking kan alleen plaatsvinden als het
contactslot in stand Mstaat.
❒
Draai de knop Avan stand 0in stand
'.
Als de ruitenwissers zijn ingeschakeld en
u de achteruit inschakelt, schakelt de ach-
terruitwisser automatisch in voor maxi-
maal zicht achter.
KOPLAMPSPROEIERS
(indien aanwezig) fig. 62
De “verzonken” koplampsproeiers zijn in
de voorbumper van de auto gemonteerd
en treden in werking als u, bij ingeschakeld
dimlicht, de ruitensproeiers inschakelt.
BELANGRIJK Controleer regelmatig of de
koplampsproeiers schoon en in goede
staat zijn.
fig. 62 F0P0054m
Gebruik de achterruitwisser
niet om opgehoopte sneeuw of
ijs van de achterruit te verwij-
deren. In die omstandigheden
grijpt, als de achterruitwisser te zwaar
wordt belast, de beveiliging in, die ervoor
zorgt dat de wisser enkele seconden
wordt uitgeschakeld. Als hierna de wer-
king niet wordt hervat (ook na een her-
start van de auto met de contactsleutel),
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Achterruitsproeier
(indien aanwezig) fig. 61
De werking kan alleen plaatsvinden als het
contactslot in stand Mstaat.
❒
Draai de draaiknop Avan stand 'in
stand &(onvergrendelde stand) om de
achterruitsproeier in te schakelen.
Gelijktijdig voert de ruitenwisser een cy-
clus van drie slagen uit.
fig. 61 F0P0053m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 55

56
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 63/a F0P0055m
Gekozen functie,
aanduiding voor
“Cruise-Control”.
Functie uitgescha-
keld, OFF (bijvoor-
beeld bij 107 km/h).
Functie ingeschakeld
(bijvoorbeeld bij 107
km/h).
Snelheid van de auto
hoger (bijvoorbeeld
118 km/h),
de ingestelde
snelheid knippert.
Melding van een
storing in
de werking,
OFF - de streepjes
knipperen.
De cruise-control toont op het instrumen-
tenpaneel informatie over de werking en de
geprogrammeerde snelheid:
F0P0324m
F0P0325m
F0P0326m
F0P0327m
F0P0328m
CRUISE-CONTROL
(SNELHEIDSREGELAAR)
(indien aanwezig)
“Deze houdt de door de bestuurder ge-
wenste snelheid aan. Dit is een hulpmid-
del tijdens het rijden dat de door de be-
stuurder ingestelde snelheid constant aan-
houdt, mits het verkeer vlot doorstroomt,
maar niet op steile hellingen.
Het systeem kan ingesteld en ingeschakeld
worden als de auto sneller rijdt dan 40
km/h en de vierde versnelling of hoger in-
geschakeld is.
Als de auto is uitgerust zowel met een
snelheidsbegrenzer als met cruise-control
(afhankelijk van het land van kentekenre-
gistratie en de motoruitvoering), dan kun-
nen beide functies niet gelijktijdig inge-
schakeld worden.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 56

57
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Functie selecteren
Zet de knop in de stand CRUISE. De
cruise-control is gekozen, maar nog niet
ingeschakeld en er is nog geen snelheid ge-
programmeerd.
F0P0329m F0P0324m
Snelheid voor het
eerst
programmeren
en inschakelen
❒
Bedien het gaspe-
daal om de gewens-
te snelheid te berei-
ken.
❒
Druk op de knop SET - of SET +.
De snelheid is geprogrammeerd en inge-
schakeld, waarna de auto deze snelheid
aanhoudt.
F0P0330m
F0P0332m
F0P0331m
Tijdelijke overschrijding van de
snelheid
Dit is mogelijk door gas te geven, waar-
door tijdelijk met een hogere dan de in-
gestelde snelheid kan worden gereden De
geprogrammeerde waarde knippert.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, dan
gaat de auto weer met de geprogram-
meerde snelheid rijden.
F0P0333m F0P0327m
Opnieuw inschakelen
Druk op de knop als de cruise-control was
uitgeschakeld terwijl er een snelheid is ge-
programmeerd.
De auto gaat met de laatst geprogram-
meerde snelheid rijden.
Ook kan de procedure “Snelheid voor het
eerst programmeren” opnieuw worden
uitgevoerd.
F0P0334m F0P0331m
Uitschakelen
(OFF)
❒
Druk de knop in of
trap het rem- of
koppelingspedaal in.
F0P0334m
F0P0335m
F0P0325m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 57

59
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 63/b F0P0055m
F0P0338m
F0P0339m
F0P0340m
F0P0341m
F0P0342m
Gekozen functie,
weergave van het
symbool “Snelheids-
begrenzer”.
Functie uitgescha-
keld, laatst gepro-
grammeerde snelheid
- OFF (bijvoorbeeld
107 km/h).
Functie ingeschakeld
(bijvoorbeeld bij 107
km/h).
Snelheid van de auto
hoger (bijvoorbeeld
118 km/h),
de ingestelde
snelheid knippert.
Melding van een
storing in
de werking,
OFF - de streepjes
knipperen.
“LIMIT”
SNELHEIDSBEGRENZER
(indien aanwezig)
“Deze bestaat uit een instelmogelijkheid voor
de snelheid die de bestuurder niet wil over-
schrijden”. De instelling is mogelijk bij draai-
ende motor en stilstaande of rijdende auto.
De programmeerbare minimum snelheid is
30 km/h.
De bestuurder kan de snelheid van de auto
met de voet op het gaspedaal regelen. Ech-
ter een weerstandspunt in de gaspedaalslag
geeft aan dat de geprogrammeerde snelheid
is bereikt. Door het gaspedaal voorbij dit
weerstandspunt in te trappen kan de gepro-
grammeerde snelheid worden overschreden.
Om de begrenzer weer te kunnen ge-
bruiken, moet u het gaspedaal geleidelijk
loslaten en langzamer dan de geprogram-
meerde snelheid gaan rijden.
Als de auto is uitgerust zowel met een
snelheidsbegrenzer als met cruise-control
(afhankelijk van het land van kentekenre-
gistratie en de motoruitvoering), dan kun-
nen beide functies niet gelijktijdig inge-
schakeld worden.
De instelling is mogelijk bij draaiende mo-
tor zowel bij een stilstaande als een rij-
dende auto.
De begrenzer toont op het instrumen-
tenpaneel informatie over de werking en
de geprogrammeerde snelheid:
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 59

60
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
F0P0343m F0P0338m
Functie selecteren
Zet de knop in de stand LIMIT. De be-
grenzer is geselecteerd, maar nog niet in-
geschakeld. Het display toont de laatst ge-
programmeerde snelheid.
F0P0330m
F0P0332m F0P0344m
F0P0351m
Snelheid programmeren
De instelling is mogelijk bij draaiende mo-
tor zonder de begrenzer in te schakelen.
Geprogrammeerde snelheid verhogen:
❒
druk op de knop Set +.
Kort indrukken verhoogt de snelheid
met 1 km/h.
Ingedrukt houden verhoogt de snelheid
in stappen van 5 km/h.
Geprogrammeerde snelheid verlagen:
❒
druk op de knop Set -.
Kort indrukken verlaagt de snelheid
met 1 km/h.
Ingedrukt houden verlaagt de snelheid
in stappen van 5 km/h.
In-/uitschakelen (OFF)
De begrenzer schakelt in bij de eerste
keer indrukken van de knop, nogmaals in-
drukken schakelt de begrenzer uit (OFF).
F0P0334m
F0P0334m F0P0339m
F0P0340m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 60

61
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
F0P0333m F0P0341m
Geprogrammeerde snelheid
overschrijden
Een lichte druk op het gaspedaal heeft
geen effect om de geprogrammeerde snel-
heid te overschrijden; het gaspedaal moet
hiervoor krachtig tot voorbij het weer-
standspunt worden ingetrapt. De begren-
zer schakelt tijdelijk uit en de geprogram-
meerde snelheid gaat knipperen.
Om de begrenzer weer te kunnen ge-
bruiken moet de snelheid van de auto
worden verlaagd tot onder de gepro-
grammeerde snelheid.
Knipperende snelheidsinstelling
De weergegeven snelheid knippert:
❒
bij overschrijding van het weerstands-
punt in de gaspedaalslag
❒
als de begrenzer een snelheidsverho-
ging niet kan verhinderen door de vorm
van het wegdek of als de auto op een
steile helling rijdt
❒
bij snel accelereren.
Functie uitschakelen
Zet de draaiknop in stand 0of verwijder
de contactsleutel uit het contactslot om
het systeem uit te schakelen. De laatst ge-
programmeerde snelheid blijft opgeslagen.
Storingen in de werking
De geprogrammeerde snelheid wordt ge-
wist en vervangen door drie streepjes.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om
het systeem te laten controleren.
Correct gebruik
De begrenzer vormt in geen enkele situ-
atie een ontheffing voor het negeren van
de wettelijke snelheidslimieten of een ver-
vanging voor de waakzaamheid en ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder. Blijf
alert op de vorm van het wegdek en bij
snelle acceleratie.
Voorkom dat de werking van de pedalen
wordt gehinderd:
– controleer of de vloermat correct ge-
plaatst is,
– plaats niet meerdere vloermatten op elkaar.
F0P0345m F0P0339m F0P0342m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 61

64
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ACHTERRUITVERWARMING
(indien aanwezig)
Druk op de knop fig. 68 voor inschake-
ling.
Als de achterruit is ingeschakeld, treedt
een tijdregeling in werking waardoor het
systeem automatisch na ongeveer 20 mi-
nuten wordt uitgeschakeld.
PORTIERVERGRENDELING
U kunt de centrale portiervergrendeling
inschakelen door de knop fig. 69 op de
middenconsole in te drukken, onafhanke-
lijk van de stand van de contactsleutel.
Het lampje op de knop gaat branden als
deze functie wordt ingeschakeld.
Druk de knop nogmaals in om de portie-
ren te ontgrendelen.
KINDERVEILIGHEIDSSLOT
INSCHAKELEN
(indien aanwezig)
Als u op de knop fig. 70 op de midden-
console drukt, onafhankelijk van de stand
van de contactsleutel, wordt het kinder-
veiligheidsslot ingeschakeld.
In dat geval kunnen de zijschuifdeuren niet
vanuit het interieur worden geopend maar
alleen vanaf de buitenzijde.
Het lampje op de knop gaat branden als
deze functie wordt ingeschakeld.
Druk nogmaals op de knop om het sys-
teem uit te schakelen.
fig. 68 F0P0058m fig. 69 F0P0059m fig. 70 F0P0060m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 64

66
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Als u geen brandstoflekkage waarneemt
en de auto kan nog verder rijden, ga dan
als volgt te werk om de brandstoftoevoer
weer te herstellen:
❒
draai de sleutel in stand S;
❒
neem de contactsleutel uit, steek de
sleutel weer in het contactslot en start
de motor op de normale wijze.
BRANDSTOFONDERBR
EEKSCHAKELAAR
Deze veiligheidsschakelaar, die geregeld
wordt door de regeleenheid van het air-
bagsysteem, werkt bij een botsing (onge-
acht de richting) van een bepaalde omvang,
waardoor de toevoer van brandstof wordt
gestopt en de motor afslaat.
Op het instelbare multifunctionele display
verschijnt een bericht als de brandstof-
noodschakelaar inschakelt.
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of merkt
dat het brandstofsysteem lekt, herstel
dit systeem dan niet, zodat brand
wordt voorkomen.
ATTENTIE!
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 66

67
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 75 F0P0066m
fig. 74 F0P0065m fig. 76/a F0P0067m
INTERIEURUITRUSTING
DASHBOARDKASTJE
fig. 74-75
Trek aan de handgreep A-fig. 74 om het
dashboardkastje te openen.
In de klep zitten uitsparingen waarin u als
de auto stilstaat bekers en blikjes kunt
plaatsen, en een pennenhouder.
Het dashboardkastje is voorzien van een
slot. U kunt het slot met de contactsleu-
tel bedienen.
OPBERGVAKKEN
Boven de zonnekleppen bevinden zich op-
bergvakken voor het snel opbergen van
lichte voorwerpen (bijv. documenten, we-
genkaarten enz.).
Afhankelijk van het uitrustingsniveau kun-
nen de opbergvakken zijn voorzien van
een klep A-fig. 76/a.
BELANGRIJK Het opbergvak is ont-
worpen voor een belasting tot maximaal 3
kg per zijde. Plaats er geen zwaardere
voorwerpen in en houdt u er niet aan vast.
Gebruik de handgrepen aan de zijkant
voor ondersteuning.
fig. 76/b F0P0346m
PASSENVAK
Beschikbaar afhankelijk van het uitrus-
tingsniveau van de auto.
Het middelste vak sluit aan bij de “op-
bergtunnel” voor het vervoer van lange en
lichte voorwerpen (elektriciteitspijpen,
kunststof leidingen enz.): wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 67

68
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
OPBERGVAKKEN IN
VOORPORTIEREN
In de voorportieren bevinden zich twee
opberg/documentenvakken fig. 79.
OPBERGVAK OP DASHBOARD
Op het dashboard, tegenover de passa-
giersstoel, bevindt zich een opbergvak A-
fig. 80.
FLESSENHOUDER
Aan weerszijden van het dashboard zijn
twee verzonken flessenhouders geplaatst
A-fig. 81. Om ze te gebruiken, moet u op
de klepjes drukken zoals in de figuur is
aangegeven.
fig. 77 F0P0068m
fig. 78 F0P0069m
fig. 80 F0P0072m
fig. 79 F0P0070m
TAFELTJE MET
BLIKJESHOUDERS EN
DOCUMENTENKLEM
(indien aanwezig)
Als u de lip A-fig. 77 van de rugleuning
van de middelste zitplaats voor in de rich-
ting van de pijl trekt, heeft u een tafeltje
A-fig. 78 met blikjeshouders Ben een do-
cumentenklem C.
fig. 81 F0P0073m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 68

69
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ASBAK
Open het klepje A-fig. 85 door het naar
achteren te trekken. De asbak bestaat uit
een uitneembare kunststof houder.
Uitnemen: druk op de bevestigingshaak B-
fig. 86 en begeleid de asbak omlaag.
Terugplaatsen: pak de onderkant vast en
duw de asbak omhoog totdat hij vergren-
delt.
fig. 85 F0P0077m
fig. 86 F0P0078m
fig. 84 F0P0076m
De aansteker wordt erg heet.
Gebruik de sigarenaansteker
voorzichtig en voorkom dat de aan-
steker gebruikt wordt door kinderen:
brandgevaar en/of brandwonden.
ATTENTIE!
AANSTEKER
Druk voor het inschakelen van de aan-
steker de knop B-fig. 84 in, als de con-
tactsleutel in stand Mstaat.
Na ongeveer 15 seconden keert de knop
automatisch terug naar de beginpositie en
is de sigarenaansteker gereed voor ge-
bruik.
WAARSCHUWING Controleer altijd of
de aansteker na het indrukken ook uit-
schakelt.
fig. 82 F0P0074m
fig. 83 F0P0075m
OPBERGVAKKEN OP
RUGLEUNING (indien aanwezig)
De rugleuningen van de stoelen kunnen
voorzien zijn van opbergvakken fig. 82
voor het opbergen van lichte voorwerpen
(bijvoorbeeld: documenten, wegenkaarten
enz.).
BEKERHOUDERS
(indien aanwezig)
Als u de rugleuning van de middelste zit-
plaats van de tweede rij neerklapt, zijn er
twee bekerhouders bereikbaar fig. 83.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 69

70
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet als
prullenbak voor papiertjes; als deze in con-
tact komen met smeulende peuken kan er
brand ontstaan.
ZONNEKLEPPEN fig. 87
De zonnekleppen zitten aan beide zijden
naast de achteruitkijkspiegel. Ze kunnen
zowel voor de voorruit als tegen de zijruit
worden gedraaid.
De zonnekleppen zijn voorzien van een
spiegeltje (indien aanwezig).
Om het spiegeltje (indien aanwezig) te ge-
bruiken, moet het klepje A(bepaalde uit-
voeringen) worden geopend.
BELANGRIJK Een etiket dat aangeeft dat
het verplicht is de airbag uit te schakelen
wanneer een kinderzitje tegen de rijrich-
ting in gemonteerd wordt is aangebracht
aan beide kanten van de zonneklep. Houd
u altijd aan de aanwijzingen op het etiket
(zie “Airbag” in het deel “Veiligheid”).
fig. 87 F0P0079m fig. 88 F0P0080m
fig. 89 F0P0081m
STEKKERDOZEN
(indien aanwezig)
Afhankelijk van de uitvoering kunnen de
stekkerdozen zich op verschillende plaat-
sen in het interieur bevinden.
Open voor gebruik de dop A-fig. 88.
VASTE SCHEIDINGSWAND
(indien aanwezig)
In enkele uitvoeringen is een vaste schei-
dingswand aanwezig fig. 89 tussen de
laadruimte en de bestuurdersstoel om de
bestuurder tijdens het rijden te bescher-
men voor de lading in de laadruimte.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 70

71
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Open de linker zijschuifdeur
niet tijdens het tanken, omdat
hierdoor het tankluikje be-
schadigd kan raken.
PORTIEREN
OPENEN/SLUITEN MET DE
HAND
fig. 91 F0P0083m
fig. 90 F0P0082m
Open een portier alleen
wanneer de omstandighe-
den hiervoor veilig zijn.
ATTENTIE!
Voorportieren fig. 90
Bij het openen van de portieren en bij uit-
genomen sleutel, hoort u een akoestisch
signaal als de buitenverlichting nog brandt.
Het akoestische signaal stopt als u de ver-
lichting uitschakelt, de portieren sluit of
als u de motor start.
Bij het openen van een van de voorpor-
tieren en met de contactsleutel in het con-
tactslot, hoort u een akoestisch signaal als
een van de twee portieren niet goed ge-
sloten is; tegelijkertijd gaat het lampje 9
op het instrumentenpaneel branden.
Het slot ontgrendelen: steek de metalen
baard van de sleutel in het slot en draai de
sleutel linksom.
Het slot vergrendelen: steek de metalen
baard van de sleutel in het slot en draai de
sleutel rechtsom.
Zijschuifdeuren
In geheel geopende stand worden de zij-
schuifdeuren door een vangmechanisme
opengehouden: om de deur te vergrende-
len, moet u de deur tegen de aanslag druk-
ken; om de deur te ontgrendelen moet u
de deur krachtig naar voren trekken.
Zorg er in ieder geval voor dat de geo-
pende deur op de juiste wijze is vastge-
haakt aan het vangmechanisme.
Het slot ontgrendelen: steek de metalen
baard van de sleutel in het slot en draai de
sleutel linksom.
Het slot vergrendelen: steek de metalen
baard van de sleutel in het slot en draai de
sleutel rechtsom.
De zijschuifdeuren kunnen zijn voorzien
van ruiten (indien van toepassing).
De ruiten kunnen vanuit het interieur ge-
opend worden. Om de ruiten te openen,
moet u de twee nokken A-fig. 91 naar el-
kaar toe drukken en de ruit openschuiven
terwijl u de nokken ingedrukt houdt, tot-
dat de gewenste openingsstand is bereikt.
Als de ruiten geopend zijn, controleer dan
of ze vergrendeld zijn.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 71

73
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 94 F0P0087m
Het is mogelijk de openingshoek van de
twee deuren te vergroten om makkelijker
in en uit te laden. Hiervoor moeten de
klemveren A-fig. 94 worden losgehaakt,
zoals afgebeeld, waardoor de deuren on-
geveer 180 graden kunnen worden geo-
pend.
fig. 95 F0P0602m fig. 96 F0P0293m
Achterklep (indien aanwezig)
Om het slot van de achterklep te ont-
grendelen, moet u de elektrische hand-
greep bedienen die in fig. 95 is aangege-
ven.
Noodbediening van achterklep
Om de achterklep vanuit het interieur te
kunnen openen bij een storing in de por-
tiervergrendeling, moet als volgt te werk
worden gegaan:
❒
klap de achterstoelen om (zie de para-
graaf “Zitplaatsen” in dit hoofdstuk) om
toegang te krijgen tot het slot aan de
binnenzijde;
❒
steek een schroevendraaier in de ope-
ning in het slot en ontgrendel het ope-
ningsmechanisme B-fig. 96.
Als de deuren 180 graden ge-
opend zijn, zijn ze niet meer
vergrendeld. Open de deuren niet 180
graden als de auto op een helling
staat of bij veel wind.
ATTENTIE!
Achterdeuren van buitenaf vergrendelen
Sluit de twee deuren en draai de sleutel in
stand 1-fig. 92.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 73

74
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 99 F0P00906m
KINDERVEILIGHEIDSSLOT
Hierdoor kunnen de zijschuifdeuren niet
van binnenuit geopend worden.
Druk voor inschakeling op de knop A-fig. 99
op het schakelaarpaneel op de midden-
console.
Het lampje op de knop Agaat branden als
dit systeem wordt ingeschakeld.
Het systeem blijft ook ingeschakeld na het
elektrisch ontgrendelen van de portieren.
fig. 97 F0P0085m fig. 98
B
F0P0352m
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
Van buitenaf
Gebruik de afstandsbediening voor het
ver-/ontgrendelen van de auto.
Van binnenuit fig. 97
Als de knop Aeen keer wordt
ingedrukt, worden de portieren/deuren
centraal vergrendeld.
Door de knop nogmaals in te drukken
worden alle sloten ontgrendeld.
Deze knop werkt niet als de auto van bui-
tenaf is vergrendeld m.b.v. de afstandsbe-
diening of de sleutel.
∫
Overvalbeveiliging
Het systeem vergrendelt de portieren
automatisch zodra de auto sneller dan 10
km/h rijdt.
In-/uitschakelen
Houd bij contactsleutel in stand Mde
knop Aeven ingedrukt om de functie in
of uit te schakelen.
Laadruimte
(indien aanwezig) fig. 98
Door het indrukken van knop Bkunnen
de achterdeuren worden ver-/ontgren-
deld. Deze functie is ingesteld op het mo-
ment dat de auto wordt afgeleverd. Het
onderscheid in de ontgrendeling tussen de
cabine en de laadruimte kan op verzoek
worden uitgeschakeld. Wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 74

75
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Schakel dit systeem altijd in
als u kinderen vervoert.
ATTENTIE!
Controleer nadat u het vei-
ligheidsslot bij beide achter-
portieren hebt ingeschakeld, of het
slot daadwerkelijk is ingeschakeld
door aan de handgreep aan de bin-
nenzijde van de portieren te trekken.
ATTENTIE!
ROLHOES VOOR
AFDEKKEN
BAGAGERUIMTE
(indien aanwezig)
Om de rolhoes te gebruiken, moet u de
handgreep A-fig. 100 vastpakken en de
rolhoes uit de rolautomaat Buitrollen en
bevestigen aan de betreffende borgingen.
Indien de rolautomaat moet worden ver-
wijderd: maak de twee uiteinden los uit de
zittingen door op de knop A-fig. 101 te
drukken.
fig. 100 F0P0091m
fig. 101 F0P0092m
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 75

76
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
RUITBEDIENING
In de armsteun van het portier aan be-
stuurderszijde zijn de twee bedienings-
knoppen gemonteerd waarmee u, als de
contactsleutel in stand Mstaat, de zijrui-
ten bedient:
Aopenen/sluiten ruit linksvoor;
Bopenen/sluiten zijruit rechtsvoor;
In de armsteun van het voorportier aan
passagierszijde bevindt zich de knop A-
fig. 102 (indien aanwezig) voor de bedie-
ning van de bijbehorende ruit.
fig. 102 F0P0093m fig. 103 F0P0094m
Onzorgvuldig gebruik van de
elektrische ruitbediening kan
gevaarlijk zijn. Controleer voor en tij-
dens het bedienen van de ruit altijd of
de passagiers niet gewond kunnen ra-
ken door de bewegende ruiten; direct
door contact met de ruit of door voor-
werpen die door de ruit worden mee-
gesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als u de au-
to verlaat om te voorkomen dat een
onverwachtse inschakeling van de
elektrische ruitbediening gevaar ople-
vert voor de achtergebleven passagiers.
ATTENTIE!
Het systeem voldoet aan de
2000/4/EU-normen en is ge-
richt op de bescherming van de inzit-
tenden wanneer deze ledematen door
de geopende ruit steken.
ATTENTIE!
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 76

77
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
WERKING
Handmatige bediening
Druk op de knop of trek aan de knop zon-
der het weerstandspunt te passeren. De
ruit stopt zodra de knop wordt losgela-
ten.
Automatische werking
Druk op de knop of trek aan de knop tot
voorbij het weerstandspunt. De ruit opent
of sluit volledig nadat de knop is losgela-
ten: door de knop nogmaals te bedienen
stopt de beweging van de ruit.
De elektrische ruitbediening wordt uitge-
schakeld:
– 45 seconden nadat de sleutel uit het
contactslot is genomen.
– als een van de voorportieren wordt ge-
opend en de contactsleutel uit het slot
is genomen.
ANTI-LETSELBEVEILIGING
Als de auto met dit systeem is uitgerust,
dan wordt als tijdens het sluiten van de
ruit een obstakel wordt geraakt, de ruit
gestopt en weer iets geopend. Als de ruit
tijdens het sluiten onverwacht opent, druk
dan op de knop totdat de ruit volledig is
geopend. Trek binnen 4 seconden aan de
knop totdat de ruit volledig gesloten is.
Tijdens deze procedure is het beveili-
gingssysteem niet actief.
Anti-letselbeveiliging opnieuw
initialiseren
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet
de beveiligingsfunctie opnieuw worden
geïnitialiseerd.
Open de ruit volledig en sluit de ruit ver-
volgens. De ruit sluit geleidelijk telkens
een paar centimeter iedere keer als de
knop wordt ingedrukt. Herhaal de hande-
ling totdat de ruit volledig gesloten is.
Houd de knop ten minste een seconde in-
gedrukt, nadat de ruit volledig gesloten is.
Tijdens deze procedure is het beveili-
gingssysteem niet actief.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 77

79
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
IMPERIAAL/SKIDRAGER
De bevestigingspunten zijn voorbereid in
de goot op het dak van de auto.
Bevestig de steunen van de imperiaal/ski-
drager in de daarvoor bestemde schroef-
draadgaten, zoals afgebeeld in fig. 108.
WAARSCHUWING U dient zich strikt
aan de montagevoorschriften te houden
die bij de set zijn geleverd. De montage
moet altijd door deskundige personen
worden uitgevoerd.
fig. 108 F0P0100m
Controleer na enkele kilo-
meters opnieuw of de beves-
tigingsbouten nog goed vastzitten.
ATTENTIE!
Houdt u strikt aan de wette-
lijke regels betreffende de
maximale afmetingen.
Verdeel de lading gelijkmatig
en houd tijdens de rit reke-
ning met een verhoogde zijwindge-
voeligheid.
ATTENTIE!
Overschrijd nooit het maxi-
mum draagvermogen (zie het
hoofdstuk “Technische gege-
vens”).
Om veiligheidsredenen moet
de motorkap tijdens het rij-
den altijd goed gesloten zijn. Contro-
leer daarom altijd of de motorkap
goed vergrendeld is. Als u tijdens het
rijden merkt dat de motorkap niet
goed is vergrendeld, stop dan onmid-
dellijk en sluit de motorkap op de juis-
te wijze.
ATTENTIE!
Als de steunstang verkeerd
geplaatst wordt, kan de mo-
torkap onverwacht dichtvallen.
ATTENTIE!
Voer deze handelingen alleen
uit bij een stilstaande auto.
ATTENTIE!
Als de auto is uitgerust met een diefsta-
lalarm, dan wordt een niet goed gesloten
motorkap aangegeven door een brandend
lampje 9in combinatie met een geluids-
signaal en een melding op het display.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 79

80
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
WIELOPHANGING MET
LUCHTVERING
Enkele uitvoeringen kunnen als optional
zijn uitgerust met achterwielophanging
met luchtvering.
Afhankelijk van de uitvoering kan de rij-
hoogte handmatig of automatisch worden
geregeld.
HANDMATIGE REGELING
De bedieningsknoppen fig. 109 bevinden
zich rechtsachter in de auto.
Hoogteverstelling
De hoogteverstelling wijzigt van een
maximum hoogte via een tussen-
hoogte naar een minimum hoogte. Als
de twee uitersten, maximum of minimum,
worden bereikt, dan klinken er 3 “biep”-
geluiden.
Als twee keer op knop A(als de auto op
de minimum hoogte staat) of knop B(als
de auto op de maximum hoogte staat)
wordt gedrukt, dan regelt het systeem de
rijhoogte automatisch op de tussenstand.
fig. 109 F0P0102m
Voordat u bij geopende por-
tieren overgaat tot handmati-
ge regeling, moet u ervoor
zorgen dat u rond de auto ge-
noeg ruimte hebt om deze handeling uit
te voeren.
Eerste gebruik
Druk om het systeem te initialiseren 2 se-
conden op de knop C-fig. 109.
Storingen in de werking
Als u de knoppen bedient en de niveau-
regeling werkt niet, dan klinken er 3 akoe-
stische signalen om een storing in het sys-
teem aan te geven. De storing kan de vol-
gende oorzaken hebben:
❒
het rempedaal is ingetrapt en de con-
tactsleutel staat in stand M;
❒
de handmatige regeling van het systeem
is te vaak gebruikt;
❒
de accu is niet voldoende opgeladen (of
is volledig leeg);
❒
een defect in de wielophanging met
luchtvering.
Als het akoestische signaal blijft klinken,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Bij stilstaande auto met draaiende of uit-
gezette motor, kan het gewenste niveau
worden ingesteld.
Bij uitgezette motor is de handmatige re-
geling alleen een beperkt aantal keren be-
schikbaar.
BELANGRIJK Voer deze handelingen al-
tijd uit bij stilstaande auto en:
❒
gesloten voorportieren en zijdeuren;
❒
aangetrokken handrem;
❒
zonder het rempedaal in te trappen.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 80

81
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
AUTOMATISCHE REGELING
De bedieningsknoppen fig. 110 bevinden
zich rechtsachter in de auto.
Bij wielophanging met automatisch gere-
gelde luchtvering wordt de hoogte van de
auto automatisch aangepast aan de lading.
Het lampje …op het instrumentenpaneel
knippert als de hoogteafstelling niet opti-
maal is en gecorrigeerd moet worden: in
dat geval moet u de motor laten draaien
zonder gas te geven totdat het lampje
dooft (optimale niveauregeling).
Onder bepaalde omstandigheden kan de
niveauregeling tijdelijk niet uitgevoerd
worden:
❒
als een of meer portieren/deuren geo-
pend zijn;
❒
als de auto geremd wordt gehouden
(ingetrapt rempedaal, bijvoorbeeld voor
een rood verkeerslicht).
Systeem uitschakelen en weer
inschakelen
Systeem uitschakelen: houd de knop A-
fig. 110 ingedrukt totdat u een akoestisch
signaal hoort. Er klinkt tweemaal een
akoestisch signaal en het lampje op de
knop Agaat branden om de uitschakeling
te bevestigen.
Als het systeem is uitgeschakeld, kunt u
het systeem weer in te schakelen (uitslui-
tend bij stilstaande auto) door de knop A-
fig. 110 ingedrukt te houden, totdat u een
akoestisch signaal hoort. Er klinkt twee-
maal een akoestisch signaal en het lampje
op de knop Adooft om de inschakeling te
bevestigen.
fig. 110 F0P0288m
AANWIJZINGEN
VOOR HET LADEN
De auto is ontworpen en goedgekeurd op
basis van vastgestelde maximum gewich-
ten (zie de tabellen “Gewichten” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”):
❒
leeggewicht;
❒
nuttig laadvermogen;
❒
totaalgewicht;
❒
maximum voorasbelasting;
❒
maximum achterasbelasting;
❒
aanhangergewicht.
De opgegeven maximum
gewichten mogen NOOIT
WORDEN OVERSCHREDEN. Let in
het bijzonder op het maximum toege-
stane gewicht op de voor- en achteras
bij het laden van de auto (in het bij-
zonder bij speciale opbouwconstructies).
ATTENTIE!
Schakel de automatische re-
geling uit voor:
❒
verwisselen van een wiel
❒
bij transport van de auto, op een
vrachtauto, trein, veerboot enz.
ATTENTIE!
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 81

82
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 111 F0P0289m
Door een onregelmatig weg-
dek of krachtig remmen kan
de lading ongewenst verschuiven,
waardoor gevaar kan ontstaan voor
de bestuurder en de passagiers: zorg
er daarom voor dat de lading goed
vastzit voordat u vertrekt. Hiervoor
kunnen de haken op de laadvloer fig.
111 gebruikt worden. Gebruik voor
het vastzetten van de lading metalen
kabels, touwen of spanbanden, die ste-
vig genoeg zijn om de lading op zijn
plaats te houden.
ATTENTIE!
Ook als de auto schuin staat
of op een helling, kunnen bij
het openen van de achterdeuren of
van de zijdeur losse voorwerpen on-
verwachts naar buiten schuiven.
ATTENTIE!
Als u reservebrandstof in een
jerrycan wilt vervoeren, dan
dient u zich aan de geldende wetgeving
te houden. Gebruik alleen een goed-
gekeurde jerrycan en bevestig deze op
de juiste wijze aan de ladingsjorogen.
Toch zal bij een ongeval de kans op
brand groter zijn.
ATTENTIE!
Naast deze voorzorgsmaatregelen van al-
gemene aard, kan door het opvolgen van
enkele eenvoudige tips de veiligheid, het
rijcomfort en de levensduur van de auto
verbeterd worden:
❒
verdeel de lading gelijkmatig over de
laadvloer: indien de lading op een plaats
geconcentreerd is, gebruik dan de laad-
vloer tussen de twee assen;
❒
bedenk dat hoe lager de lading ligt, hoe
lager het zwaartepunt van de auto
komt te liggen. Hierdoor rijdt u veili-
ger; plaats daarom altijd de zwaarste la-
ding onderop;
❒
bedenk ten slotte dat het dynamische
rijgedrag van de auto beïnvloed wordt
door het vervoerde gewicht: hoe ho-
ger het gewicht des te langer de rem-
weg van de auto, vooral bij hoge snel-
heid.
020-082 SCUDO LUM NL 02/12/13 15.20 Pagina 82

84
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk
voor het comfort en de veiligheid van uzelf
en de overige weggebruikers.
Bovendien zijn er wettelijke voorschriften
met betrekking tot de koplampafstelling.
Voor optimaal zicht en zichtbaarheid moe-
ten de koplampen op de juiste wijze zijn
afgesteld.
Wendt u voor controle of afstelling tot het
Fiat Servicenetwerk.
ABS
Als u niet eerder in een auto met ABS hebt
gereden, raden wij u aan het systeem eerst
een paar keer uit te proberen op een glad
wegdek. Verlies hierbij de veiligheid niet uit
het oog en houdt u aan de wetgeving van
het land waarin u zich bevindt. Bovendien
raden wij u aan de volgende aanwijzingen
aandachtig te lezen.
Het ABS dat geïntegreerd is in het rem-
systeem, voorkomt dat tijdens het remmen
de wielen blokkeren, ongeacht de condi-
tie van het wegdek en de pedaaldruk, en
verhindert daarmee het doorslippen van
een of meerdere wielen. Hierdoor blijft de
auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met
een elektronische remdrukverdeling EBD
(Electronic Braking force Distribution), die
de remdruk verdeelt tussen de voor- en
achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking
van het remsysteem is een inrijperiode no-
dig van ongeveer 500 km (bij een nieuwe
auto of nadat de remblokken/-schijven zijn
vervangen): tijdens deze periode moet
bruusk, herhaaldelijk of langdurig remmen
worden voorkomen.
Het ABS maakt zoveel mo-
gelijk gebruik van de be-
schikbare grip maar kan deze niet ver-
hogen. Daarom moet op gladde weg-
gedeelten altijd voorzichtig worden
gereden en mogen er geen onnodige
risico’s worden genomen.
ATTENTIE!
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Als het ABS in werking is getreden, merkt
de bestuurder dit aan een trilling in het
rempedaal, die gepaard gaat met enig ge-
luid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw
snelheid aan te passen aan de beschikbare
grip op het wegdek.
Als het ABS in werking
treedt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt: u
dient uw snelheid te verlagen en aan
te passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE!
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 84

85
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschu-
wingslampje
>
op het instrumentenpa-
neel en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (indien aanwezig),
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden
van het ABS. Rijd voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops
geïntegreerd in ESC)
(indien aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-
schakeld, herkent noodstops (op basis van
de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt) en verhoogt de druk in het rem-
circuit aanzienlijk, waardoor sneller en
krachtiger door het systeem wordt ge-
remd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die
zijn uitgerust met ESC, uitgeschakeld bij
een storing in het ESC (lampje
™
brandt).
Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempe-
daal juist goed ingetrapt; op deze ma-
nier hebt u de kortste remweg in re-
latie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschu-
wingslampjes
>
,
x
en STOP op het in-
strumentenpaneel en verschijnt er een
melding (indien aanwezig) op het multi-
functionele display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waar-
door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk om het sys-
teem te laten controleren.
Als alleen het waarschu-
wingslampje
x
op het ins-
trumentenpaneel gaat branden (op
het multifunctionele display (indien
aanwezig) verschijnt ook een melding),
stop dan onmiddellijk en wendt u tot
het Fiat Servicenetwerk. Als er vloei-
stof lekt uit het hydraulische systeem,
wordt de werking van zowel het con-
ventionele remsysteem als het ABS in
gevaar gebracht.
ATTENTIE!
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 85

86
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 113 F0P0700m
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
(indien aanwezig)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de
auto als de wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESC is uitermate nut-
tig als de grip op het wegdek wisselt.
Naast het ESC- en ASR-systeem beschikt
de auto ook over MSR (regeling van het
afremmen op de motor tijdens terug-
schakelen) en HBA (automatische rem-
drukverhoger bij noodstops) (indien aan-
wezig).
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje B-fig. 113
op de knop knipperen om de bestuurder
er op te wijzen dat de auto de stabiliteit
en de grip dreigt te verliezen.
ESC-SYSTEEM UITSCHAKELEN
Als u op de knop A-fig. 113 op de mid-
denconsole drukt, wordt het ESC-systeem
uitgeschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld, brandt
het lampje op de knop permanent.
Het systeem schakelt weer in:
❒
automatisch, boven 50 km/h
❒
handmatig, door de knop nogmaals in
te drukken.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESC wordt het sys-
teem automatisch uitgeschakeld en gaat
het lampje op het instrumentenpaneel
continu branden. Bovendien verschijnt een
melding op het display (zie hoofdstuk
“Lampjes en berichten”). Wendt u in dat
geval zo snel mogelijk tot het Fiat Servi-
cenetwerk.
De prestaties van het ESC-
systeem mogen de bestuur-
der er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan
het wegdek, het zicht en het verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder.
ATTENTIE!
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 86

87
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ASR-SYSTEEM (Antislip Regulator)
Het ASR-systeem controleert de trek-
kracht van de auto en grijpt automatisch
in als een of beide aangedreven wielen
dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het
doorslippen, worden er twee verschil-
lende regelsystemen geactiveerd:
❒
als beide aangedreven wielen doorslip-
pen, vermindert het ASR-systeem het
motorvermogen;
❒
als slechts een aangedreven wiel
doorslipt, zorgt het ASR-systeem
ervoor dat het wiel automatisch
wordt afgeremd.
Voor een goede werking van
de ESC- en ASR-systemen is
het van groot belang de banden van
alle wielen van hetzelfde type, merk
en maat zijn en dat ze in perfecte con-
ditie zijn.
ATTENTIE!
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:
❒
doorslippen van het binnenste wiel in
bochten, door verandering van de
wielbelasting of door te felle accelera-
tie;
❒
te hoog vermogen naar de wielen,
ook in samenhang met de condities
van het wegdek;
❒
acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
❒
verlies van grip op natte weggedeel-
ten (aquaplaning).
fig. 113/a F0P0701m
In-/uitschakeling van het systeem
Het ASR-systeem schakelt automatisch in
als de motor wordt gestart.
Als het ESC-systeem wordt uitgeschakeld,
wordt automatisch ook het ASR-systeem
uitgeschakeld.
Tijdens het rijden kan de ASR worden uit-
geschakeld en vervolgens weer worden in-
geschakeld door de knop Aop het scha-
kelaarpaneel op het dashboard in te druk-
ken fig. 113.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat
het lampje B-fig. 113 op de knop bran-
den en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (indien aanwezig).
Als het ASR-systeem tijdens het rijden
wordt uitgeschakeld, schakelt het auto-
matisch weer in als de auto opnieuw
wordt gestart.
Als u met sneeuwkettingen rijdt, dan kan
het nuttig zijn om het ASR-systeem uit te
schakelen: onder deze omstandigheden le-
vert het doorslaan van de aangedreven
wielen juist meer trekkracht op.
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 87

89
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) kan een doorlopende
diagnose worden uitgevoerd op die com-
ponenten op de auto die van invloed zijn
op de emissie.
Bovendien meldt het systeem, door het
branden van het lampje
U
op het instru-
mentenpaneel (zie het hoofdstuk “Lamp-
jes en berichten”) dat de betreffende com-
ponenten defect zijn.
Het doel is:
❒
de werking van het systeem controle-
ren;
❒
signaleren wanneer door een storing de
emissies boven de wettelijk vastgestel-
de drempelwaarde uitkomen;
❒
signaleren wanneer het noodzakelijk is
defecte componenten te vervangen.
Het systeem beschikt verder nog over een
diagnosestekker die, als deze verbonden
is met speciale apparatuur, het mogelijk
maakt, de door de regeleenheid opgesla-
gen storingscodes en de specifieke para-
meters voor de diagnose en werking van
de motor, te lezen. Deze controle kan ook
worden uitgevoerd door de verkeerspo-
litie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van de
storing moet het Fiat Servicenetwerk voor
een complete controle van het systeem,
tests uitvoeren op een testbank en, zo-
nodig, een proefrit maken die eventueel
een langere afstand kan omvatten.
Als u de contactsleutel in
stand M draait en het lampje
Ugaat niet branden of het
gaat branden of knipperen tij-
dens het rijden, wendt u dan zo snel
mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
De werking van het lampje Ukan wor-
den gecontroleerd met behulp van spe-
ciale apparatuur van de verkeerspoli-
tie. Houdt u aan de wetgeving van het
land waarin u rijdt.
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 89

90
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
iTPMS-SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
OMSCHRIJVING
Het voertuig kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure Monitoring
System) dat via de wielsnelheidsensoren
de toestand van de bandenspanning con-
troleert.
Het systeem omvat een RF-zendersensor
die op elk wiel gemonteerd is (op de velg
in de band), die informatie over de span-
ningswaarde van elke band naar de rege-
leenheid stuurt.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
als een of meer banden leeg zijn met een
waarschuwingslampje nen een waar-
schuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het sys-
teem aangeven om welke band het gaat:
het wordt in elk geval aanbevolen om de
spanning van alle vier de banden te con-
troleren.
WAARSCHUWING
Als het systeem een span-
ningsafname van een be-
paalde band aangeeft, wordt geadvi-
seerd om de spanning van alle vier de
banden te controleren.
WAARSCHUWING
Het iTPMS ontslaat de be-
stuurder niet van de ver-
plichting om de bandenspanning elke
maand te controleren en mag niet be-
schouwd worden als een systeem dat
het onderhoud of een veiligheidssys-
teem vervangt.
WAARSCHUWING
De bandenspanning moet ge-
controleerd worden als de
banden koud zijn. Als de banden-
spanning om welke reden dan ook bij
warme banden moet worden gecon-
troleerd, dan mag de druk niet worden
verlaagd, ook wanneer de gemeten
waarde hoger is dan de voorgeschre-
ven drukwaarde. Controleer de ban-
denspanning nadien nogmaals bij kou-
de banden.
WAARSCHUWING
Het iTPMS waarschuwt niet
bij een plotselinge afname
van de bandenspanning (bijvoorbeeld
bij een klapband). Rem in dergelijke
gevallen het voertuig voorzichtig en
vermijd bruuske stuurbewegingen.
WAARSCHUWING
Het systeem waarschuwt al-
leen als de bandenspanning
laag is: het kan de banden niet op-
pompen.
WAARSCHUWING
Een te lage bandenspanning
verhoogt het brandstofver-
bruik, verlaagt de duur van het loop-
vlak en kan het vermogen om de au-
to op veilige manier te besturen beïn-
vloeden.
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 90

91
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Te lage bandenspanning
Het waarschuwingslampje ngaat bran-
den en er verschijnt een speciaal bericht
op het display, om aan te geven dat de
bandenspanning lager is dan de aanbevo-
len waarde en/of dat de band langzaam
spanning verliest. Onder deze omstandig-
heden kunnen de optimale levensduur van
de banden en het benzineverbruik niet ge-
garandeerd worden.
Als twee of meerdere banden zich in voor-
noemde toestand bevinden, worden op het
display achtereenvolgens de aanwijzingen
voor elke band weergegeven.
❒
Verminder de snelheid onmiddellijk,
vermijd plotseling remmen en bruus-
ke stuurbewegingen.
❒
Stop zodra de verkeersomstandighe-
den dat toelaten.
❒
In het geval van een lekke band, de
snelle bandenreparatiekit gebruiken of
het reservewiel monteren (voor be-
paalde versies/markten);
of
❒
als u over een compressor beschikt,
bijvoorbeeld die van de snelle ban-
denreparatiekit, controleer dan de
spanning van alle vier de banden wan-
neer deze koud zijn;
of
❒
als u de spanning niet onmiddellijk kunt
controleren, rijd dan heel voorzichtig
en langzaam.
Het alarm blijft actief tot de betreffende
band wordt opgepompt, gerepareerd of
vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of sta-
len velg) heeft geen sensoren.
Het geconstateerde drukverlies betekent
niet altijd dat er een vervorming van de
band zichtbaar is. Vertrouw daarom niet
alleen op een visuele controle.
Storing iTPMS
Wanneer er een storing in het iT.P.M.S.
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje nbranden en vervolgens
knipperen, gaat ook het waarschuwings-
lampje èbranden en wordt er boven-
dien een speciaal bericht weergegeven.
In dat geval, is de bewaking van de ban-
denspanning niet langer gegarandeerd.
Dit alarm wordt ook weergegeven als
minstens een van de wielen niet uitgerust
is met een sensor (bijv. met reservewiel,
noodreservewiel of type band met stalen
velg).
Neem contact op met het Fiat Service-
netwerk om het systeem te laten contro-
leren of, na een lekke band, monteer een
band voorzien van sensor op de oor-
spronkelijke velg.
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 91

92
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
Deze bevinden zich in de achterbumper
van de auto fig. 114 en attenderen de be-
stuurder via een repeterend geluidssignaal
op de aanwezigheid van obstakels achter
de auto.
Druk voor uitschakeling van de parkeer-
sensoren op de knop A-fig. 115 op het
schakelaarpaneel op de middenconsole.
Als het systeem is uitgeschakeld, brandt
het lampje Bop de knop.
Druk voor inschakeling de knop Anog-
maals in.
Als de afstand tot het obstakel achter de
auto kleiner wordt, neemt de frequentie
van het geluidssignaal toe.
BELANGRIJK De instelling voor de par-
keersensoren (in- of uitgeschakeld) wordt
opgeslagen bij het uitzetten van de motor.
AKOESTISCH
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als bij ingeschakelde sensoren de achter-
uit wordt ingeschakeld, klinkt er automa-
tisch een onderbroken geluidssignaal.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒
neemt toe als de afstand tot het ob-
stakel kleiner wordt;
❒
klinkt ononderbroken als de afstand tot
het obstakel minder is dan ongeveer 30
cm en stopt onmiddellijk als de afstand
tot het obstakel groter wordt;
❒
blijft constant als de gemeten afstand
onveranderd blijft, terwijl, als deze si-
tuatie zich voordoet bij de sensoren aan
de zijkant, het signaal na 3 seconden on-
derbroken wordt, om bijvoorbeeld sig-
nalen te voorkomen als u langs een
muur rijdt.
STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensoren wordt
tijdens het inschakelen van de achteruit
aangegeven door een geluidssignaal, een
brandend waarschuwingslampje B-fig.
115 en een melding op het display.
fig. 114 F0P0605m fig. 115 F0F0106m
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 92

93
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
❒
Controleer tijdens parkeermanoeuvres
of zich geen obstakels boven of onder
de sensor bevinden.
❒
Obstakels die zich dicht bij de auto be-
vinden, worden onder bepaalde om-
standigheden niet door het systeem ge-
signaleerd en kunnen dus de auto be-
schadigen of zelf beschadigd worden.
❒
De metingen van de sensoren kunnen
beïnvloed worden/zijn door beschadi-
ging van de sensoren zelf, door vuil,
sneeuw of ijs op de sensoren of door
ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneuma-
tische hamers) die zich in de nabijheid
bevinden.
Voor een juiste werking van
het systeem mag er geen mod-
der, vuil, sneeuw of ijs op de
sensoren zitten. Wees voor-
zichtig bij het reinigen van de sensoren
om krassen of beschadigingen te voor-
komen; gebruik geen droge, grove of
harde doek. De sensoren moeten wor-
den gereinigd met schoon water, waar-
aan eventueel autoshampoo is toege-
voegd.
De verantwoordelijkheid tij-
dens het parkeren en andere
gevaarlijke handelingen ligt altijd en
overal bij de bestuurder. Controleer als
u de auto parkeert of zich geen perso-
nen (in het bijzonder kinderen) of die-
ren in de buurt van de auto bevinden.
De parkeersensoren moeten als een
hulpmiddel voor de bestuurder be-
schouwd worden. De bestuurder moet
tijdens eventueel gevaarlijke parkeer-
manoeuvres altijd volledig zijn aandacht
behouden, ook als de manoeuvres met
lage snelheid worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
WERKING MET
AANHANGER
Schakel de parkeersensoren uit als u een
aanhanger trekt.
AUTORADIO
(indien aanwezig)
Raadpleeg voor de werking van de auto-
radio met CD- of MP3 CD-speler (indien
aanwezig) het supplement dat bij dit in-
structieboekje is geleverd.
INBOUWVOORBEREIDING
AUTORADIO (indien aanwezig)
Zie voor de in uw auto geïnstalleerde au-
toradio en de bijbehorende audio-instal-
latie, het supplement “Autoradio” dat bij
dit instructieboek is geleverd.
Laat de aansluiting op de in-
bouwvoorbereiding in de au-
to uitsluitend door het Fiat Service-
netwerk uitvoeren. Zo bent u verzekerd
van het beste resultaat en wordt voor-
komen dat de rijveiligheid in gevaar
wordt gebracht.
ATTENTIE!
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 93

94
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,
27 mc en dergelijke) mogen alleen in de
auto worden gebruikt met een aparte an-
tenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke
apparaten in de auto (zonder buitenan-
tenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor
de gezondheid van de inzittenden, maar
kan ook storingen in de elektrische sys-
temen van de auto veroorzaken. Hierdoor
wordt de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangst-
kwaliteit aanzienlijk beperkt door de iso-
lerende eigenschappen van de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele tele-
foons (GSM, GPRS, UMTS) met het offi-
ciële EU-keurmerk, strikt aan de instruc-
ties die door de fabrikant van de mobiele
telefoon zijn bijgeleverd.
EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoi-
res wilt monteren die constante voeding
nodig hebben (autoradio, anti-diefstalsa-
tellietbewaking, enz.), of accessoires die
de elektrische installatie zwaar belasten,
wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
Deze kan u de meest geschikte installaties
aanraden uit Fiat Lineaccessori en con-
troleren of de elektrische installatie van de
auto geschikt is voor het extra stroom-
verbruik of dat het noodzakelijk is een ac-
cu met een grotere capaciteit te monte-
ren.
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die
na aankoop van de auto en binnen de af-
tersales-service worden gemonteerd,
moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montage
van zend-/ontvangstapparatuur op voor-
waarde dat de montagewerkzaamheden
op de juiste wijze bij een gespecialiseerd
bedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aan-
wijzingen van de fabrikant in acht moeten
worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van
systemen de kenmerken van de auto wor-
den gewijzigd, kan het kentekenbewijs
worden ingenomen door de bevoegde in-
stanties en eventueel de garantie komen
te vervallen bij defecten die veroorzaakt
zijn door de bovengenoemde modificatie
of op defecten die direct of indirect daar-
van het gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijze
verantwoordelijk voor schade die het ge-
volg is van de installatie van accessoires die
niet door Fiat Auto S.p.A. zijn geleverd of
aanbevolen en die niet conform de gele-
verde instructies zijn geïnstalleerd.
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 94

95
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Tankinhoud
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld
wordt, moet u twee keer bijvullen nadat
het vulpistool voor de eerste keer afslaat.
Vul niet nog een keer bij om storingen in
het brandstofsysteem te voorkomen.
TANKDOP fig. 116
Om te tanken moet u het klepje Aope-
nen, de contactsleutel in het slot steken
en linksom draaien en vervolgens de dop
Blosdraaien.
Door de hermetische afsluiting van de
tank kan de druk in de tank iets verhoogd
zijn. Het is daarom normaal als u bij het
losdraaien van de tankdop een sissend ge-
luid hoort.
Haak tijdens het tanken de dop Caan het
klepje.
fig. 116 F0F0107m
Kom niet dicht bij de vulope-
ning met open vuur of een
brandende sigaret: brandgevaar.
Houd uw hoofd ook niet dicht bij de
vulopening om te voorkomen dat u
schadelijke dampen inademt.
ATTENTIE!
BRANDSTOF TANKEN
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloei-
baarheid van de dieselbrandstof vermin-
deren door de vorming van paraffine,
waardoor het brandstofsysteem niet meer
goed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt er,
afhankelijk van het seizoen, dieselbrand-
stof geleverd die speciaal voor de zomer,
voor de winter en voor zeer lage tempe-
raturen (bergachtige/koude gebieden) is
ontwikkeld. Als dieselbrandstof wordt ge-
tankt die niet toereikend is voor de ge-
bruikstemperatuur, raden wij aan de die-
selbrandstof te mengen met het vorstbe-
veiligingsmiddel TUTELA DIESEL ART in
de verhouding die in de gebruiksaanwijzing
van het middel is aangegeven. Doe eerst
het middel in de tank en voeg daarna de
dieselbrandstof toe.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stilstaat
in bergachtige/koude gebieden, is het raad-
zaam dieselbrandstof te tanken die ter plaat-
se beschikbaar is.
In dat geval is het bovendien raadzaam een
hoeveelheid brandstof in de tank te hou-
den die groter is dan 50% van de nuttige
inhoud.
Gebruik uitsluitend diesel-
brandstof voor motorvoertuigen
die voldoet aan de Europese
specificatie EN590. Het gebruik
van andere producten of mengsels kan de
motor onherstelbaar beschadigen en het
vervallen van de garantie tot gevolg heb-
ben. Mocht u onverhoopt een ander ty-
pe brandstof tanken, dan mag de motor
niet worden gestart en moet de brand-
stoftank worden afgetapt. Ook als de mo-
tor slechts kort heeft gedraaid, moet naast
de brandstoftank, ook alle brandstof uit
de brandstofleidingen worden afgetapt.
Open de linker zijschuifdeur
niet tijdens het tanken, omdat
hierdoor het tankluikje be-
schadigd kan raken.
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 95

96
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
BESCHERMING VAN
HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor diesel-
motoren zijn:
❒
oxidatiekatalysator;
❒
uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
❒
roetfilter (DPF) (indien van toepassing).
DPF-ROETFILTER (DIESEL
PARTICULATE FILTER)
(indien aanwezig)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Fil-
ter) is een mechanisch filter in het uit-
laatsysteem dat de partikels in het uitlaat-
gas van dieselmotoren opvangt.
Het roetfilter vangt bijna de totale hoe-
veelheid roetdeeltjes op, waardoor vol-
daan wordt aan de huidige/toekomstige
wettelijke normen.
Tijdens het normale gebruik van de auto
registreert de inspuitregeleenheid een aan-
tal gegevens met betrekking tot het ge-
bruik (gebruiksduur, type traject, bereikte
temperatuur enz.) en berekent de hoe-
veelheid verzameld roet in het filter. Om-
dat het filter de roetdeeltjes verzamelt,
moet het periodiek worden geregene-
reerd (schoongemaakt) door de roet-
deeltjes te verbranden.
De regeneratieprocedure wordt geregeld
door de regeleenheid van de motor op ba-
sis van de hoeveelheid opgevangen roet-
deeltjes en de bedrijfsomstandigheden van
de auto. Tijdens de regeneratie kan het
volgende worden waargenomen: een be-
perkte toerentalverhoging, inschakeling
van de elektroventilateur, een beperkte
toename van de rook uit de uitlaat en een
hogere temperatuur bij de uitlaat. Dit zijn
geen storingen en deze situatie heeft geen
invloed op het milieu of het gedrag van de
auto.
Onder normale bedrijfsom-
standigheden bereikt het
roetfilter (DPF) (indien aanwezig) ho-
ge temperaturen. Parkeer daarom niet
boven brandbare materialen (gras, dro-
ge bladeren, dennennaalden enz.):
brandgevaar.
ATTENTIE!
Onder normale bedrijfsom-
standigheden bereikt de ka-
talysator hoge temperaturen. Parkeer
daarom niet boven brandbare mate-
rialen (gras, droge bladeren, dennen-
naalden enz.): brandgevaar.
ATTENTIE!
fig. 117 F0F0357m
Handopvoerpomp voor diesel
Als de brandstoftank is leeggereden, dan
moet het brandstofcircuit worden gevuld:
❒
giet ten minste 5 liter diesel in de tank;
❒
bedien de handopvoerpomp, die onder
de motorkap onder een bescherming is
geplaatst, totdat er brandstof in de
doorzichtige slang verschijnt;
❒
start de motor m.b.v. de startmotor,
totdat de motor aanslaat.
083-096 SCUDO LUM NL 27/03/14 10:40 Pagina 96

97
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS ..................................................... 98
SBR SYSTEEM ....................................................................... 100
GORDELSPANNERS .......................................................... 100
VEILIG KINDEREN VERVOEREN .................................... 103
HET “UNIVERSELE” KINDERZITJE MONTEREN........ 104
HET “ISOFIX UNIVERSELE”
KINDERZITJE MONTEREN .............................................. 107
AIRBAGS ................................................................................ 112
ZIJAIRBAGS ........................................................................... 115
V
VE
EI
IL
LI
IG
GH
HE
EI
ID
D
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 97

99
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
fig. 2 F0P0111m
De afstelling in de hoogte
moet uitgevoerd worden als
het voertuig stil staat.
ATTENTIE!
Controleer, na het afstellen,
altijd of de schuif correct
vergrendeld is in een van de van te vo-
ren ingestelde standen. Om dit te
doen de hendel loslaten en weer in-
drukken om de bevestiging vast te zet-
ten, als de hendel niet is losgelaten in
een van de van te voren ingestelde
standen.
ATTENTIE!
De veiligheidsgordels zijn
ontworpen voor de bescher-
ming van de inzittenden en niet om
de vervoerde lading tegen te hou-
den/vast te zetten of voor ander on-
eigenlijk gebruik.
ATTENTIE!
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDEL
OP DE ACHTERSTOELEN fig. 2
Als het voertuig uitgerust is met een en-
kele stoel en een dubbele stoel, de drie
stoelen zijn uitgerust met veiligheidsgor-
dels met drie bevestigingspunten en op-
rolautomaten. De middelste stoel is uit-
gerust met een geleider en met de oprol-
automaat voor de gordel ingebouwd in de
rugleuning.
De drie zitplaatsen van de bank (versie
verlengde cabine) zijn voorzien van vei-
ligheidsgordels met oprolautomaten. De
veiligheidsgordels zijn vast verbonden met
de rugleuning van de bank. Let erop dat
de veiligheidsgordel in de juiste blokkeer-
inrichting wordt gestoken.
Voor de tweede en derde rij, altijd de vei-
ligheidsgordel in de bijbehorende zitting
steken. Verwissel de veiligheidsgordel of
de zitting van de zijstoelen niet met die van
de middelste stoel.
Na het opklappen of ver-
plaatsen van de stoel, con-
troleren of de veiligheidsgordel cor-
rect is opgerold en dat de speciale zit-
ting klaar is voor vergrendeling.
ATTENTIE!
Verzeker u ervan dat de rug-
leuning correct aan beide
kanten is vastgezet om te voorkomen
dat hij naar voren klapt en de passa-
giers, in geval van plotseling remmen,
verwondt.
ATTENTIE!
Onthoud dat passagiers op
de achterbank die geen gor-
del dragen bij een heftige botsing
blootgesteld worden aan een groot ri-
sico en bovendien een gevaar ople-
veren voor de inzittenden voorin.
ATTENTIE!
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 99

100
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
Werkzaamheden die leiden
tot stoten, trillingen of plaat-
selijke verhitting in de zone rondom de
gordelspanners (meer dan 100°C ge-
durende ten hoogste 6 uur) kunnen de
gordelspanners beschadigen of in wer-
king doen treden.Wendt u zich tot het
Fiat Servicenetwerk voor eventuele
werkzaamheden aan deze componen-
ten.
ATTENTIE!
GORDELSPANNERS
Om de doelmatigheid van de veiligheids-
gordels van de voorstoelen te verhogen,
is het voertuig uitgerust met gordelspan-
ners die de gordels in geval van een hefti-
ge frontale botsing enigszins aantrekken.
Op die manier worden de inzittenden veel
beter op hun plaats gehouden en wordt
de voorwaartse beweging beperkt.
Het blijkt dat de gordelspanners hebben
gewerkt als de gordel niet meer opgerold
wordt.
BELANGRIJK Voor een maximale be-
scherming door de gordelspanners moet
de veiligheidsgordel zo worden omgelegd
dat hij goed op borst en bekken aansluit.
Tijdens de werking van de gordelspanner
kan er wat rook ontsnappen. Deze rook
is niet schadelijk en duidt niet op brand.
De gordelspanner vereist geen onderhoud
of smering. Elke verandering van de oor-
spronkelijke conditie zal de werking ervan
benadelen. Als de gordelspanner door ex-
treme natuurlijke gebeurtenissen (bijv.
overstromingen, vloedgolven enz.) met
water en modder in contact is geweest,
dan moet hij worden vervangen.
De gordelspanner kan
slechts één maal gebruikt
worden. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk om hem te laten
vervangen nadat hij in werking is ge-
treden.
ATTENTIE!
SBR SYSTEEM
Het voertuig is uitgerust met het SBR-sys-
teem (Seat Belt Reminder), dat bestaat uit
een mechanisme dat, tegelijk met het aan-
gaan van het waarschuwingslampje, de be-
stuurder en de passagier op de voorstoel
waarschuwt dat de veiligheidsgordels niet
zijn omgelegd.
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 100

101
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van de
inzittenden bij een ongeval, zijn de oprol-
automaten van de gordels voor voorzien
van een krachtbegrenzer die bij een fron-
tale aanrijding de piekbelasting op de borst
en schouders beperken.
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN VOOR
HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder moet zich aan alle plaat-
selijke wettelijke voorschriften met be-
trekking tot de verplichting en de manier
waarop de gordel wordt gebruikt houden
en moet er ook voor zorgen dat andere
inzittenden van het voertuig deze voor-
schriften naleven. Leg de veiligheidsgordel
altijd om alvorens weg te rijden.
Ook zwangere vrouwen moeten de vei-
ligheidsgordel omleggen: voor zwangere
vrouwen en het ongeboren kind wordt
het risico op verwondingen bij een onge-
val fors ingeperkt als de gordel wordt ge-
dragen.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen wel
het onderste deel van de gordel lager om-
leggen, zodat de gordel over het bekken
en onder de buik komt - fig. 3.
fig. 3 F0P0616m fig. 4 F0P0630m
Zorg dat de gordelband
nooit gedraaid is. Het bo-
venste gordelgedeelte moet over de
schouder en schuin over de borst lig-
gen. Het onderste gordelgedeelte
moet over het bekken (fig. 4) en dus
niet over de buik liggen. Steek nooit
voorwerpen (wasknijpers, klemmen
enz.) tussen de gordel en het lichaam
van de inzittende.
ATTENTIE!
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 101

105
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
fig. 7 F0P0312m
GROEP 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
25 kg mogen de aanwezige veiligheidsgor-
dels gebruiken fig. 7. Het kinderzitje is in
dit geval nodig om het kind correct ten
opzichte van de gordels te plaatsen, zodat
het diagonale gordelgedeelte schuin over
de borst en nooit langs de nek ligt; het on-
derste gordelgedeelte moet over het bek-
ken en niet over de buik liggen.
De afbeeldingen dienen
slechts ter illustratie van de
montage. Monteer het kinderzitje
overeenkomstig de aanwijzingen, die
verplicht moeten worden bijgesloten
voor dit type veiligheidssysteem
ATTENTIE!
GROEP 3
Voor kinderen met een gewicht tussen 22
en 36 kg bestaan er geschikte beveili-
gingssystemen om de veiligheidsgordel
correct te kunnen omleggen.
In fig. 8 is een voorbeeld weergegeven
van de juiste positie van het kinderzitje op
de achterbank.
Kinderen langer dan 1,50 m moeten de
veiligheidsgordels net zoals volwassenen
dragen.
fig. 8 F0P0313m
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 105

106
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
GESCHIKTHEID VAN PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN KINDERZITJES
Fiat Scudo voldoet aan de Europese Richtlijn 2000/3/EG die de geschiktheid van elke passagiersstoel voor de montage van univer-
sele kinderzitjes regelt zijn in de volgende tabel weergegeven:
Legenda
U: : geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE R44-norm voor de aangegeven “Groepen”.
X: geen kinderzitje
L: geschikt voor speciale kinderzitjes, verkrijgbaar bij Lineaccessori Fiat voor de voorgeschreven groep.
OPMERKING
- In Groep 0: vanaf pasgeboren tot 13 kg, wiegjes kunnen niet op de voorste passagiersstoel geplaatst worden
U
U
L
U
U
U
U
X
U
U
U
U
L
U
U
U
U
L
U
U
EERSTE RIJ STOELEN
Stoelen aan de zijkant
Middelste stoel
GEWICHT EN INDICATIEVE LEEFTIJD VAN DE KINDEREN
Minder dan 13 kg Van 9 tot 18 kg Van 15 tot 25 kg Van 22 tot 36 kg
(groep 0 en 0+) (groep 1) (groep 2) (groep 3)
GEWICHT EN INDICATIEVE LEEFTIJD VAN DE KINDEREN
Minder dan 13 kg Van 9 tot 18 kg Van 15 tot 25 kg Van 22 tot 36 kg
(groep 0 en 0+) (groep 1) (groep 2) (groep 3)
Enkele stoel
passagierszijde
Voorstoel in de
vorm van een bank
passagierszijde
Middelste stoel in de
vorm van een bank
PASSAGIERSAIR-
BAG
UITGESCHAKELD
TWEEDE/DERDE RIJ STOELEN
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 106

107
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
HET “UNIVERSELE
ISOFIX” KINDERZITJE
MONTEREN
Het voertuig is voorbereid op de monta-
ge van een Isofix Universeel-kinderzitje; een
nieuw gestandaardiseerd Europees systeem
voor het veilig vervoeren van kinderen. Het
ISOFIX bevestigingssysteem garandeert be-
trouwbare, stevige en snelle montage van
het kinderzitje in het voertuig. Isofix kin-
derzitjes kunnen naast een standaard kin-
derzitje gemonteerd worden. Een voor-
beeld van een Universeel Isofix kinderzitje
voor gewichtsgroep 1 is afgebeeld. Van-
wege het verschillende bevestigingssysteem
moet het kinderzitje vastgezet worden met
behulp van de speciale onderste metalen
ringen A - fig. 10, deze bevinden zich tus-
sen de rugleuning en het frame van de stoel
van het voertuig, daarna moet de bovenste
gordel, top tether genaamd, (geleverd bij
het kinderzitje) vastgemaakt worden aan de
speciale ring B - fig. 11 die in het achter-
ste deel van de rugleuning zit. Om de bo-
venste gordel (top tether) vast te maken,
de hoofdsteun van de stoel naar boven
trekken en de haak tussen de twee stangen
voeren. Daarna de haak vastzetten aan de
achterste ring en de bovenste gordel aan-
trekken. Bij Isofix Universeel-kinderzitjes
moeten alle zitjes goedgekeurd zijn volgens
de ECE R44-richtlijn (R44/03 of hoger)
“Universeel Isofix”. Voor andere ge-
wichtsgroepen zijn specifieke Isofix-kin-
derzitjes voorzien, deze kunnen alleen wor-
den gebruikt als ze speciaal voor deze au-
to zijn goedgekeurd (zie overzicht auto’s
met bijbehorend kinderzitje).
fig. 9 F0P0314m
fig. 10 F0P0315m
fig. 11
A
F0P0316m
Als een Universeel ISOFIX
kinderzitje niet aan alle drie
verankeringspunten is vastgemaakt,
zal het kinderzitje het kind niet goed
kunnen beschermen. In geval van een
aanrijding zou het kind ernstig ge-
wond kunnen raken of gedood kun-
nen worden.
ATTENTIE!
Monteer het kinderzitje al-
leen bij stilstaande auto. Het
kinderzitje is op de juiste wijze aan de
beugels bevestigd als de vergrendeling
hoorbaar vastklikt. De instructies
voor de montage, de demontage en
de plaatsing moeten in elk geval wor-
den opgevolgd. De fabrikant van het
kinderzitje is verplicht deze instruc-
ties bij het kinderzitje te leveren.
ATTENTIE!
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 107

108
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN ISOFIX KINDERZITJES
In de onderstaande tabel worden de verschillende mogelijkheden weergegeven van de montage van Universeel Isofix kinderzitjes
op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels in overeenstemming met de Europese norm ECE 16.
Gewichtsgroep Richting Kinderzitjes Isofix bevestiging
klasse Isofix maat zijkant achter
Groep 0 - tot 10 kg Tegen de rijrichting in E IL
Groep 0 - tot 13 kg Tegen de rijrichting in E IL
Tegen de rijrichting in D IL
Tegen de rijrichting in C X (*)
Groep 1 Tegen de rijrichting in C X (*)
van 9 tot 18 kg Tegen de rijrichting in D IL
In de rijrichting A IUF, IL
In de rijrichting B IUF, IL
In de rijrichting B1 IUF, IL
(*)
een IL-type kinderzitje kan alleen op de tweede rij stoelen gemonteerd worden als de voorste passagiersstoel
een enkele stoel is.
BELANGRIJK De bank van de lange cabine is niet geschikt voor het plaatsen van een kinderzitje.
IL: geschikt voor ISOFIX kinderzitjes van de categorieën voor “specifieke voertuigen”, “beperkt”, of “semi-universeel”, goedgekeurd
voor dit type voertuig.
IUF: geschikt voor Isofix kinderzitjes die in de rijrichting gemonteerd moeten worden van de Universele categorie en goedgekeurd
voor gebruik voor de gewichtsgroep.
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 108

111
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
BELANGRIJKE AANBEVELINGEN VOOR HET VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN:
1) Het wordt aanbevolen kinderen altijd op de achterbank te vervoeren, bij een ongeval biedt de achterbank de meeste bescher-
ming.
2) Als de passagiersairbag buiten werking is gesteld, controleer dan of het lampje op het instrumentenpaneel brandt om er zeker
van te zijn dat deze airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld.
3) Volg de aanwijzingen, die de fabrikant verplicht bij het kinderzitje moet leveren, zorgvuldig op. Bewaar deze aanwijzingen samen
met de overige documenten en dit instructieboek in het voertuig. Gebruik geen gebruikte kinderzitjes waarvan de gebruiksaan-
wijzingen ontbreken.
4) Controleer altijd of de veiligheidsgordels goed zijn vastgemaakt door eraan te trekken.
5) Elk kinderzitje is bedoeld voor slechts één kind: vervoer nooit twee kinderen in een zitje.
6) Controleer altijd of de gordel niet langs de nek van het kind loopt.
7) Laat het kind tijdens het rijden geen verkeerde houding aannemen of de gordels losmaken.
8) Laat een kind nooit het diagonale gordelgedeelte onder zijn arm of achter zijn rug omleggen.
9) Vervoer kinderen nooit op schoot, ook pasgeborenen niet. Niemand, hoe sterk ook, is in staat om een kind vast te houden bij
een ongeval.
10) Na een ongeval moet het kinderzitje door een nieuw exemplaar worden vervangen
GROEP 2:
van 15 tot 36 kg
Fair Junior
Goedkeuringsnummer:
E4 04443721
Dit mag alleen bevestigd worden
in de rijrichting met de drie-
puntsveiligheidsgordel.
BELANGRIJK Installeer het kinderzitje, welk systeem u ook gekozen hebt, volgens de aanwijzingen die erbij geleverd moeten zijn
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 111

112
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
FRONTAIRBAGS
De frontairbags voor bestuurder en pas-
sagier (voor bepaalde versies/markten)
beschermen de inzittenden voorin bij
middelzware en zware frontale botsin-
gen, door de airbag tussen de inzittende
en het stuurwiel of het dashboard op te
blazen. Als de airbags niet worden op-
geblazen bij andere soorten botsingen
(botsingen opzij, achterop, over de kop
slaan enz.), wijst dit niet op een storing
van het systeem.
De frontairbags voor bestuurder en passa-
gier (voor bepaalde versies/markten) zijn
geen vervanging voor de veiligheidsgordels,
maar een aanvulling. Draag dus altijd vei-
ligheidsgordels, zoals trouwens bij de wet
voorgeschreven is in alle Europese landen
en de meeste landen daarbuiten.
In geval van een frontale botsing zorgt een
elektronische regeleenheid ervoor dat het
kussen wordt opgeblazen. Het kussen
wordt onmiddellijk opgeblazen tussen het
lichaam van de inzittende voorin en de de-
len van het voertuig die tot letsel kunnen
leiden. Na het opblazen loopt de airbag ook
direct weer leeg. Wanneer de airbags vol-
ledig opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel en de
bestuurder en tussen het dashboard en de
passagier voorin.
AIRBAGS
Het voertuig is uitgerust met frontairbags
voor bestuurder en passagier (voor be-
paalde versies/markten), zijairbags voor be-
stuurder en passagier voor bescherming
van bekken, borst en schouders (voor be-
paalde versies/markten) en hoofdairbags
voor het beschermen van de hoofden van
de inzittenden voorin en op de buitenste
stoelen achterin (voor bepaalde versies/
markten).
De plaats van de airbags in de auto is ge-
markeerd met de tekst “AIRBAG” in het
midden van het stuurwiel, op het dash-
board, op de bekleding aan de zijkant of
met een sticker die in het gebied waar de
airbag wordt opgeblazen zit.
Bij een botsing worden degenen die geen
veiligheidsgordel dragen naar voren ge-
worpen en kunnen zo in contact komen
met een airbag die nog niet volledig opge-
blazen is. Onder deze omstandigheden
wordt de inzittende minder door de airbag
beschermd.
In de volgende omstandigheden kan het
voorkomen dat de frontairbags niet wor-
den opgeblazen:
❒
frontale botsingen tegen makkelijk ver-
vormbare onderdelen, waarbij niet de
voorkant van het voertuig is betrokken
(bijv. spatbord tegen de vangrail, zand-
hopen, enz. );
❒
wanneer het voertuig onder andere
voertuigen schuift;
Als de airbags in bovenbeschreven om-
standigheden niet opgeblazen worden dan
bieden ze geen aanvullende bescherming
ten opzichte van de veiligheidsgordels, zo-
dat hun activering geen zin heeft. In deze
gevallen wijst de uitgebleven activering dus
niet noodzakelijkerwijs op een storing van
het systeem.
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 112

115
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
HANDMATIGE
UITSCHAKELING VAN
DE PASSAGIERSAIRBAGS
(voor bepaalde versies/markten)
Als een kind absoluut op een van de voor-
stoelen vervoerd moet worden, schakel
dan de passagiersairbag en zijairbags voor
bescherming van borst en schouders uit
(voor bepaalde markten/versies).
Het uitschakelingsmechanisme f
fig. 14 zit
op de rand van het dashboardkastje; om
het te kunnen bereiken het kastje openen.
fig. 14 F0P0115m
Gebruik de contactsleutel om het palle-
tje van het uitschakelingsmechanisme op
UIT te draaien om de airbag uit te scha-
kelen of op AAAN om deze in te schakelen.
Het waarschuwingslampje
“
op het ins-
trumentenpaneel blijft constant branden
tot de frontairbag en de zijairbag voor be-
scherming van de borst (voor bepaalde
versies/marken) weer ingeschakeld wor-
den.
ZIJAIRBAGS
Het voertuig is uitgerust met zijairbags aan
de voorkant voor bestuurder en passagier
(voor bepaalde versies/markten) airbags
aan de zijkant voor bescherming van borst
en schouders en hoofdairbags (voor be-
paalde versies/markten) voor het be-
schermen van de hoofden van de inzit-
tenden voor- en achterin. Zijairbags aan
de voorkant (voor bepaalde versies/mark-
ten) beschermen de inzittenden bij mid-
delzware zijdelingse botsingen, door de
airbag tussen de inzittende en de interi-
eurdelen van de zijdelingse structuur van
het voertuig op te blazen. Als de zijairbags
niet worden opgeblazen bij andere soor-
ten botsingen (frontale botsingen, achter-
op, over de kop slaan enz.), wijst dit niet
op een storing van het systeem.
De zijairbags (voor bepaalde versies/mark-
ten) zijn geen vervanging voor de veilig-
heidsgordels, maar een aanvulling. Draag
dus altijd veiligheidsgordels, zoals trou-
wens bij de wet voorgeschreven is in alle
Europese landen en de meeste landen
daarbuiten.
In geval van een botsing aan de zijkant zorgt
een elektronische regeleenheid ervoor dat
de airbags worden opgeblazen. De kussens
worden onmiddellijk opgeblazen tussen de
inzittenden en de voertuigdelen die tot let-
sel zouden kunnen leiden;
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 115

116
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
BELANGRIJK Hang geen starre voorwer-
pen aan de kledinghaken of de steun-
handgrepen.
BELANGRIJK Steun niet met het hoofd,
de armen of de ellebogen tegen het por-
tier, de ruiten of in het gebied van de
hoofdairbag om mogelijke verwondingen
tijdens het opblazen te voorkomen.
BELANGRIJK Steek nooit uw hoofd, ar-
men of ellebogen uit het raam.
HOOFDAIRBAG - fig. 16
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaan uit twee “gordijnairbags”,
een aan de rechterkant en een aan de lin-
kerkant van het voertuig, die achter de
dakbekleding aan de zijkant zitten en af-
gedekt zijn met afwerkingselementen. De-
ze zijn ontworpen om het hoofd van de in-
zittenden voorin en achterin te bescher-
men bij een zijdelingse botsing, dankzij het
grote oppervlak dat zij in opgeblazen toe-
stand beslaan.
Het systeem biedt de beste bescherming
bij een zijdelingse botsing als de passagier
correct op zijn stoel zit, zodat de zijair-
bags zo goed mogelijk opgeblazen kunnen
worden.
fig. 16 F0P0117m
fig. 15 F0P0116m
ZIJAIRBAG - fig. 15
(voor bepaalde versies/markten)
Deze zitten in de rugleuningen van de
voorstoelen aan de kant van het portier
en omvatten een onmiddellijk opblaasbaar
kussen dat het bekken, de borst en de
schouders van de inzittenden beschermt
in geval van een middelzware botsing aan
de zijkant.
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 116

117
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
ALGEMENE INSTRUCTIES
Als, wanneer de sleutel in de
stand M gedraaid wordt, het
¬lampje niet gaat branden of tijdens
het rijden blijft branden, dan is er mo-
gelijk een storing in de veiligheidssys-
temen. In dat geval kunnen de airbags
of gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een botsing of, in een zeer
beperkt aantal gevallen, per ongeluk
geactiveerd worden. Laat het systeem
controleren door het Fiat Servicenet-
werk alvorens verder te rijden.
ATTENZIONE
Voor bepaalde versies/mark-
ten, als de waarschuwings-
lampjes ¬en
“
blijven branden,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem on-
middellijk te laten controleren.
ATTENTIE!
BELANGRIJK Reinig de stoelen niet met
water of stoom onder druk (met de hand
of in een automatisch wasapparaat).
BELANGRIJK De frontairbags en/of zij-
airbags kunnen geactiveerd worden bij
krachtige stoten aan de onderzijde van de
carrosserie (bijv. heftige botsing tegen
drempels of stoepranden, grote gaten of
verzakkingen in het wegdek etc.).
BELANGRIJK Wanneer de airbag opge-
blazen wordt, ontsnapt er een kleine hoe-
veelheid poeder. Dit poeder is niet
schadelijk en duidt niet op het begin van
een brand. Verder kan het oppervlak van
de opgeblazen airbag en het interieur van
het voertuig zijn bedekt met een fijn poe-
derlaagje: dit poeder kan irriterend zijn
voor ogen en huid. Na aanraking onmid-
dellijk wassen met water en neutrale zeep.
BELANGRIJK De controle, reparatie en
vervanging van de airbags moeten door
het Fiat Servicenetwerk worden uitge-
voerd.
BELANGRIJK Als het voertuig wordt ge-
sloopt, moet het airbagsysteem onbruik-
baar gemaakt worden door het Fiat Ser-
vicenetwerk.
BELANGRIJK Gordelspanners, frontair-
bags en zijairbags aan de voorkant worden
op verschillende manieren geactiveerd, af-
hankelijk van het type botsing. Als een of
meerdere van deze voorzieningen niet in
werking treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
Het knipperen van het lamp-
je ¬duidt op een storing van
het
“
waarschuwingslampje: in dat
geval worden de pyrotechnische la-
dingen van de passagiersairbag gede-
activeerd (voor bepaalde versies/mark-
ten). Laat het systeem onmiddellijk
controleren door het Fiat Servicenet-
werk.
ATTENTIE!
Wanneer de contactsleutel in
de stand M gedraaid wordt,
gaat het lampje
“
(bij ingeschakelde
frontairbag aan passagierszijde) enke-
le seconden branden, om u eraan te
herinneren dat de passagiersairbag bij
een botsing geactiveerd wordt. Hierna
moet het lampje doven.
ATTENTIE!
Bedek bij voertuigen met zij-
airbags de rugleuning van de
voorstoelen niet met extra hoezen.
ATTENTIE!
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 117

118
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
Laat na diefstal of poging tot
diefstal van het voertuig,
vandalisme of overstromingen het air-
bagsysteem door het Fiat Servicenet-
werk controleren.
ATTENTIE!
Als de contactsleutel in stand
M staat of wanneer de mo-
tor is uitgezet, kunnen de airbags ook
geactiveerd worden als de auto door
een andere auto wordt aangereden.
Daarom, ook als de auto stilstaat, en
de passagiersairbag is ingeschakeld,
GEEN tegen de rijrichting in gemon-
teerd kinderzitje op de voorstoel in-
stalleren.Als bij een botsing de airbag
wordt opgeblazen, kan dit leiden tot
ernstig letsel en zelfs tot de dood van
het kind. Daarom moet de passagier-
sairbag altijd uitgeschakeld worden
als een kinderzitje tegen de rijrichting
in gemonteerd wordt op de voorste
passagiersstoel. Bovendien moet de
passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voor-
komen dat het kinderzitje eventueel
in aanraking komt met het dash-
board. Schakel de passagiersairbag
onmiddellijk weer in als het kinder-
zitje is verwijderd.Vergeet evenmin
dat, als de sleutel in de stand S staat,
bij een ongeval geen enkel veilig-
heidssysteem (airbag of gordelspan-
ners) geactiveerd wordt. In dat geval
duidt de niet-activering niet op een
storing van het systeem.
ATTENTIE!
De activeringsdrempel van
de airbag is hoger dan die
van de gordelspanners. Bij aanrijdin-
gen die tussen deze twee drempel-
waarden liggen, treden alleen de gor-
delspanners in werking.
ATTENTIE!
De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar ver-
hoogt hun doeltreffendheid Omdat
de frontairbags niet worden geacti-
veerd bij frontale botsingen bij lage
snelheden, zijdelingse botsingen, bots-
ingen achterop en over de kop slaan,
worden in deze gevallen de inzitten-
den uitsluitend door de veiligheids-
gordels beschermd, die dus altijd ge-
dragen moeten worden.
ATTENTIE!
Reis niet met voorwerpen op
schoot of voor de borst en
houd niets in de mond (pijp, pen, etc.).
Dit kan ernstig letsel veroorzaken als
de airbag in werking treedt.
ATTENTIE!
097-118 SCUDO LUM NL 02/04/14 11:03 Pagina 118

119
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 120
PARKEREN ............................................................................ 122
GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK ........................................................... 123
BRANDSTOFBESPARING ................................................. 124
WINTERBANDEN .............................................................. 127
SNEEUWKETTINGEN ....................................................... 127
AUTO LANGERE TIJD STALLEN .................................... 128
S
ST
TA
AR
RT
TE
EN
N
E
EN
N
R
RI
IJ
JD
DE
EN
N
119-128 SCUDO LUM NL 27/11/13 17.02 Pagina 119

120
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektroni-
sche startblokkering: zie bij startproble-
men de paragraaf “Fiat CODE” in het
hoofdstuk “Dashboard en bediening”.
Direct na het starten van de motor, voor-
al als de auto langere tijd niet is gebruikt,
kan de motor iets meer geluid produce-
ren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voor
de werking van de motor, wordt veroor-
zaakt door de hydraulische klepstoters:
het distributiesysteem van de auto dat bij-
draagt aan een vermindering van de on-
derhoudswerkzaamheden.
Het verdient aanbeveling om
gedurende de eerste kilometers
niet de maximale prestaties
van uw auto te eisen (bijv. snel
accelereren, langdurig rijden met hoge
toerentallen, krachtig remmen enz.).
Laat de contactsleutel niet in
het contactslot zitten als de
motor stilstaat, zodat de accu
niet onnodig wordt ontladen.
Het is zeer gevaarlijk om de
motor in afgesloten ruimten te
laten draaien. De motor verbruikt zuur-
stof en produceert kooldioxide, kool-
monoxide en andere giftige stoffen.
ATTENTIE!
Houd er rekening mee dat de
rem- en de stuurbekrachti-
ging niet werken, als de motor stil-
staat, waardoor meer kracht nodig is
voor de bediening van het rempedaal
en het stuur.
ATTENTIE!
STARTPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
❒
trek de handrem aan;
❒
zet de versnellingspook in de vrijstand;
❒
draai de contactsleutel in stand M: op
het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
m
branden;
❒
wacht tot het lampje
m
gedoofd is.
Hoe warmer de motor, hoe sneller het
lampje dooft;
❒
trap het koppelingspedaal geheel in,
zonder het gaspedaal in te trappen;
❒
draai de contactsleutel in stand Ddi-
rect nadat het lampje
m
gedoofd is.
Als u te lang wacht, zijn de voorgloei-
bougies weer afgekoeld. Laat de sleutel
los zodra de motor is aangeslagen.
119-128 SCUDO LUM NL 27/11/13 17.02 Pagina 120

121
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
STARTEN EN
RIJDEN
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in
stand Svoordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand Mhet
lampje
m
op het display blijft branden,
raden wij u aan de sleutel in stand Ste
draaien en vervolgens weer in stand M; als
het lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde
sleutels.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleu-
tel niet in stand Mstaan als de motor is
uitgezet.
Als het lampje
m
gedurende
60 seconden gaat knipperen
na het starten of tijdens een
langdurige startpoging, dan
duidt dat op een storing in het voor-
gloeisysteem. Als de motor aanslaat,
kunt u de auto op de gewone manier
gebruiken, maar wendt u zo snel mo-
gelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
MOTOR OPWARMEN NA HET
STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒
rijd rustig weg, laat de motor niet met
hoge toerentallen draaien en trap het
gaspedaal niet bruusk in;
❒
verlang de eerste kilometers geen maxi-
male prestaties. Wij raden u aan te
wachten tot de wijzernaald van de koel-
vloeistoftemperatuurmeter begint te
bewegen.
Houd er rekening mee dat de
rem- en de stuurbekrachtiging
niet werken zolang de motor
niet is aangeslagen, waardoor
meer kracht nodig is voor de bediening
van het rempedaal en het stuur.
Probeer auto’s nooit te star-
ten door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling af te
laten rijden. Op die wijze kan
er onverbrande brandstof in de kata-
lysator komen, waardoor deze onher-
stelbaar wordt beschadigd.
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand Sterwijl
de motor stationair draait.
BELANGRIJK Het is beter om de motor
na een zware rit even “op adem” te laten
komen. Zet de motor niet onmiddellijk
uit, maar laat hem even stationair draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de mo-
torruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor
uitzet heeft geen enkel nut,
verspilt brandstof en is, voor-
al voor motoren met turbo-
compressor, schadelijk.
119-128 SCUDO LUM NL 27/11/13 17.02 Pagina 121

122
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
HANDREM fig. 1
De handrem is aan de linkerzijde van de
bestuurdersstoel geplaatst.
Om de handrem in te schakelen, moet u
de hendel omhoog trekken zodat de auto
blokkeert. Op een vlakke ondergrond
hoort de auto geblokkeerd te zijn als de
handrem vier of vijf tanden is aangetrok-
ken. Op sterke hellingen en bij een bela-
den auto moet de handrem negen of tien
tanden worden aangetrokken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laat
dan het Fiat Servicenetwerk de handrem
afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de
contactsleutel in stand Mstaat, gaat op
het instrumentenpaneel het waarschu-
wingslampje
x
branden.
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒
zet de motor uit en trek de handrem
aan;
❒
schakel een versnelling in (de 1e als de
weg omhoog loopt, de achteruit als de
weg omlaag loopt) en zet de voorwie-
len iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat,
blokkeer de wielen dan met stenen of wig-
gen. Laat de contactsleutel nooit in het
contactslot zitten omdat hierdoor de ac-
cu ontlaadt. Neem bovendien de sleutel
altijd uit het contactslot als u de auto ver-
laat.
Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Neem de
sleutel altijd uit het contactslot als u
de auto verlaat en neem de sleutel
mee.
ATTENTIE!
fig. 1 F0P0118m
Handrem uitschakelen:
❒
trek de hendel iets omhoog en druk op
ontgrendelknop A;
❒
druk op de knop Aen laat de hendel
zakken. Het lampje
x
op het instru-
mentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de au-
to te voorkomen, moet bij het bedienen
van de handrem het rempedaal worden in-
getrapt.
Als de auto is uitgerust met
wielophanging met luchtve-
ring en u de auto parkeert,
moet u altijd controleren of er
voldoende ruimte is boven het dak en
rond de auto. De auto kan automatisch
worden verhoogd (of verlaagd) op ba-
sis van eventuele temperatuurwisselin-
gen of wijzigingen in de lading.
119-128 SCUDO LUM NL 27/11/13 17.02 Pagina 122
Produktspezifikationen
Marke: | Fiat |
Kategorie: | Personenwagen |
Modell: | Scudo 2015 |
Brauchst du Hilfe?
Wenn Sie Hilfe mit Fiat Scudo 2015 benötigen, stellen Sie unten eine Frage und andere Benutzer werden Ihnen antworten
Bedienungsanleitung Personenwagen Fiat

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024

28 Juni 2024
Bedienungsanleitung Personenwagen
- Personenwagen Hyundai
- Personenwagen Tesla
- Personenwagen Skoda
- Personenwagen Peugeot
- Personenwagen Infiniti
- Personenwagen Audi
- Personenwagen Smart
- Personenwagen Ford
- Personenwagen Lexus
- Personenwagen Volvo
- Personenwagen Toyota
- Personenwagen Kia
- Personenwagen Porsche
- Personenwagen Opel
- Personenwagen Nissan
- Personenwagen Suzuki
- Personenwagen Subaru
- Personenwagen Mini
- Personenwagen Land Rover
- Personenwagen Mazda
- Personenwagen Vauxhall
- Personenwagen Alfa Romeo
- Personenwagen Lancia
- Personenwagen Maserati
- Personenwagen Mercedes
Neueste Bedienungsanleitung für -Kategorien-

5 Oktober 2024

23 September 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024

27 August 2024